1 tot 3n«J MW, van I k euo I ■Ienry I 3tari» :j i Ln-1 VOOR ONZE JEUGD ya» ÏÏL ?|QM$ HOEKJE. ulalre ft hei* dood- »R BUURVROUW. hadden een heel mooie hond. Ia op een zek'ren dag, it denk Jo wel, wat 's morgens vxoe& haar te slapen lag met dood- ar de in de itingfr |e hééle, hééle kleine hond, PllBicht geluidjes gaf jtreily blafte trotsch en blijt „Dtt Is mijn kind waf-waf t* bsr kort hierna, werd Telly riek 'con van pijn niet voort; keek maar naar haar lieveling..** b zei geen enkel woord. nar kwam de buurvrouw. Zie Je weW zwarte poes, Minet; la zotte vlug het kleine ding, ijk! op een tabouretl nam een heele groote spons, Kd water in een kom, j veegde toen de traantjes af, iQ onzen kleinen Tom i I EL H. DB BSXHSL mid- in sllmmen vos en nóg slimmere konijntjes. (Naverteld uit het Engelsoh. om- nou aatët best, aei Besrie en aMkte met haar k|& de havermout uit den schotel Richtte haar moeder, „wie weet, of wo wo'a fijn ontbijtje krijgen? Ik hoorde "i leelijke vossen in het groote hol, Bob woont, en waar alle konijnen en hun voorraad wegstoppen, rijn totn ik ben bang, dat ze er loeren om op te eten!" "y dit gezegd had veegde ze haar die vol tranen stonden. „Komt kinde- ild ..ga nu naar school en denk maar 1 Hoeders verdriet!" Ij-wat waren Bessia en de kleine Bob eekl Tegen den middag, toen ze weer vrij naar huis gingen, kikkerden ze een kwa- heden! beetje op. Bobbie scheen een inval te krijgen htS gooide rijn taech omhoog en schreeuwde* ^BessJtef fit weet wat "Wh zullen het ge heime achterdeurtje zien te bereiken, dan kunnen we micschlan aan den weet komen, of moeder goed gehoord heeft". JSn zoo deden ase. „Luister I" fluisterde Bobbie, toon rit) voor het geheime luikje stonden. Binnen hoorden ze praten. Vreeseiykl het waren de stemmen van de booze vossen en toen ze door een spleetje keken, gaf Bessia bijna een schreeuw van schrik. Ze zag Ma Vos, die een schortje vóór had en zich in de handen wreef, toen zo tot haar man zei: ,,Het vuurtje brandt! Vader, haal nu vlug een heel vet konijn dan trakteeron we van middag de kinderoai „Ja, schatr antwoordde Pa, die meteen rijn lippen aflikte, ,4k heb hier een touw, daar zal ik ze mee vastbinden. Ik breng vast wel een half dozijntje van die wipgraagjee meel Binnen 10 minuten ben ik terug!" „O, o, oI r dat was toch meer dan vreeselijk. Bob en Bessie kropen voorzichtig terug en beef den nog op hun pootjes, toen ze b\J hun vrien den in het bosch terugkwamen. „Hebben Jullie óók vacantie?" riepen de kame raadjes, Bes en Bob, we hebben al op je ge wacht. Maar wat kijken jullie gek!" Maar toen het jolige stelletje hoorde, wat er eigenlijk aan de hand was, keken ze nog bed ruk ker dan de twee, die het nare nieuws verteld hadden. .Wacht ir riep een van de oudste konijnen die altijd raad wist en héél verstandig was, „we gaan met z'n allen. Alle konijnen uit den omtrek moeten mee, dan hebben wij een leger! Hiermee overvallen we de vossenfamllie en Jagen ze uit het hoL We zullen langs den achterkant gaan, den geheimen weg nemen en dan gaat het erop of er onder. Jo-ho-jo-ho-jo-hoP' Renboden werden uitgestuurd en een uur later zag het veld zwart van konijnen. Toen ging het in optocht vooruit. Jo-ho-jo-ho-Jo-ho! en voor het geheime luikje bleven ze staan. Chrla, de oudste, klopte met zijn poot tegen het beschot „Maak open!" riep hij. ,Wie is daar?" klonk een stem van binnen. Wij zijn een rooverber.de en komen u wègjagenl" riepen ze allen tegelijk en m stootten het geheime luik open. „Genadegilden de vossen. Maai' ze rustten niet voor ze Pa Vos goed en wel hadden vastgebonden met zijn eigen touw en Ma sprong van angst met de kinderen over de de konijnen heen naar buiten. Eerst beloven, dat Je alle konijnen in het bosch voortaan met rust zult laten, anders krijg Je zóó hard klappen, dat Je hooren en zion ver gaat!" zeiden de konijnen". „En Je vrouw en kin deren zullen we óók gevangen nemenl". „Genade!" riep de vos weer. „Wat wil Je beloven?" vroegen de konijnen, Alles wat je wil", zei de vos, die nog meer bibberde, toen Tom, een héél brutaal konijn met den buks van een strooper kwam aanzetten, die zeker in het gras was blijven liggen. „Laat mij vrij en spaar ook mijn vrouw en kinderen", smeekte de vos; nooit zal Ik meer Jacht op Jullie maken!" „Goed" zeiden do konijnen, „afgesproken, maar het geweer bewaren we, dus.... je weet er Alles van!" En vanaf dit oogenblik konden alle konijntjes gerust rijn. H. H. DE B, DIE WILDE POP. Ooê morgen, Mevrouwtje, wat ls hier te doen Dat u me zoo vroeg reeds deed roepen Is een van uw kindertjes weer ongesteld, Door al te veel suikergoed snoepen Och neen, waarde dokter, dat ls het nu niet, Maar Kltty ls vrees'lljk gevallen, Ze heelt zich, geloot lk, geweldig bezeerd, Dat kind ls het wildste van allen. Verbazend, Mevrouwtje, wat ziet zij er uit, Ik zal een recept voor haar schrijven, Dan legt u haar daad'UJk voorzichtig ln bed En laat haar daar stilletjes blijven. O geelt haar heur drankje geregeld om t uur En laat haar noch praten, noch spelen, 't Is best voor dat Jullertje, lieve Mevrouw, Dat zdj zich eens lUnk moet vervelen. De slimme koopman. Vim Baaöi voeren rif personen in een schip den Rhijn af. Een reizend koopman, die naar Schalampl wilde, werd toegestaan om ook mee te varen, als hij tenminste geen last veroorzaakte, en den schipper een fooitje wou geven. Hu ram melde rijn beurs wel terdege, toen hij ze voor den dag haalde, maar hij had er toch maar één dubbeltje ln, want het andere was een koperen knoop. Graag maakte hij van de toestemming gebruik, want hij dacht: „Op het water zal er ook wel wat te halen zijn. D&ar is Immers menig een op den Rhijn rijk geworden". In den aanvang waren de luidjee heel spraak zaam en vroolijk, en de koopman in rijn hoekje en met zijn zak op den schouder, dien hij niet aflegde, had heel wat te lijden van de overigen. Maar toen zij een heel eind ver waren, werd de een na den ander ai stiller en stiller, en geeuw den en keken se naar den lcuogen Rhijn, tot er een al gapende zei: „Zeg, koopman, weet JU niets om ons den tijd wat te verdrijven? JU komt over al, en Je riet er me slim genoeg uit". „Wel!" dacht de koopman, „t ls tUd om de eohaapjes te Beheren", en hU sloeg voor, dat ieder op rilne beurt een raadseltje zóu opgeven. Wie het nlot oplossen kon, zou hem, die het opgaf, een dub beltje betalen wie hot daarentegen goed beant woordde kreeg oen dubbeltje. Dat vond het heele gezelschap goed, en daar rij er op rekenden, dat met den grapplgen koopman pret zouden hebben, deden rij de malste grappen, die se maar konden bedenken. Zoo vroeg b. v. de eerste: „Hoeveel zacht gekookte eieren kon de reus Goliath op zUn nuchtere maag eten?" Allen vonden, dat zoo iets niet te raden was en betaal den hun dubbeltje. Maar do slimme koopman zei: „Een, want wie één ei gegeten heeft, is bU het tweede niet meer nuchter". Het. dubbelje was gewonnen. De ander daoht: „Wacht, koop man, ik zal Je eons wat ander» vragen, dan «al me je dubbeltje niet ontgaan. Waarom, „vroeg deze heel slim", heeft de monsch twee ooren gekre gen?? DadelUk antwoordde de koopman: „Omdat zoo dikwijls wat 't eeno oor Inkomt, hot andere uitgaat". Weer een dubbeltje. Toen de derde zag, dat de koopman zoo gevat was ln zUn ant woorden, begon hU een ander liedje te zingen. „Wie schuift zUn zaakjes op de lange baan en is tooh bU tdjds gereed?" De koopman zei dadelijk: ,(De touwslager, wanneer hU vlUtlg ls". De vierde: „In welke maand eten de bewoners van dat dorpje ginds het minste?" Dadelijk had de koopman het vol gende antwoord gereed en zei lachend: In Fe bruari, wan die heoft maar 28 dagen". De vUfde zei: „Er zUn twee broeders, en tooh is een daar van slechts mijn neef." „Geen wonder," zei de koopman, de neef ls uw vaders broer, maar uw vader is uw neef niet," Een visch sprong in de hoogte en daarom vroeg de zesde: „Welke via- schen hebben de oogen het dichtst bU elkaar?" De koopman «ei heel slim: „De kleinste." De zevende vroeg: „Hoe kan Iemand des zomers in de schaduw van Bern naar Bazel .rijden, al schUnt de zon ook nog zoo heet?" DadelUk ant woordde de koopman: „Wanneer er geen Bcha- duw ls, moet hU afstijgen en te voet gaan." De achtste vroeg: „Waarom kruipt de kuiper in de vaten?" „Wel," zei de koopman, „als er deuren aan de vaten waren, kon hU er rechtop in gaan." Nu bleef mU de negende vraag over, welke luidde: „Hoe kunnen vUf personen aldus vUf eieren deelen, dat leder er een krijgt en er toch een ln den schotel blijft?" Hierop ant woordde de koopman: „Do laatste moet den schotel met het el erbU nemen, dan kan hU 't er in laten liggen, zoo lang hij maar wil." Nu wat de beurt aan hem zelf, en nu dacht hU een goede vangst te doen. Met vele strijkages en allerlei kwinkslagen vroeg hU: „Hoe kan men twee bok kingen ln drie pannen bakken, doch op zoo'n wijae, dat in iedere pan een bokking ligt?" Dat wist echter niemand op te lossen, en de ccn na den ander betaalde den koopman rijn dubbeltje. Maar nu verlangden zU ook, dat hU voor 't be taalde geld 't raadsel zou oplossen. Daar zat ons slim heertje in de verknUping, schoof heen en weer en draaide met de oogen. „Ik ben een arme koopman," zei hU elndelUk. Toen riepen de an deren: „Wat moeten die praatjes nu? Komaan, voor den dag met Je oplossing!" ElndelUk, na veel praatjes, en na allerlei malle gezichten te hebben getrokken, stak hU rijn hand in den zak, nam een van zijne gewonnen dubbeltjes uit zUne beurs, lei dat op de tafel die in de kajuit stond en zei: „Nu, weet lk het ook niet. FW is mijn dubbeltje!" BEN SMULPARTIJ, Toen kleine Bella jarig was Kroeg rij van Pa on Moe Twee allerliefste poppetjes En een doos lekkers toe. Van Opoe kwam een eoht fonmJ* O, beeldig om te zien, En met con keurig theeservies Verraste haar Nicht Mien. Be noodde haar gebuurtje Lien Heel vriendelUk op de thee, En Lien bracht haar matroosje Jam En 'n Japanoesje.mee. De poppekindren hadden schik In Wlng-wong-wo en Jan, 1 Matroosje praatte van de zoo, Wlng-wo boschroef Japan. Do belde meisjes hadden t druk En kookten chocola, Ook maakten ze pastei gereed En fUne bessenvla. Het werd eon echte smulpartij, Vraag 't maar aan Poes Minet, Die was, met een blauw lint versierd. Getuige van de pret. HET KATJES- EN MUIS JE 8 SPEL. Dit prettig spel kan door zoovelen meegedai worden, als er slechts hand aan hand in ei kring willen staan. Twee blijven zich los 'bew' gen in dien cirkel, en wel de kat en de mu Aan de muis is het veroorloofd, in en uit d» kring onder de armen der spelers te loopei maar de kat heeft dit buitenkansje niet, moet er met geweld doorheen zien te breke Als het spel begint, nemen de muls en de kt zoo ver mogelUk van elkaar. De speler die den kring vormen, staan hand aan hand, roepen gezamenlijk: „Muis! muis! pas op! I kat zal je pakken!" Hierop miauwt de kat dri< maal om de muls te waarschuwen, Nu loopt muls uit alle macht den kring in 't rond, cn kat haar na; doch is deze haar te nauw op hielen, dan gaat de muls onder de armen d spelers door en loopt heen. De kat tracht ha« tevergeefs te volgen, tenzij rij er ln »3ag< mocht, door den kring te breken, hetgeen menli maal gebeurt als de spelers er niet op letter j Ook gebeurt het, dat de spelers, flink geslote';1 den aanval weerstaan maar de kat dan plotse) ii1: j naar een zwakker punt van den kring vliegt. De muis mag dan ook in den kring ront loopen om de kat van het doorbreken af te hm den, maar als de kat buiten den kring weet I komen, dan moet het muisje been en maken, r andere spelers kunnen de muls helpen, door er. kring om haar te vormen als ze buiten adem i waarbij de kat dan weer ln den kring moet zie door te dringen Soms vliegt ook de muis er w< uit, Juist als de kat er binnendringt, en (is volgt er een nieuwe Jacht, zoo de kat ar dan c nieuw weet uit te breken. Wanneer de muis eindelijk gevangen te, wor< ze onmiddellijk eene kat, en mag dan zelf ee muis kiezen, waartoe hij of zij natuurlijk eentje kiest, die men makkelijk denkt te kunne vangen. Dan begint het sepl op nieuw, en tu lachen bij het worstelen en wurmen der mu: om aan de kat te ontkomen, ia bewijs genoeg we! eene vroolijkheld dit spelletje teweeg brengt. roihn, t geheimzinnige huis. I (Vrt) nut HM Engolsch). Vuronln d iBi rbeeld. t geen aar hij zoo'n „maar op ïdhui* r? oester Vervolg er uit alle macht tegen aan Weef zij echter onbewegelijk en het fat hij evengoed tegen de rotsen had stoaa. Na nog eenige vruchtelooze Waardoor hij zich zeer warm en Jiük voelde, bleef hij aarzelend to wetende, wat verder te beginnen denkende of 't niet beter zou te keeren. Eindelijk besloot hij al te probeeren en hij stootte pet tegen het puin in de hoop, dat jjocht helpen. Het leven, dat ont- de vallende steenen, bracht hem Jwe gedachte en zich bukkende, der grootste steenen op en hield 'opgeheven handen vast. Nu had «tar&m i Hij herinnerde zich hoe ifleu groote steenen tegen de ves- Plachten te werpen. Zij gebruik- P waar catapulten van groote af- maar hij zou niet weten, waarom trachten hunne aanvallen op met zijn sterke armen na te J1- op, zijn werktuig in evenwicht J^oen wierp hij 't met alle kracht "««mis weg. Hij hoorde een bons deur bereikte en terugsprong, 2 Weer stü- Bij het licht van een tfs, bekeek Billy de aangerichte Sta Was nlefc veeI' maar *en paar m.'aaar na twee hernieuwde pogin- III t«t sdjn yreugde, <M bet hout gespleten was. Door dit succes voelde hij zich aanmerke lijk opgeruimder en hij hernieuwde den aanval met kracht. Vijf minuten later, hoor de hij kraken en splinteren en 't geluld van vallend hout. Nog een lucifer, voorzichtig beschut, deed hem zien, dat de deur ter aarde lag. Een koude luchtstroom blies ln Billy"s gezicht toen hij zijn werk ln oogenschouw nam. Stof vloog hem in de keel, zoodat hU een hevige hoestbui kreeg. Billy was nu moe, want het had eenigen tijd geduurd eer hij de deur zoover had ge kregen en moest eerst even rusten. Hij zette zich neer op de steenen, vast besloten zijn avontuur voort te zetten, overtuigd, dat geen enkel komend gevaar, de gevaren, die hij zoo Juist ontkomen was, kon overtreffen. (Wordt vervolgd). Eindelijk stond hij op, en een nieuwe luci fer aanstrijkend, stapte hij door de verniel de deur de gang in en keek nieuwsgierig om zich heen. Het verwonderde hem, dat de muren aan beide zijden uit steenen, die door de vochtigheid met een laag mos bedekt waren, waren opgetrokken. Hier en daar liep een waterstraal naar beneden, hij zag vochtige modderpoelen en eens liep een pad of een rat, wat wist hij niet, plotseling langs zijn voeten, en deed hem schrikken. Op sommige plaatsen hingen vreemde kristallen aan de zoldering, die, zooals hij zag, uit ruwe rots bestond, en schitterden als sterren voor zijn oogen. Het was hier nog stiller dan in het hol, en hij liep een poos zenuwachtig verder en vroeg atch «1 ol jMJ nimmer een uitweg soa vinden, want de weg bleef draaien en bui gen, en lag steeds even donker en geheim zinnig voor hem. Maar eindelijk ontdekte hij, dat hij op een zachte helling was en dat hij niet meer in modderpoelen stapte en overtuigd, dat hij bijna het einde van zijn avontuur bereikte, versnelde hij zijn schre den. Want zijn lucifers waren bijna op. Hier stootte hij op iets, dat kletterde, en zich bukkende, ontdekte hij een gedeelte van een oud zwaard, zoo oud, dat het meer dan een centimeter dik met roest bedekt was en het was nauwelijks meer als een wapen te herkennen. Maar hij zag het ge vest en de helft van het lemmet. Het ver heugde Billy, dat anderen voor hem daar geweest waren, al was het misschien meer dan honderd jaar geleden. Hij nam het over blijfsel op en droeg het mede, terwijl hij een schuwen blik wierp op de vochtige gang achter hem. Maar nu werd de doorgang steiler en leid de omhoog. En toen ontdekte Billy plotse ling recht voor zich uit eenige glibberige traptreden. Ze waren dik met mos begroeid en in langen tijd niet betreden door men- schelijke voeten. Maar ze boden hem een nieuwen weg ter ontkoming en stilstaande telde hij zijn lucifers voorzichtig. „Nog twee!" zei hij, zuchtende, dat zijn voorraad nu bijna was uitgeput. Toen be klom hij de trap in de duisternis, het over latend aan *t geluk, dat hij niet in oen of andere val zou terecht komen. Toen hij zoo een poos was voortgegaan, bleef hij weer staan, maakte licht en keek rond. Hij bevond zich nu ln een nauwe door- techt iuoKkiQ stuw, ge to$ Zlln vreugde zag hij iets verderop een andere deur, die er minder sterk uitzag dan de eer ste. Daar was dan eindelijk een uitweg en hij haastte zich er heen en duwde. Hy was echter gesloten en ondanks zijn herhaalde pogingen bleef ze weerstand bieden. Maar op dit oogenblik hoorde hy stemmen, zyn hart bonste en hy bleef luisterend staan. Er was geen twyfel aan, Iemand sprak ln zyn onmlddeliyke nabyheid. Groote vreugde ver vulde zyn hart, en met de kreet „Help!" bonsde hy tegen de deur, wanhopig trach tende haar te openen. Hy had nu meer suc ces, want het hout was verrot en spleet by zyn aanval krakend vaneen. Niet verdacht op zoo"n gemakkelyke overwinning, viel hy voorover, struikelde en kwam terecht op een met tapyten bedekte vloer ln het volle dag licht, met het gebroken zwaard voor «i"h uit. Toen hoorde hy een angstkreet en keek op. Daar zag hy tot zyn verwondering Me vrouw Georges, die, half bezwymd van schrik hem aanstaarde. En zich aan haar vastklem mende, was er een kleine Jongen, hy nog nimmer te voren ontmoet had. Met een verbysterend gevoel begreep hy, dat hy zich bevond ln *t geheimzinnige huis. ACHTTIENDE HOOFDSTUK. Het geheim weidt groote* A o. het ls mevrouw Georges", riep BlDy uit, terwyi hy opstond en zich met moeite uit de opening ln het houten paneel werkte »3illy I" riep ze en staarde hem aan alsof hy een kabouter of ander wonderlijk wezen was. Billy keerde zich om teneinde 'een verkla- *te« leggen tegg&fe, m t&m- splinterde paneel gelijk was aan meerde paneelen m den muur. Achter hem bevo; zich de duistere kelder, schaars verlicht do het blnnenstroomende daglicht, hy ontdek er splnnewebben en paddestoelen en koude wind blies hem ln het gezicht en de* de gordynen voor het venster opwaaien. Jk kwam langs dezen weg," zei Billy, na: de opening wyzend, „langs de trap." „Trapl" riep mevrouw Georges uit. „Traj Ik wist niet, dat er een trap was. Weet het zeker? Spreek de waarheid, Billy?" Btliy verwonderde zich en was tegelij eenigszlns verontwaardigd over deze vraa „De waarheid? NatuurUJk! Waarom zou i Jokken? Kyk, Mevrouw, ziet u zelf maar D treden lelden uit een gang omhoog. Het 1 heel merkwaardig." Mevrouw Georges liep, terwyi ze den vreem den knaap vast hield, naar de deur en staar de huiverend ln de opening. „Het is vreeseiyk!" zei ze, de hand op he vernielde hout leggend. ,jk wist niet, da daar een gang was. Waar komt ge vandaan BUly? Hoe vondt Je dezen weg?" ,Jk kom van de helde af, door een onder aardsehen doortocht recht hierheen. Hl wees naar t venster. Ik ontdekte haar ln di diepte van het hol. Er waren daar twee man nen op verkenning en lk volgde hen en ge raakte in den val. Dit was de eenige weg ou te ontkomen, zoodoende Uep lk hierheen, of schoon lk niet wist, dat lk ln 't „Huls" zoi belanden. En beneden ligt Cashman gewond" Mevrouw Georges verbleekte. SSSvCi vervolgd).

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1928 | | pagina 21