DE RAADSELACHTIGE
MAN.
Uitgevers: N.V. v.h. TRAPMAN Co., Schagen.
Eerste Blad.
Zuiderzee-Zondag.
Ook voor kinderen
PEPERMUNT
Gemengd Nieuws.
De arme blanken in Zuid-Afrika.
Woensdag 10 October 1928.
Alieieci Nitus-
71ste Jaairgaimg No. 8337.
COURANT.
iiitnntii- Si üiiMlai,
pil Wad verschijnt viermaal per week: Dinsdag, Woensdag, Dondcr-
Ljajen Zaterdag. Bij inzending tot 's morgens 8 uur, worden Adver-
lenliön nog zooveel mogelijk in het eerstuitkomend nummer geplaatst.
POSTREKENING No. 23330. INT. TELEE. No. 20.
Prijs per 3 maanden f 1.05. Losse nummers 0 cent ADVERTEN-
TlëN van 1 tot 5 regels 11.10, iedere regel meer 20 cent (bewijsno.
inbegrepen). Grootcre letters worden naar plaatsruimte berekend
DIT NUMMER BESTAAT UIT TWEE BLADEN.
Zondag: vierde de Ned. Horv. Kerk den Zui
derzee-Zondag. De auspiciën waaronder
deze gelegenheid Zondag ia Ingesteld De
eeuwige strijd tusschen bestuur en beheer.
Een spannende zeeslag. De synodale Plet
Hein loodst de zilvervloot der kerkvoogden
In behouden haven. Nieuwe verwikkelin
gen in *t zicht.
Onder bovenstaand opschrift schrijft men aan de
1H.R.CL:
De reeks der gelegenheids-Zondagen ls thans vermeer
derd met een wel zeer bizonder exemplaar van het soort.
De «wpiciën, waaronder de eerste Zondag van October
tot Znlderzee-Zondag wordt gewijd, konden moeilijk
merkwaardiger rijn. Dit kind wordt geboren uit ouders,
die met meer wantrouwen dan innige liefde tegenover
elkaar staan en de wijze, waarop het bij zijn geboorte
prwelkomd en met geschenken bedacht wordt, werpt
en treffend licht op het eigenaardige huwelijk tusschen
lestuur en beheer.
De velerlei verwikkelingen, welke thans reeds ln ver-
Kind met de verkerkelljklng van de Zuiderzee zijn ont-
taan, doen denken aan het verhaal van een beer, wiens
iuld men verkocht aleer hij geschoten was. Amper is
en nauw zichtbaar plekje gronds drooggelegd en heeft
Roomscbe Katholieke kerk op deze Oude Zeug haar
bate hulpkerk gebouwd, of de verschillende Hervormde
•partementen vliegen elkaar in de haren om hetgeen
lt het restant van het water ln verre toekomst eenmaal
•n hunnen behoeve zal oprijzen.
Deze rijzende kerk ls Inzet geworden van een politiek
pel tusschen bestuur en beheer, waarbij de derde ln-
iantle, het predikantencorps, aan eerstgenoemde partij
hoogste troef ln handen gespeeld heeft Synode, kerk-
oogden en predikanten vieren den Zuiderzee-Zondag ln
erband met het seizoen, dat zij voor dezen dag het ge-
ctoiktst hebben geacht al knikkerende. Natuurlijk gaat
Wt hierbij om het spel en niet om de knikkers.
De kwestie lijkt zoo eenvoudig. Minister Slotemaker
de Bruine, die Donderdagmorgen per radio den Zuider
zee-Zondag bij de Nederlandscche bevolking heeft geïn
troduceerd. legde het uit, dat het sloot als een bus: de
Zuiderzee wordt bewoond; waar menschen wonen, moe
ten ook kerken zijn en om kerken te bouwen, dient men
over geld te beschikken.
De kerk verstaat echter de kunst, om het eenvoudigste
roo omslachtig mogelijk te maken. Want geld dient...
leheerd! Wee over dit omnieuze woord. Bestuur en be
teer, Raad van Beheer, alles wat met beheer ln verband
taat, doet ln kerkelijk verband onmiddellijk denken
ian tweespalt. De Zuiderzee ontkomt niet aan het nood-
ot, dat ook haar toekomstige financiën beheerd moeten
porden.
Men vraagt zich wel af, waarom de kerken, inzonder-
le'd de Nee. Herv. Kerk, zich zoo druk maken over de
luldorr.ee. De verklaring ligt voor de hand. De Zulder-
IM ls hst blanco papier, de nieuwe bladzijde, het sohoone
DV,!p. Mc, kan zich bij zijn orgsnisat»© in de Zuider-
e# eindelijk eens los maken vau de ingewikkelds toe-
tanden, waartoe de vast elan cistraditie noopt.
Eén van die onverwikkelijkheden is voor de Ned.
I'.rv. kerk de scheiding tusschen bestuur en beheer. Wil
het kerkbestuur, dat voor den gang van zaken verant
woordelijk ls, iets doen, dan moet het altijd weer aan
kloppen bij een niet ln het kerkelijk kader gevoegd 11-
ohaam: de kerkvoogdij, die door haar financleele macht
In laatste instantie het kerkelijk leven, waarvoor zij
niet verantwoordelijk Is, overheerscht Dat een dergelijke
toestand een geprikkelde stemming veroorzaakt, is te
begrijpen.
Voordat nu de officieel© kerk met de Zuiderzee klaar
was, schoof zich de organisatie van kerkvoogden tus
schen haar en haar toekomstig object. De kerkvoogden
stichten een Zuiderzee-fonds, dat de gelden voor kerk
bouw en eeredienst zou verzamelen en beheeren. Inzake
de besteding van dit geld zou dit fonds met de synode
overleg plegen.
De synode echter, in dezen gesteund door den Bond
van Predikanten, achtte zich niet verantwoord, ln de
toekomst een fout te bestendigen, welke zich in het ver
leden zoo herhaaldelijk heeft gewroken. Zij wilde de
verdrietige schelding tusschen beheer en bestuur ln deze
nieuwe materie voorkomen en besloot dus, van de tus-
schenkomst van het kerkvoogdelijke fonds geen gebruik
te maken en op eigen Initiatief voor de benoodigde gel
den te zorgen, welke ontvangen en beheerd zouden
worden door den synodalen minister van financiën: den
quaestor-generaal.
Toen de kerkvoogden onwillig bleken, het door hen
gestichte Zuiderzee-fonds aan de kerk rekenplichtig te
maken, heeft de synode het schip der kerkvoogden den
wind uit de zeilen genomen door zelf op den Zulder-
zee-Zondag een cellecte uit te schrijven. Zóó wordt de
zilvervloot door den synodalen Piet Hein in behouden
haven geloodst en de kerkvoogdelijke kapers staan op
hun neuzen te kijken.
Het drastische van dezen maatregel wijst er wel op,
hoe gespannen de toestand ie. Dit toont ten overvloede
ook nog de met vette letters in het Orgaan van den
Predikantenbond gedrukte opwekking tot de collecte,
welker welslagen do predikanten hebben te bevorderen,
nu er waarborg is, „dat deze gelden niet ln verkeerde
handen komen."
De Zuiderzee-Zondag is door dit conflict allicht be
langrijker voor het heden dan voor de toekomst. Wat
er gebeuren zal, als zij droog is, is voorshands illusoir,
maar zeer reeël ls de zeeslag, welke Zondag tusschen
predikanten en kerkvoogden op haar nog oningedijkte
wateren wordt geleverd met als inzet de buit van de zil
vervloot.
Bij dezen elgenaardlgen wedstrijd is de positie aller
minst te benijden van de drie door de synode benoemde
leden en van het ééne bondslid, die in het Zuiderzee-
fonds zitting hebben genomen. Van weerskanten spatten
hun het schuim en het kruit om de ooren. Allicht zal
deze eigenaardige feestdag ook in den boezem van het
Zuiderzee-fonds zelf nog verwikkelingen veroorzaken en
ook ln den Predikantenbond, die trouwens juist door
deze aangelegenheid bij zijn laatste algemeene vergade
ring ln beroering is gebracht, zal het twistvuur nieuw
opvlammen.
Inmiddels koesteren schol en bot zich nog rustig in
het stille zeewater op de plek, waar na eenige decenniën
misschien eenmaal de kerlt verrijst, welker bouwsom
Zondag op zoo emotloneele wijze bijeen werd gecol
lecteerd.
Vele kinderen lusten niet
gaarne pepermunt. Een
uitzondering hierop vormt
FEUILLETON
Naar het Engelsch van EDGAR WALLAGE.
HOOFDSTUK HL
HET DREIGEMENT VAN SOYOKA.
De Standford Corporation! Wat had hij daarmede wll-
sn zeggen? Bodoelde hij soms dat hij haar er van ver-
echt in het geheim voor een andere firma te werken?
tóten zij met haar oom op beteren voet gestaan had,
tó rij het raadsel hebben kunnen oplossen: doch voor
ll oogcnbMk was er bij hun verhouding een kink in
kabel gekomen.
ZIJ typte haar brief, toon zij de deur van haar ka
artje hoorde openen en sluiten, en opziende, zag zij den
togwt, holoogigen man, dien zij dien dag in het bizonder
ftarne had vermeden.
Hij bleef een oogenbllk staan, over zijn borstellgen
W)*«n knevel strijkende, zijn kleine, doffe oogen »om-
j£°P haai gevestigd, tot hij langzaam door de kamer
«a hoog boven haar uitstekende, stil stond. Hij was
•te aan van buitengewone lengte, en, voor den eersten
Pw&tlehouder van een voorspoedige zaak, schunnig
Jpked. Zijn manchetten waren gerafeld, zijn zwarte
rood van ouderdom.
'•w&tr is Amery?" vroeg hij, zijn stem latende dalen.
•m zijn kamer, mijnheer Tarn."
..Zoo!" Hij wreef zich over de stoppelige kin. .Heeft
iets gezegd?"
i,Waarover?"
i »0ver alles," ongeduldig.
«ohudde het hoofd. Het tkwam bij haar op hem van
«oor Majoor Amery gedane vraag te vertellen, doch
•j kon er niet toe besluiten hem in haar vertrouwen
1» aemen.
je nagedacht over die zaak over welles Ik van-
•8en met je gesproken heb?"
aad haar een steelsohen blik toegeworpen, en las
I antwoord vóór zij gesproken had.
een, zij zy verdient geen nadere overdenking."
>1 kneep zijn oogen even dicht, een trek van pijn
over zijn gelaat
KVjï.0ud' vermoed ik? Ik neem genoegen met Iedere
die je wilt, alleen... ik verlang gezelschap. Ik
omdat deze, dank zij de
origineele samenstelling,
geen scherpen of bitteren
bijsmaak heeft.
Enpros bij J. F. v. LIESHOUT en G. KUYPER,
Alkmaar.
-SB?)
GEBREK AAN VOLDOENDE LANDBOUWKENNIS.
Jnder hen nog slachtoffers van den Boerenoorlog.
Over deze kwestie schrijft het maandblad „Zuid-
Af rika" o.m.:
„Er bestaat geen volk, dat geen armen kent Overal
zijn menschen, die achteruitgaan door tegenslag, door
onwil, door luiheid, door gebrek aan inzicht door on
gelukkige speculatie, door wat men noemt „erfelijke
belasting" en wat daaruit voortvloeit, enz.
Zulke elementen zijn er natuurlijk ook in Zuid-Afrika.
Daarbij komen nog de slachtoffers van den Boeren
oorlog, die nu tusschen de 30 en 40 jaar zijn, z.g. in de
kracht van hun leven; de stumperds, die in dien tijd
zijn geboren en ln de kampen niet zijn gestorven; de
kinderen, die deze jaren van ellende hebben moeten
doorworstelen en de gevolgen ervan met zich omdra
gen, die lijden aan gemis van energie, aan lichame
lijke en geestelijke zwakte.
Dan zijn er tusschen 1900 en 1910 vele gezinnen ach
teruitgegaan, doordat ze geer. geld hadden, om hun
plaatsen te bewerken, hun hulzen te herbouwen, vol
doende vee te koopen.of doordat ze ln de handen ge
vallen zijn van de menschen, die wèl geld hadden, de
geldschieters, die bet tegendeel van philantropen wa
ren, waardoor ze hun plaatsen moesten verlaten, om
elders hun fortuin te zoeken, terwijl allen, en dat
waren er velen die als vrachtrijders hun brood ver
dienden, een ander beroep moesten trachten te vinden,
waarvoor ze niet waren opgeleid.
Arme blanken zijn er overal; ln Europa behoeven
ze niet perse te ontaarden, maar in Zuid-Afrika ls
het gevaar ervoor zeer groot. In Europa zakken ze af
naar een lagere klasse in dezelfde maatschappij, waar
ze zich nog wel staande houden, om, na jaren van
druk, zich misschien weer naar boven te werken. Dat
kan in Zuid-Afrika niet Verarmt daar iemand, dan
loopt hij gevaar te zaken tot het peil van den naturel,
en terecht te komen in de kringen der gekleurden,
rtua.w. zijn positie „als blanke", als een, die zijn stand
moet ophouden, te verliezen.
De beweging, dei zich het lot der armo blanken aan
trekt, en de regeering, voor zooverre zij ingrijpt, tracht
hen voor dit gevaar te bewaren.
Voor die arme blanken dat zijn vaak de onge
oefende, geen vak kennende blanke arbeiders wordt
veel gedaan en allerlei bereikt.
De tegenwoordige regeering heeft door haar protectie-
maatregelen veel tot den vooruitgang van de industrie
bijgedragen. In 1916—'10 waren er 84.938 blanke mannen
en 4680 vrouwen in de industrie werkzaam; in 1925-'28
waren die getallen 80.871 en 0206. Breidt de industrie
zich in Zuid-Afrika uit, dan zullen deze getallen zeker
nog toenemen, maar vermoedelijk zal er dan ook een
grootere immigratie van geschikte krachten komen.
En de spoorwegen? Het vaste personeel der spoor
wegen bedroeg ln 1922: 83.000; in 1914: 84^00 en tegen
woordig bedraagt het 41.700 personen, Het getal
blanke arbeiders bedroeg in 1922 4000, in 1924: 6100
en ls tegenwoordig 16.800. Een zeer belangrijke vermoer-
dering.
Ook zal binnenkort ln de nabijheid van Oaledon de
eerste dwang-kolonie worden gesticht, om dengenen,
die niet werken, den zegen van den arbeid te leeren
kennen. Mlschien bereikt men daardoor iets goeds,
ln elk geval onttrekt men hen aan de samenleving.
Maar dit alles zal nooit afdoende helpen, wanneer
er geen besliste verandering komt ln de mentaliteit
der blanken, want het grootste gevaar en de meest
noodlottige kracht ligt elders: op de delverijen. Daaï
worden de arme blanken gekweekt.
Wanneer op een gewoon bewerkte, uitgeputte plaats
het een of ander Jaar een oogst mislukt, of er een
groote tegenslag komt, of er „sonde met do buren" ls,
dan is er maar een kleinigheid noodig, een gerucht
van het vinden van een kostbaren steen, en do boer
gaat trekken met zijn gezin, want één steentje kan
hem redden. Dan wordt hij rijk! Hij trekt weg, en 80
van de honderd, die het doen, gaanverloren. Deze spe
culatiezucht van den Afrikaner is de bedenkelijkste
factor in het volksleven, en zij houdt het arme-blanken-
dom In stand en voedt het.
Het is niet het land het ls, behalve de vele fat*
toren, die wij reeds noemden, vooral het gebrek aan
voldoende landbouwkennls, (waartegen de Regeering
krachtige maatregelen neemt door haar landbouw
scholen, proefstations, haar leergangen), dat het anno
blankendom bestendigt, ende delverijen.
Moge het de Regeering gelukken, de noodlottige wer
king daarvan te overwinnen. Want, gelooft een mensch,
een volk. rijk te kunnen worden zonder arbeid, zonder
inspanning, bij toeval, dan verzwakt zijn zedelijke
kracht, en is zijn toekomst duister.
Gelukkig zijn de arme blanken in Zuid-Afrika nog
niet 1/10 van de bevolking. De overblijvende 9/10 laten
een ander Afrika zien: een land van toekomst, een
volk van kracht"
haat het alleen zijn. Ik moet Iemand hebben tot wie ik
spreken kan een vrouw. Een vrouw, die lk ken en
vertrouwen kan. Ik wil mijn gemoed van sommige din
gen ontlasten. Zij kunnen een eigen vrouw niet aan den
praat brengen begrijp Je? Iedere schikking," hij legde
den nadruk op deze woorden en zij begreep zijn bedoe
ling. Doch onder het spreken had hij haar niet aange
zien. Die belofte van „iedere schikking" was een leugen.
Hij verlangde méér dan een 'betrouwbaar toehoorster.
Zij loosde een diepen zucht van ongeduld.
„Wij behoeven doorap niet terug te komen, ls het wel?"
vroeg zij. „Ik wenschte dat u het naliet, Mijnheer Tarn.
Het hindert mij verschrikkelijk en maakt het leven on
dragelijk."
Hij was nog bezig zich zenuwachtig over de kin te
strijken, waarbij zijn oogen naar de deur van de kamer
van Paul Amery dwaalden.
„Is er iets verkeerd?"
Hij schudde geprikkeld het hoofd.
„Verkeerd? Wat voor verkeerds zou er zijn?" Hij keek
opnieuw verlegen naar de deur. „De zal even bij hem
binnen gaan."
Een uitdagende klank in den toon van zijn stem had
haar verrast doen opkijken. Deze zijde van het karakter
van Maurice Tarn kende zij niet. Zij kende hem het
beste als een hoogst zelfbewust zakenman zonder ver
beeldingskracht. Op zijn ergst was hij een slordige huis
tiran, met een hartstocht zich ln het geheim te bedrin
ken. En toch stond hij hier, zich moed insprekende als
stond hij voor een zware beproeving; de hand waarmede
hij zijn knevel uitstreek beefde, zijn oogen stonden vol
angst.
„Ik moet van hier weg." Hij sprak zeer zaoht „De
weet niet waarheen, maar ergens ergens anders."
Hij hoorde den knop van de kamerdeur omdraaien en
zag met verschrikten blik om zich heen. Paul Amery
stond in de deuropening, dat smadelijke glimlachje om
zijn dunne lippen.
,Jk ik wilde u gaarne preken, Majoor Amery."
Zonder een woord te zeggen duwde Paul Amery de
deur iets verder open en liet zijn eersten procuratiehou
der binnentreden. Amery sloot de deur achter zich en
trad langzaam op zijn schrijfbureau toe. Hij ging niet
zitten, doch bleef staan, zijn handen in zijn broekzakken
het hoofd eenigszins voorover, den man met zijn koude
oogen onderzoekend aanziende.
„En wat verlangt gij?"
De oudste man van de twee bewoog twee malen zijn
lippen, toen sprak hij, het moeilijke stem.
„Ik gevoel mij verplicht u mijn verontschuldigingen
aan te bieden voor dat dat tooneel, dat gisteren plaats
greep, Majoor Amery. Ik verloor mijn geduld, vrees lk,
doch u zult zich gemakkelijk kunnen voorstellen dat
iemand, die in het huis Amery dertig jaren een positie
van vertrouwen heeft ingenomen, die, lk durf het gerust
zeggen, door uw oom geacht werd..."
„Neemt u plaats."
De man gehoorzaamde werktuigelijk.
„Mijnheer Tarn, ik ben aan de zaken nog geheel I
vreemd. Ik had acht maanden vroeger moeten komen,
toen mijn oom stierf en zijn bezittingen aan mij over
gingen. Er bestonden zekere dingen die niet tot mij
doordrongen, doch die thans tot mij doorgedrongen zijn.
Ik beschouwde Amery Amery als een handelslichaam
dat het zeer goed kon stellen zonder mij. Ik beschouwde
Amery nooit anders dan als een vijand, dien ik het
hoofd zou moeten bieden."
Maurice Tarn sloeg zijn oogen verschrikt tot hem op.
„Het hoofd bieden? Ik begrijp u niet. Een vijand,
Majoor Amery?" zeide hij met trillende stem.
„De Stanford Corporation, wie zijn dat?"
De vraag klonk als de knal van een pistool, en mijn
heer Tarn scheen van zijn stuk gebracht, doch ant
woordde niet.
„Zij moet haar zaken drijven in een 'blok kantoorpan
den in Threadneedle Street", ging Amery op langzamen
toon voort; „geen bizonder drukke zaken, want de
Stanford Corporation heeft slechts één ruim lokaal in
gebruik en bezit geen personeel. Al het werk wordt ver
richt door een geheimzinnig persoon, die verschijnt op
het uur waarop de meeste andere kantoren gesloten zijn,
en even vóór middernacht vertrekt Hij typt zijn eigen
brieven, van welke hij geen copie neemt; hij heeft sa
menkomsten met vreemdsoortige en verdachte indivi-
duën; en hoewel de naam van de Stanford Corporation
niet ln de boeken van Amery Amery voorkomt, ben
ik overtuigd dat onze zeer achtenswaardige firma"
hij krulde zijn lip weer omhoog „door het werk van
jaren opgebouwd, en op de eerlijkheid en de onkreuk
baarheid van mijn overleden bloedverwanten gegrond
vest, een scherm is, waarachter zekere handelstransac
ties zich afspelen."
„Majoor Amery!" Gedurende één seconde kon Mau
rice Tarn zijn houding van edele verontwaardiging be
waren; toen werd hij gedwongen voor de bliksemende
oogen van den ander, de zijne neer te slaan. „Indien dat
uw meening is", mompelde hij snel, „is het beste wat ik
doen kan, heengaan. Ik heb deze firma vijf en dertig
jaren lang eerlijk en trouw gediend, en lk geloof niet
dat u mij naar verdienste behandelt. Welke handels
transacties? Ik ken de Stanford Corporation: zij schiet
mij daar juist te binnen. Zij is een volkomen betrouwbare
firma..."
De opgetrokken lip, de harde, smadelijk lachende
oogen, legden hem het stilzwijgen op.
„Ge wilt die rol tot het laatst toe volhouden, niet
waar? Goed, het zij zoo! Tarn, ge doet Iets waaraan ik
mijn goedkeuring moet onthouden, en dat ls zacht ge
zegd. En ik zal daar een einde aan maken een einde
aan maken, al was uw leven daarmee gemoeid! Hebt ge
dat begrepen? Ge weet wat lk ben en ge gist veel
meer dan ge weet' Je staat me in den weg, Tam. Ik
had niet verwacht hier struikelblokken aan te treffen."
Hij wees naar den grond en Tarn begreep dat hij 't Huis
Amery bedoelde. „Ik zal volkomen duidelijk tot je spro
ken," ging hij voort. „Er zullen fortuinen verdiend won
den ,en er worden fortuinen verdiend, door twee groepen,
die handel drijven ln verdoovende middelen. Misschien
hebt ge daarvan iets In de ochtendbladen gelezen. Twee
kongsi's! Er is geen plaats voor twee is dat begre
pen?"
Het aangezicht van Tam was as ch grauw geworden;
hij was niet in staat tot spreken. De man bij het schrijf
bureau zag hem niet aan: zijn oogen-waren op de straat
gevestigd het leven en het rumoer in Wood Street
schenen zijn aandacht geheel in beslag te nemen.
„Geen plaats voor twee ter nauwernood voor
één", herhaalde hij. „De andere groep kan niet beter doen
dan de zaak sluiten en ophouden terwijl het nog goed
gaat. Er zijn vele gevaren aan verbonden de bende
Soyoka zal niet langer concurrentie dulden. De zeg u
dit als vriend."
Tam bevochtigde zijn droge lippen, doch antwoord
de niet
„Het meisje staat er immers geheel bulten?"
„Ja". De oudste man beging de domheid van deze
gedeeltelijke bekentenis.
„Gij zijt... Soyoka!" stamelde hij met ontzetting.
„God! Hoe kon ik droomen...! xk wist dat zij van uit
Indië en het Oosten werkten... doch nooit had ik
gedacht..." j
Hij liet zijn stem tot een onverstaanbaar gefluister
dalen.
Amery schonk hem geen antwoord: met een zijde-
lingsche beweging van zijn hoofd gaf hij den man te
verstaan dat hij kon vertrekken. El sa zag hem het kan
toor verlaten als een slaapwandelaar en giste naar de
oorzaak van zijn doodsbleek gelaat en zijn bevende
handen.
Toen hij alleen was, liep Amery langzaam naar zijn
bureau terug en ging, zijn ldn op zijn handen latende
rusten, zitten. Tegenover hem waa aan den wand een
schilderij in ouderwetsche vergulde lijst opgehangen
het portret van een man op jaren met een lange,
gekrulde pruik. Zijn breede kin rustte op een kanten
kraag, en in de hand hield hij een half ontrolde wereld
kaart. De eerste van de Amery's! De laatste van het
geslacht keek zijn voorvader in de harde^ grijze oogen
en knikte hem toe.
„Doorluchtige voorvader" met spottenden ©rast
„het slinksche paden bewandelend© Huls Amery
groet u!"
Wordt vervolgd,