AÉ1 «t geheimzinnige huis. VOOR ONZE JEUGD ONVERWACHTE, e Ote&r hel Engelsch. 3) joüü/f i'5' i wfc311' kin si (He Ik ga oom Bob zegt, dat zooiets misschien j honderd jaar gebeurt, en om hem j doen, zal ik het opschrijven, i dan te vertellen, dat we mei ons vader, m'n zusje Cor en ik of LeigenUi): met ons vieren want tante 9 de huishouding doet na moeder*s dood, r was, hoort er toch eigenlijk ook i in een dorp en vader, die een heelen n toon wil krijgen, «tuurde me naar kost je waar ik véél meer kan leeren dan onze i Tenminste, als Ik m'n best doe nd kom ik thuis, van Zaterdagmid- :avond en dan i3 het feest r, voor mij en voor m'n zus niet min- Isst al een uur te voren op den weg _M, of de bus nog niet komt. [i ft dan eindelijk thuis ben en m'n kof- I makken, klflmt ze op een stoel om bij 1 komen. Dan pakt en zoent ze me houd van Jou Jij ook van mij??" vraagt ze dan wel twintig keer. de groote vacantle was ik zes weken o, wat hadden we hiernaar verlangd, ns, die ook heel lief is, zei; Ziezoo, nu ret eerst recht beginnen, hè jongens" en een of ik vooral de varkens niet zou sooals ik eens deed en ze in den moes den gang waren gegaan, riep: „Piet van den melkboer heeft een wil hem verkoopen. Hij zegt, dat Elut leeren praten. Ga je mee kijken?" rijpt* dat dit wel een kolfje naar mijn Ut telde even mijn zakgeld na en het dat ik te kort kwam, kreeg ik van holletje ging het toen naar Piet en na en want de jongen wilde, toen hij tot Oorretje met alle geweld den vogel n vijf cent meer hebben en Bekering, dat het diertje v&st zou lee- «.els we maar geduld hadden om het terra gingen we heen met den ekster pftle. ffetomen, gunden we ons geen tijd om |Sen als tante Ans rondliep om ons te zoe- K er zeker van zijn, ons beiden in een hoekje te vinden, waar we den vogel van allerlei voor «egden. Maar.-... we waren al uren lang met hem be zig geweest, sn nog kon hij geen woord spreken. Hij zit ons maar aan te kijken en kneep soms zijn blinkende oogjes dicht, als Oorretje blij, dat ik het telkens weer probeerde en het niet opgaf telkens haar armpjes om mijn hals sloeg en zeiJQc houd van Jou JU ook van npU?" Op een morgen, dat we toevallig niet aan het „oefenen" waren (we stonden bij tante Ans in de keuken, waar ze bitterkoekjespudding klaar maakte!) en vader bezig was een paar spijkers te slaan voor een spiegeltje, dat naast het hand' doekenrekje moest hangen zei tante: „Doe Je de huiskamerdeur even dicht, kinders het tocht hier geweldig in de keuken binnen staat zeker het raam open en gedienstig wilde ik 't doen, met Oorretje, die me altUd naloopt, achter mU aan, toen we verschrikt bleven staan, want we hoorden tante met een heel gekke stem zeg gen: „ik houd van Jou...." Vader viel WJna van het trapje, waarop hij stond; tante zelf liet den lepel vallen en ik keek naaf- Corretjes mond, dio wel wijd open stond, maar waar geen geluld uit kwam. Och, 't was zeker een „voor den gek houde- rUtJe" dacht ik en wilde de huiskamerdeur slui ten. Maar wat was datOp het scherm in de kamer zat de vogel die netjes uit zijn kooitje gewipt was en ons zoo oolijk met rijn zwarte kraaloogjes begluurde, alsof hij wilde zeggen: „Ja, Ja. dat zei ik!" .O-o-o-o! I" riepen we on tante liet de melk overkoken en kwam aanloopen en vader stond aóhter haar en we lachten, dat we schudden! Maar 's avonds hoorde ik vader héél zacht te gen tante Ans fluisteren: „Ik dacht, dat Jij het zei" en toen lachte tante weer maar heel anders dan 's morgens En nu gaan Paps en tante trouwen en is er feest en we onKM'iw» H. H. DE B. L. De trouwe hond. Baas Velden woonde op een honderd meter af stand van het dorp. Daar had hU zijn huisje, een eenvoudige woning, die geheel in het weelderig groen was verscholen. Een eenvoudige man i het, maar het huisje was goed onderhouden en zag er nog flink in de verf uit. Baas Velden zorgde wel. dat zijn bezitting er niet minder op werd. Met groote handigheid wist hij zijn goed te vermeerderen. Ieder in het dorp was het be kend dat de man er vrij goed bij zat. HU ver diende een aardig duitje. Baas Velden was koopman. Op geregelde rijden liet hij uit de stad de waren komen, die hU dacht aan den man te brengen. En met die waren ging hii den boer op. Het mocht koud zijn of snikheet, zoo droog, dat het stof der wegen in dichte wol ken opstoof, het mocht regenen, dat het goot, de '■oopman liet zich niet weerhouden. HU ging er op •Ut. BH alle boeren en. boerinnen in den omtrek —as hij dan ook een goede bekende, en daar hij zorgde, slechts degelijke waren te verkoopen, hoefde hij niets te vreezen. Op die wijze deed hU goede zaken. Maar dat zUn handel zoo best ging, had hU naast zUn IJver en zorg ook te danken aan zUn trouwen Hek. een grooten hond. Dat goede beest trok eiken dag vol Uver de kar. waar de baas zich op neerzette en met allerlei uitroepen den hond aanspoorde zijn best te doen. De hond had echter geen aansporing noodig'. HU liep wat hU loopen kon, alsof hU wist, dat rijd geld was. Jammer maar, dat de baas, die anders zoo op zijn tellen paste, zijn hond niet meer waardeerde. Baas Vel den had altijd een stok bij zich en daarmee gaf hij het goede beest meer dan eens een geduchte tik. Op heete dagen spaarde hij hem volstrekt niet, en wat erger was, lang niet altijd liet hij onderweg f>ens ophouden om het dorstige dier wat te laten drinken. Gelukkig dat de boeren vaak medelijden met den braven trekhond hadden Terwijl baas Velden zich in een boerderij ophield om te verkoopen, kwamen de kinderen vaak met een kan frlsch water aanloopen. Menige boer zei wel eens: „Ik begrijp maar niet, baas, dat Je niet beter voor het dier zorgt. Op een keer valt hU nog dood bU den weg neer". En dan antwoordde de koopman: „Och kom, wat zou zoo'n beest. Ik kan voor dien oenen hond makke- lUk een nieuwen krijgen." Maar als iemand er van sprak, Hek te koopen, dan had de baas er geen ooren naar. Wel een bewUs, dat hU zich van de trouwe diensten, die de hond hem bewees, heel goed bewust was. Maar Hek had van de slechte behandeling, die hU ondervond, veel ver driet, HU deed zUn best, zooveel hij kon en zou recht dankbaar zUn geweest, als hU tot loon daar voor een beetje vriendelijkheid en op tijd,eten en drinken had gekregen. Maar Jawel, bUna eiken dag legde hU zich met een hongerige maag te slapen, en dat is voor een hond ook niet prettig. Geen wonder dus, dat onze Hek z!ch lang niet gelukkig gevoelde. Dit was aan zUn oogen wel te tien. Wanneer zUn werk was afgeloopen, ging hU voor het huls liggen en dan kon hU zoo treurig voor zich uitkijken, dat de voorbUgangers medc- Hlden met hem kregen. Een kwam een andere hond voorbU rennen. HU zag er bijzonder welgedaan uit en toen hU Hek opmerkte, bleef hU staan. „Hoe is het, vriend?" vroeg hU belangstellend. „Scheelt er wat aan?" „Waarom vraag Je dat zoo?" „Wel, beste jongen, Je ziet er zoo droevig uit. Je hebt toch geen ruzie met Je baas gehad?" „O, volstrekt niet." „Neem me niet kwalUk, dat Ik het zeg, maar het komt me voor, dat toch niet alles naar Je zin gaat. Je krijgt toch wel genoeg te eten?" „Nu dat laat wel wat te wenschen over." „Dat dacht Ik al, Je ziet er niet precies vet uit." „Ik meende den laatsten tUd al te voelen, dat ik wat vermagerde". „Nu, niet weinig. Je beenderen ste ken door je vel. En werken moet Je zeker genoeg". „Vriend praat me daar niet van." „En vind Je dat alles maar goed?" „Volstrekt niet. Wist ik maar een middel om het betér te krijgen!" „O, dat zou gemakkeUjk genoeg zijn." „Weet JU dan Iets". Wel zeker. Loop weg." „Wegloopen?" „Wel Ja waarom niet. Ik was vroeger ook bU een baas, die mij schrikkelijk mishandelde. Ik ben toen ont vlucht. En nu heb ik het, zooals Je ziet, heel goed." ,.Je zegt daar zoo wat. Maar waar zou ik heen moeten?" „De wereld is groot genoeg, Jongen, wees verstandig. Zal ik Je wat zeggen?: Je gaat het bosch in. Daar is voor een flinken hond eten genoeg te vinden. Zie Je dan kans, bU een goeden ,s te komen, dan doe Je het en anders blUf Je in vrijheid. Slechter dan nu kan je het nooit treffen." „Je hebt groot gelUk en toch„Nu wat wou Je zeggen?" „Wel, hoe slecht hU mij be handelt, toch houd ik van mUn baas." „Dit be wijst, dat Je een goedhartige sul bent. Zoovel t erger van hem, dat hU Je toch zoo schandelijk slecht behandelt Volg mijn raad op. anders loopt het mis met je." Toen hU dit gezegd had, groette de vreemde hond en liep op een drafje weg. Hek tor zat een poosje na te denken en overlegde bij zichzelf, wat hU moest doen. Op dat oogenblik kwam de baas en Joeg hem met een schop naar binnen. De schop kwam gevoel1'" aan en nu was Hektors besluit genomen. Gewillig ging hU naar binnen, maar toen hij een poosje later de kans schoon zag, sloop hU de deur uit en maakte, dat hij weg kwam. Weldra kwam htJ in het bosch; in het eerst voelde hij zich wat vreemd in die eenzaamheid, maar dat wendde al spoedig, t Was al een heer lijkheid voor hen, dat hij, die zooveel dorst had geleden, naar hartelust kon drinken uit een waterplas. „Wat is het hier fijnf" dacht hij en moe van het loopen, ging hU een dutje doen onder een boom, (Wordt vervolgd). Ret trekken der vogel*. Sedert onheugelijke tijden hebben op gerotte oogenbllkken de reizen onzer trekvogels naar het verre Zuiden de belangstelling der menachen op gewekt. Tot de trekvogels behooren. «ooals ge weet, vele moeras- en zwemvogels, waaronder de reigers, ooievaars en eenden en dan voornamelijk alle insecteneters, die vliegende, loopende of kruipende insecten vangen. De kleine insecten eters trekken in de laagte en volgen den loop der rivieren, de grootere hoogvliegende vogels trek ken in een rechte lUn voorwaarts. De meeste onzer trekvogels trekken des nachts, velen ook op den dag. Valken, kraaien, leeuweriken en vin ken trekken bU dag; de meeste'vogels echter des nachts, zooals de zwemvogels, wachtels en zwa luwen. Tot diep in de middeleeuwen wist men niet, hoe t verdwUnen der vogels in den herfst en hun terugkeeren in de lente te verklaren was. Heden ten dage weten wU althans, waar hun tocht heen gaat. Niet alle vliegen de zee over; vele watervogels overwinteren in do Venetiaan- sche moerassen en in Dalmatië; anderen vliegen in Zuid-WestelUke richting door Frankrijk en. Spanje naar Marokko en Algiers. Leeuworlkken en lUsters betrekken hunne winterkwartieren in Spanje, terwijl vinken en houtduiven en hout snippen den tocht naar t Zuiden over zee voort zotten. De hoofdweg echter voert zuidwaarts naar Italië, Dalmatië en Griekenland, naar den NU1. Hier blUven roodborstjes en roerdompen; ooie vaars, kraanvogels, reigers en zwaluwen en vele anderen vliegen echter tot naar de verst afge legen streken der NUlbronnen, waar Emin Pacha op zUn tocht naar de evenaarsprovincie onze ge vederde vriendjes in groote monlgte vond. Ook met dit doel zUn nog niet allen tevreden; som- mige trekken nog verder, tot in het hart van het donkere werelddeel; sommigen moeten zelfs in 't Zuiden opgemerkt zUn. Wie wUst nu den vogels 'lezen verren weg en wie brengt ze weer terug uit den vreemde, waar zU geen vroolUk liedje aan heffen en geen nesten bouwen, op hetzelfde kerkdak, in dezelfde burchtruïne, op dezelfde boerenhof stee Ja, wat geeft zooveel vogels aan leiding JaarlUks onze streek te verlaten, zoodra zU de twee gewichtigste gebeurtenissen, het ruien en het broeden, achter den rug hebben? Het is minder de vrees voor het ruwe Jaargetij, het welk toch vele vogelsoorten bU ons doorstaan dan veeleer de aangeboren natuurlUke reislust die de vogels op gezette tijden naar het verre Zuiden lokt en hen daarna des te machtiger naar hun geboortegrond trekt. Het trekken der vogels is een dor bewonderenswaardigste verschUnselen in het groote natuurrijk. Daar trekt een vogel- schaar in den duisteren nacht heen, eengansch werelddeel doorvliegend en zonder eenigen bU- stand op den kortsten weg naar het doel heen stevenend. Helgoland is een groote rustplek der zwerver». Het is verbazend met welk een snel heid de groote vogeltocht plaats heeft. Terwijl spreeuwen en leeuwerikken gemiddeld op een hoogte van 500 meter hun vlucht bewerkstelligen, bewegen zich andere vogelsoorten op hun tocht tot 6000 meter hoogte, gelijk dit door stèrrekun- digen bU de waarneming der hemellichamen be paald ls. Over de wUze, waarop de vogels op hun tocht den juisten weg vinden, zUn allerlei oplos singen beproefd. Al8 eigenlijke luchtdleren hebben de vogels voor indrukken van den dampkring- de scherpste ge waarwording, en eveneens bezitten zU een bij- zonderen zin voor plaatskennis. Hieraan is het toe te schrijven, dat dezelfde vogel, die den win ter in een zeer ver werelddeel heeft doorge bracht, in de lente in hetzelfde dorpje weder een aardig voorwerpje om na te ma ken. Snijd met een scherp mesje een plakje van ?en kurk af en verdeel het overblijfsel van do lonk overlangs in 4 deeleu. Bevestig door middel van 4 naakten, die 4 stukjes aan t ronds kurkvlak, aooate onze teekö- nlng Je laat zien. Teeken op een dubbel gevouwen «tukje dun karton den zeeman, knip de teekening uit en daar je papier dubbel ls genomen, heb Je nu tweo Jantjes. Kleur de belde figuurtjes netjes met potlood at krijt en zorg, dat se precies gelijk zUn. aanlandt, dat WJ ln den herfst verlaten heeft. Do verhuislust zit den trekvogel sinds duizenden 'aren in t bloed. Door de opvoeding wordt dit in "Ik geslacht opnieuw aangekweekt, het vinden der wegen wordt door een zeer goed geheugen omtrent elke plaats verklaard en daar de lucht- wind uit de noordelijke richting blaast, breken zU des nachts ln groote scharen op en vliegen Een merkwaardige verschijning ln de vogel wereld, die nog weinig bekend en opgehelderd ls, mag hier vermeld worden. Wanneer men hol leven onzer in de lento zoo vurig verwachte spreeuwen nauwkeurlgor bekijkt, dan treft eon leder hun Ijverig broeien, de zorgvuldige verple ging der Jongen, Ja, ook het omgaan met de an dere vogelsoorten. Zoodra echter de Jongen be ginnen te vliegen en zich daarin geoefend heb ben, verdwUnen deze vogels plotseling, zoodat rij noch ln de nabijheid van menachelljke woningen, noch ln woud of veld gezien worden. Nieuwer» waarnemingen hebben nu aan het licht gebracht dat de spreeuw een vogel schijnt te zijn, die twee maal wegtrekt, die namelijk na den broeitijd ln zuidelUke landen trekt, doch tegen den herfsttijd ln groote scharen terugkeert. Sedert Jaren wordl met recht geklaagd over het barbaareeh godra® Jegens de trekvogels, die als mlllioenen slachtof fers vallen. In Zuid-Frankrijk vooral wordt dl» onbeschaamdheid op groote schaal bedreven, eo eiken Zondag trekken de wilde Jagers met hoo- derden naftr buiten om op de vinken on alle mo gelijke andere vogels te schieten. Op velerlei markten worden allerlei trekvogels bU honderden verkocht, ofschoon het volgens de wet verboden is. Zoo komt het, dat vele vogelsoorten, die voof den landbouw zeer nuttig zijn, in enkele streken volkomen zUn uitgeroeid. Den grootsten omvang beeft het misbruik ln Italië en Spanje genomen. De diertjes worden gedeeltelijk gedood om hun smakelijk vleesch, maar toch grooten deels om ^ene akelige en wreede mode te dienen. Het af schuwelijkste misschien bij de geheele zaak is de wreedheid, waarmee de geheele vangparttJ olaats heeft. In Tyrol worden blinde lokvogels, meestal vinken, gebruikt, die ook wel met een draad, die door de neusgaten getrokken ls, in be dwang gehouden worden, opdat zU, wanneer zU opvliegen, door de pUn gedreven hun stemmetje nog luider zouden verheffen. Aan de Rivtera, waar eveneens elke straatjongen vogels vangt, steekt men den armen dieren de oogen uit en houdt ze den heelen zomer in den kelder, waar ze kan lijden. In den herfst, wanneer de trekvo gels naderen, brengt men den blinden lokvogel buiten in t zonnetje en nu wordt het diertje d*or de warmte ln den waan gebracht, dat de lento in aantocht is en zingt hU zUn lentelied, waar door de anderen mee ln den val gesleept worden. Alles bijeengenomen worden voor de mode ge middeld vijf en een half millioen slachtoffers ge nomen. Wat daarvan in elk werelddeel gezon digd wordt, is moeilijk te bepalen, maar gU zuil mU toestemmen, Jongens en meisjes, dat de mensch toch wel erg wreed te, om die diertje» alléén te vermoorden, omdat hU er mee op een kleedingstuk wil pronken! Wil Je nu nog veertjes dragen op Je hoed?? (Vdj naar bel Efcgeteob). Vervolg. i voor hen, was de politie in dat dis- roder op 6port gesteld, en bestond uit tortlge menschen, als men maar niet de Ji andere menschen ingooide of anderen "todeed. Ze ontmoetten vlak bU huis polltie-agenten, die cricket-match i tegen eene afdeeling in een andere _ren natuurlijk niet in dienst en on- |*»aren natuurlijk niet in dienst en on- Holland, op weg naar een politiepost, riep hen. Onmiddellijk stopten zij, kerkten, dat er iets aan de hand was, 't verhaal hoorden, vergaten ze hun te helpen tot het terugbrengen van stoere sergeant sprong 't eerst van den ^mijnheer Holland zUn verhaal ein- «t toonen van Cashman's brief. ®tonen," zei hU gebiedend. „Er wordt fepeeld, en 't is slecht weer voor "ch u helPen- mijnheer," vervolg- tol den heer Holland wendend. „We wee afdeelingen gaan, een naar Het en n deie naar het ho1- 1151 zal een deel leki ^en aferond, als u mede wilt 60 onderweg touwen halen. En ik pefst zenden om meerderen van «worm ziet u om naar Het 111 on te onderzoeken of ze daar ook 1 Uitrichten." dankbaar," riep de heer Holland «oei ongeduldig werd en maar ver- toto zou opbreken. „Dat zal het beste J*- Ik ga met u naar den -spelonk. *e Bmy daar nog zuilen vinden." s knikte, en hij en vUf stoere agen- "ostuum vergezelden den heer Hol- J^wUl de anderen terugreden naar inspecteur en een paar man nen in uniform te halen, ten einde met hen naar Het Huis te gaan. Zooals de sergeant gezegd had, kregen ze zon der moeite een touw bU een in aanbouw zijnd huis en hiermede gewapend, benevens met eenige ijzeren pinnen, een hamer en een lan taarn begaven ze zich over de heide naar den geheimzinnigen afgrond, waarin Billy verdwenen was. Hier hielden zU halt. Billy had zijn weg naar den ingang nog niet teruggevonden, de man nen kregen tenminste geen antwoord op hun luide kreten. Er werd nu een afdeeling georgani seerd, die den onderzoekingsreiziger zou opspo ren. De sergeant wees den heer Holland natuur lijk aan om van de partij te zUn en Noël smeek te zoo vurig, dat het hem vergund mocht zUn zijn vader te vergezellen, dat men toestand, dat ook hU zou worden neergelaten. Onderwijl had de politie de pinnen in den grond geslagen en twee hunner, die zeelieden ge weest waren, maakte handig een knoop, waarin de reizigers konden gaan zitten. De heer Holland stapte naar voren, maar de sergeant, met eene brandende lantaarn in de hand, voorkwam hem. „Neen, mijnheer," zei hU glimlachend, „ik zal voorgaan om het te probeeren. U moogt mU vol gen." HU gaf zijn mannen nog eenige aanwijzingen. Toen het touw om zijn middel bevestigend, be val hU het te vieren, en daalde snel in de duis ternis, terwijl de mannen boven in spanning be richten afwachtten. Spoedig kwam het teeken, dat alles wel was en de heer Holland stapte, vol Uver voorwaarts. „Nu ik," zei hU, in den strik plaats nemende, en ook hU daalde af. Twee agenten volgden, terwijl een hunner zich met Noël belastte, en de andere drie bleven bo ven, gereed om als 't noodig was. te hulp te snel len. Toen de mannen beneden bU elkaar waren, ke ken ze eerst overal met behulp hunner lantaarn rond of ze in ae rotsachtige ruimte ook sporen van Billy konden ontdekken, want op hun roepen vernomen ze niets. Ze konden het water in hunne nabUheid hooren murmelen en plassen en de echo's dier geluiden vervulden de lucht. Verder vernamen zU niets dan den klank hunner eigen voetstappen op de stee- nen, en na eenige minuten begrepen zU, dat ze verder het hol binnen moesten dringen. Juist toen zij dit besluit genomen hadden, uitte Noël een triomfkreet en zich bukkende hief hU Billy's verloren hoed van den grond op. HU reikte hem zijn vader, die tegen den sergeant zelde: „Om den hoed te halen, liet mUn Jongen zich naar beneden. Hoe vreemd, dat hU hem niet gevonden heeft, 't Is juist onder den trechter." „HU moet hem gezien hebben." De sergeant knikte. ,Ja Mijnheer," sprak hU. „Maar maakt u hier uit niet op, dat hij niet eens er naar gezocht heeft Ik ken dit hol sinds jaren, en er is maar een plaats, waarheen hU zich heeft ktbnen be geven, als hU er niet tegen op gezien heeft zich nat te maken. En dat is recht door 't water, en daar heen zullen vrij ook moeten gaan." En hij geleidde hen naar den oever der rivier en allen waadden door het koude, donkere water. behalve Noël, die ofschoon tegenstribbelend, door een der mannen op de schouders werd genomen. Het was zeer donker om hen heen en de Heer Holland vroeg zich af, waarheen ze gevoerd wer den, toen de sergeant plotseling de lantaarn op hief, voorzichtig voorwaarts ging en eindelijk haastig bukte. MUnheer Holland schrok geweldig, want hU onderscheidde plotseling een stille, don kere gedaante, die op de rotsen lag uitgestrekt. HU greep den sergeant bU den arm. Maar de laatste legde, zich oprichtende, de hand op den schouder van den ontstelden vader en zei gerust stellend: ,,'t Is uw Jongen niet, MUnheer. 1 Is een man." „Een man?" riep hU uit terwUl de politie zich rondom hen verzamelde. „Ja MUnheer. Ziet u maar!" en opnieuw hield de sergeant de lantaarn omlaag. MUnheer Hol land bukte en keek, maar plotseling uitte hU een kreet. Want de bewustelooze gedaante, was Oash- man, die van de rots naar beneden gevallen moest zUn. De kleederen waren nat van t water. HU hield een arm uitgestrekt en een der agenten nam een korten knuppel op, die de man stellig als wapen bij zich had gehad. „Dat is de man. Vader," zei Noel, zeer beangst. „Maar toen we hem t laatst zagen was hU daar boven." „Het is de man, die mU den brief zond en een die in dit alles gemengd schUnt te zUn," verklaar de de heer Holland, nederknielend en den zak doek om Cashman's hals losmakende. Misschien kan hU ons iets vertellen als wU hem bU kunnen brengen." „Ja, MUnheer. Maar hij heeft een leehjken val gedaan en is op rijn hoofd terecht gekomen," ant woordde de sergeant hem ter rijde staande. „Wat zou hU met dien knuppel hebben voor gehad?" De heer Holland beet zich op de lippen; hU wilde geen woorden geven aan rijn angst, maar ging rustig voort met het verleenen der „eerste hulp." Maar de sergant had Juist geoordeeld toen hU zei, dat de man een leelijken knauw had gehad, want ofschoon hU zich onrustig bewoog, kwam hU niet tot bewustrijn. Geneeskundige hulp scheen noodzakelUk en men droeg hem over het water en heesch hem voorzichtig naar boven. OnderwUI had men het geheele hol doorzocht, maar geen spoor van Billy gevonden. „Welnu, dan zullen we verder moeten gaan, naar de plaats waar ik eerst over sprak. Ik twij fel er geen oogenblik aan, dat de Jongen zien daar bevindt." HU keerde zich om, ging langs de plek, waar Cashman gevonden was, en liep door den tunnel, terwUl hU met behulp zijner lantaarn alles goea opnam. Toen wondde hij zich tot mijnheer Hol land. „Er ls hier iemand aan 1 weik geweest, mijn heer," zei hij verwonderd. „Br is daar een muur van druipsteen geweest, even sterk als de grona onder onze voeten. En ik de hier niets dan een hoop gruis." ,En mUn zoon" vroeg de heer HOüand angstig. „ZUn er sporen van hem?" •Nog geen enkel münhee* vinden. Wees maar niet bang." HU bleef opnieuw staan „,Wel, dat 1» wonderlijk!" riep hU eensklaps. „Hier zUn eenige treden achter het puin en. Ja een open deur! We rijn op het spoor da» is zeker. ZESTIENDE HOOFDSTUK. Een jacht in de duisternis. Terwijl dit alles was voorgevallen, had Billy alleen in het hol vreemde dingen be leefd. Eerst stond hij een poos door den trechter omhoog te staren en te roepen in de mee ning, dat Noël en Madge zouden opdagen om hem te helpenen had hij lang genoeg ge wacht dan zouden ze gekomen zijn. Maar het begon hem te vervelen en hij ging zoe- I ken of er geen kans was om klimmende weer de bovenwereld te bereiken. Hij was toch een weinig beangst. Maar voor zichzelf vreesde hij niet, dat was tegen zijn natuur. Hij tobde alleen over het ver dwijnen der anderen, want hij was er van overtuigd, dat ze niet w-eg zouden loopen en hem in den steek laten, zonder ernstige reden. En deze reden kon hij niet gissen, of de mannen en Cashman moesten hen heb ben verjaagd. Weldra zag hij, dat het zoeken in de duis ternis hem weinig hielp en plotseling her innerde hij zich met blijdschap, dat liij ln t bezit was van een doos lucifers. Spoedig had hij een klein vlammetje, dat hem bij lichtte, ofschoon 't van weinig nut ln 't don kere hol was. Het wierp alleen een gelen weerschijn op den vochtigen grond en een flikkerende schaduw op de muren in het rond. (Wordt mvoiad),

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1928 | | pagina 21