VAN DIT EN VAN DA EN VAN ALLES WAT RADIO-RUBRIEK. As7z TOEN HET ANKER VIEL... De lucifer. VOOR DEN TOESTELBOUWER. Een gloeistroom-apparaat met Krupox- cellen. liiiiiirtnii tKiii||iiiiiiiitiiiii!iiiiiiiitiiuiri|u|ri!l|l|!iiii| -.V .IC v% Bijvoegsel der Schager Courant van Zaterdag 13 October 1928. No. 8339. Vrij naar het Engelsch, door SIROLF. (Nadruk verboden). De mist hing als een ondoordringbaar gordijn over het kleine haventje ln de zee, waardoor men geen voorwerp kon onderscheiden, dat verder dan twee meter ver was. Door den nevel kwamen de geluiden vaag en hol, als de omfloerste toonen van een begra- fenistrom. Een ankerketting van een onzichtbaar schip ratelde vreemd, uit de verte klonk de lage bromtoon •van een onheilspellende misthoorn, de stem van een matroos, die iets riep op een schip, leek een spook achtig geluld. En daartusschendoor het zachte klotsen van het water, tegen de schoeiing en de meerpalen en ducdalven, het wassende, Inktzwarte water van het opkomend tij De deur van het oude havenkroegje „Het zeemans hart" zwaaide wijd open, en een warme, breede gele lichtstraal viel naar bulten, als een bijna tastbare, jonden balk, die wel scheen te dampen van rook, en die alles daarbuiten tot inktzwarte duisternis maakte. Alleen die goudgele balk van licht was levend: de rest was verstikkende, bodemlooze zwarte duisternis. Uit het licht kwamen stemmen, een gezellig, gemoedelijk roezemoes, warm en behaaglijk, als dat gele licht. Toen llc naar binnen stapte, botste ik bijna tegen een man aan, die zacht uit den mist aangeschoven kwam, ook op het licht toe. We lachten samen en drongen samen naar binnen, terwijl zijn holle, lawaaiige stem nog na^ bulderde, als een echo van een zware windvlaag. Toen hij ln het licht kwam, zag ik, dat hij niet jong meer was. Bij het gele licht van de olielampen aan de bruin- gesmookte houten zoldering zag ik een gerimpeld, ge bronsd gezicht, een fantastische, ruige kop met geel-wit haar, en net zoo'n baard, maar dan nog wat gellger, alsof hij langzaam aan het verroesten was, net als die oude ,t,ramp"-stoomboot, dat aftandsche stoomertje-op- dwvilde-vaart, in de haven. Toen we tegen over elkaar aan het kleine tafeltje zaten, lachte zijn heele gezicht met de duizend inge brande rimpeltjes. Hij nam een slok van zijn „taaie" en begon .me te vertellen. Jawel, maar het warme, be dompte vertrekje, met den blauwen tabakswalm, was nu niet langer meer de gelagkamer van „Het Zeemans hart", nee nee, het was nu de kajuit van de bark van avontuur... zelfs de zachtjes zwaaiende olielamp, die aan niets scheen opgehangen te zijn, en daar maar zoo losjes te zweven scheen In de blauwe tabakswolk, was de slingerende lantaarn geworden van het voor onder, en je kon warentig het klotsen van de zee tegen den voorsteven hooren... van Noord naar Zuid, van Oost naar West, vijftig jaren lang... op een snelle klip per en een smook en vonken brakende oude vracht> stoomor... op de wilde vaart... en nou was het uit, was hij voor anker gegaan in het haventje, om er rond te loopen op een paar gebloemde pantoffels... voor anker, om er de laatste levensdagen te liggen verroesten, als een oud schip, waar van de schlpper-eigenaar tè veel houdt, om het voor de sloop te verkoopen... twee zoons verdronken, bij een schipbreuk... de derde zwalkte over de zeeën... zijn vrouw, hm ja, zijn vrouw... die lag op bet kleine kerkhofje, waaroverheen ze de kerk was binnengedragen, toen ze gedoopt werd, dat zelfde kerk hofje... en nou was ie weer terug, de oude man, op de plek waar hij geboren was ln een van die huisjes, die er bij. de haven staan, scheefgezakt en oud, net als de oude man... China... Japan... Indië... zooveel mijl de rivier op, om goederen te ruilen met drie bruine ke rels... deksels, het schip van avontuur joeg met volle zeilen voort, ja zeker, het schip van avontuur stoomde dreunend en stampend en vonken spattend en gulpende rookwolken uit zijn zwarte schoorsteen brakend voort.. Zeeroovers in de Chineesche zee, kerels als duivels, maar de oude „tramp'-stoomer had ze weten te ontko men, op het uiterste nippertje... als gekken hadden ze gestookt, tot de heele schuit trilde, en ze ieder oogen- blik dachten, dat de ketels zouden springen... maar wat gaf het? Of je met een mes in je strot van zoo'n gele hond crepeerde, of een eerlijk zeemansgraf kreeg als dè ketel sprong... dan nog beter het laatste, als je er meteen de kans op ontkomen door kreeg... twee weken lang in den storm op den Atlantlschen Oceaan, met een gebroken schroef... twee weken windstilte op de oude bark in den Stillen Oceaan, in de moordende hitte, zoodat de teer tusschen de naden van het schip uitdroop... een gebroken arm door een losgeschoten wins... poot op twee plaatsen gebroken, door een smak uit de bazaansmast... het kwam er allemaal zoo nuch ter Uit, net zooals wij in onze veilige huiskamer ver tellen van onze wederwaardigheden op een suf kan toor overdag, aan onze vrouwen... De eenvoudige kerel... ondanks al zijn kennis van menschen en landen en schepen, van kwaaie schippers en smerige havens, was hij zoo simpel als een kind... praatte blij en opgewekt over de toekomst... of hij geen zeventig was, maar zeventien... jaja, hij had een vrouw gevonden, waarmee hij binnenkort zou trouwen... een zeemansvrouw, die wist hoe ze met dat slag om moest gaan... hij had een aardig huisje, zijn tuin liep tot aan de zee en hij had een boot... man,, geen fijner plek was er op de heele wereld, als hier... Hij kon ervan mee praten, hij had immers de heele wereld rondgezwalkt... hier was ie geboren, en hier wilde le ook sterven... een pracht plaats^was het wel öen beetje veranderd sedert zijn jongensjaren, maar todh niet veel... er wa ren maar vier of vijf hulzen bijgekomen ln al die jaren... de menschen hadden een hekel aan den zeewind en de vele mist... jaja... het schip van avontuur, was nu zachtjes aan ln kalmer water gekomen, kijk... nu liet hij het anker vallen ln de kleine haven... want hoor maar, wat de oude zei, toen hij langzaam opstond, met een peinzende blik ln zijn blauwe, nog heldere oogen...: Zijn jij en je man bet wel ooft o*et elkaar eens T~ K gisteren avond zijn wij het eens geworden 1 ®t we ons in elkaar hebben vergist 1 {Boen Humor, Madrid). ,..en nou ben ik voor anker gegaan, meester, Ik heb het anker laten vallen, om stil aan de tros te gaan liggen... liggen en roesten... liggen... en... roesten..." HET NIETIGE STOKJE MET DE GROOTE WAARDE. De eerste in 1812. Wanneer we tegenwoordig onze sigaar of sigaret opsteken of de huisvrouw het gas in de keuken aansteekt, dan komt het geen oogenblik in ons op tenzij het iemand betreft, die ook nog andere tiji- den gekend heeft dat zooiets in vroeger jaren r.iet zóó gemakkelijk ging. Het „geef me even een vlam/met je" van tegenwoordig bestond vroeger nog niet en als het wel bestond, dan zal het woordje „even" er hoogstwaarschijnlijk wel niet in voorge komen zijn. Totdat de lucifer kwam. Dit nietige stokje bracht een groote omwenteling te weeg. Gefabriceerd voor het eerst in 1812 heeft het nog tot 1820 geduurd, voor ze algemeener bekend en gebruikt werden. In het beginstadium van het nu zoo onontbeerlijk vuurmlakertje bestond de kop uit een mengsel van drie deelen kalium chloraat en één deel zwavel. In een vloeibaar mengsel van beide stoffen werden de lucifershoutjes gedoopt, om de koppen er aan te krijgen. Maar vóór het aanstrijken moest men den lucifer in een buisje met geconcentreerd zwavel zuur doopen. Daardoor waren de eerste lucifers ta- mlelijk lastig in het gebruik. In 1833 kwamen de eerste bruikbare phosphorlu- cifers. De kop bestond uit zwavel, bedekt met een IN HET VOLLE PENSION. In aansluiting op het vorig artikel zullen wij thans een schema geven van een gloeistroomapparaat met koper-oxyd-gelljkrichter-cellen. waarbij de gelijkrichting door middel van deze cellen geschiedt, dus zonder lampen. Deze cellen bestaan uit roodkoperen platen, waarop een oxyd-laag van rood cupro-oxyde (Cu20) ls aan gebracht. De werking berust op de eigenschap van deze combinatie, dat de grenslaag de pp s 111 e v e stroom het best ln de richting van het oxyd naar het me taal geleidt Bij de fabricage van deze cellen, die alweer eigen aardige moeilijkheden medebrengt, zullen wij niet stil staan ze zijn ln verschillende uitvoeringen compleet ln den handel gebracht en men heeft ze slecht» ln te bouwen volgens onderstaand schema. Men treft in dit schema, evenals dit het geval is bij het bekende plaatstroomapparaat, een smoorspoel en condensatoren aan (voor afvlakking van de verkregen gelijkstroom), en heeft er rekening mee te houden, dat de smoorspoel een lagen weerstand voor gelijk stroom moet hebben (3 a 4 Ohm maximum). De con densatoren wijken belangrijk af van de bekende uit voering. De capaciteit is 2000 a 4000 microfarad ter wijl het, ln afwijking van de normale, electrolytische condensatoren zijn, dus voorzien van een -f- en een klem, of ook wel verschillend gekleurde aansluit- draden. Als^regel moet dan de rood gekleurde aansluitr draad met de -f- leiding verbonden worden. Figuur 72 nader beschouwend, zien wij in de eerste plaats den Transformator T, die de netspanning trans formeert op 4 5 Volt of, indien dat gewenscht mocht zijn, een hoogere of lagere spanning. Deze transfor matoren zijn reeds geruimen tijd in den handel. Het Weerstandje We. dient voor het bijregelen van de spanning die men de gloeidraden der radio-lampen aan legt. De aansluiting geschiedt bij de klemmen -f en De weerstand van We. moet ongeveer 25 Ohm bedra gen; voedt men met dit apparaat een toestel met meer dere lampen, dan kan de waarde van dezen weerstand wel lager zijn. G de koper-oxyd-igelijkrichtercellen. Sm. smoorspoel en C zijn de condensatoren: toelich ting verder overbodig. Het verschijnen van een volt- meter ln dit aparaat is eenigszins opvallend; men moet echter bedenken, dat deze voltmeter stellig op zijn plaats is. De juiste waarde van de gloeldraadspanning is van veel grooter belang dan die van de plaatspanning. NATTE BOOMEN ALS ANTENNE, „NIEUWE" PROEVEN IN DE BADIO-TELEGRAFIE. Nadeeligen Invloed van bosschen op het gelold. Meermalen lezen we ln tijdschriften en dagbladen mededeelingen over zgn. nieuwe ontdekkingen over de gedragingen der aethergolven. Zoo heette het onlangs in een Engelsch blad, dat men zoo juist ontdekt had, dat bosschen een onigunstigen Invloed uitoefenen op de ontvangst van radio-golven. Men meende dus een stap nader tot de oplossing van het aethervraagstuk te zijn. Reeds 20 jaar geleden echter heeft ir. Franz Anderle proeven genomen in Korneuburg, Linz en Seewalchen, betreffende het totstandbrengen van een radlotelegra- fische verbinding, waarbij de resultaten geheel anders bleken te zijn dan men ooit verwacht had. Men ging n.1. van de veronderstelling uit, dat de ontvangst tus schen de eerstgenoemde twee plaatsen beter moest zijn dan dis tusschen Korneuburg en Seewalchen, daar het gebied tusschen deze plaatsen zeer bergachtig la Het omgekeerde bleek evenwel juist het geval te zijn en deze ontdekking vond men zoo vreemd, dat men een week lang experimenteerde, alvorens te kunnen aanvaarden dat het werkelijk zoo was. Bij nadere onderzoeking bleek, dat de „Auen" der Donau de oorzaak waren van de slechte ontvangst. Door het groote vochtgehalte der boomen, waarvan la ter bleek, dat zij Ieder op zich zelf als antenne fungeer den, werd een zoodanig gedeelte der energie geabsor beerd, dat dit op de ontvangst te Linz nadeeligen in vloed uitoefende. Dat deze boomen werkelijk als an tenne dienst deden, toonde een proef met een ontvang toestel, dat met een stam van den boom en de aarde werd verbonden en waarmede men dan inderdaad zeer duidelijk signalen kon opvangen van een 8 h 4 KM. verwijderde zender. De nadeelige invloeden, die bosschen aldus op de ontvangst kunnen uitoefenen, hangen geheel van den vochtigheidstoestand der boomen af. In het algemeen zal men van bosschen ln droge streken geen last on dervinden. Meneer, moeder zegt, dat u er om moet den ken dat door het lek in de pijp het bad tegen vijf uur in den ochtend vol geloopen is. (Pasing Show, Londen) Laagje phosphor en kaliumchloraat. Om den luci fer te ontsteken, moest men den kop snel-tusschen stukjes zandpapier doortrekken. Deze lucifers wa len nogal gevaarlijk, doordat ze gemakkelijk in brand vlogen. Dat gaf verschillende regeeringen aanleiding, het gebruik ervan te verbieden. Een tweede bezwaar tegen deze lucifers was, dat de phosphorkoppen giftig waren. Op de Londensche industrie-tentoonstelling in 1851 verschenen de eerste lucifers met koppen van rooden phosphor. Dat was een aanmerkelijke ver betering, want roode phosphor is niet giftig en ver brandt bij veel hoogere temperatuur dan gele phos phor. Gevaar voor ontploffing bij het vervoer had men niet te vreezen. Een paar jaren later begon in Zweden en Nbor- wegen de lucifersindustrie op te komen. Er was we derom een wijziging in de fabricage gekomen. De nieuwe soort bevatte geen phosphor meer. De ont branding werd verkregen op een strij'kvlak, bedekt miet een mengsel van roode phosphor, zwavel-anti- moon en glaspoeder. Dit laatste gebruikte men, om de wrijving grooter te maken. Deze lucifers kwa men aan de miarkt als Zweedsche- of veiligheids lucifers. De eerste fabriek verrees te Jongkoping. Nog heden is vooral Zuid-Zweden het land van de lucifersindustrie. De fabricage is natuurlijk 9teeds meer verbeterd. Aanvankelijk werden de lucifers met de hand ver vaardigd, waardoor ze in den eersten tijd veel te dur bleven, om algemeen gebruikt te worden. Een massa-artilcel werden ze pas, toen de machine haar intrede deed. Men kan beseffen, wat een arbeid er noodig was vóór de vervaardiging van belangrijke hoeveelheden lucifers, toen alles nog uit de hand gebeuren moest. Het hout werd op de gewenschte lengte gezaagd, daarna gedroogd en tot vierkante stokjes gesneden. De schaafmachine bracht groote verandering, vooral de verbeterde schaafmachine, waarmede cy- linder-vormige houtblokken van 40 tot 60 c.M. lengte tot lange houtbanden werden afgeschaafd. Deze houtbanden worden in snijmachines gesneden en tot de dikte van een lucifer en door kleinere mesjes in stokjes, die de lengte van een lucifer hebben. De nieuwe machines zijn een combinatie van schaaf- en snijmachine. Zij leveren vier millioen houtjes per dag. De steeds voortgaande technische ontwikkeling heeft het mogelijk gemaakt, dat ook de volgende be werkingen machinaal gebeuren. Het verven der houtjes na de reiniging van 9tof en splinters ,het aanbrengen van de koppen, het drogen, het pakken in de doosjes, die vooraf gereed gemaakt zijn met een aparte machine, het aanbren- i gen van de strijkvlakken op de doosjes en de ver pakking van 10 12 doosjes tegelijkalles ge schiedt tegenwoordig machinaal. De allernieuwste machines, de zoogenaamde uni- verseel-machines, verrichten al deze werkzaamhe den alleen, met uitzondering van het maken dor doosjes, waarvoor nog een afzonderlijke machine DE OVEREENKOMST* (Btten HumorMadrkL> Als ik jou zie, denk Ik altijd aan Janssen. Waarom Ik lijk toch niet op hem. Nee, maar hij ls me óók nog tien gulden

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1928 | | pagina 19