II t geheimzinnige huis. VOOR ONZE JEUGD i en moortje, rond, als sneetzw nxj vfl üuin een' goudgeel hartje ril t *8 morgon» heel vroeg. <*p Je boed t ichepjefl opgegraven wordt.... #ro,...?? waar komt het dim terecht?? vod. óM je het dadelUk ragUI AEn&V aeen. -het jafcea, ,n de wol- rA kraib- Ltïers! wer- jelIJk. odorn from- r. BU daar dieet! safbelfl een Ihou- waax rit je?** -waar is Groetje?? >o was zo toch nog thuis» ba&r moeder, die vergeefs mekt pigen van het huls. gwn wonder, onze Oreetje w boven toegegaan. M hoog kun Je niet hooren de deuren SlaanI Bluttig want ze staat daar ïoo deftig en parmant een lang fluweelen mantel 'sgel ln de hand. n srooten hoed met veeren, eI wat anders dan een lint i rioh een echte „dame" fwoonwog prachtig vindt 1 m een kast bad ra gevonden Al dat moois hoe kwam het daar? Moeide droeg toch nooit die Moeren En zoon toren op het haart SJndeUJfc na heel lang zoeken Moeder keek zelfs onder t bed! Werd ons Groetje mèt den rommel Netjes in den hoek gerat! H. EL DB BBODWA*. DE TROUWE HOND. (Vervolg en slot). Met het eten ging het niet zoo gemakkelijk. Waar moest hij dat vandaan halen? Maar hij troostte zich. Thuis bij baas Velden was hij dik wijl» met een leege maag gaan slapen. Dat kon hij nu voor een enkelen keer ook wel doen. En dan zou hl} den anderen dag wel eens kunnen onderzoeken, of er in het bosch niets te vinden was. Hector zocht dus in het dichte struikge was een lekker pekje op en legde zich te slapen. Maar zijn rust zou niet lang duren. Na een uurtje werd hy onzacht uit zijn slaap opgeschrikt. Toen hij goed wakker was, begreep hy eerst recht, wat men mot hein uitvoerde. In de schemering ont dekte hy een viertal kerels, die hem lachend aan keken. Toen Hector zich bewegen wilde, voelde hy een dikke ketting om zijn hals. Arme Hek, wat had hy maar kort van zijn vrijheid kunnen ge nieten. Maar de goede hond opende al rijn krachten in om los te komen. Hy deed ontzet tende sprongen om de ketting te verbreken, met geen ander gevolg echter dan dat hy buiten adem geraakte en adch aan den hals geweldig pyn deed. De mannen stonden hem maar lachend aan te kyken. Eindelijk gaf Hek bet op en gin gen ra met hem op weg. Hek moest mee, of hy wilde of niet Hf) werd naar een huis gebracht, in het dichtst van het woud. De hut was geheel door loof en struiken verborgen, zoodat voorbijgangers het niet licht zouden ontdekken. Daar woonden de vier man nen. Hek kreeg een plaatsje in een soort van schuur. Daar werd hy aan de ketting stevig vastgelegd. Daar de goede hond wel begreep, dat aan zijn lot toch niet veel te veranderen was, legde hy zich bedaard neer en trachtte te slapen, Reeds was hy bijna in zoete rust, toen de deur van de schuur openging. Een der mannen trad binnen. Hector schrikte geheel wakker. Hy brom de even, maar dit hield dadelijk op, toen hij zag, dat er een schotel met vleesch en een met water voor hem werd neergezet. Hektor was geheel verbaasd. Zooiets had hij nog nooit beleefd. Maar hy bedacht zich niet lang en tastte dadelijk flink toe. Het vleesch was in ongelooflijk korten tyd verdwenen. Toen legde Hek zich met een gevulde maag neer au van nu af werd zijn slaap niet meer gestoord. Den volgenden dag werd bat hem duidelijk, ln wat voor gezelschap hy was geraakt. De vier mannen, die daar midden in het bosch huisden, waren roovers, die ar hun werk van maakten, de lieden in den omtrok te bestelen. Daar ra vol leerde dieven waren, deden m heel wat op en aoo kwam het, dat Hek in een goed kosthuis was aangeland. Hij kreeg evenals den eersten keer overvloed van eten en drinken. Maar dtt werd hem niet voor niemendal gegeven. Hek moest do roovers op hun tochten vergezellen} gedeeltelijk was dit, opdat hy hen in geval van nood helpen kon, maar ook werd hem geleerd, geroofde i_ deren zoo spoedig mogelijk naar btns te brengen. Hector bezat een goed verstand, en rao kwam het, dat hy allee, wat de roovers van hem ven- langden, al spoedig leerde. 74J begonnen hem clan ook zoor op prils te stellen en Hector merkte dit aan den overvloed van lekker voedsel, dat hem gaven. Zoo had Hek het vry wat beter dan by baas Velden. Dat scheelde heel wat, maar, vreemd was het. Hek kon rijn ouden baas toch maar niet vergeten. Vaak verlangde hy hem nog eens weer te zien, en als hy niet bang was ge weest, dat hy by Velden niet lang meer zou le ven, zou hy misschien nog teruggekeerd zyn. Nu maakte hy geregeld de zwerftochten der roovers mee, en de trouwe hond bewees zyn nieuwen meesters belangrijke diensten. In menig huis in den omtrek werd Ingebroken; een groote buit werd in het diepste van het woud in veiligheid gebracht, t Was op een avond, dat het viertal er weer op uit trok. Hek was meegenomen. Ze wachtten de duisternis af en toen alles stil was, beproefden de dieven hun slag te slaan." Ze zoch ten een huis op, waar ze, daar het nog al afge legen was, een goeden slag dachten te slaan. Maar toen ze de plaats, waar zo moesten zyn, hadden bereikt, begon Hector onrustig te wor den. „Stü, hond," fluisterde een van de dieven. Hec tor zweeg, maar zyn staart bewoog zich sterk en hfl snuffelde druk in bet rond. Het goede beest had het huis van sUn vorigen meester, van boos Velden, herkend. mtusschen waren de dieven hun werk begon nen. Een van hen had gereedschappen' by zich. waarmee hij een raam beproefde open te ma ken. De anderen wachtten geduldig het oogen- biik af, dat ze naar binnen konden kruipen. Daar het duister was, zagen ze niet, hoe onrus tig Hek begon te worden. Het was den eersten dief gelukt, het venster open te maken. Hy klom naar binnen eu de anderen maakten zich gereed, rijn voorbeeld te volgen. Xntusschen lag baas Velden, vermoeid van een drukken dag, in diepen slaap, niet denkend, dat roovers óp dat oogenblik bezig waren, bij hem in te breken. Maar plotseling werd het Hek te machtig, zyn oude natuur kwam weer boven; de trouw aan den vorigen baas was sterker dan dc gehechtheid aan de mannen, die hem goed tr eten gaven. En Juist op het oogenblik, dat tweede dief naar binnen wilde dringen, klonk een luid geblaf door de stilte. „Stil hond. stil hondl" fluisterde de dieven weer. maar vergeefs: Hector blafte wat hy kon en riep baas Velden wakker, die in een ommezien aan een zolderraam verscheen. „Wie is daar?" riep hy met heldere stem. Twee der dieven waren reeds gevlogen. De man, die naar binnen waa gedrongen, maakte ook, dat hy weer weg kwam. Toen Hector de stem van zyn ouden meester hooide, begon hy weer te blaffen. Nu gingen de laatste dieven ook op de vlucht en baas Velden zond hun nog een geweerschot achterna. „Hector! Hector 1" riep hy met heldere stem. In een ommezien was de hond het raam inge sprongen. „Beste, brave hond," riep de baas dankbaar uit, „ben Je daar weer, ben Je daar weer?" Hoé dankbaar was de koopman, dat zyn goede hond hem zoo op het juiste oogenblik zoo'n groot bewUs van trouw had gegeven. Ach, hy had hem zoo gemist Hy wist heel goed. dat hy zelf de oor zaak van het verdwijnen van Hek was geweest en wel twintig maal had hy zichzelf de verzeke ring gegeven, dat hy, mocht Hector nog terugkee- ren, dén goeden hond beter zou behandelen. En nu was Hector er weer en hy verscheen nog wel zoo te rechter tyd. .Beste, brave hond", «ei de baas nog eens en alsof hy op dat oogenblik al rijn verzuim wilde goed maken, haalde hy uit de kast een groot, stuk vleeech en zette het zyn ouden makker voor. En Hector at met groote happen; t was duide lijk, dat hem dit nog veel beter smaakte dan het lekkers, dat de dieven hem gaven. Van nu af be handelde baas* Velden zyn goeden hond beter d&n ooit en Hector heeft het dan ook nooit meer in den zin gekregen weg te loopen, zooals hy een* deed m rond ging dwalen ln het bosch I EEN TUGERJACHT. Luitenant Johnson wao wegens gezondheidsre denen overgeplaatst naar Dehan, en hy voelde zich in zyn nieuwe omgeving weldra geheel thuis. Het klimaat was veel frisschor en gezon der, don dat van de vlakke, moerassige rijstvel den van den Gangeo, en bovendien was er zoo veel wild, dat hy rijn lust tot Jagen dagelijks kon voldoen. Toch hinderde hem de gedachte, dat hy nu reeds een vol Jaar in ïndiö waa, zonder nog een enkelen tyger geschoten te hebben. Gelukkig waa hem nu gemeld, dat er op eenige uren af- stands een groote tijger gezien was, en dadeiyk had hy zich, vergezeld van twee Inlanders, op weg begeven. „Zorg, dat er een paar flinke inlanders by u zyn, als gy u in gevaar bevindt," had de majoor hem gezegd, en luitenant Johnson had een glim lach niet kunnen bedwingen, want hy vertrouw de niet veel op den moed der inlanders, maar toch had hy den raad van den ouden majoor niet ln den wind durven slaan. Deze had hem twee Dafadars (Hindoe sergeants) mede gege ven, on één blik op de belde mannen had luite nant Johnson overtuigd, dat het krachtige lie den waren, die voor geen enkel gevaar zouden te rugdeinzen. He* waa nog vroeg tn dan de drie mannen- trachtten zich een weg nen door het hooge tUgcrgras, waarin rij geheel verdwenen; langs de oevers van da Boven Goda verij groeit het al zeer hoog. De Jongste der inlanders liep vlak achter den officier. Hy was een krachtige bergbewoner van Mysore het Zwitserland van ZuId-IndiÖ en heette Lal Mtr Khan. De ander, Mohammed Kassim, was veel ouder, deed dienst als gids en liep daarom vooruit. Zijn veerkrachtige tred, rijn helder oog en krachtige gestalte waren geheel in strijd met. rijn reeds grijzenden baard. Terwijl luitenant Johnson zich met moeite een weg baande door het gras, dat ver boven rijn hoofd uitstak, schoot het hem te binnen, dat het hier Juist de plaats was voor een ontmoeting met ^en tyger. Op hetzelfde oogenblik bleef Moham med Kassim staan en zei zoo bedaard alsof hy 'illeen maar vertelde, hoe laat het was. „Bagh hal.Sahib" (er is hier een tyger, heer)!" „Ja. dat is zyn spoor!" riep de luitenant, ter- vijl hy den Indruk bezag, dien Mohammed hem manweea. Dit zeggende rukte hy rijn geweer met dubbe len loop van den schouder en nam het in de hand. .Maar waar Is het dier «elf? Ik zou wel willen, dat ik het te zien kreeg." Terwijl hy zoo sprak, hoorde hij niet. dat het lange gras zacht ruisch- 'e, zag hy niet, hoé een paar groenachtig gele oogen van tusschen het gras fonkelend op hem varen gericht, maar plotseling klonk hem een vreeselitk gebrul ln de ooren en stond een reus achtige tyger met een enkelen sprong in het midden van ons drietal. Lal Mlr Khan schoot, en de tijger brulde van pyn en woede. De Jonge officier verloor gelukkig rijn tegenwoordigheid van geest niet en vond den Htd, den tyger Insgelijks een kogel toe te zenden, doch voor hij nog eens kon schieten, lag hy op den grond met een der voorpooten van don rij der op zyn borst geplant, diens aoherpe tanden in den rechterarm gedrukt en den heeten adem van het dier in rijn gezicht. Als de inlanders nu wevkeiyk laf waren geweest, dan zou nu hot juiste oogenblik voor hen aangebroken rijn om te vluchten; doch de bravo Hindoes dachten hier aan geen oogenblik. De Jonge Lal Mtr Khan sprong dadelilk zlln officier te hulp. Hy pakte den tyger met de handen om de keel en scheurde hem letteriyk van rijn bilna bewusteloos slacht offer af. Deze zelfopoffering kwam hem echter duur te staan. Bliksemsnel rukte het woedende dier zich los. wierp hem ter aarde en be^-nn met klauwen en tanden de borst van den aanvaller te verscheuren. Eén oogenblik nog en het zou met belden gedaan geweest zijn, maar gelukkig kwam Mohammed Kassim te hulp snellen. Alles waa zoo spoedig ln zyn werk gegaan, dat deze, die een paar schreden vooruit liep, nog niets had kun nen verrichten. Nu sprong hy echter naar voren en stak den tyger rijn yzeren piek ln de rilde. Het beest keerde zich zoo snol naar hom toe. dat de punt van het wapen afbrak, maar nu gaf de dappere Hindoe het dier zoo'n hevigen slag op den kop, dat de tijger versuft was. Het gewonde dier huilde van pyn en wilde wegsluipen, maar nu richtte luitenant Johnson zich op. ging op de knieën liggen en, zondpr om riln gowotidcn arm te denkon, schoot hU af. De luitenant zonk be wusteloos noer ophetzelfde oogenblik, dat de ty ger dood ter aarde stortte. „Het was hun Kismet (noodlot), en wie kan dat ontgaan?" zelde Mohammed Kassim wlJsgeerlg. doch de beide gewonden bekijkende, vervolgde hy: „Wat nu te doen?" Ja, het was een moethjk geval, want hoe sterk ook, Mohammed Kassim kon geen twee mannen wegdragen, en hen verlaten sou voor de achter- biyvenden te gevaariyk rijn. Gelukkig daagde er hulp. Hy hoorde op eenlgen afstand het trappe len van paarden en da stemmen der ruiters, die elkander iets toeriepen. Mohammed Kassim drong, roepende, door het gras en vond een af- deeling soldaten, die een konvooi krijgsvoorraad begeleidde. De officier was natuuriyk dadolljk bereid om hulp' te verleenen en de gewonden voorzichtig te vervoeren. Dank zy de tydlge hulp van Lal Mlr Khan was luitenant Johnson er be ter afgekomen dan men zou hebben gedacht. Wel was de arm leeiyk toegetakeld, maar het been was ongeschonden. De dappere sergeant echter was vreeseiyk gehavend, en had door bloedverlies zooveel' geleden, dat de officier van gezondheid het hoofd schudde en verklaarde, dat hy er heel slecht aan toe was. Hierin vergiste hy zich echter; Lal Mlr Khan herstelde, hoewel zeer langzaam. Hij werd door leder geprezen, maar wat hem het meeste genoe gen. deed, dat was wel, dat de „kolonel Sahlb" hem voor het front van het gansche regiment openiyk rijn dank betuigde. Na dien tyd heeft luitenant Johnson nooit meer de inlanders van lafheid verdacht. Va» pret, «Ne knol De winter komt weer In ha* lan<V,,<, *1 Damt niet lang, of witte vlokken die alleen kunt zien, ala Je elkaar mot de kussens om het hoofd gooit, da* do veerea «uit vliegen I dwarrelen neer en hoopen rioh oa tot hooge, witte muren, te* een berg van mseuri^ waarin Je aoo heeriyk kunt steppen, om er hau« den vol van op te rapen en er eikaar mee te boos* bardeeren. Xs t niet aoo? rag een* of Je 1 xdet «Ja vindt iemand ©ons eventjes te kunnen tawxtjroo en Je handen, die eerst niet goed durfden aan pakken. daarna te voelen tintoion en gloeien m thuis te komen mot wangen als bellefleur* (dat rijn die roode appels, die aoo prachtig grnn j glimmen als Je ra opwrijft!) en dan een kop warme melk of chocola te krijgen! Wan* bongo* dat jo dan kunt hebben neon maar voo* tien boterhammen draai Je Ja hand nog niet ooit II |BhI oemeen ia 't alleen om harde sneeuwballen te maken, die leeiyk pUn kunnen doen cm als .aq .li Je daarmede willen raken, moet Ja maar aorgon. iat Jc boenen maakt Dan vind !k Jq bouscb geun'; A1 lafaard. *s Zomers buiten heb Je ook ballen gewone elastleke en oen leuk «pol kot waar je ra wegslaat Kyk maar plaatje. Maar al» Je zóó eentje op Je gericht krUgt, befl jo nog lang niet gelukkig en kan Je nou» «j gaan uitzien als een bevroren aardappel Maar als Je er zóó een op Je gezicht krijgt botjj de komende snoeuwballenprot en al» t zoovos is en Je mU ontmoet mag Je met rin allen Je hart! aan my ophalen eu fijn aan hot inwrijven Maar geen hfcrde bullen, boor!! H. H. DB BRUIN—«JOH. ■■UMMBI die niet s ia 0 (Vtlj dut M Kngelspbl Vervolg 'MJ verkreeg de zekerheid, dat hl) felcdere wllze ontsnappen kon dan 'Idoling van een ladder, die hij thljniyk nergens vinden zou. hand ln wanhoop eens of twee de rots vastklemde om te trach- 'V emhoog te klimmen, bemerkte hy, «muur vochtig en glibberig was en Ubrokkelde. Elndeiy k gaf hy 'top, omdat hy inzag, dat geen I vezen langs dezen weg ontko- Opnleuw riep en schreeuwde hy, bil geen antwoord kreeg, keerde et ten einde voorzichtig ln de den oever der rivier te vinden. 1 "eg even gewacht, dan was hy geweest, want Noël was Inmiddels terugweg van zyn Jacht op de auto- leer nu BUly meende, dat Madge Weggegaan waren, besloot hy 't ™en, wat hem over bleef, name- ■Weg zoeken, door de deur aan het "en rotstunnel. hy daartoe overging wilde hy °eg eeh anderen uitgang te vinden den oever op verkenning uit te dacht hy, „de stroom moet °P ultloopen en misschien kom ook uit <Ut hgr, Daarom Uep hy langs den over, terwyi hy de luclfersvlammetjes met de hand be- schuttte, en ging steeds verder en verder de duisternis ln, tot hy op een punt kwam, waar het water ln een soort tunnel van druipsteen een onbekende bestemming tege moet ging. Het was hier kèud en geheim zinnig en erg donker. Maar Bllly, die aan deze dingen niet wil de denken, verzamelde al zyn moed en stapte dapper ln den stroom, die, zooals hy tot zyn vreugde bemerkte, niet diep was en hem Juist tot zyn kuiten natmaakte. Toen klemde hy zich aan den oever vast en staarde ln de duisternis van den tunnel, tot dat de lucifer, die hy vasthield, flikkerend en sissend ln het water viel. Maar hy zag niets. Het water, dat daar stroomde werd beschenen door het laatste glimpje dag licht, zoodat hy niets daarbinnen kon on derschelden. Toch was het niet zyne bedoeling de poging op te geven, en zorgvuldig rondtas tende, liep hy voorwaarts, totdat hy ln de nauwe tunnel was met zyn vochtige, door het water uitgeholde zoldering vlak boven zyn hoofd. De lucht was er goed. Het rook er wel vochtig, zooals ln een diepen kelder, en het water droop op zyn hoofd, maar er was een sterke tocht, wat Bllly de plotselinge hoop gaf, dat er ergens een qpenlng moest zyn, waardoor hy moest kunnen ontkomen. Hy liep langzaam vooruit, zonder onge vallen, totdat zyn uitgestrekte handen een kouden rotswand betastten en hy begreep, dat de weg scherp naar rechts boog. Voor zichtig ging hy den hoek om en tuurde vooruit. Tot zyn vreugde kon hy duldelyk een lfchtschyn onderschelden. „Hoeral" riep hy luid en voortgaande Uep hy sneller op het licht toe, dat sterker werd hoe meer hy het naderde en dat door een opening van de rots scheen te dringen. Maar zyn vreugde was van korten duur. Plotseling stond hy met wild kloppend hart stil. Want, naast deze Uchte opening ln de rots verscheen een geelachtig. Ucht, dat heen en weer bewogen werd en zyn glans wierp over een man, die het aan zyn gordel droeg. Hy daalde voorzichtig, zich aan de rots vastklampende, en toen het Ucht op zyn gezicht viel, zag BUly tot zyn ontzet ting, dat hy opnieuw ln den val was geloo- pen, want de bezoeker was Cashman. Zooals te begrypen Is, zag BUly hem meli verbazing naderen. Hy had hem zien terug gaan langs de ladder, en nu was hy hier, langzaam dalende door een nauwen rots trechter en "t scheen Bllly toe, dat hy voor eigen aangelegenheden zich daar bevond. Toen herinnerde hy zich wat Cashman om trent zyn plannen had losgelaten, toen hy de mannen bespiedde, en de woorden „aan het einde der rivier", en opeens begreep hy, dat hy tot het volvoeren dezer plannen teruggekeerd was. In angst over zyn toestand en onzeker. hoe te handelen, hurkte Bllly neer, terwyi hy Cashman aanstaarde, die nu den stroom had bereikt en met den rug naar hem toe gekeerd bezig was een houweel, dat over «yn schouder hing, los te maken. Met bonzend hart bespiedde BUly hem, en hy zag hoe hy het werktuig ophief en hoorde hoe het op den rotsmuur nederkwam. Voortdurend her haalde Cashman de slagen, terwyi telkens een regen van gruis en steenen naar bene den viel. Elndeiyk legde hy het houweel neer en hief de lantaarn op, terwyi hy een weinig achterover hoog om beter te kunnen zien en Bllly, wiens nieuwsgierigheid hem te sterk werd, kroop een schrede vooruit. Cashman hield een vreemd, vierkant met rood verzegeld pakje omhoog en plaatste het ln de door hem gemaakte opening ln de rots. Hy legde het met byzondere voorzichtig heid neer en plaatste een tweede er boven op. Toen haalde hy een touw uit zyn zak, dat hy zeer behoedzaam aan den onderkant der pakjes bevestigde en het andere eind nemende leidde hy het langs de roti, den mond van den nauwen trechter, waar door hy omlaag was gedaald. Hy lachte ln zichzelf terwyi hy dit deed, floot een ko misch deuntje en sprak toen hardop ln zich zelf. „Dat ls nu voor Jou, Mynheor Hol land, voor Jou en de fabrieken", gromde hl), terwijl hy zich op het hoofd krabde en met opgeheven lantaarn zyn arbeid bekeek. „Ala Je t daarginds nu niet gauw nat krijgt ben lk een rhlnoeeroe." BUly verbleekt*, OMhnen bWR fint I einde van het touw met een brandende luci fer; Hy wachtte een oogenblik. „Ik denk, dat lk tyd genoeg heb", de hy, onzeker de pakjes bekijkend. Eeqsklaps was t Bllly duidelijk wal 's mans bedoeling was en koude rilllnger liepen over zyn rug. Deze anderaardsohi stroom Uep zeker langs de stelle rotsen achter de fabrieken, die stjn vader beheer de. Cashman had dit zeker op de een a andere wUze bemerkt en trachtte nu di drulpsteenen muur te doen springen, opda het water der rivier met groote krach: regelrecht naar de gebouwen sou stroomen de machinerieën bederven en mkzrtilan dl geheels fabrieken. Bllly wist, dat dit bet gevet moest rijn, a met het angstzweet op zyn gerioht zag hl Cashman de laatste toebereidselen makel tot het aansteken der kat die de pekjo moest doen springen. .Wat moet tk doenr dacht hJJ telken weer, Bleef by daar den werd de lont aan gestoken, en spoedig zon bet dynamiet ont' ploffen en den rotswand doen «vinger; Teruggaan hielp hem met Sr was welnl tyd tot denken, en eer mHy, overstelpt doel angst de kansen ten volle berekend har, bief Cashman bet einde van bet touw hoog en bracht de lantaarn er MJ. Mag ét oogenblik en t m te

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1928 | | pagina 23