DE RAADSELACHTIGE MAN. Uitgevers: N.V. v.h. TRAPMAN Co., Schagen. Eerste Blad. Zuiderzee-Zondag. Ook voor kinderen PEPERMUNT Gemengd Nieuws. De arme blanken in Zuid-Afrika. Woensdag 10 October 1928. Alieieci Nitus- 71ste Jaairgaimg No. 8337. COURANT. iiitnntii- Si üiiMlai, pil Wad verschijnt viermaal per week: Dinsdag, Woensdag, Dondcr- Ljajen Zaterdag. Bij inzending tot 's morgens 8 uur, worden Adver- lenliön nog zooveel mogelijk in het eerstuitkomend nummer geplaatst. POSTREKENING No. 23330. INT. TELEE. No. 20. Prijs per 3 maanden f 1.05. Losse nummers 0 cent ADVERTEN- TlëN van 1 tot 5 regels 11.10, iedere regel meer 20 cent (bewijsno. inbegrepen). Grootcre letters worden naar plaatsruimte berekend DIT NUMMER BESTAAT UIT TWEE BLADEN. Zondag: vierde de Ned. Horv. Kerk den Zui derzee-Zondag. De auspiciën waaronder deze gelegenheid Zondag ia Ingesteld De eeuwige strijd tusschen bestuur en beheer. Een spannende zeeslag. De synodale Plet Hein loodst de zilvervloot der kerkvoogden In behouden haven. Nieuwe verwikkelin gen in *t zicht. Onder bovenstaand opschrift schrijft men aan de 1H.R.CL: De reeks der gelegenheids-Zondagen ls thans vermeer derd met een wel zeer bizonder exemplaar van het soort. De «wpiciën, waaronder de eerste Zondag van October tot Znlderzee-Zondag wordt gewijd, konden moeilijk merkwaardiger rijn. Dit kind wordt geboren uit ouders, die met meer wantrouwen dan innige liefde tegenover elkaar staan en de wijze, waarop het bij zijn geboorte prwelkomd en met geschenken bedacht wordt, werpt en treffend licht op het eigenaardige huwelijk tusschen lestuur en beheer. De velerlei verwikkelingen, welke thans reeds ln ver- Kind met de verkerkelljklng van de Zuiderzee zijn ont- taan, doen denken aan het verhaal van een beer, wiens iuld men verkocht aleer hij geschoten was. Amper is en nauw zichtbaar plekje gronds drooggelegd en heeft Roomscbe Katholieke kerk op deze Oude Zeug haar bate hulpkerk gebouwd, of de verschillende Hervormde •partementen vliegen elkaar in de haren om hetgeen lt het restant van het water ln verre toekomst eenmaal •n hunnen behoeve zal oprijzen. Deze rijzende kerk ls Inzet geworden van een politiek pel tusschen bestuur en beheer, waarbij de derde ln- iantle, het predikantencorps, aan eerstgenoemde partij hoogste troef ln handen gespeeld heeft Synode, kerk- oogden en predikanten vieren den Zuiderzee-Zondag ln erband met het seizoen, dat zij voor dezen dag het ge- ctoiktst hebben geacht al knikkerende. Natuurlijk gaat Wt hierbij om het spel en niet om de knikkers. De kwestie lijkt zoo eenvoudig. Minister Slotemaker de Bruine, die Donderdagmorgen per radio den Zuider zee-Zondag bij de Nederlandscche bevolking heeft geïn troduceerd. legde het uit, dat het sloot als een bus: de Zuiderzee wordt bewoond; waar menschen wonen, moe ten ook kerken zijn en om kerken te bouwen, dient men over geld te beschikken. De kerk verstaat echter de kunst, om het eenvoudigste roo omslachtig mogelijk te maken. Want geld dient... leheerd! Wee over dit omnieuze woord. Bestuur en be teer, Raad van Beheer, alles wat met beheer ln verband taat, doet ln kerkelijk verband onmiddellijk denken ian tweespalt. De Zuiderzee ontkomt niet aan het nood- ot, dat ook haar toekomstige financiën beheerd moeten porden. Men vraagt zich wel af, waarom de kerken, inzonder- le'd de Nee. Herv. Kerk, zich zoo druk maken over de luldorr.ee. De verklaring ligt voor de hand. De Zulder- IM ls hst blanco papier, de nieuwe bladzijde, het sohoone DV,!p. Mc, kan zich bij zijn orgsnisat»© in de Zuider- e# eindelijk eens los maken vau de ingewikkelds toe- tanden, waartoe de vast elan cistraditie noopt. Eén van die onverwikkelijkheden is voor de Ned. I'.rv. kerk de scheiding tusschen bestuur en beheer. Wil het kerkbestuur, dat voor den gang van zaken verant woordelijk ls, iets doen, dan moet het altijd weer aan kloppen bij een niet ln het kerkelijk kader gevoegd 11- ohaam: de kerkvoogdij, die door haar financleele macht In laatste instantie het kerkelijk leven, waarvoor zij niet verantwoordelijk Is, overheerscht Dat een dergelijke toestand een geprikkelde stemming veroorzaakt, is te begrijpen. Voordat nu de officieel© kerk met de Zuiderzee klaar was, schoof zich de organisatie van kerkvoogden tus schen haar en haar toekomstig object. De kerkvoogden stichten een Zuiderzee-fonds, dat de gelden voor kerk bouw en eeredienst zou verzamelen en beheeren. Inzake de besteding van dit geld zou dit fonds met de synode overleg plegen. De synode echter, in dezen gesteund door den Bond van Predikanten, achtte zich niet verantwoord, ln de toekomst een fout te bestendigen, welke zich in het ver leden zoo herhaaldelijk heeft gewroken. Zij wilde de verdrietige schelding tusschen beheer en bestuur ln deze nieuwe materie voorkomen en besloot dus, van de tus- schenkomst van het kerkvoogdelijke fonds geen gebruik te maken en op eigen Initiatief voor de benoodigde gel den te zorgen, welke ontvangen en beheerd zouden worden door den synodalen minister van financiën: den quaestor-generaal. Toen de kerkvoogden onwillig bleken, het door hen gestichte Zuiderzee-fonds aan de kerk rekenplichtig te maken, heeft de synode het schip der kerkvoogden den wind uit de zeilen genomen door zelf op den Zulder- zee-Zondag een cellecte uit te schrijven. Zóó wordt de zilvervloot door den synodalen Piet Hein in behouden haven geloodst en de kerkvoogdelijke kapers staan op hun neuzen te kijken. Het drastische van dezen maatregel wijst er wel op, hoe gespannen de toestand ie. Dit toont ten overvloede ook nog de met vette letters in het Orgaan van den Predikantenbond gedrukte opwekking tot de collecte, welker welslagen do predikanten hebben te bevorderen, nu er waarborg is, „dat deze gelden niet ln verkeerde handen komen." De Zuiderzee-Zondag is door dit conflict allicht be langrijker voor het heden dan voor de toekomst. Wat er gebeuren zal, als zij droog is, is voorshands illusoir, maar zeer reeël ls de zeeslag, welke Zondag tusschen predikanten en kerkvoogden op haar nog oningedijkte wateren wordt geleverd met als inzet de buit van de zil vervloot. Bij dezen elgenaardlgen wedstrijd is de positie aller minst te benijden van de drie door de synode benoemde leden en van het ééne bondslid, die in het Zuiderzee- fonds zitting hebben genomen. Van weerskanten spatten hun het schuim en het kruit om de ooren. Allicht zal deze eigenaardige feestdag ook in den boezem van het Zuiderzee-fonds zelf nog verwikkelingen veroorzaken en ook ln den Predikantenbond, die trouwens juist door deze aangelegenheid bij zijn laatste algemeene vergade ring ln beroering is gebracht, zal het twistvuur nieuw opvlammen. Inmiddels koesteren schol en bot zich nog rustig in het stille zeewater op de plek, waar na eenige decenniën misschien eenmaal de kerlt verrijst, welker bouwsom Zondag op zoo emotloneele wijze bijeen werd gecol lecteerd. Vele kinderen lusten niet gaarne pepermunt. Een uitzondering hierop vormt FEUILLETON Naar het Engelsch van EDGAR WALLAGE. HOOFDSTUK HL HET DREIGEMENT VAN SOYOKA. De Standford Corporation! Wat had hij daarmede wll- sn zeggen? Bodoelde hij soms dat hij haar er van ver- echt in het geheim voor een andere firma te werken? tóten zij met haar oom op beteren voet gestaan had, tó rij het raadsel hebben kunnen oplossen: doch voor ll oogcnbMk was er bij hun verhouding een kink in kabel gekomen. ZIJ typte haar brief, toon zij de deur van haar ka artje hoorde openen en sluiten, en opziende, zag zij den togwt, holoogigen man, dien zij dien dag in het bizonder ftarne had vermeden. Hij bleef een oogenbllk staan, over zijn borstellgen W)*«n knevel strijkende, zijn kleine, doffe oogen »om- j£°P haai gevestigd, tot hij langzaam door de kamer «a hoog boven haar uitstekende, stil stond. Hij was •te aan van buitengewone lengte, en, voor den eersten Pw&tlehouder van een voorspoedige zaak, schunnig Jpked. Zijn manchetten waren gerafeld, zijn zwarte rood van ouderdom. '•w&tr is Amery?" vroeg hij, zijn stem latende dalen. •m zijn kamer, mijnheer Tarn." ..Zoo!" Hij wreef zich over de stoppelige kin. .Heeft iets gezegd?" i,Waarover?" i »0ver alles," ongeduldig. «ohudde het hoofd. Het tkwam bij haar op hem van «oor Majoor Amery gedane vraag te vertellen, doch •j kon er niet toe besluiten hem in haar vertrouwen 1» aemen. je nagedacht over die zaak over welles Ik van- •8en met je gesproken heb?" aad haar een steelsohen blik toegeworpen, en las I antwoord vóór zij gesproken had. een, zij zy verdient geen nadere overdenking." >1 kneep zijn oogen even dicht, een trek van pijn over zijn gelaat KVjï.0ud' vermoed ik? Ik neem genoegen met Iedere die je wilt, alleen... ik verlang gezelschap. Ik omdat deze, dank zij de origineele samenstelling, geen scherpen of bitteren bijsmaak heeft. Enpros bij J. F. v. LIESHOUT en G. KUYPER, Alkmaar. -SB?) GEBREK AAN VOLDOENDE LANDBOUWKENNIS. Jnder hen nog slachtoffers van den Boerenoorlog. Over deze kwestie schrijft het maandblad „Zuid- Af rika" o.m.: „Er bestaat geen volk, dat geen armen kent Overal zijn menschen, die achteruitgaan door tegenslag, door onwil, door luiheid, door gebrek aan inzicht door on gelukkige speculatie, door wat men noemt „erfelijke belasting" en wat daaruit voortvloeit, enz. Zulke elementen zijn er natuurlijk ook in Zuid-Afrika. Daarbij komen nog de slachtoffers van den Boeren oorlog, die nu tusschen de 30 en 40 jaar zijn, z.g. in de kracht van hun leven; de stumperds, die in dien tijd zijn geboren en ln de kampen niet zijn gestorven; de kinderen, die deze jaren van ellende hebben moeten doorworstelen en de gevolgen ervan met zich omdra gen, die lijden aan gemis van energie, aan lichame lijke en geestelijke zwakte. Dan zijn er tusschen 1900 en 1910 vele gezinnen ach teruitgegaan, doordat ze geer. geld hadden, om hun plaatsen te bewerken, hun hulzen te herbouwen, vol doende vee te koopen.of doordat ze ln de handen ge vallen zijn van de menschen, die wèl geld hadden, de geldschieters, die bet tegendeel van philantropen wa ren, waardoor ze hun plaatsen moesten verlaten, om elders hun fortuin te zoeken, terwijl allen, en dat waren er velen die als vrachtrijders hun brood ver dienden, een ander beroep moesten trachten te vinden, waarvoor ze niet waren opgeleid. Arme blanken zijn er overal; ln Europa behoeven ze niet perse te ontaarden, maar in Zuid-Afrika ls het gevaar ervoor zeer groot. In Europa zakken ze af naar een lagere klasse in dezelfde maatschappij, waar ze zich nog wel staande houden, om, na jaren van druk, zich misschien weer naar boven te werken. Dat kan in Zuid-Afrika niet Verarmt daar iemand, dan loopt hij gevaar te zaken tot het peil van den naturel, en terecht te komen in de kringen der gekleurden, rtua.w. zijn positie „als blanke", als een, die zijn stand moet ophouden, te verliezen. De beweging, dei zich het lot der armo blanken aan trekt, en de regeering, voor zooverre zij ingrijpt, tracht hen voor dit gevaar te bewaren. Voor die arme blanken dat zijn vaak de onge oefende, geen vak kennende blanke arbeiders wordt veel gedaan en allerlei bereikt. De tegenwoordige regeering heeft door haar protectie- maatregelen veel tot den vooruitgang van de industrie bijgedragen. In 1916—'10 waren er 84.938 blanke mannen en 4680 vrouwen in de industrie werkzaam; in 1925-'28 waren die getallen 80.871 en 0206. Breidt de industrie zich in Zuid-Afrika uit, dan zullen deze getallen zeker nog toenemen, maar vermoedelijk zal er dan ook een grootere immigratie van geschikte krachten komen. En de spoorwegen? Het vaste personeel der spoor wegen bedroeg ln 1922: 83.000; in 1914: 84^00 en tegen woordig bedraagt het 41.700 personen, Het getal blanke arbeiders bedroeg in 1922 4000, in 1924: 6100 en ls tegenwoordig 16.800. Een zeer belangrijke vermoer- dering. Ook zal binnenkort ln de nabijheid van Oaledon de eerste dwang-kolonie worden gesticht, om dengenen, die niet werken, den zegen van den arbeid te leeren kennen. Mlschien bereikt men daardoor iets goeds, ln elk geval onttrekt men hen aan de samenleving. Maar dit alles zal nooit afdoende helpen, wanneer er geen besliste verandering komt ln de mentaliteit der blanken, want het grootste gevaar en de meest noodlottige kracht ligt elders: op de delverijen. Daaï worden de arme blanken gekweekt. Wanneer op een gewoon bewerkte, uitgeputte plaats het een of ander Jaar een oogst mislukt, of er een groote tegenslag komt, of er „sonde met do buren" ls, dan is er maar een kleinigheid noodig, een gerucht van het vinden van een kostbaren steen, en do boer gaat trekken met zijn gezin, want één steentje kan hem redden. Dan wordt hij rijk! Hij trekt weg, en 80 van de honderd, die het doen, gaanverloren. Deze spe culatiezucht van den Afrikaner is de bedenkelijkste factor in het volksleven, en zij houdt het arme-blanken- dom In stand en voedt het. Het is niet het land het ls, behalve de vele fat* toren, die wij reeds noemden, vooral het gebrek aan voldoende landbouwkennls, (waartegen de Regeering krachtige maatregelen neemt door haar landbouw scholen, proefstations, haar leergangen), dat het anno blankendom bestendigt, ende delverijen. Moge het de Regeering gelukken, de noodlottige wer king daarvan te overwinnen. Want, gelooft een mensch, een volk. rijk te kunnen worden zonder arbeid, zonder inspanning, bij toeval, dan verzwakt zijn zedelijke kracht, en is zijn toekomst duister. Gelukkig zijn de arme blanken in Zuid-Afrika nog niet 1/10 van de bevolking. De overblijvende 9/10 laten een ander Afrika zien: een land van toekomst, een volk van kracht" haat het alleen zijn. Ik moet Iemand hebben tot wie ik spreken kan een vrouw. Een vrouw, die lk ken en vertrouwen kan. Ik wil mijn gemoed van sommige din gen ontlasten. Zij kunnen een eigen vrouw niet aan den praat brengen begrijp Je? Iedere schikking," hij legde den nadruk op deze woorden en zij begreep zijn bedoe ling. Doch onder het spreken had hij haar niet aange zien. Die belofte van „iedere schikking" was een leugen. Hij verlangde méér dan een 'betrouwbaar toehoorster. Zij loosde een diepen zucht van ongeduld. „Wij behoeven doorap niet terug te komen, ls het wel?" vroeg zij. „Ik wenschte dat u het naliet, Mijnheer Tarn. Het hindert mij verschrikkelijk en maakt het leven on dragelijk." Hij was nog bezig zich zenuwachtig over de kin te strijken, waarbij zijn oogen naar de deur van de kamer van Paul Amery dwaalden. „Is er iets verkeerd?" Hij schudde geprikkeld het hoofd. „Verkeerd? Wat voor verkeerds zou er zijn?" Hij keek opnieuw verlegen naar de deur. „De zal even bij hem binnen gaan." Een uitdagende klank in den toon van zijn stem had haar verrast doen opkijken. Deze zijde van het karakter van Maurice Tarn kende zij niet. Zij kende hem het beste als een hoogst zelfbewust zakenman zonder ver beeldingskracht. Op zijn ergst was hij een slordige huis tiran, met een hartstocht zich ln het geheim te bedrin ken. En toch stond hij hier, zich moed insprekende als stond hij voor een zware beproeving; de hand waarmede hij zijn knevel uitstreek beefde, zijn oogen stonden vol angst. „Ik moet van hier weg." Hij sprak zeer zaoht „De weet niet waarheen, maar ergens ergens anders." Hij hoorde den knop van de kamerdeur omdraaien en zag met verschrikten blik om zich heen. Paul Amery stond in de deuropening, dat smadelijke glimlachje om zijn dunne lippen. ,Jk ik wilde u gaarne preken, Majoor Amery." Zonder een woord te zeggen duwde Paul Amery de deur iets verder open en liet zijn eersten procuratiehou der binnentreden. Amery sloot de deur achter zich en trad langzaam op zijn schrijfbureau toe. Hij ging niet zitten, doch bleef staan, zijn handen in zijn broekzakken het hoofd eenigszins voorover, den man met zijn koude oogen onderzoekend aanziende. „En wat verlangt gij?" De oudste man van de twee bewoog twee malen zijn lippen, toen sprak hij, het moeilijke stem. „Ik gevoel mij verplicht u mijn verontschuldigingen aan te bieden voor dat dat tooneel, dat gisteren plaats greep, Majoor Amery. Ik verloor mijn geduld, vrees lk, doch u zult zich gemakkelijk kunnen voorstellen dat iemand, die in het huis Amery dertig jaren een positie van vertrouwen heeft ingenomen, die, lk durf het gerust zeggen, door uw oom geacht werd..." „Neemt u plaats." De man gehoorzaamde werktuigelijk. „Mijnheer Tarn, ik ben aan de zaken nog geheel I vreemd. Ik had acht maanden vroeger moeten komen, toen mijn oom stierf en zijn bezittingen aan mij over gingen. Er bestonden zekere dingen die niet tot mij doordrongen, doch die thans tot mij doorgedrongen zijn. Ik beschouwde Amery Amery als een handelslichaam dat het zeer goed kon stellen zonder mij. Ik beschouwde Amery nooit anders dan als een vijand, dien ik het hoofd zou moeten bieden." Maurice Tarn sloeg zijn oogen verschrikt tot hem op. „Het hoofd bieden? Ik begrijp u niet. Een vijand, Majoor Amery?" zeide hij met trillende stem. „De Stanford Corporation, wie zijn dat?" De vraag klonk als de knal van een pistool, en mijn heer Tarn scheen van zijn stuk gebracht, doch ant woordde niet. „Zij moet haar zaken drijven in een 'blok kantoorpan den in Threadneedle Street", ging Amery op langzamen toon voort; „geen bizonder drukke zaken, want de Stanford Corporation heeft slechts één ruim lokaal in gebruik en bezit geen personeel. Al het werk wordt ver richt door een geheimzinnig persoon, die verschijnt op het uur waarop de meeste andere kantoren gesloten zijn, en even vóór middernacht vertrekt Hij typt zijn eigen brieven, van welke hij geen copie neemt; hij heeft sa menkomsten met vreemdsoortige en verdachte indivi- duën; en hoewel de naam van de Stanford Corporation niet ln de boeken van Amery Amery voorkomt, ben ik overtuigd dat onze zeer achtenswaardige firma" hij krulde zijn lip weer omhoog „door het werk van jaren opgebouwd, en op de eerlijkheid en de onkreuk baarheid van mijn overleden bloedverwanten gegrond vest, een scherm is, waarachter zekere handelstransac ties zich afspelen." „Majoor Amery!" Gedurende één seconde kon Mau rice Tarn zijn houding van edele verontwaardiging be waren; toen werd hij gedwongen voor de bliksemende oogen van den ander, de zijne neer te slaan. „Indien dat uw meening is", mompelde hij snel, „is het beste wat ik doen kan, heengaan. Ik heb deze firma vijf en dertig jaren lang eerlijk en trouw gediend, en lk geloof niet dat u mij naar verdienste behandelt. Welke handels transacties? Ik ken de Stanford Corporation: zij schiet mij daar juist te binnen. Zij is een volkomen betrouwbare firma..." De opgetrokken lip, de harde, smadelijk lachende oogen, legden hem het stilzwijgen op. „Ge wilt die rol tot het laatst toe volhouden, niet waar? Goed, het zij zoo! Tarn, ge doet Iets waaraan ik mijn goedkeuring moet onthouden, en dat ls zacht ge zegd. En ik zal daar een einde aan maken een einde aan maken, al was uw leven daarmee gemoeid! Hebt ge dat begrepen? Ge weet wat lk ben en ge gist veel meer dan ge weet' Je staat me in den weg, Tam. Ik had niet verwacht hier struikelblokken aan te treffen." Hij wees naar den grond en Tarn begreep dat hij 't Huis Amery bedoelde. „Ik zal volkomen duidelijk tot je spro ken," ging hij voort. „Er zullen fortuinen verdiend won den ,en er worden fortuinen verdiend, door twee groepen, die handel drijven ln verdoovende middelen. Misschien hebt ge daarvan iets In de ochtendbladen gelezen. Twee kongsi's! Er is geen plaats voor twee is dat begre pen?" Het aangezicht van Tam was as ch grauw geworden; hij was niet in staat tot spreken. De man bij het schrijf bureau zag hem niet aan: zijn oogen-waren op de straat gevestigd het leven en het rumoer in Wood Street schenen zijn aandacht geheel in beslag te nemen. „Geen plaats voor twee ter nauwernood voor één", herhaalde hij. „De andere groep kan niet beter doen dan de zaak sluiten en ophouden terwijl het nog goed gaat. Er zijn vele gevaren aan verbonden de bende Soyoka zal niet langer concurrentie dulden. De zeg u dit als vriend." Tam bevochtigde zijn droge lippen, doch antwoord de niet „Het meisje staat er immers geheel bulten?" „Ja". De oudste man beging de domheid van deze gedeeltelijke bekentenis. „Gij zijt... Soyoka!" stamelde hij met ontzetting. „God! Hoe kon ik droomen...! xk wist dat zij van uit Indië en het Oosten werkten... doch nooit had ik gedacht..." j Hij liet zijn stem tot een onverstaanbaar gefluister dalen. Amery schonk hem geen antwoord: met een zijde- lingsche beweging van zijn hoofd gaf hij den man te verstaan dat hij kon vertrekken. El sa zag hem het kan toor verlaten als een slaapwandelaar en giste naar de oorzaak van zijn doodsbleek gelaat en zijn bevende handen. Toen hij alleen was, liep Amery langzaam naar zijn bureau terug en ging, zijn ldn op zijn handen latende rusten, zitten. Tegenover hem waa aan den wand een schilderij in ouderwetsche vergulde lijst opgehangen het portret van een man op jaren met een lange, gekrulde pruik. Zijn breede kin rustte op een kanten kraag, en in de hand hield hij een half ontrolde wereld kaart. De eerste van de Amery's! De laatste van het geslacht keek zijn voorvader in de harde^ grijze oogen en knikte hem toe. „Doorluchtige voorvader" met spottenden ©rast „het slinksche paden bewandelend© Huls Amery groet u!" Wordt vervolgd,

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1928 | | pagina 1