II
t geheimzinnige huis.
VOOR ONZE JEUGD
i en
moortje, rond, als sneetzw nxj vfl
üuin een' goudgeel hartje ril
t *8 morgon» heel vroeg. <*p Je boed
t ichepjefl opgegraven wordt....
#ro,...?? waar komt het dim terecht??
vod. óM je het dadelUk ragUI
AEn&V
aeen.
-het
jafcea,
,n de
wol-
rA
kraib-
Ltïers!
wer-
jelIJk.
odorn
from-
r. BU
daar
dieet!
safbelfl
een
Ihou-
waax rit je?** -waar is Groetje??
>o was zo toch nog thuis»
ba&r moeder, die vergeefs mekt
pigen van het huls.
gwn wonder, onze Oreetje
w boven toegegaan.
M hoog kun Je niet hooren
de deuren SlaanI
Bluttig want ze staat daar
ïoo deftig en parmant
een lang fluweelen mantel
'sgel ln de hand.
n srooten hoed met veeren,
eI wat anders dan een lint
i rioh een echte „dame"
fwoonwog prachtig vindt 1
m een kast bad ra gevonden
Al dat moois hoe kwam het daar?
Moeide droeg toch nooit die Moeren
En zoon toren op het haart
SJndeUJfc na heel lang zoeken
Moeder keek zelfs onder t bed!
Werd ons Groetje mèt den rommel
Netjes in den hoek gerat!
H. EL DB BBODWA*.
DE TROUWE HOND.
(Vervolg en slot).
Met het eten ging het niet zoo gemakkelijk.
Waar moest hij dat vandaan halen? Maar hij
troostte zich. Thuis bij baas Velden was hij dik
wijl» met een leege maag gaan slapen. Dat kon
hij nu voor een enkelen keer ook wel doen. En
dan zou hl} den anderen dag wel eens kunnen
onderzoeken, of er in het bosch niets te vinden
was. Hector zocht dus in het dichte struikge
was een lekker pekje op en legde zich te slapen.
Maar zijn rust zou niet lang duren. Na een uurtje
werd hy onzacht uit zijn slaap opgeschrikt. Toen
hij goed wakker was, begreep hy eerst recht, wat
men mot hein uitvoerde. In de schemering ont
dekte hy een viertal kerels, die hem lachend aan
keken. Toen Hector zich bewegen wilde, voelde
hy een dikke ketting om zijn hals. Arme Hek, wat
had hy maar kort van zijn vrijheid kunnen ge
nieten. Maar de goede hond opende al rijn
krachten in om los te komen. Hy deed ontzet
tende sprongen om de ketting te verbreken, met
geen ander gevolg echter dan dat hy buiten
adem geraakte en adch aan den hals geweldig
pyn deed. De mannen stonden hem maar lachend
aan te kyken. Eindelijk gaf Hek bet op en gin
gen ra met hem op weg.
Hek moest mee, of hy wilde of niet Hf) werd
naar een huis gebracht, in het dichtst van het
woud. De hut was geheel door loof en struiken
verborgen, zoodat voorbijgangers het niet licht
zouden ontdekken. Daar woonden de vier man
nen. Hek kreeg een plaatsje in een soort van
schuur. Daar werd hy aan de ketting stevig
vastgelegd. Daar de goede hond wel begreep, dat
aan zijn lot toch niet veel te veranderen was,
legde hy zich bedaard neer en trachtte te slapen,
Reeds was hy bijna in zoete rust, toen de deur
van de schuur openging. Een der mannen trad
binnen. Hector schrikte geheel wakker. Hy brom
de even, maar dit hield dadelijk op, toen hij zag,
dat er een schotel met vleesch en een met water
voor hem werd neergezet. Hektor was geheel
verbaasd. Zooiets had hij nog nooit beleefd. Maar
hy bedacht zich niet lang en tastte dadelijk flink
toe. Het vleesch was in ongelooflijk korten tyd
verdwenen. Toen legde Hek zich met een gevulde
maag neer au van nu af werd zijn slaap niet
meer gestoord.
Den volgenden dag werd bat hem duidelijk, ln
wat voor gezelschap hy was geraakt. De vier
mannen, die daar midden in het bosch huisden,
waren roovers, die ar hun werk van maakten, de
lieden in den omtrok te bestelen. Daar ra vol
leerde dieven waren, deden m heel wat op en
aoo kwam het, dat Hek in een goed kosthuis was
aangeland. Hij kreeg evenals den eersten keer
overvloed van eten en drinken. Maar dtt werd
hem niet voor niemendal gegeven. Hek moest do
roovers op hun tochten vergezellen} gedeeltelijk
was dit, opdat hy hen in geval van nood helpen
kon, maar ook werd hem geleerd, geroofde i_
deren zoo spoedig mogelijk naar btns te brengen.
Hector bezat een goed verstand, en rao kwam
het, dat hy allee, wat de roovers van hem ven-
langden, al spoedig leerde. 74J begonnen hem
clan ook zoor op prils te stellen en Hector merkte
dit aan den overvloed van lekker voedsel, dat
hem gaven. Zoo had Hek het vry wat beter dan
by baas Velden. Dat scheelde heel wat, maar,
vreemd was het. Hek kon rijn ouden baas toch
maar niet vergeten. Vaak verlangde hy hem nog
eens weer te zien, en als hy niet bang was ge
weest, dat hy by Velden niet lang meer zou le
ven, zou hy misschien nog teruggekeerd zyn. Nu
maakte hy geregeld de zwerftochten der roovers
mee, en de trouwe hond bewees zyn nieuwen
meesters belangrijke diensten. In menig huis in
den omtrek werd Ingebroken; een groote buit
werd in het diepste van het woud in veiligheid
gebracht, t Was op een avond, dat het viertal er
weer op uit trok. Hek was meegenomen. Ze
wachtten de duisternis af en toen alles stil was,
beproefden de dieven hun slag te slaan." Ze zoch
ten een huis op, waar ze, daar het nog al afge
legen was, een goeden slag dachten te slaan.
Maar toen ze de plaats, waar zo moesten zyn,
hadden bereikt, begon Hector onrustig te wor
den.
„Stü, hond," fluisterde een van de dieven. Hec
tor zweeg, maar zyn staart bewoog zich sterk en
hfl snuffelde druk in bet rond. Het goede beest
had het huis van sUn vorigen meester, van boos
Velden, herkend.
mtusschen waren de dieven hun werk begon
nen. Een van hen had gereedschappen' by zich.
waarmee hij een raam beproefde open te ma
ken. De anderen wachtten geduldig het oogen-
biik af, dat ze naar binnen konden kruipen.
Daar het duister was, zagen ze niet, hoe onrus
tig Hek begon te worden. Het was den eersten
dief gelukt, het venster open te maken. Hy klom
naar binnen eu de anderen maakten zich gereed,
rijn voorbeeld te volgen.
Xntusschen lag baas Velden, vermoeid van een
drukken dag, in diepen slaap, niet denkend, dat
roovers óp dat oogenblik bezig waren, bij hem in
te breken. Maar plotseling werd het Hek te
machtig, zyn oude natuur kwam weer boven; de
trouw aan den vorigen baas was sterker dan dc
gehechtheid aan de mannen, die hem goed tr
eten gaven. En Juist op het oogenblik, dat
tweede dief naar binnen wilde dringen, klonk
een luid geblaf door de stilte. „Stil hond. stil
hondl" fluisterde de dieven weer. maar vergeefs:
Hector blafte wat hy kon en riep baas Velden
wakker, die in een ommezien aan een zolderraam
verscheen. „Wie is daar?" riep hy met heldere
stem. Twee der dieven waren reeds gevlogen. De
man, die naar binnen waa gedrongen, maakte
ook, dat hy weer weg kwam. Toen Hector de
stem van zyn ouden meester hooide, begon hy
weer te blaffen. Nu gingen de laatste dieven ook
op de vlucht en baas Velden zond hun nog een
geweerschot achterna.
„Hector! Hector 1" riep hy met heldere stem.
In een ommezien was de hond het raam inge
sprongen.
„Beste, brave hond," riep de baas dankbaar uit,
„ben Je daar weer, ben Je daar weer?"
Hoé dankbaar was de koopman, dat zyn goede
hond hem zoo op het juiste oogenblik zoo'n groot
bewUs van trouw had gegeven. Ach, hy had hem
zoo gemist Hy wist heel goed. dat hy zelf de oor
zaak van het verdwijnen van Hek was geweest
en wel twintig maal had hy zichzelf de verzeke
ring gegeven, dat hy, mocht Hector nog terugkee-
ren, dén goeden hond beter zou behandelen. En
nu was Hector er weer en hy verscheen nog wel
zoo te rechter tyd.
.Beste, brave hond", «ei de baas nog eens en
alsof hy op dat oogenblik al rijn verzuim wilde
goed maken, haalde hy uit de kast een groot,
stuk vleeech en zette het zyn ouden makker voor.
En Hector at met groote happen; t was duide
lijk, dat hem dit nog veel beter smaakte dan het
lekkers, dat de dieven hem gaven. Van nu af be
handelde baas* Velden zyn goeden hond beter
d&n ooit en Hector heeft het dan ook nooit meer
in den zin gekregen weg te loopen, zooals hy
een* deed m rond ging dwalen ln het bosch I
EEN TUGERJACHT.
Luitenant Johnson wao wegens gezondheidsre
denen overgeplaatst naar Dehan, en hy voelde
zich in zyn nieuwe omgeving weldra geheel
thuis. Het klimaat was veel frisschor en gezon
der, don dat van de vlakke, moerassige rijstvel
den van den Gangeo, en bovendien was er zoo
veel wild, dat hy rijn lust tot Jagen dagelijks kon
voldoen. Toch hinderde hem de gedachte, dat hy
nu reeds een vol Jaar in ïndiö waa, zonder nog
een enkelen tyger geschoten te hebben. Gelukkig
waa hem nu gemeld, dat er op eenige uren af-
stands een groote tijger gezien was, en dadeiyk
had hy zich, vergezeld van twee Inlanders, op
weg begeven.
„Zorg, dat er een paar flinke inlanders by u
zyn, als gy u in gevaar bevindt," had de majoor
hem gezegd, en luitenant Johnson had een glim
lach niet kunnen bedwingen, want hy vertrouw
de niet veel op den moed der inlanders, maar
toch had hy den raad van den ouden majoor
niet ln den wind durven slaan. Deze had hem
twee Dafadars (Hindoe sergeants) mede gege
ven, on één blik op de belde mannen had luite
nant Johnson overtuigd, dat het krachtige lie
den waren, die voor geen enkel gevaar zouden te
rugdeinzen. He* waa nog vroeg tn dan
de drie mannen- trachtten zich een weg
nen door het hooge tUgcrgras, waarin rij geheel
verdwenen; langs de oevers van da Boven Goda
verij groeit het al zeer hoog.
De Jongste der inlanders liep vlak achter den
officier. Hy was een krachtige bergbewoner van
Mysore het Zwitserland van ZuId-IndiÖ
en heette Lal Mtr Khan. De ander, Mohammed
Kassim, was veel ouder, deed dienst als gids en
liep daarom vooruit. Zijn veerkrachtige tred, rijn
helder oog en krachtige gestalte waren geheel in
strijd met. rijn reeds grijzenden baard.
Terwijl luitenant Johnson zich met moeite een
weg baande door het gras, dat ver boven rijn
hoofd uitstak, schoot het hem te binnen, dat het
hier Juist de plaats was voor een ontmoeting met
^en tyger. Op hetzelfde oogenblik bleef Moham
med Kassim staan en zei zoo bedaard alsof hy
'illeen maar vertelde, hoe laat het was.
„Bagh hal.Sahib" (er is hier een tyger, heer)!"
„Ja. dat is zyn spoor!" riep de luitenant, ter-
vijl hy den Indruk bezag, dien Mohammed hem
manweea.
Dit zeggende rukte hy rijn geweer met dubbe
len loop van den schouder en nam het in de
hand.
.Maar waar Is het dier «elf? Ik zou wel willen,
dat ik het te zien kreeg." Terwijl hy zoo sprak,
hoorde hij niet. dat het lange gras zacht ruisch-
'e, zag hy niet, hoé een paar groenachtig gele
oogen van tusschen het gras fonkelend op hem
varen gericht, maar plotseling klonk hem een
vreeselitk gebrul ln de ooren en stond een reus
achtige tyger met een enkelen sprong in het
midden van ons drietal.
Lal Mlr Khan schoot, en de tijger brulde van
pyn en woede. De Jonge officier verloor gelukkig
rijn tegenwoordigheid van geest niet en vond den
Htd, den tyger Insgelijks een kogel toe te zenden,
doch voor hij nog eens kon schieten, lag hy op
den grond met een der voorpooten van don rij
der op zyn borst geplant, diens aoherpe tanden
in den rechterarm gedrukt en den heeten adem
van het dier in rijn gezicht. Als de inlanders nu
wevkeiyk laf waren geweest, dan zou nu hot
juiste oogenblik voor hen aangebroken rijn om
te vluchten; doch de bravo Hindoes dachten hier
aan geen oogenblik. De Jonge Lal Mtr Khan
sprong dadelilk zlln officier te hulp. Hy pakte
den tyger met de handen om de keel en scheurde
hem letteriyk van rijn bilna bewusteloos slacht
offer af. Deze zelfopoffering kwam hem echter
duur te staan. Bliksemsnel rukte het woedende
dier zich los. wierp hem ter aarde en be^-nn met
klauwen en tanden de borst van den aanvaller te
verscheuren. Eén oogenblik nog en het zou met
belden gedaan geweest zijn, maar gelukkig kwam
Mohammed Kassim te hulp snellen. Alles waa zoo
spoedig ln zyn werk gegaan, dat deze, die een
paar schreden vooruit liep, nog niets had kun
nen verrichten. Nu sprong hy echter naar voren
en stak den tyger rijn yzeren piek ln de rilde.
Het beest keerde zich zoo snol naar hom toe.
dat de punt van het wapen afbrak, maar nu gaf
de dappere Hindoe het dier zoo'n hevigen slag op
den kop, dat de tijger versuft was. Het gewonde
dier huilde van pyn en wilde wegsluipen, maar
nu richtte luitenant Johnson zich op. ging op de
knieën liggen en, zondpr om riln gowotidcn arm
te denkon, schoot hU af. De luitenant zonk be
wusteloos noer ophetzelfde oogenblik, dat de ty
ger dood ter aarde stortte.
„Het was hun Kismet (noodlot), en wie kan dat
ontgaan?" zelde Mohammed Kassim wlJsgeerlg.
doch de beide gewonden bekijkende, vervolgde
hy: „Wat nu te doen?"
Ja, het was een moethjk geval, want hoe sterk
ook, Mohammed Kassim kon geen twee mannen
wegdragen, en hen verlaten sou voor de achter-
biyvenden te gevaariyk rijn. Gelukkig daagde er
hulp. Hy hoorde op eenlgen afstand het trappe
len van paarden en da stemmen der ruiters, die
elkander iets toeriepen. Mohammed Kassim
drong, roepende, door het gras en vond een af-
deeling soldaten, die een konvooi krijgsvoorraad
begeleidde. De officier was natuuriyk dadolljk
bereid om hulp' te verleenen en de gewonden
voorzichtig te vervoeren. Dank zy de tydlge hulp
van Lal Mlr Khan was luitenant Johnson er be
ter afgekomen dan men zou hebben gedacht.
Wel was de arm leeiyk toegetakeld, maar het
been was ongeschonden. De dappere sergeant
echter was vreeseiyk gehavend, en had door
bloedverlies zooveel' geleden, dat de officier van
gezondheid het hoofd schudde en verklaarde, dat
hy er heel slecht aan toe was.
Hierin vergiste hy zich echter; Lal Mlr Khan
herstelde, hoewel zeer langzaam. Hij werd door
leder geprezen, maar wat hem het meeste genoe
gen. deed, dat was wel, dat de „kolonel Sahlb"
hem voor het front van het gansche regiment
openiyk rijn dank betuigde.
Na dien tyd heeft luitenant Johnson nooit
meer de inlanders van lafheid verdacht.
Va» pret, «Ne knol
De winter komt weer In ha* lan<V,,<, *1 Damt
niet lang, of witte vlokken die
alleen kunt zien, ala Je elkaar mot de
kussens om het hoofd gooit, da* do veerea «uit
vliegen I dwarrelen neer en hoopen rioh oa
tot hooge, witte muren, te* een berg van mseuri^
waarin Je aoo heeriyk kunt steppen, om er hau«
den vol van op te rapen en er eikaar mee te boos*
bardeeren.
Xs t niet aoo? rag een* of Je 1 xdet «Ja
vindt iemand ©ons eventjes te kunnen tawxtjroo
en Je handen, die eerst niet goed durfden aan
pakken. daarna te voelen tintoion en gloeien
m thuis te komen mot wangen als bellefleur*
(dat rijn die roode appels, die aoo prachtig grnn j
glimmen als Je ra opwrijft!) en dan een kop
warme melk of chocola te krijgen! Wan* bongo*
dat jo dan kunt hebben neon maar voo*
tien boterhammen draai Je Ja hand nog niet ooit
II |BhI
oemeen ia 't alleen om harde sneeuwballen te
maken, die leeiyk pUn kunnen doen cm als .aq .li
Je daarmede willen raken, moet Ja maar aorgon.
iat Jc boenen maakt Dan vind !k Jq bouscb geun'; A1
lafaard.
*s Zomers buiten heb Je ook ballen
gewone elastleke en oen leuk «pol
kot waar je ra wegslaat Kyk maar
plaatje.
Maar al» Je zóó eentje op Je gericht krUgt, befl
jo nog lang niet gelukkig en kan Je nou» «j
gaan uitzien als een bevroren aardappel
Maar als Je er zóó een op Je gezicht krijgt botjj
de komende snoeuwballenprot en al» t zoovos
is en Je mU ontmoet mag Je met rin allen Je hart!
aan my ophalen eu fijn aan hot inwrijven
Maar geen hfcrde bullen, boor!!
H. H. DB BRUIN—«JOH.
■■UMMBI
die
niet
s ia
0
(Vtlj dut M Kngelspbl
Vervolg
'MJ verkreeg de zekerheid, dat hl)
felcdere wllze ontsnappen kon dan
'Idoling van een ladder, die hij
thljniyk nergens vinden zou.
hand ln wanhoop eens of twee
de rots vastklemde om te trach-
'V emhoog te klimmen, bemerkte hy,
«muur vochtig en glibberig was en
Ubrokkelde. Elndeiy k gaf hy
'top, omdat hy inzag, dat geen
I vezen langs dezen weg ontko-
Opnleuw riep en schreeuwde hy,
bil geen antwoord kreeg, keerde
et ten einde voorzichtig ln de
den oever der rivier te vinden.
1 "eg even gewacht, dan was hy
geweest, want Noël was Inmiddels
terugweg van zyn Jacht op de auto-
leer nu BUly meende, dat Madge
Weggegaan waren, besloot hy 't
™en, wat hem over bleef, name-
■Weg zoeken, door de deur aan het
"en rotstunnel.
hy daartoe overging wilde hy
°eg eeh anderen uitgang te vinden
den oever op verkenning uit te
dacht hy, „de stroom moet
°P ultloopen en misschien kom
ook uit <Ut hgr,
Daarom Uep hy langs den over, terwyi hy
de luclfersvlammetjes met de hand be-
schuttte, en ging steeds verder en verder de
duisternis ln, tot hy op een punt kwam,
waar het water ln een soort tunnel van
druipsteen een onbekende bestemming tege
moet ging. Het was hier kèud en geheim
zinnig en erg donker.
Maar Bllly, die aan deze dingen niet wil
de denken, verzamelde al zyn moed en
stapte dapper ln den stroom, die, zooals hy
tot zyn vreugde bemerkte, niet diep was en
hem Juist tot zyn kuiten natmaakte. Toen
klemde hy zich aan den oever vast en
staarde ln de duisternis van den tunnel, tot
dat de lucifer, die hy vasthield, flikkerend
en sissend ln het water viel. Maar hy zag
niets. Het water, dat daar stroomde werd
beschenen door het laatste glimpje dag
licht, zoodat hy niets daarbinnen kon on
derschelden.
Toch was het niet zyne bedoeling de
poging op te geven, en zorgvuldig rondtas
tende, liep hy voorwaarts, totdat hy ln de
nauwe tunnel was met zyn vochtige, door
het water uitgeholde zoldering vlak boven
zyn hoofd.
De lucht was er goed. Het rook er wel
vochtig, zooals ln een diepen kelder, en het
water droop op zyn hoofd, maar er was een
sterke tocht, wat Bllly de plotselinge hoop
gaf, dat er ergens een qpenlng moest zyn,
waardoor hy moest kunnen ontkomen.
Hy liep langzaam vooruit, zonder onge
vallen, totdat zyn uitgestrekte handen een
kouden rotswand betastten en hy begreep,
dat de weg scherp naar rechts boog. Voor
zichtig ging hy den hoek om en tuurde
vooruit.
Tot zyn vreugde kon hy duldelyk een
lfchtschyn onderschelden.
„Hoeral" riep hy luid en voortgaande
Uep hy sneller op het licht toe, dat sterker
werd hoe meer hy het naderde en dat door
een opening van de rots scheen te dringen.
Maar zyn vreugde was van korten duur.
Plotseling stond hy met wild kloppend hart
stil.
Want, naast deze Uchte opening ln de
rots verscheen een geelachtig. Ucht, dat
heen en weer bewogen werd en zyn glans
wierp over een man, die het aan zyn gordel
droeg. Hy daalde voorzichtig, zich aan de
rots vastklampende, en toen het Ucht op
zyn gezicht viel, zag BUly tot zyn ontzet
ting, dat hy opnieuw ln den val was geloo-
pen, want de bezoeker was Cashman.
Zooals te begrypen Is, zag BUly hem meli
verbazing naderen. Hy had hem zien terug
gaan langs de ladder, en nu was hy hier,
langzaam dalende door een nauwen rots
trechter en "t scheen Bllly toe, dat hy voor
eigen aangelegenheden zich daar bevond.
Toen herinnerde hy zich wat Cashman om
trent zyn plannen had losgelaten, toen hy
de mannen bespiedde, en de woorden „aan
het einde der rivier", en opeens begreep hy,
dat hy tot het volvoeren dezer plannen
teruggekeerd was.
In angst over zyn toestand en onzeker.
hoe te handelen, hurkte Bllly neer, terwyi
hy Cashman aanstaarde, die nu den stroom
had bereikt en met den rug naar hem toe
gekeerd bezig was een houweel, dat over «yn
schouder hing, los te maken. Met bonzend
hart bespiedde BUly hem, en hy zag hoe hy
het werktuig ophief en hoorde hoe het op
den rotsmuur nederkwam. Voortdurend her
haalde Cashman de slagen, terwyi telkens
een regen van gruis en steenen naar bene
den viel. Elndeiyk legde hy het houweel
neer en hief de lantaarn op, terwyi hy een
weinig achterover hoog om beter te kunnen
zien en Bllly, wiens nieuwsgierigheid hem te
sterk werd, kroop een schrede vooruit.
Cashman hield een vreemd, vierkant met
rood verzegeld pakje omhoog en plaatste het
ln de door hem gemaakte opening ln de rots.
Hy legde het met byzondere voorzichtig
heid neer en plaatste een tweede er boven
op. Toen haalde hy een touw uit zyn zak,
dat hy zeer behoedzaam aan den onderkant
der pakjes bevestigde en het andere eind
nemende leidde hy het langs de roti,
den mond van den nauwen trechter, waar
door hy omlaag was gedaald. Hy lachte ln
zichzelf terwyi hy dit deed, floot een ko
misch deuntje en sprak toen hardop ln
zich zelf. „Dat ls nu voor Jou, Mynheor Hol
land, voor Jou en de fabrieken", gromde hl),
terwijl hy zich op het hoofd krabde en met
opgeheven lantaarn zyn arbeid bekeek. „Ala
Je t daarginds nu niet gauw nat krijgt ben
lk een rhlnoeeroe."
BUly verbleekt*, OMhnen bWR fint I
einde van het touw met een brandende luci
fer; Hy wachtte een oogenblik.
„Ik denk, dat lk tyd genoeg heb",
de hy, onzeker de pakjes bekijkend.
Eeqsklaps was t Bllly duidelijk wal
's mans bedoeling was en koude rilllnger
liepen over zyn rug. Deze anderaardsohi
stroom Uep zeker langs de stelle rotsen
achter de fabrieken, die stjn vader beheer
de. Cashman had dit zeker op de een a
andere wUze bemerkt en trachtte nu di
drulpsteenen muur te doen springen, opda
het water der rivier met groote krach:
regelrecht naar de gebouwen sou stroomen
de machinerieën bederven en mkzrtilan dl
geheels fabrieken.
Bllly wist, dat dit bet gevet moest rijn, a
met het angstzweet op zyn gerioht zag hl
Cashman de laatste toebereidselen makel
tot het aansteken der kat die de pekjo
moest doen springen.
.Wat moet tk doenr dacht hJJ telken
weer, Bleef by daar den werd de lont aan
gestoken, en spoedig zon bet dynamiet ont'
ploffen en den rotswand doen «vinger;
Teruggaan hielp hem met Sr was welnl
tyd tot denken, en eer mHy, overstelpt doel
angst de kansen ten volle berekend har,
bief Cashman bet einde van bet touw
hoog en bracht de lantaarn er MJ. Mag ét
oogenblik en t m te