SchagerCourant
DWARS
DOOR
CANADA.
ESTFRIESSE
VERTELLINGEN
trwcrki
na
14cetii
GEESTELIJK LEVEN.
EDELWEISS
ZEEPPOEDER
PER PAK
hol
Zaterdag 3 November 1928.
71ste Jaargang. No. 8351
Derde Blad.
ird
LN
Aan de poort der Prairie.
HET CADEAU
,35
.80
en)
van
D(
even. Hei
de «eb*
doren, dit
Jw bloed
te voeden
gelijkscht
end goedi
ïdaag ees
iuw levet
io verpak
ipotheken
on, grooU
.60.
ta
U4
4.
Winnipeg, 80 September 1928.
Winnipeg, de poort der, of ook wel de sleutel tot
de prairie genoemd, ia een groeiende stad van nu reeds
over de driehonderd duizend inwoners, met breedo
welgeschapen avenues, met groote bank- en handels-
paleizen en eenigen der grootste winkelmagazijnen des
lands. In deze „Store's" kan. men letterlijk van alles
koopen en dat zoo in details, dat elke der honderden
afdeellngen in hun soort ook werkelijk gespecialiseerd
gesorteerd zijn. Het zijn ware wolkenkrabbers en de
postafdeellng, d.wz. de verdieping-en alleen bestemd tot
het verwerken der per post uit alle deelen van het
^platteland binnengekomen orders, is dikwijls nog wel het
voornaamste deel van het gebouw. Het meerendeel dei-
klanten heeft immens geen gelegenheid om uren of
dagen ver naar de hoofdstad te sporen.
Een Hollandsche merkwaardigheid van Winnlpeg te,
1 dat sinds ongeveer een kwarteeuw de Hollandsche
kolonisten er zich gespecialiseerd hébben In wat men
noemt de „Market Gaxdening", de engros leverantie
van groenten en fruit aan de wederverkoopers en de
groote instellingen, der stad. Zulk een omvang heeft
die handel aangenomen, dat men wel veilig getuigen kan
hoe heel 'dit bedrijf van Winnipeg in Hollandsche han
den zit. 's Zomers komt het van hun eigen farms in
den omtrek en gedurende den winter betrekken de
Hollandsche firma's hier ter stede hun dagelijks steeds
vaste aanvoer van de Vereenigde Staten, voornamelijk
van Callfornië.
Winnipeg is ook In koloniseerenden zin een cen
trum van Hollandsche activiteit. Br is een zeer actief
Consulaat, eigen kantoren van verschillende Holland-
fiche instellingen enz. Het toeval wilde dat Ik in Winni
peg ook de eerste schakel vond tot een nieuwe kolonie
Hollandsche settlera.
Het begint n.1. meer en meer teen systeem to woxüeö
in groepen uit te gaan. De Hollander die Holland ver
laat, ziet er dikwijls tegen op om zich geheel en öl in
het onbekende te verliezen; en vooral is het voor breede
kringen der plattelandsbevolking het grootste bezwaar
weg te moeten trekken van een kerk, waaraan men
gehecht is en niet te weten of er in de Nieuwe Wer eld,
la die plaats waar men zich denkt te vestigen, wel eeni-
ge gelegenheid is tot het vervullen, van godsdiens't-
pllchten. Zoowel de Katholieken als de Protestanten
voelen zulk een offer zeer zwaar en vandaar dan ook
dat meer en meer de kolonisatie van verschillende fa
milies in groepen gesteld wordt ander een vaderland-
schen geestelijken voorganger.
Te Edam, Tofield en Neerlandia heb ik in Westelijk
Canada de Protestantsche nederzetters bezocht, doch bij
Winnlpeg, in Plumas, bevindt zich een der jongste
Katholieke gemeenten, aan velen der lezers bekend door
de propaganda door Father Cox in de Nederltandsche
pera gevoerd.
In een volgend artikel zal ik mijn interessant bezoek
aan het nieuwe Plumas uiteen zetten, doch alvorené
daartoe oveT te gaan is het nuttig in bet licht te stol
len welke rol de Spoorwegmaatschappijen in deze en
dergelijke kolonisatie-pogingen vervullen!
De kolonisatie te Plumas b.v. staat onder ds vleuge
len der Canadeesche Staatsspoorwegen, d.w.z. het te de
Canadian National Rallways geweest welke de koloni
satie dit voorjaar naar Canada uitgebracht heeft, in
Winnipeg eenige dagen onderdak verschafte, hen in
contact bracht met de Maatschappij welke de gronden
aldaar in eigendom heeft en een wakend oog, niet hl-
leen op alle transacties, doch op heel het wei en wee
alle kolonisten hield.
141,
4.
19, 203,
rirectolf
na qui
at.
2, 131,
68, 74
4S, 167,
door
Dr. T. P. Merkrid van Eertswoude.
VIL
't Kon zoö wel toe!
As 'n jongeling begon te blaken van geistdx-ift om in
tolde van nood z'n Vaderland te magge verdedige, den
wier le deur 'n loting In de ouwe toid deertoe in staat
eteld, om an die harstocht te kinne voldoen en..: nou
tog!
Op 't Skeipewoidje bal de Overhouwera.
ou. Aria tó tel es en de Molukken, het toestel van Atwood
4, 234, i en sinus a cosinus b wiere nou voor zes weeke op
,tai zet, want de Bloettoet was overgaan van de vierde
450,1 de voifde klas en had nou groote vekansie; 't kon
®o wel toe! met 't leeren, bedoeldie. Hai was nou 'n
194,^eer" worren, want len van de leeraars, die van de
194, Kosmografie, sprak altoid van de „heeren" van de voifde
310,5 «ksse, maar van die heerighoid 'voeldie nag niks! En
37,56
45, 61
l zag der ok niet nel uit, as 'n heer, op die heite mld-
in Augustus, toe ie ln 'n blouwe broek en 'n blouwe
ziel an 't vlsschen was mit 'n ouwe fuik in 'n oud lek
feitje, heel achter in 't land, weer dage lang gien ien
«wam as alllen skelpetellers voor de overhouwera op 't
Woidje, dat altoid kaal vreten was en kaalvreten bleef.
°dat je je welderls öfvroege of dut nou 'n atik gras
land was of 'n stik bouwland ,dat noódlg ömploegd worre
toost, en je je ok welderls öfvroege, weer zukke over
ig 0uwers nou wel van leefde, want gras was deer niet
fa ze llepe toch van de ochgend tot de eivend te vrete.
aar der was te meer visch in de slootjes om 't land:
•totviach, beers en snoek. As den de fuik op 't end van
on slootje öpsteld en uitspannen stong, wier alle visch
i P°ls opjoegen, en te plonsteren in 't water en
t kroos an de walkante. Maar dat was stroupe en dat
niet. de peUeele.
Indien eenmaal de SpoorwegmaKtschappy, dat wH
dan zeggen haar te Botterdam gevestigd Bureau, Sea
emigrant aangenomen heeft, aan ligt daarin op zich
zelf reeds ©en garantie voor den landverhuizer, welke
men niet onderschatten moet. De Spoorweg-maatschap
pij heeft directe zakelijke interesse ln dien man gekre
gen. De man kan alleen een zakelijk voordeel voor de
Maatschappij worden, Indien hij eucoesvol te in Canada.
Is hij ongeschikt, dan komt hij de Maatschappij alleen
maar op groote kosten, zonder eenig voordeel, te staan.
Dooh ls hij geschikt, maakt hij een suooes van zijn
werk, dan wordt hij voor hot spoorwegbedrijf oen zoor
•waardevolle klant. Men houde goed ln het oog, dat heel
deze reusachtige mlllloenonbedrtJven der Canadeesche
Staatsspoorwegen voornamelijk drijven op de resultaten,
van het succos dor duizenden farmers, langs hare lijnen
gevestigd. AJlca wat de farmer in zijn eteeds groeiend
bedrijf noodlg heeft, wordt aangevoerd door do Spoor
wegmaatschappij, alles wat do farmer afzet wordt weer
van do farms afgevoerd door dezelfde Spoorwegmaat
schappij. Hot te deze „dubbele vracht" de leverantie
oenerzijds, do oogst anderzijds, welko voor de Spoor
wegmaatschappij do voornaamste verdiensten vormen,
do kurk waarop hun bedrijf drijft „Wij vordlonen als
Spoorwegmaaschapplj aan lederen suceosvollen farmer
honderden dollars per jaar", zelde mij oen dor leidende
ambtenaren" en dus doen wij uit v/olbogrepon eigen
belang ons best om van den nlcuwlcomor oen suceosvol
len farmer to maken". Voor wie gewend ls aan de
knusse Hollandsche toestanden, moot het misschien wel
o^nigszins moeilijk ta vatten zijn, waarom do Maat
schappijen zoo gebrand zijn op don enkeling. Doch de
openlegging van dit ontzaglijke land te zulk 3on kost
bare onderneming, dat elke nieuwe lijn 'en voort
durend, bouwt men staag door aan steeds nieuwe ver
takkingen en communicaties zich pas bedruipen kan
indien er zich belangrijke plaatsen aan of ln de na
bijheid van dien lijn kunnen ontwikkelen, zoodat naast
een zeker personenvervoer er voornamelijk een inten
sief vrachtvervoer ontstaat.
Canada heeft op één na het grootste spoorwegnet ter
werelden het grootste spoorwegnet berekend per hoofd
der bevolking. De totale baanlengte bedraagt niet min
der dan tegen de vijf en zestig duizend kilometers,
waarin een kapitaal van acht en een half duizend mtl-
lioen gekapitaliseerd ligt. De Canadeesche Staatsspoor
wegen is van de beide Maatschappijen de grootste.
Terwijl in 1920 de Maatschappij nog klampte met een
exploitatie-deficit van 86 millloen gulden, sloeg dit
cijfer na de ingrijpende reorganisatie van den tegen-
woordlgen President, Sir Henxy Thornton, een der
grootste figuren het Canadeesche leven om, ln ®eu
exploitatie-surplus over 1927 van meer dan 100 mil
lloen gulden. Op dit moment dekken de eerste acht
maanden van 1628 reeds geheel het vorige jaar en 1928
belooft voor de Canadian National Railwaya een record
jaar van vooruitgang en winst te worden. Immers de
oogst waa dit jaar buitengewoon goed en het ls do
oogst waarvan de spoorwegen het moeten hebben; niet
beter wordt dit gedemonstreerd dan door het verhou-
dlngsversehll in rollend materiaal. Tegenover nog geen
vlerdulzond personenwagens staan meer dan honderd
twee on twintig duizend vraobtwagen». Heel den langen
nacht door, hoort men don ook in deze weken de zwoor-
geladon lango graantrolnon hun verre wog door dc
doodstille prairies rollen.
Hot directe voordeel en er is waarlijk geen meer
tot wederhulp opwekkende drijfveer te duo do belan
gengemeenschap welke de eenvoudigste landverhuizer
den medewerker en bondgenoot maakt vtan de machtige
Spoorwegmaatschappij.
Dat daarbij van de zljda der spoorwegen op ©en bui
tengewoon loyale manier te werk gegaan wordt, werd
mij wol vooral duidelijk door wat de Aartsbisschop van
Winnlpeg, Dr. Sinnot, mij zelde, en te sterker wordt
do waarde zijner verzekering omdat het hlor geldt eon
hooge kerkelijke autoriteit, algemeen in den lande door
alle partijen en gezindten geëerd, een man die volkomen
belangeloos staat tegenover welke organisatie dan ook
en bovendien een autoriteit die zich hier, na jaren van
practische ervaring uit, over do spoorwegleiders, die
het belang van den emigrant bevorderen. Da leiders
der Spoorwegmaatschappijen, zoowel die der kolonisatie
en ïanddepartementcn dis ik hier in Winnlpeg van zeer
nabij nu al zoo lang heb kunnen volgen, zijn zeer loyale
broed denkende en vérziende menschen, Zij houden een
hooge standaard van zakelijke moraliteit op ,er te geen
sprake .van exploitatie der nieuw-komers, Integendeel,
zij helpen de immigranten zooveel als ln hun vermogen
ligt on beschermen hun, dikwijls ook tegen henzelf.
Ik heb hot grootste respect voor deze leiders en ik
kan den landverhuizer geen beteren raad geven dan
zich met alle openhartigheid aan hen toe te vertrouwen.
Ik geloof, dat deze markante uitspraak van zulk
een groote waarde ls, dat lk niet mocht nalaten deze
even geruststellende als vertrouwen Inboezemende ver
zekering, hier over te brengen. Deze appreciatie eert
Canada als land en eert vooral de gróote Spoorweg
maatschappij, die aan de ontwikkeling van land on
volk zulk een leeuwenaandeel bijdraagt.
KEES VAN DER HOEK
Wij; zullen het, in aansluiting met het vorige ar
tikel, ditmaal over uiterlijke vrijheid, hebben.
Wij schreven reeds wat wiji daaronder hebben ie
verstaan. Die behoefte aan uiterlijke vrijheid d.1.
aan afwezigheid van buitenaf komenden dwang of
belemmering is een echt oerinstinct; het is de duis
tere, diep verborgen drang in ieder levend wez#n
om eigen leven te leven en zich te verzetten te
gen alles wat daarbij als een verhindering wordt ge
voeld. Deze drang is aanwezig in dieren en men
schen. Vecht niet het dier tot het uiterste voor zijn
vrijheid? Het komt voor d'at een vos, die in een
kleroi is geraakt, zijn eigen poot doorknaagt om zich
te bevrijden. E engevangen vogel doet wanhopige po
gingen om uit de kooi, waarin hiji is opgesloten, to
ontsnappen en berust eerst na eenigen tijd in zijn lot.
En wanneer 'n dier van zijn vrijheid is beroofd, heeft
het tegelijkertijd iets eigens verloren. Hebt ge wel
eens een bezoek gebracht aan Artis? Daar is tegen
woordig een streven om de dieren wat meer bewe
gingsvrijheid en de daarvoor noodige ruimibe en om
geving te verschaffen. Maar let eens op de meeste
dieren. Beziet een gevangen en opgesloten adelaar.
Hoe zielig zit daar zoo'n beest, wiens aard het is te
zweven over de hoogste bergtoppen, terwijl zijn
scherpe oog zoekt naar prooi in een ruimte van hon
derden kilometers! Of, is dat nu werkelijk een leeuw,
dat beest achter de tralies, steeds maar heen en weer
loopend? Komt, wanneer 'gij dien onttroonden ko
ning der dieren aanschouwt de gedachte niet bij; u
op aan de vergelijking, welke Hfildebrand in zijn Co-
mera Obscura eens maakte, toen hij den leeuw in
zijn hok een Nlapoleon op Sint Helena noemde? En
zoudt ge dit 'dier dan niet eens graag willen zien in
de wildernis, levend naar zijn aard en wezen? Dan
eerst zoudt gij' een waarachtigen leeuw aanschou
wen!
En mij dunkt: dan voelt gij1 ineens, dat ei* schoon
heid is in vrijheid. En ik zou deze schoonheid wil
len heeten: de schoonheid der waarachtigheid, om
dat er is harrnlonie tusschen innerlijk en uiterlijk
leven. Zoo i3 mooier voor ons oog een paard dat,
ongetuigde, uit loulter vitaliteit, met wuivende m|anen
en zwierende staart en hooggerichten kop rent door
de weide dan een, dat is aangespannen voor een
sierlijk rijtuig en een' gedwongen houding moet aan-
te Hond sloeg an, in de veerte. Zeker vreemd volk of
zoo, op 't durp. Twel marnie kwamme heêl zoetjes op-
perdan over 't land, drok pratend mit mekaar ien der
van in 't zwart kledd, regelrecht op 't skeipewoidje of.
De Bloedtoet vond 't noódig om de boel nou maar binne
boord te hale, mit 'n zak der over; je konne nooit der-es
wete wat voor 'n poppekast dat geve kon mit zoö'n
vreemde kerel.
Toen ie opkeek stonde deer z'n Vader en die zwarte
vent, die lachte om die kunstemaker&i van water uit-
hoóze mit 'n ouwe hulleft; vond 't zeker nag al kemiek,
omdat er gien water was iin 't skuitje... en zonder ien
woord te zeggen maakte ze rechtsomkeert en gonge
weer terug.
Wat of dat, nou beteekenen most? Je slane aars 'n
figuur as prut, in zoo'n oud lek skuitje, asze je deur
zoo'n- vreemde vent voor 'n broekeskaiter anzien worre.
„Wie was die lillikke kerel, vader, deer je vanmiddag
mee op 't skeipewoidje was; hai hep me nog uitlacht
ok", had de Bloedtoet seivens vroegen. Op deuze vraag
kreeg ie gien antwoord; to teugen vraag:
„Mot je volgend jaar niet lóten?
Hiermee was 't ofloupen; z'n vader zai niks, de Bloed
toet zal ok niks. Maar:
De Bloedtoet had deuz' vraag verstaan,
Hoewel Ie zwaigen mocht,
In 't soldatenpak zou hai niet gaan:
„De Bloedtoet was verkocht".
Die lillikke kerel was dus 'tn ramplesantebaas weest,
te zietverkouper! Maar de Bloedtoet wou zich niet lel te
verkoupe; in zoin oug wassle ok nag niks waard, 't Was
in de toid, dat de „heeren" uit de voifde klas niet meer
sprake van der /vader", maar van der „ouwe heer."
Het woord: „vader", vroeger zeer ln zwang,
Is in de ban, reeds sedert lang,
Gien mensch zegt thans mte: „vader" meer,
te Ieder spreekt van: „Ouwe heer."
Ook 't woord: „Vaderland" klinkt zeer gemeen,
En heimelijk broedt dan ook 't verlangen,
't Door „Ouwe heersland" te vervangen,
Och lieve taal, waar gaan we heen?
Toe de Bloedtoet dde aivend in z'n bed lag, docht ie:
„Nel Ouwe, verkoupe leit ik me n i e t; deer komt niks
van in; 't kon zoo wel toe; mit de koste van 't leeren,
miende-ie.
nemten in de misschien wel schitterende, maar te
vens belemmerende tuigage.
Welnu, -dit oerinstinct, hetwelk zoo sterk zich uit
bij de dieren, dit oerinstinct, naar ongetemde vrijheid
d.i. naar een-zich-'zelf-willen-wezen, dit natuurlijk
individualismje is ook in den mensch aanwezig.
Maar zóói als het gelukt is om sommige dieren te
temmen^ d.i. te dwingen tot verloochening van eigen
aard, d.i. te denatureoren, zóó is het ook gelukt om
do menschen te temmen.
Want naast vrijheidsdrang leeft in den mlensch de
heerschersdrang en ook dien hebben wij' te beschou
wen als iets, dat behoort tot de natuur van den
mensch, als een eigenschap der menschelijke ziel.
En deze heerschersdrang (zich uitend in het verlan
gen om eigen wil aan anderen op te leggen, uit
welk verlangen weer voorkomt de wensch om daar
uit voordeel te trekken zoowél stoffelijk als geeste
lijk) geboren misschien uit sterk bewustzijn van le
venskracht heeft bij, do sterken geleid tot het stre
ven omj de zwakkeren te beheerschen, te overwel
digen, te te-mimen, te onderdrukken. In zijn sterksten
en meest weerzinwekkenden vorm, speuren wij dit
in de slavernij', waar de mensch volkomen gedegra
deerd is tot handelsartikel en gebruiksartikel. Daar
zien we het recht van den sterkste als de brutale
negeering van het recht op zelfheid hij den zwakke.
Deze temming van den mlensch zien wij! in onze
maatschappij' nog stelselmatig doorgevoerd in het
militairisme. Wat niet te verwonderen is. Want met
„menschen" kan mlen geen oorlog voeren, slechts
met levend materiaal is dit mogelijk; daarom is
de discipline, de onvoorwaardelijke onderwerping
aan den wil van superieuren in het militaire stelsel
absoluut noodig.
Ik gevoel wel dat er zullen zijn, die dè neiging bij
zich voelen opkomen om hiertegenover de opmer
king te maken dat zonder deze discipline nooit ge
meenschappelijk, ordelijk en resultaat-opleverend
werk kan worden verricht. En deze opmerking heeft
zin. Een leger zonder discipline is waardeloos, is een
onding. De bevelhebber moet de zekerheid 'bezitten
dat zijn wil wordt uitgevoerd. Zijn wi^ is wet, de wil
der minderen moet voor den zijne wijken, mjag niet
bestaan.
En zoo vraagt men dan wat zou er b.v. van
een gymnastiekuitvoering terecht komen, wanneer
niet de leider kan rekenen op onvoorwaardelijke ge
hoorzaamheid van de leden der vereeniging?
Ik wensch hierover het volgende te zeggen1:
Er moet onderscheid worden gemaakt tusschen
gedwongen en vrijwillige 'discipline. De
eerste wordt- ervaren als dwang en krenking der
persoonlijkheid; de tweede is een uiting juist van
persoonlijkheid.
Iinrcjers als ik toetreed tot een gymnastiekvereenl-
ging is dit een vrijwillige daad en als ik meewerk
aan een uitvoering, dan doo lk dtt uit eigen verkil
zing on wetend, dat. ln zuivere samenwerking met
de anderen en in volkomen gehoorzaamheid aan den
leider alléén, te verkrijgen ls hef hoogste resultaat,
zal ik uit eigen drang mij' onderwerpen.
Mfiar in het leger is dit alleen denkbaar bij' vrij
willigers; bij hen indien zij' uit vrije verkiezing,
uit roeping soldaat worden is aan te nemen, (lat
zij om aan het leger de grootst mogelijke kracht te
geven, eigen oordeel en wil terzijde stellen om
slechts uitvoerders te zijn van de gegeven bevelen,
zonder over den aard daarvan na te denken.
Bij het overgroote deel der mjilitairen is dit niet
het geval. Zij treden niet uit eigen aandrang tot het
leger toe. De staat dwingt hen. Daarom wordt de mi
litaire discipline gevoeld als krenking der persoon
lijkheid. Waaruit verklaard wordt, dat do soldaat in
oorlog dingen doet, waarvoor hij als „mensch" zou
terugdeinzen als strijdig miet de gevoelens, welke hij!
voor zijn medemenschcn koestert.
Deze temming van den mlensch, welke wij: ook
dressuur zouden kunnen noemen, geschiedt zoowel
door geweldsmiddelen, door aanwending van bruto
kracht, door straf en kastijding als door geestelijke
middelen. En bij deze geestelijke middelen wordt ln
't bijzonder gespeculeerd op vrees voor het onbe
kende en. angst voor het mysterieus©, maar. eveneens
op gemakzucht en gebrek aan energie, in het bijzon
der de energie, welke drijft tot denken en onder
zoeken.
En deze middelen worden reeds zoo vroeg moge
lijk toegepast, nl. bij het kind.
E|en leelijk, oud-Hollandsch spreekwoord1 zegt:
,m)en moet het takje huigen als het nog jong is."
En de afschuwelijke heteekenis van dit woordj ie
begrepen door hen. die bobben verkondigd: geef mij
het kind en ik heb de wereld! En dat er gevochten
wordt om) de school en dat wij overal sectescholen
zien, vloeit voort uit de erkenning van de fatale
waarheid, welke in deze woorden schuilt. Want secte
scholen zijn temmingsinstituten. Daarin worden de
kinderen niet o n twikkeld, maar i ngewikkeldL I in
gewikkeld in voor een kind volkomen onbegrijpe
lijke leerstellingen, begrippen, meeningen, waardoor
het geestelijk wordt belemmerd en waardoor zijn
denklust wordt verzwakt.
De school is alleen goed, wanneer zij kennis aan
brengt en prikkelt tot* eigen krachtig, bewust
geestelijk leven. Zij worde nooit tot een inrichting,
waair de kinderen worden gedresseerd, afgericht tot
een bepaalde leer belijdende wezens of tot fatsoen
lijke menschen, die goed passen in deze wereld waar-
N--V- ZEEPFABRIEKEN ~v/w
DE HAAS VAN BRERO
APELDOORN
„Vralwillige Wapenoefening".
September waa in 't land. Half Nederland was non
uitrust; de iene van 't geleer, de aare van 't geeksami-
neer. De sköle wasze weer begonnen en de Bloedtoet
was weer öfraisd.
Z'n Vader was der niet veerder op ingaan en de Bloed
toet wist deerom ok niet of der te nummerverwis8elaar
van f 500,of te ramplesant van f 800,kocht worren
was. 't Kon hem ok niks skeêle. Elke Woenisdagmlddag
kreeg ie nou, mit aare lótelinge, les van te serzant in
ien van de lokale/ van de skoól; theorie over 't geweer,
z'n „velden en trekken"; over graden en rangen; hoe te
luitenant-kolonel der wel uit zag en weeran je zoó'n
overste kon herkinne. Twei keer in de week ,nei ofloup
van skoóltoid, ekserseeren met te Beaiumont geweer, op
de zolders van de infanterie kazerne an de Kouwehorn,
as 't koud was, en aars op de binneplaats van de ka
zerne. Veldoefeninge in de Haarlemmerhout en skiet-
oefeninge ln de duinen hadde plaas onder anvoering van
te luitenant; alle vralwillegers mit dezelfde kepies op:
blouw mit te zuiveren randje;* vóór op het petje stong
te V. en te W. „Voor Wullem" zaiden sommige Assle
nou z'n bakkes maar kon houwe in brieven nei huis; 't
zou te heele toer weze om in de Karstvekansie z'n snoet
dicht'te houwen. En de Bloedtoet had z'n waffel houwe
kinne en niks zoidl
IAtiiigsdag.
Deur te loting most in 't heele land uitmaakt worre,
op 19 Febrewari, de verjaardag van Z. M. Kóning Wil
lem LH, wie der wèl en wie der niet in 't soldatepak
stoken worren zouwe! Assle der nou in loótte, kon le
mit zes weken diene in do groöte vekansie er van öf
komme, want hai was öfekserseerd en overste Vogel was
er tevreden over weest, over de vóóroefeninge van de
troep der V.W.!
En de direkteur, an wie vrai vroegen was, vond 't goed,
dat ie ien dag niet op skoól kwam; had eerst wel te
bedenkelik gezicht trokken en vroegen of de burrege-
meister zuks niet kon doen, maar toe de Bloedtoet zaide,
dat 't nag de lenige gelegendhoid was in z'n leven om
al de skoölkammerade naggeres bal mekaar te zien en
dat de leeraar in 't Fransch guster nag zoid had: „les
absents onl toujours tort", (dat stong netjes en geleerd
teugenover te dlrektuer), toen was 't zaakje voor mekaar
j en zattie soggena deeraal om half tien naast z'n vader
In de kar op de Mienakker, an de reed nei Winkel, weer
I om tien uur de loting beure zou.
I Nou glouf ik der niks meer van, wat ze me as joön
van 12 Jaar wals maakt hewwe, zaidle teugen z'n vader,
dat hier bai 't breggie de Westfrdeze Graaf Willem H
i doódknuppeld hewwe, want ik hew pas te 'boekkie lezen
over 't Volk der Westfriezen van 12561296, weer in
staat, dat dut beurd is op de Köningspade bai Hougwoud
in 1256; dat hai deer, op te peerd zittend, deur 't ais
'zakte en dat de Westfriezen 'm toen ienvoudig dood
sloegen hewwe en op te draffie begroeven onder de
vloer van te huis ln 't Kroilerbosch, en deerbal te dure
eed zwoeren, dat die plek gehoim blaive zou. En dat
I later, toe Graaf Floris V de Westfriezen overwon op
zoin andringen en belofte van kwoitskelding van straf
de oudste Westfrieze de plaas anwezen hewwe. Floris
heb 't gebiente van zoin Vader later opgroeven en nei
Middelburg voerd en op die plek 'te' kapè.1 bouwe lelten.
Dut alles heb zich ofspeuld en dat Is vast wel waar
an de Zulderpaad te Hougwoud, temeer omdat dat ge
deelte de Köningspade noemd word en omdat nei
ze denken Floris V die weg of dat pad heb lelte mak©,
om toegang te verllenen tot die kapèL.
En nou glouf ik der ok niks meer van, wat ze me as
joon van 12 jaar wois maakt hewwe, van 't spoukver-
haal van de Tientoón-Elfribvan Radboud bedoel ik,
want dat is apokrief, vooral de passage dat ze de wagen
mit de doupvont bai de daik neer gooide en dat te stik
van de doupvont in de Kolk terecht kwam. In Radbouds
toid zei der nag wel te beetje ik dink van niks nag
van de Zeidolk te zien weest hewwe en van te maalkollc
hilltendal niks; van bemaling was toe gien sprake, 't
zeiwater stroumde bai de Langerois uit en in, er was
nag gien meer of plas droug maalct.
Wat de veerdere zwerverstocht van de doupvond an-
gaat, dat het wel overienkomst mit de doupvoud van
Memelik, zooas de Pastoor van Memelik zait, ok al ln
verband mit Radbouds douphlstorie den zou die doup
vont mit de beeldstormeral uit de Kerk wegraakt weze,
I en later, veul later, op te boerderai in Oösthulzen, mien
j lk terugvonden weze, as varkensvoerbak nag wel en
I nou weer ln de Roomsche Kerk persent weze. In de re-
gel is ter in die legendarische vertellinge wel lenige hls-
torlse waarheid, maar deur 't zooveule male oververtel-
len, is 't veulal moeilik 't ware en oorspronkeleke deer-
I van uit mekaar te houwe.
I Zoo bestaat, om nag ieries op Wullem H terug'te ko
men, in de buurt te legende, over 't graf van Wullem H.
Niemand weet persies te zéggen weer dut is on toch
binne der Hougwoüdéra en Opmeerder®, vooral Room-