Mager Courant Derde Blad. BRIEVEN OVER ENGELAND. Putnam Weale en Japan. Het eerste treffen tusschen Moscoviet en Mandchoe. «DE RAADSELACHTIGE MAN. n Zaterdag 13 October 1928 71ste Jaargang. No. 8339. 6 October 1928. Wij herinneren ons gewoonlijk zoo weinig van wat tra Jaren geleden geleerd hebben. Ik kreeg dezer dagen toevallig een blinde kaart van Frankrijk onder mijn oogen, en schaamde me oprecht Geschiedenis! Welk een figuur zouden we ïflaan, als ons, tegelijk met onze kinderen do les werd overhoord, om nog maar niet eens te spreken van een schirlftelijke repetitie. Maar laten we nu eens even aannemen, defct we een werkelijk buitengewoon geheugen hebben en ons herln- enren, of grootendeels herinneren, de werkeltyk niet zoo heel geringe kennis, die we eenmaal toch be:ceten heb ben. Wat zou dan ons proefpapler aan het eind van h8t repetltle-uur bevatten? Jaartallen! Oorlogen, met de daaraan onafscheide lijk verbonden zee- en landslagen, vredesverdragen met bepalingen, nieuwe oorlogen, rijtjes van voorsten, grar venhulzen Alle vragen goed beantwoord: tie». Er zijn natuurlijk leerlingen, die 10 krijgen, en verdienen. Maar waar voor? Wat kennen zij van de echte geschiedenis? Hoe leefden onze voorvaderen? Hoe waren zij "behuisd, wat sten ze, hoe kleedden ze «r-lch, hoe zochten ze een meisje en hoe trouwden ze? !Dat onderdeel van de geschiedenis het. eenlge, wat een gewoon mensch werkelijk interesseert, want wie stelt er eenlg belang ln, wanneer de vrede van Rijswijk werd gesloten en waaraan hij een eind maaikte wordt la de geschiedenisboeken eenvoudig overgeslagen. Hoe zochten ze een meisje en hoe trouwden ze, zei lk zoo even. Laten we die zaak eens even nader be kijken. waarbij we een bepaalden tijd en een bepaald land zullen uitkiezen. Tijd: 15e eeuw, land: Engeland. Nu geen koningen, of graven, en zelfs geen ridders. Daar weten wc genoeg van. Hoe ging dl'fc toe bij John Smlth en Dlck Brown? Want het Is mat de achter achter-achter-kleinkinderen van Smlth ein Brown én Eoblnson, dat wij alle dagen te doen hebben, niet met die van the Earl of Warwich, of koning Hendrik VTII. Hoewel, dat kun je nooit zoo zeker wetisn. De heel gewone menschen uit de 15o eeuw waren erg afhankelijk van den heer van het 'dorp. Zoo lang ze nu maar niet wilden trouwen met bemand van een anderen stand dan de hunne, en ook n.let met Iemand van een ander landgoed, ging de zaaik meestal heel eenvoudig. Het kon mijnheer van het kasteel niets schelen, dus men trouwde naar believen. Was het wel iemand van hoogeren stond, of kwam het meisje er gens anderB vandaan, dan had het wat meer voeten in de aarde, maar meestal kon het dian toch met be taling aan den heer wel ln orde gebracht worden. Wan neer we het laatste niet meerekenen, was er dus wel niet veel verschil tusschen arbeldersh'uwelljken uit de 15e eeuw, en heden. Maar nu gaan we een stap verder, en komen bij de vrije burgers, bij de handeldrijvende!! burgerstand, en zelfs bij de gegoede middelklasse. Met een landheer had deze klasse niets uit te etaan, maar toch werd de zaak er daardoor niet veel eenvoudiger om. De voornaamste reden ;was, dat liefde gewoonlijk bitter weinig met het huwelijk had te maken, doch dat het een meestal tamelijk Ingewikkelde handelszaak was, waarbij nog al wat geboden en afgedongen moest wor den. Toevallig zijn we nogal goed ingelicht over de hu welijksmarkt in Engeland in de 15e eet^w. Toen ter altijd woonde In het graafschap Norfolk een gegoede familie, de familie Paston, die onder (hun eigenaardig heden er twee hadden, waarmee we ook wel eens ln onzen tijd kennis maken: ze hielden van bewaren, en waren nogal schrijfsch. Immers, van die Paston familie hebben wij, nakome lingschap, geërfd het niet te versmeden erfdeel van meer dan duizend brieven. Niet, dat dit met medeweten en goedvinden van de familie ia gebeurd. Nooit heeft ééa van die brievenschrijvers zoo omstreeks het jaar 1470, 1480 gedacht, dat zijn epistel over eenige eeuwen ge lezen, en meer dan dat, aandachtig bestudeerd zou worden. Integendeel Vele van die brieven zijn geen SCeizt IsUesa, mk «Oneigen mei Eet ttitogend rem- zoak om terstond na lezing t» verbranden. Een ver zoek, waaraan de ontvanger of ontvangster van den brief due, gelukkig voor ons, niet had voldaan. Onge twijfeld zal er ook vaak wel aan voldaan zijn, waar door' de collectie niet zoo groot is als ze had kunnen zijn. M'aar ze kan er evengoed nog best wezen. In de beperkte ruimte, die me hier ten dienste staat, kan ik natuurlijk niet zoo heel veel van deze uitge breide correspondentie laten zien, Hier volgt evenwel een epistel in zijn geheel. Men moet zich èn taal 6n spelling maar heel anders denken, dan lk ze geef, maar om begrijpelijke redenen zie lk er van af, het 15e eeuwsche Engelach over te brengen in Nederlandsch van dien tijd. De brief krijgt daardoor oen veel moder ner a&nzlon, dan hij had behooren te hebben, maar de Inhoud blijft in elk geval dezelfde. Februari, 1477. Aan mijn zeer beminde neef, John Paston. Zeer geachte en dlepbemlnde Valentljn, (het was juist Valentijnsdag geweest, 14 Februari, maar daag zullen we op het oogenblik niet verder op ingaan) op nederige wijze beveel lk mij aan u aan. En hartelijk dank lk u voor den brl8f, dlon ge mij door middel van John Bekarton hebt gezonden, waaruit ik begrijp en weet, dat ge het plan hebt binnenkort te Topcroft te komen, en dat zonder cenige boodschap of zaak, maar alleen om tot een beslissing to komen in de aan gelegenheid tusschen mijn vader en u. Ik zou het vroolijkste schepsel op deze wereld zijn, als alles tot een schikking kon komen. En wanneer ge zegt, dat, als ge hier komend bevindt dat de zaak nog niet ver der te uwen gunste is gevorderd dan weleer, ge mijn vader en moeder niet meer kosten of moeite zult geven ln deze aangelegenheid voor een beele po©*, dit ver oorzaakt mij groote droefenis, en als ge komt en van de zaak komt niets, dan zal ik nog veel droeviger en bezorgder zijn. Wat mij betreft, ik heb voor deze zaak gedaan, wat lk kan en mag doen, zooals God weet; en ik moet u ronduit zeggen, dat mijn vader nietmeer geld hiervoor wil afstaan dan f 100 en 50 mark, wat heel wat minder is dan gij wenscht. Daarom, als gij tevreden zoudt kunnen zijn met deze som en mijn armzalig persoontje, zou lk het gelukkigste meisje op aarde zijn en als ge niet voldaan zljt, en vindt, dat ge veel meer behoort te ontvangen, zooals ik reeds eerder van u begrepen heb, dan, goede, trouwe en liefhebbende Valentljn, doe geen moeite meer hier te komen voor dezo zaak, maar laat haar loopen en spreek er nooit meer over, zooals ik mag zijn uw trouwe minnares, en meisje, dat voor u bidden zal, gedurende geheel mijn leven. Ditmaal niet meer, maar de Almachtige Jezus bo ft cherme u, zoowel lichaam als ziel. Van Uw Valentljn, Margerie Brevra. Nogal een onderdanig briefje, zal men zeggen, van Margery. Erg goed, trouw en liefhebbend Bchijnt baar John tooh ook wol nlot geweest te zijn. Maar de on derdanigheid van de vrouw tegenover den man, dit blijkt uit de geheele Paston-correapondentle, was in de 15e eeuw een klein Ietsje grooter dan in onzen tijd. Geen wonder, als er echtgenooten war.en, die zooals we op een andere plaats lezen, hun trouwe ega, omdat ze tegensprak, tegen den grond sloegen, en ln het gezicht trapten, zoodat haar neusbeen brak en haar gelaat voor goed geschonden was. NEGEN JAAR RUSSISCH BEZOEK BRACHT VERWOESTING EN ARMOEDE. Totdat «IJ de macht voorgoed in handen kregen. IV. Khabarof trok in 1851 met een vrij sterke macht naar het gebied van de Axnoer. Overal trof hij weer verlaten dorpen, de vrees voor de Russen zat er een maal in. Tenslotte na eenlge dagen, stuitte hij op een drie dubbele verdedigingslinie opgericht door eenlge Dau- rian-prinsen. Vijftig Mandchoe-rulters waren ddor de regeering te Peking aan het Daurlan-garnizoen ter versterking gezonden. Men vermoedde, dat men nu wel tegen de Russen opgewassen zou wezen, maar zoodra deze van hun vuurwapenen gebruik gemaakt en dadelijk twintig Daurlans neergelegd hadden, na men de Mandchoe-rulters <de vlucht. Hoe dapper deze ruiters overigens waren, bleken zij, die slechts met lans en zwaard gewapend waren, sterk geïmponeerd door de uitwerking van kruit en lood. De Daurlans trokken zilch in hun forten terug' en trachtten de bestorming der Ruséén af te slaan. Te vergeefs. Zeshonderd zestig Daurlans werden gedood, pardon werd niet gegeve/n. Vierhonderd vrouwen en kinderen werden gevangen genomen, driehonderd vijf tig paarden en veel vee en graan buitgemaakt. De historieschrijvers noemen het optreden van Kha barof onnoodlg wreed en zeer kortzichtig. Khabarof trok verder tot hij den mond van de rivier Sungarl bereikte, waar hij oen fort bouwde, ten einde daarin te overwinteren. Van dit fort Achanska Gorod genaamd, werden die overblijfselen door den be- kenden ontdekkingsreiziger Maack teruggevonden. De j bewoners uit de omgeving hadden zooveel van de I Russen te lijden, dat zij een aanval waagden, doch zonder succes. j De bewoners trachtten toen de Manchoe-regeering in Peking te bewegen om hien bij te staan in hun nood, maar dit was onmogelijk, daar China te veel van hun krachten vergde, dan dat zij troepen naar het Noorden I konden zenden. De Mandchoe-generaal te Ningata nabij het over weldigde gebied gelegen,, besloot aan de smeekbeden der bevolking gehoor te geven en trok met tweedul- zend man, met boog, vuurroer en kanon bewapend, den vijand tegemoet. Den 24 Maart 1652 begon de bele gering van het Russische fort. De Mandchoee wisten een bres te schieten en drongen daardoor het fori bin nen. De Russen hadden echter een kanon op die plek gericht en de aanvallers werden teruggeslagen. On- Naar hat Engelach van EDGAR WALLACH. gile luC Zan „Mijn knecht, die uitging," antwoordde Ralph koeltjes „Wat scheelt er aan?" De eerste oogenbllkken bleef de ander het ontwoord schuldig; toen liet hij zich kreunend ln een gemakke- Ujken stoel vallen en sloeg de handen voor het gelaat. „Is het zoo erg er mede gesteld?" vroeg Ralph het hoofd meewarig schuddende. „Hij weet alles," zeide Tarn met verstikte stem. „Wie is die „hij"? Die mijnheer uit Indlë? En wat (weet hij?" F „Alles. Hallam, hij is Soyoka." Hallam zag hem met open rnond aan. 1 „Ben je gek Soyoka?" „Hij is of Soyoka of hij ls een van de voornaamsten van de bende. Waarom zou hij niet? Amery maakt een winst van acht duizend pond per jaar. Wij weten welke winst er te maken ls door Soyoka zij maken milll- oenen winst, tegen wij duizenden. Hij heeft altijd verblijf 8shouden in Indië, niet vermoedende dat de oude Amery hem' zijn zaken zou nalaten. Het is ons altijd bekend ftweest, dat Indische ambtenaren met de bende van %oka onder één deken lagen. Hoe kon hij anders we- kliWaar hij in de boeken moest kijken naar de zendin gen die wij ontvangen hebben? Het eerste wat hij deed was zijn vinger leggen op een kist galanterieën Stein uit Leipzich en naar bizonderheden vragen.- Hij zelde mij dat ik moest heengaan, en Ik ga heen. Hallam, het geeft niets om Soyoka te bestrijden. Zij *&an voor nfets. Tk kan niets meer verdragen, Hallam. Voor die soort van dingen ben lk te oud." .Maar niet om te trouwen, naar men mij zegt." Tarn keek snel op: „Wat bedoel je daarmee?" „Niets anders dan wat lk zeg. Ik heb begrepen dat je uit de voeten wilt maken met een dame, die wij niet aader zullen noemen." Maurice Tarn haalde de schouders op. „Ik weet nog niet wat lk doen zal. Ik heb mij vast gewerkt." 'Dat ls best mogelijk." Uit de stem van Ralph Hal- n sprak geen medelijden; zijn trekken stonden hard, lam s ,i, .„««„jucii, .Gijn ireRneu sionaen nara, w onderlip stak scherp vooruit. „Als je vindt, dat Je I FEUILLETON weg moet 8^°. welnu, ga dan. Je hebt geld genoeg om je zenuwen weer tot bedaren te laten komen. Naar Zd. j Amerika, natuurlijk! Dat dacht lk wel. Ga, en neem mijn zegen mede. Je hebt je zenuwen den baas over je laten I spelen, en zoover mij betreft, ben je van geen nut meer. Je bent erger dan dat je levert een gevaar op. Wij zul- I len zoo vlug mogelijk den boel verdeelen en dan kun je gaan naar den duivel, indien je verkiest." Langzaam naderde hij den gebroken mem en zag uit de hoogte op hem neer. „Maar je gaat alleen. Ik heb de hulp van iemand noodig." „Van Elsa?" stamelde de ander. „Van Elsa," zeide Ralph Hallam. „Ik kan haar tot mijn denkwijze bepraten. Dat zal gemakkelijk gaan. Ik kan haar niet missen, Maurice. Zij is in één woord aan biddelijk. Ik neem je niets kwalijk, dat jij haar voor jou verlangde. Zij Is goddelijk! Maar ik heb haar even zeer noodig. Er ligt een wereld van zaligheld ln dat slanke meisje, Maurice!" „Maar... maar..." Vol afschuw zag Tarn hem aan. De- een of andere verstompte cel ln zijn hersens, waar een maal betamelijkheldsgevoel gehuisd had, was machtig aan het werken „maar dat kan niet, Ralph! Je bent Immers getrouwd ik. weet, dat je getrouwd bent. Je kunt Elsa nooit huwen!" „Ik heb geen woord over huwen gezegd," beet Ralph hem lichtgeraakt toe. „,Doe Je asjeblieft niet zoo akelig netjes voor!" HOOFDSTUK V. DE MA1JÏ IN DE KAMER. Onder het terugrijden naar het kantoor verkeerde Elsa in een kalmer stemming en kon zij helder naden ken. Zij had niet alles aan Hallam verteld: hij wist (naar zij dacht) niets van haar nachtelijke beproeving, toen Maurice Tarn, gezeten aan zijn met door hem ge ledigde flesschen bezaaide tafel, gesproken en gespro ken had, tot haar hoofd er van duizelde. Zij had zijn bedekte zinspelingen op den huwelijken staat, de voor- deelen en de geneugten daarvan, steeds beschouwd als uitvloeisels van louter spraakzaamheid. Thans waren haar de schellen van de oogen gevallen. Halfbeschonken en beneveld, bad hij getracht haar op zijn monsterachtig aanzoek voor te bereiden. Het liep verkeerd hopeloos verkeerd. Vroeger had hij nooit zóó zwaar gedronken. Zij onderdrukte een 2jucht toen de taxi Wood Street in sloeg en tikte tegen de voorruit, ten einde den chauf feur te laten stilstaan vóór zij aan de deur van Amery zouden gekomen zijn. Toen zij de smalle trappen opsnelde was het half drie, en zij hoopte dat haar ongenietbare patroon haar nog niet had laten roepen,. Zoodra zij de deur van haar kan- middellijk gingen 150. Kozakken tot een uitval over en spoedig daarna was het pleit besleoht. 9e Mand- choes waren volkomen verslagen. Zeven honderd van hen Heten het leven, achthonderd paarden, verscheidene kanonnen, vuurroeren en vaandels vielen den Russen in handen. Zoo eindigde dit eerste treffen tusschen Moscoviet en Mandchoe in een volmaakte nederlaag voor den Moscoviet Onmiddellijk zond Khabarof koeriers naar Siberië, om melding te maken van zijn overwinning en van de geweldige rijkdommen van dit land. Hij achtte het mo gelijk met een bezettingsleger van 8000 man het ge heele Amoer-gebled voor Rusland te behouden. Hij meldde echter dat sedert de Russische heirscharen dit aan landbouw zoo rijke land doorgetrokken waren, de akkers en velden braak lagen. Negen jaar Russisch bezoek had verwoesting en armoede gebracht De Siberische machthebbers konden niet over 8000 man beschikken en zonden de koeriers van Khabarof door naar Moskou. De koeriers deden onderweg zulke wonderbaarlijke verhalen van overvloed en goud, zil ver,, vee en bont, dat de bevolking van Siberië, op avontuur belust, zich opmaakte naar dit Amoer-Lui- lekkerland. Er waren zelfs georganiseerde avonturiers, b.v. die van de gebroeders Zokorin, die wel 300 man sterk waren. De Russische regeering zag in deze plunderende avon turiers terecht een gevaar en zond de noodlge troepen, teneinde paal en perk te stellen aan de wanorde en daarvoor in de plaats rust en vrede te herstellen, op dat de regeerlng behoorlijk zou kunnen proflteeren van het door Khabarof veroverde gebied. Deze werd Inmiddels vervangen door Stepanow en in Moskou te ruggekeerd door den Czoar ontvangen en rijkelijk be loond. Khabarof had zich door verscheidene vertegen woordigers der Daurlans en andere stammen doen ver gezellen. Ook deze werden door den Czaar ontvangen en keerden tijk met gesohenken beladen naar hun haardsteden terug. Intusschen was Stepanow reeds weer langs cLe Amoer naar den mond van de -Sungari getrokken, waar hij in het voorjaar van 1654 een vijandelijke vloot bemand met 3000 Mandchoes en Daurlans aantrof en versloeg. De Mandchoe-dynastle was er inmiddels tn geslaagd, ln China rust en orde te herstellen en kon zich nu bezig houden met de gevaren, die zich aan de noord grens voordeden. Stepanow begreep dat hij nu met de Mandchoes ernstig rekening zou moeten houden en bouwde een sterk fort waar de Kamara zich in de Boven-Amoer stort en bemande de vesting met 500 man. De vijand liet zoodra het voorjaar was, niet lang op zich wachten en 10.000 man Chineeeohe troepen verschenen voor de muren van het fort. Na een ge ducht bombardement besloten de Chineezen het fort stormenderhand te nemen, doch werden teruggeslagen en zelfs door een stoutmoedigen Russischen uitval tot de aftocht gedwongen. A13u* kreeg Stepanow eenlge jaren de handen vrij tot hij ln 1658, terwijl bij met slechts 500 man langs de Amoer trok, een vloot van 45 Mandchoe-schepen ontmoette. Tegen deze met zwaar en licht geschut bewapende vloot, was hij niet opge wassen en evenals de meesten zijner manschappen, vond hij den dood. Inmiddels waren 600 Yeneselsk-kozakken onder lei ding van Pashkof bezig de Frans Baikal-provlncle te bezetten. Pashkof wilde zich met Stepanow verbinden, doch bij zijn aankomst aan de Boven-Amoer vernam hij het tragische lot van den bevelhebber. Tien Jaren gingen rustig voorbij tot plotseling ln 1060 Shernl- go ski, een Pool, die aan het gerecht had weten te ontsnappen, met tachtig aanhangersAlbazin, een der oude forten van Lavkal, bezetten en hier een stad stichtten en een heel sterk fort, omgeven door grach ten en wallen bouwden. De Chineezen, weinig gesticht over deze herverschijning van Russen aan de Midden- Amoer, beklaagden zich ln 1670 te Nerchlnsk, de re sidentie van den Gouverneur aan de Boven-Amoer. De Russen zonden een gezant naar Peking, welke ver- tegenwoordlger zeer wel werd ontvangen door Keizer Kang Hsl, die Chun Sin was opgevolgd. Over de Al- bazln-quaestle werd geen besluit genomen. De Russen namen echter van uit Nerchlnsk bezit van Albazin met de opmerking, dat het do Siberische autoriteiten on verschillig was, wie do sleutel tot de deur die naar de Amoer leidde, bezat. In Albazin werd nu een klooster gebouwd en spoedig was het fort omringd door dorpen, bevolkt met banne lingen. Aan Chernigoskl en zijn volgelingen werd de vrij heid geschonken; men ziet dat de Russen hun dank baarheid wisten te betuigen aan lieden, die ln hun kaart gespeeld hadden. Meer en meer land rondom Albazin werd In cultuur gebraoht en ln 1683 werd nog een andere plaats, A'gun, gesticht in de nabijheid van waar nu Blago- veschensk ligt. De Chineezen zagen met ontsteltenis dit alles geschieden en de Mandchoe-regeerlng te Peking besloot om zich van uit Hellungchlang, de noordelijkste provincie van Mandchoerije, welke zij ln 1671 ook ln haar macht gekregen had, op Algun te werpen. De aanval werd met suoces bekroond. Zij trokken verder naar de Beneden-Amoer, verbrandden en slechtten de nederzettingen, behalve Albazin. De Chineezen zonden een schrijven aan den Gou verneur van Albazin om zich over te geven, doch ont vingen geen antwoord. Een leger van ruim 18000 man naderde daarop in een groote vloot langs de Amoee. Het garnizoen van Albazin bestond slechts uit 350 weerbare mannen. Toch werd een sommatie tot over gave geweigerd, de Russen verwachtten elk oogenblik de aankomst van versterking. De aanval begon en na enkele dagen was de helft van het garnizoen bulten gevecht gesteld. De verwachte hulptroepen lieten niets van hun nadering bemerken en tenslotte zwichtte de gouverneur voor den aandrang der smeekendo bewo ners der stad om die toch over te geven op de fraaie voorwaarden door de Chineezen gepresenteerd. De Chineezen hielden zich aan hun woord en lieten het garnizoen ongehinderd aftrekken. Een dagreis ver der stootte dit op de hulptroepen. Waren deze vieren twintig uur eerder gearriveerd, dan zou Albazin niet gevallen en de geschiedenis van de Amoer heel an ders geworden zijn. De Chineezen lieten ook de hulptroepen rustig te rugtrekken en toen dit was geschied en de Russen Ner chlnsk bereikt hadden, lieten op hun beurt de Mand- choe-generaals hun troepen weer retlreeren langs de Amoer. Het oude Algun, dat op den linkeroever van de rivier lag, werd verlaten, een nieuw Algun werd op den rechteroever gesticht Na een garnizoen van 2000 man te hebben achtergelaten, trok het Chineesche leger naar de Sungarl. Vijf dagen verschenen te Albazin eenlge verkenners uit Nerchlnsk. Toen die Albazin door de Russen verlaten vonden, waren spoedig een duizend man Russen ter plaatse, die het fort opbouwden, maar i veel sterker dan het vorige. Een jaar later rukten de Mandohoe-generaals weer op Albazin aan en een voorhoede van Mandóhoe-rulterr» verrasten een gedeelte van AlbazLners, die met veld- I arbeid bezig waren. Het beleg begon. De Russen deden herhaaldelijk uit vallen en ondanks dat het garnizoen aan scheurbuik leed en tot honderd man gereduceerd was, weigerde I het zich over te geven. I Nu begon een allerzotst tijdperk. De Chineezen had- den op order uit Peking zloh 3 kilometer van Albazin I teruggetrokken. Vier maanden later trokken zij nog eens een kilometer terug en den 30 Augustus 1687 bra ken de Chineezen het beleg definitief op. Do Russon herbouwden de dorpen en keerden terug tot ontginning i van den bodem. Het door den Czaar in 1884 geschonken wapen: een adelaar die een pijl en boog in zijn klauwen houdt, prijkte weer boven de poort van het fort Albazin aan i de Midden-Amoer. j Wat was er toch geschied, dat het merkwaardige 1 terugtrekken der Chineezen rechtvaardigde? (Wordt vervolgd.) toortje geopend had, zag zij op een stoel bij hét venster een man zitten. Hoewel het een warme dag was, droeg hij een overjas; zijn zwarte haren hingen over den kraag van deze heen. Zijn rug naar haar toegekeerd, want hij scheen verdiept ln de aanschouwing van hetgeen in de straat beneden gebeurde, en eerst toen hij de deur had hooren sluiten, keerde hij zich eensklaps om en stond op. Een oogenblik zag Elsa hem met opengesperden mond aan. Het was een Chinees! Hij was volkomen naar de laatste mode gekleed. Zijn overjas van onberispelijken snit sloot nauw rond zijn middel, zijn gestreepte grijze pantalon viel in een keurige plooi op zyn laarzen, over welke hij witte slobkousen aangetrokken had. De stemmige das, de gloednieuwe handschoenen, alles was Europeesch. Doch het aange zicht! De opeilbare zwarte oogen, glinsterden achter onbehaarde oogleden, het gezicht zoo geel als gerimpeld perkament, de bloedelooze lippen, de vooruitstekende onderkaak iets zóó afschuwelijks had zij nog nooit aanschouwd; en, als had hij haar gedachten gelezen, zelde hij ln onberispelijk Engelsch: v „Mooi is niets anders dan hetgeen men er door ver- staat Feng Ho, Candidaat ln de Wetenschappen mijn kaartje." Op hetzelfde oogenblik klonk een vreemd en lieflijk geluld haar in de ooren. Het was het jubellied van een zangvogel. Op een van de planken stond een meesterlijk bewerkt vogelkooitje. Gouden vlechtwerk en gekleurd glas maakten het paleis van den kleinen zanger tot een verblijf van zeldzame schoonheid. Op het stokje zat een citroengele kanarievogel; zijn dikke keel trilde van het gekweel uit volle borst „Hoe prachtig!" zelde zij verrast „Hoe komt die hier?" Feng Ho grijnsde. „Ik bracht den vogel mede. PI vergezelt mij altijd. In de straten kijken vele menschen mij na, en zij vinden het gek, dat een Chineesch heer, een Candidaat in de Wetenschappen, een gewoon vogelkooitje in de hand draagt. Doch Pi heeft behoefte aan versche lucht Het is niet goed voor een vogeltje altijd binnenshuis te zijn. Pi, onwaardige en leelijke kleine raaf, hef je domme lied ^ens aan voor de schoone dame." Terwijl hij sprak had de vogel gezwegen, doch thans barstte hij opnieuw los in een stroom van lieflijke klan ken, die het armoedig gemeubileerde vertrek geheel vul den. „Welk een merkwaarldge vogel!" merkte Elsa op en zag van het diertje naar den eigenaar. De onderzoekende oogen van den Chinees sloegen haar nauwlettend gade. „Ik vrees, dat ik u heb doen schrikken," zelde hij op zijn eigenaardige, verbloemende manier. „U is waar schijnlijk niet aan ontmoetingen met Chineezen gewoon, Juffrouw Marlowe." Zij stond verbijsterd. Hoe wist dit wezen haar naam? „U u wenscht zeker Majoor Amery te spreken," zelde zij, zoodra zij zich hesrteld had. „Ik heb hem reeds gesproken. Hij verzocht mij te wachten en mij aan u voor te stellen, ■wanneer u terug gekeerd zoud zijn. Ik vrees, dat lk een veelvuldig be zoeker zal worden." Zij dwong zich tot glimlachen. „Te vreezen behoeft u daarom niet, Mijnheer..." Moest zij hem .Mijnheer Feng" of „Mijnheer Ho" noe men? Wederom moest hij haar gedachten geraden heb ben. „Feng Ho is een samengestelde naam", zei hij, „en het „Mijnheer" kunt u weglaten, tenzij het gebruik van dat voorvoegsel u meer op uw gemak mocht stellen." Hij wierp een zedigen blik op zijn nieuwe handschoe nen en zeide toen: i Majoor Amery is juist binnen gekomen." Zij zag hem snel aan. „Ik hoorde hem niet komen," zelde zij. i Hij maakte een snelle beweging met het hoofd. I „Ja, en nu stapt hij door de kamer; hij ls blijven stil staan bij den haard". Nu hield hij zijn hoofd in luiste rende houding recht opgericht. „Nu heeft hij aan zijn bureau plaats genomen en een vel papier opgenomen. Hoorde u het niet ritselen?" Zij keek hem argwanend aan. Wie was die aanma tigende man, die haar zoo losjes op voet van gelijkheid behandelde, die zich te haren koste vermaakte? „Ik hoor alles," zelde hij. „Nu ls hij In zljfx stoel gaan zitten. Deze krakte." Zij liep naar de deur van de kamer van den Majoor en opende haar. Hij zat aan zijn bureau; hij had de hand uitgestrekt naar de schel, die haar ontbood, ln het zelfde oogenblik toen zij naar binnen keek. „Kom binnen," noodigde hij haar barsch uit. „Heeft u Feng Ho ontmoet?" Hij zag haar verhitte wangen en zijn lip krulde zich weer tot dat afschuwelijke glimlachje. „Hij heeft u een demonstratie gegeven van de scherp te van zijn gehoor, is het niet? Dat ls zijn eenlge trots" Door de deuropening keek hij naar den Chlnee6 Feng Ho gaf een aanschouwing van de onmetelijke diepte van zijn mond, door deze te vertrekken in een grijns van het eene oor naar het andere. „Doe de deur dicht, alsjeblieft', zelde hij, en toen zij op het punt van gehoorzamen was en den Chinees aldus buiten zou sluiten, vloeide er 'een stroom van onweerstaanbare woorden van zijn lippen en zag zij Feng Ho zijn handen in zijn mouwen verbergen en buigen. „Het zou kunnen dat u Feng Ho herhaaldelijk hier ontmoet. Doch van den anderen kant ook weer niet. Neem dezen brief op." Gedurende het eerstvolgende kwartier vlogen haar vingers over de blaadjes van haar kladboek, want

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1928 | | pagina 9