SchagerCourant DWARS DOOR CANADA. ESTFRIESSE VERTELLINGEN trwcrki na 14cetii GEESTELIJK LEVEN. EDELWEISS ZEEPPOEDER PER PAK hol Zaterdag 3 November 1928. 71ste Jaargang. No. 8351 Derde Blad. ird LN Aan de poort der Prairie. HET CADEAU ,35 .80 en) van D( even. Hei de «eb* doren, dit Jw bloed te voeden gelijkscht end goedi ïdaag ees iuw levet io verpak ipotheken on, grooU .60. ta U4 4. Winnipeg, 80 September 1928. Winnipeg, de poort der, of ook wel de sleutel tot de prairie genoemd, ia een groeiende stad van nu reeds over de driehonderd duizend inwoners, met breedo welgeschapen avenues, met groote bank- en handels- paleizen en eenigen der grootste winkelmagazijnen des lands. In deze „Store's" kan. men letterlijk van alles koopen en dat zoo in details, dat elke der honderden afdeellngen in hun soort ook werkelijk gespecialiseerd gesorteerd zijn. Het zijn ware wolkenkrabbers en de postafdeellng, d.wz. de verdieping-en alleen bestemd tot het verwerken der per post uit alle deelen van het ^platteland binnengekomen orders, is dikwijls nog wel het voornaamste deel van het gebouw. Het meerendeel dei- klanten heeft immens geen gelegenheid om uren of dagen ver naar de hoofdstad te sporen. Een Hollandsche merkwaardigheid van Winnlpeg te, 1 dat sinds ongeveer een kwarteeuw de Hollandsche kolonisten er zich gespecialiseerd hébben In wat men noemt de „Market Gaxdening", de engros leverantie van groenten en fruit aan de wederverkoopers en de groote instellingen, der stad. Zulk een omvang heeft die handel aangenomen, dat men wel veilig getuigen kan hoe heel 'dit bedrijf van Winnipeg in Hollandsche han den zit. 's Zomers komt het van hun eigen farms in den omtrek en gedurende den winter betrekken de Hollandsche firma's hier ter stede hun dagelijks steeds vaste aanvoer van de Vereenigde Staten, voornamelijk van Callfornië. Winnipeg is ook In koloniseerenden zin een cen trum van Hollandsche activiteit. Br is een zeer actief Consulaat, eigen kantoren van verschillende Holland- fiche instellingen enz. Het toeval wilde dat Ik in Winni peg ook de eerste schakel vond tot een nieuwe kolonie Hollandsche settlera. Het begint n.1. meer en meer teen systeem to woxüeö in groepen uit te gaan. De Hollander die Holland ver laat, ziet er dikwijls tegen op om zich geheel en öl in het onbekende te verliezen; en vooral is het voor breede kringen der plattelandsbevolking het grootste bezwaar weg te moeten trekken van een kerk, waaraan men gehecht is en niet te weten of er in de Nieuwe Wer eld, la die plaats waar men zich denkt te vestigen, wel eeni- ge gelegenheid is tot het vervullen, van godsdiens't- pllchten. Zoowel de Katholieken als de Protestanten voelen zulk een offer zeer zwaar en vandaar dan ook dat meer en meer de kolonisatie van verschillende fa milies in groepen gesteld wordt ander een vaderland- schen geestelijken voorganger. Te Edam, Tofield en Neerlandia heb ik in Westelijk Canada de Protestantsche nederzetters bezocht, doch bij Winnlpeg, in Plumas, bevindt zich een der jongste Katholieke gemeenten, aan velen der lezers bekend door de propaganda door Father Cox in de Nederltandsche pera gevoerd. In een volgend artikel zal ik mijn interessant bezoek aan het nieuwe Plumas uiteen zetten, doch alvorené daartoe oveT te gaan is het nuttig in bet licht te stol len welke rol de Spoorwegmaatschappijen in deze en dergelijke kolonisatie-pogingen vervullen! De kolonisatie te Plumas b.v. staat onder ds vleuge len der Canadeesche Staatsspoorwegen, d.w.z. het te de Canadian National Rallways geweest welke de koloni satie dit voorjaar naar Canada uitgebracht heeft, in Winnipeg eenige dagen onderdak verschafte, hen in contact bracht met de Maatschappij welke de gronden aldaar in eigendom heeft en een wakend oog, niet hl- leen op alle transacties, doch op heel het wei en wee alle kolonisten hield. 141, 4. 19, 203, rirectolf na qui at. 2, 131, 68, 74 4S, 167, door Dr. T. P. Merkrid van Eertswoude. VIL 't Kon zoö wel toe! As 'n jongeling begon te blaken van geistdx-ift om in tolde van nood z'n Vaderland te magge verdedige, den wier le deur 'n loting In de ouwe toid deertoe in staat eteld, om an die harstocht te kinne voldoen en..: nou tog! Op 't Skeipewoidje bal de Overhouwera. ou. Aria tó tel es en de Molukken, het toestel van Atwood 4, 234, i en sinus a cosinus b wiere nou voor zes weeke op ,tai zet, want de Bloettoet was overgaan van de vierde 450,1 de voifde klas en had nou groote vekansie; 't kon ®o wel toe! met 't leeren, bedoeldie. Hai was nou 'n 194,^eer" worren, want len van de leeraars, die van de 194, Kosmografie, sprak altoid van de „heeren" van de voifde 310,5 «ksse, maar van die heerighoid 'voeldie nag niks! En 37,56 45, 61 l zag der ok niet nel uit, as 'n heer, op die heite mld- in Augustus, toe ie ln 'n blouwe broek en 'n blouwe ziel an 't vlsschen was mit 'n ouwe fuik in 'n oud lek feitje, heel achter in 't land, weer dage lang gien ien «wam as alllen skelpetellers voor de overhouwera op 't Woidje, dat altoid kaal vreten was en kaalvreten bleef. °dat je je welderls öfvroege of dut nou 'n atik gras land was of 'n stik bouwland ,dat noódlg ömploegd worre toost, en je je ok welderls öfvroege, weer zukke over ig 0uwers nou wel van leefde, want gras was deer niet fa ze llepe toch van de ochgend tot de eivend te vrete. aar der was te meer visch in de slootjes om 't land: •totviach, beers en snoek. As den de fuik op 't end van on slootje öpsteld en uitspannen stong, wier alle visch i P°ls opjoegen, en te plonsteren in 't water en t kroos an de walkante. Maar dat was stroupe en dat niet. de peUeele. Indien eenmaal de SpoorwegmaKtschappy, dat wH dan zeggen haar te Botterdam gevestigd Bureau, Sea emigrant aangenomen heeft, aan ligt daarin op zich zelf reeds ©en garantie voor den landverhuizer, welke men niet onderschatten moet. De Spoorweg-maatschap pij heeft directe zakelijke interesse ln dien man gekre gen. De man kan alleen een zakelijk voordeel voor de Maatschappij worden, Indien hij eucoesvol te in Canada. Is hij ongeschikt, dan komt hij de Maatschappij alleen maar op groote kosten, zonder eenig voordeel, te staan. Dooh ls hij geschikt, maakt hij een suooes van zijn werk, dan wordt hij voor hot spoorwegbedrijf oen zoor •waardevolle klant. Men houde goed ln het oog, dat heel deze reusachtige mlllloenonbedrtJven der Canadeesche Staatsspoorwegen voornamelijk drijven op de resultaten, van het succos dor duizenden farmers, langs hare lijnen gevestigd. AJlca wat de farmer in zijn eteeds groeiend bedrijf noodlg heeft, wordt aangevoerd door do Spoor wegmaatschappij, alles wat do farmer afzet wordt weer van do farms afgevoerd door dezelfde Spoorwegmaat schappij. Hot te deze „dubbele vracht" de leverantie oenerzijds, do oogst anderzijds, welko voor de Spoor wegmaatschappij do voornaamste verdiensten vormen, do kurk waarop hun bedrijf drijft „Wij vordlonen als Spoorwegmaaschapplj aan lederen suceosvollen farmer honderden dollars per jaar", zelde mij oen dor leidende ambtenaren" en dus doen wij uit v/olbogrepon eigen belang ons best om van den nlcuwlcomor oen suceosvol len farmer to maken". Voor wie gewend ls aan de knusse Hollandsche toestanden, moot het misschien wel o^nigszins moeilijk ta vatten zijn, waarom do Maat schappijen zoo gebrand zijn op don enkeling. Doch de openlegging van dit ontzaglijke land te zulk 3on kost bare onderneming, dat elke nieuwe lijn 'en voort durend, bouwt men staag door aan steeds nieuwe ver takkingen en communicaties zich pas bedruipen kan indien er zich belangrijke plaatsen aan of ln de na bijheid van dien lijn kunnen ontwikkelen, zoodat naast een zeker personenvervoer er voornamelijk een inten sief vrachtvervoer ontstaat. Canada heeft op één na het grootste spoorwegnet ter werelden het grootste spoorwegnet berekend per hoofd der bevolking. De totale baanlengte bedraagt niet min der dan tegen de vijf en zestig duizend kilometers, waarin een kapitaal van acht en een half duizend mtl- lioen gekapitaliseerd ligt. De Canadeesche Staatsspoor wegen is van de beide Maatschappijen de grootste. Terwijl in 1920 de Maatschappij nog klampte met een exploitatie-deficit van 86 millloen gulden, sloeg dit cijfer na de ingrijpende reorganisatie van den tegen- woordlgen President, Sir Henxy Thornton, een der grootste figuren het Canadeesche leven om, ln ®eu exploitatie-surplus over 1927 van meer dan 100 mil lloen gulden. Op dit moment dekken de eerste acht maanden van 1628 reeds geheel het vorige jaar en 1928 belooft voor de Canadian National Railwaya een record jaar van vooruitgang en winst te worden. Immers de oogst waa dit jaar buitengewoon goed en het ls do oogst waarvan de spoorwegen het moeten hebben; niet beter wordt dit gedemonstreerd dan door het verhou- dlngsversehll in rollend materiaal. Tegenover nog geen vlerdulzond personenwagens staan meer dan honderd twee on twintig duizend vraobtwagen». Heel den langen nacht door, hoort men don ook in deze weken de zwoor- geladon lango graantrolnon hun verre wog door dc doodstille prairies rollen. Hot directe voordeel en er is waarlijk geen meer tot wederhulp opwekkende drijfveer te duo do belan gengemeenschap welke de eenvoudigste landverhuizer den medewerker en bondgenoot maakt vtan de machtige Spoorwegmaatschappij. Dat daarbij van de zljda der spoorwegen op ©en bui tengewoon loyale manier te werk gegaan wordt, werd mij wol vooral duidelijk door wat de Aartsbisschop van Winnlpeg, Dr. Sinnot, mij zelde, en te sterker wordt do waarde zijner verzekering omdat het hlor geldt eon hooge kerkelijke autoriteit, algemeen in den lande door alle partijen en gezindten geëerd, een man die volkomen belangeloos staat tegenover welke organisatie dan ook en bovendien een autoriteit die zich hier, na jaren van practische ervaring uit, over do spoorwegleiders, die het belang van den emigrant bevorderen. Da leiders der Spoorwegmaatschappijen, zoowel die der kolonisatie en ïanddepartementcn dis ik hier in Winnlpeg van zeer nabij nu al zoo lang heb kunnen volgen, zijn zeer loyale broed denkende en vérziende menschen, Zij houden een hooge standaard van zakelijke moraliteit op ,er te geen sprake .van exploitatie der nieuw-komers, Integendeel, zij helpen de immigranten zooveel als ln hun vermogen ligt on beschermen hun, dikwijls ook tegen henzelf. Ik heb hot grootste respect voor deze leiders en ik kan den landverhuizer geen beteren raad geven dan zich met alle openhartigheid aan hen toe te vertrouwen. Ik geloof, dat deze markante uitspraak van zulk een groote waarde ls, dat lk niet mocht nalaten deze even geruststellende als vertrouwen Inboezemende ver zekering, hier over te brengen. Deze appreciatie eert Canada als land en eert vooral de gróote Spoorweg maatschappij, die aan de ontwikkeling van land on volk zulk een leeuwenaandeel bijdraagt. KEES VAN DER HOEK Wij; zullen het, in aansluiting met het vorige ar tikel, ditmaal over uiterlijke vrijheid, hebben. Wij schreven reeds wat wiji daaronder hebben ie verstaan. Die behoefte aan uiterlijke vrijheid d.1. aan afwezigheid van buitenaf komenden dwang of belemmering is een echt oerinstinct; het is de duis tere, diep verborgen drang in ieder levend wez#n om eigen leven te leven en zich te verzetten te gen alles wat daarbij als een verhindering wordt ge voeld. Deze drang is aanwezig in dieren en men schen. Vecht niet het dier tot het uiterste voor zijn vrijheid? Het komt voor d'at een vos, die in een kleroi is geraakt, zijn eigen poot doorknaagt om zich te bevrijden. E engevangen vogel doet wanhopige po gingen om uit de kooi, waarin hiji is opgesloten, to ontsnappen en berust eerst na eenigen tijd in zijn lot. En wanneer 'n dier van zijn vrijheid is beroofd, heeft het tegelijkertijd iets eigens verloren. Hebt ge wel eens een bezoek gebracht aan Artis? Daar is tegen woordig een streven om de dieren wat meer bewe gingsvrijheid en de daarvoor noodige ruimibe en om geving te verschaffen. Maar let eens op de meeste dieren. Beziet een gevangen en opgesloten adelaar. Hoe zielig zit daar zoo'n beest, wiens aard het is te zweven over de hoogste bergtoppen, terwijl zijn scherpe oog zoekt naar prooi in een ruimte van hon derden kilometers! Of, is dat nu werkelijk een leeuw, dat beest achter de tralies, steeds maar heen en weer loopend? Komt, wanneer 'gij dien onttroonden ko ning der dieren aanschouwt de gedachte niet bij; u op aan de vergelijking, welke Hfildebrand in zijn Co- mera Obscura eens maakte, toen hij den leeuw in zijn hok een Nlapoleon op Sint Helena noemde? En zoudt ge dit 'dier dan niet eens graag willen zien in de wildernis, levend naar zijn aard en wezen? Dan eerst zoudt gij' een waarachtigen leeuw aanschou wen! En mij dunkt: dan voelt gij1 ineens, dat ei* schoon heid is in vrijheid. En ik zou deze schoonheid wil len heeten: de schoonheid der waarachtigheid, om dat er is harrnlonie tusschen innerlijk en uiterlijk leven. Zoo i3 mooier voor ons oog een paard dat, ongetuigde, uit loulter vitaliteit, met wuivende m|anen en zwierende staart en hooggerichten kop rent door de weide dan een, dat is aangespannen voor een sierlijk rijtuig en een' gedwongen houding moet aan- te Hond sloeg an, in de veerte. Zeker vreemd volk of zoo, op 't durp. Twel marnie kwamme heêl zoetjes op- perdan over 't land, drok pratend mit mekaar ien der van in 't zwart kledd, regelrecht op 't skeipewoidje of. De Bloedtoet vond 't noódig om de boel nou maar binne boord te hale, mit 'n zak der over; je konne nooit der-es wete wat voor 'n poppekast dat geve kon mit zoö'n vreemde kerel. Toen ie opkeek stonde deer z'n Vader en die zwarte vent, die lachte om die kunstemaker&i van water uit- hoóze mit 'n ouwe hulleft; vond 't zeker nag al kemiek, omdat er gien water was iin 't skuitje... en zonder ien woord te zeggen maakte ze rechtsomkeert en gonge weer terug. Wat of dat, nou beteekenen most? Je slane aars 'n figuur as prut, in zoo'n oud lek skuitje, asze je deur zoo'n- vreemde vent voor 'n broekeskaiter anzien worre. „Wie was die lillikke kerel, vader, deer je vanmiddag mee op 't skeipewoidje was; hai hep me nog uitlacht ok", had de Bloedtoet seivens vroegen. Op deuze vraag kreeg ie gien antwoord; to teugen vraag: „Mot je volgend jaar niet lóten? Hiermee was 't ofloupen; z'n vader zai niks, de Bloed toet zal ok niks. Maar: De Bloedtoet had deuz' vraag verstaan, Hoewel Ie zwaigen mocht, In 't soldatenpak zou hai niet gaan: „De Bloedtoet was verkocht". Die lillikke kerel was dus 'tn ramplesantebaas weest, te zietverkouper! Maar de Bloedtoet wou zich niet lel te verkoupe; in zoin oug wassle ok nag niks waard, 't Was in de toid, dat de „heeren" uit de voifde klas niet meer sprake van der /vader", maar van der „ouwe heer." Het woord: „vader", vroeger zeer ln zwang, Is in de ban, reeds sedert lang, Gien mensch zegt thans mte: „vader" meer, te Ieder spreekt van: „Ouwe heer." Ook 't woord: „Vaderland" klinkt zeer gemeen, En heimelijk broedt dan ook 't verlangen, 't Door „Ouwe heersland" te vervangen, Och lieve taal, waar gaan we heen? Toe de Bloedtoet dde aivend in z'n bed lag, docht ie: „Nel Ouwe, verkoupe leit ik me n i e t; deer komt niks van in; 't kon zoo wel toe; mit de koste van 't leeren, miende-ie. nemten in de misschien wel schitterende, maar te vens belemmerende tuigage. Welnu, -dit oerinstinct, hetwelk zoo sterk zich uit bij de dieren, dit oerinstinct, naar ongetemde vrijheid d.i. naar een-zich-'zelf-willen-wezen, dit natuurlijk individualismje is ook in den mensch aanwezig. Maar zóói als het gelukt is om sommige dieren te temmen^ d.i. te dwingen tot verloochening van eigen aard, d.i. te denatureoren, zóó is het ook gelukt om do menschen te temmen. Want naast vrijheidsdrang leeft in den mlensch de heerschersdrang en ook dien hebben wij' te beschou wen als iets, dat behoort tot de natuur van den mensch, als een eigenschap der menschelijke ziel. En deze heerschersdrang (zich uitend in het verlan gen om eigen wil aan anderen op te leggen, uit welk verlangen weer voorkomt de wensch om daar uit voordeel te trekken zoowél stoffelijk als geeste lijk) geboren misschien uit sterk bewustzijn van le venskracht heeft bij, do sterken geleid tot het stre ven omj de zwakkeren te beheerschen, te overwel digen, te te-mimen, te onderdrukken. In zijn sterksten en meest weerzinwekkenden vorm, speuren wij dit in de slavernij', waar de mensch volkomen gedegra deerd is tot handelsartikel en gebruiksartikel. Daar zien we het recht van den sterkste als de brutale negeering van het recht op zelfheid hij den zwakke. Deze temming van den mlensch zien wij! in onze maatschappij' nog stelselmatig doorgevoerd in het militairisme. Wat niet te verwonderen is. Want met „menschen" kan mlen geen oorlog voeren, slechts met levend materiaal is dit mogelijk; daarom is de discipline, de onvoorwaardelijke onderwerping aan den wil van superieuren in het militaire stelsel absoluut noodig. Ik gevoel wel dat er zullen zijn, die dè neiging bij zich voelen opkomen om hiertegenover de opmer king te maken dat zonder deze discipline nooit ge meenschappelijk, ordelijk en resultaat-opleverend werk kan worden verricht. En deze opmerking heeft zin. Een leger zonder discipline is waardeloos, is een onding. De bevelhebber moet de zekerheid 'bezitten dat zijn wil wordt uitgevoerd. Zijn wi^ is wet, de wil der minderen moet voor den zijne wijken, mjag niet bestaan. En zoo vraagt men dan wat zou er b.v. van een gymnastiekuitvoering terecht komen, wanneer niet de leider kan rekenen op onvoorwaardelijke ge hoorzaamheid van de leden der vereeniging? Ik wensch hierover het volgende te zeggen1: Er moet onderscheid worden gemaakt tusschen gedwongen en vrijwillige 'discipline. De eerste wordt- ervaren als dwang en krenking der persoonlijkheid; de tweede is een uiting juist van persoonlijkheid. Iinrcjers als ik toetreed tot een gymnastiekvereenl- ging is dit een vrijwillige daad en als ik meewerk aan een uitvoering, dan doo lk dtt uit eigen verkil zing on wetend, dat. ln zuivere samenwerking met de anderen en in volkomen gehoorzaamheid aan den leider alléén, te verkrijgen ls hef hoogste resultaat, zal ik uit eigen drang mij' onderwerpen. Mfiar in het leger is dit alleen denkbaar bij' vrij willigers; bij hen indien zij' uit vrije verkiezing, uit roeping soldaat worden is aan te nemen, (lat zij om aan het leger de grootst mogelijke kracht te geven, eigen oordeel en wil terzijde stellen om slechts uitvoerders te zijn van de gegeven bevelen, zonder over den aard daarvan na te denken. Bij het overgroote deel der mjilitairen is dit niet het geval. Zij treden niet uit eigen aandrang tot het leger toe. De staat dwingt hen. Daarom wordt de mi litaire discipline gevoeld als krenking der persoon lijkheid. Waaruit verklaard wordt, dat do soldaat in oorlog dingen doet, waarvoor hij als „mensch" zou terugdeinzen als strijdig miet de gevoelens, welke hij! voor zijn medemenschcn koestert. Deze temming van den mlensch, welke wij: ook dressuur zouden kunnen noemen, geschiedt zoowel door geweldsmiddelen, door aanwending van bruto kracht, door straf en kastijding als door geestelijke middelen. En bij deze geestelijke middelen wordt ln 't bijzonder gespeculeerd op vrees voor het onbe kende en. angst voor het mysterieus©, maar. eveneens op gemakzucht en gebrek aan energie, in het bijzon der de energie, welke drijft tot denken en onder zoeken. En deze middelen worden reeds zoo vroeg moge lijk toegepast, nl. bij het kind. E|en leelijk, oud-Hollandsch spreekwoord1 zegt: ,m)en moet het takje huigen als het nog jong is." En de afschuwelijke heteekenis van dit woordj ie begrepen door hen. die bobben verkondigd: geef mij het kind en ik heb de wereld! En dat er gevochten wordt om) de school en dat wij overal sectescholen zien, vloeit voort uit de erkenning van de fatale waarheid, welke in deze woorden schuilt. Want secte scholen zijn temmingsinstituten. Daarin worden de kinderen niet o n twikkeld, maar i ngewikkeldL I in gewikkeld in voor een kind volkomen onbegrijpe lijke leerstellingen, begrippen, meeningen, waardoor het geestelijk wordt belemmerd en waardoor zijn denklust wordt verzwakt. De school is alleen goed, wanneer zij kennis aan brengt en prikkelt tot* eigen krachtig, bewust geestelijk leven. Zij worde nooit tot een inrichting, waair de kinderen worden gedresseerd, afgericht tot een bepaalde leer belijdende wezens of tot fatsoen lijke menschen, die goed passen in deze wereld waar- N--V- ZEEPFABRIEKEN ~v/w DE HAAS VAN BRERO APELDOORN „Vralwillige Wapenoefening". September waa in 't land. Half Nederland was non uitrust; de iene van 't geleer, de aare van 't geeksami- neer. De sköle wasze weer begonnen en de Bloedtoet was weer öfraisd. Z'n Vader was der niet veerder op ingaan en de Bloed toet wist deerom ok niet of der te nummerverwis8elaar van f 500,of te ramplesant van f 800,kocht worren was. 't Kon hem ok niks skeêle. Elke Woenisdagmlddag kreeg ie nou, mit aare lótelinge, les van te serzant in ien van de lokale/ van de skoól; theorie over 't geweer, z'n „velden en trekken"; over graden en rangen; hoe te luitenant-kolonel der wel uit zag en weeran je zoó'n overste kon herkinne. Twei keer in de week ,nei ofloup van skoóltoid, ekserseeren met te Beaiumont geweer, op de zolders van de infanterie kazerne an de Kouwehorn, as 't koud was, en aars op de binneplaats van de ka zerne. Veldoefeninge in de Haarlemmerhout en skiet- oefeninge ln de duinen hadde plaas onder anvoering van te luitenant; alle vralwillegers mit dezelfde kepies op: blouw mit te zuiveren randje;* vóór op het petje stong te V. en te W. „Voor Wullem" zaiden sommige Assle nou z'n bakkes maar kon houwe in brieven nei huis; 't zou te heele toer weze om in de Karstvekansie z'n snoet dicht'te houwen. En de Bloedtoet had z'n waffel houwe kinne en niks zoidl IAtiiigsdag. Deur te loting most in 't heele land uitmaakt worre, op 19 Febrewari, de verjaardag van Z. M. Kóning Wil lem LH, wie der wèl en wie der niet in 't soldatepak stoken worren zouwe! Assle der nou in loótte, kon le mit zes weken diene in do groöte vekansie er van öf komme, want hai was öfekserseerd en overste Vogel was er tevreden over weest, over de vóóroefeninge van de troep der V.W.! En de direkteur, an wie vrai vroegen was, vond 't goed, dat ie ien dag niet op skoól kwam; had eerst wel te bedenkelik gezicht trokken en vroegen of de burrege- meister zuks niet kon doen, maar toe de Bloedtoet zaide, dat 't nag de lenige gelegendhoid was in z'n leven om al de skoölkammerade naggeres bal mekaar te zien en dat de leeraar in 't Fransch guster nag zoid had: „les absents onl toujours tort", (dat stong netjes en geleerd teugenover te dlrektuer), toen was 't zaakje voor mekaar j en zattie soggena deeraal om half tien naast z'n vader In de kar op de Mienakker, an de reed nei Winkel, weer I om tien uur de loting beure zou. I Nou glouf ik der niks meer van, wat ze me as joön van 12 Jaar wals maakt hewwe, zaidle teugen z'n vader, dat hier bai 't breggie de Westfrdeze Graaf Willem H i doódknuppeld hewwe, want ik hew pas te 'boekkie lezen over 't Volk der Westfriezen van 12561296, weer in staat, dat dut beurd is op de Köningspade bai Hougwoud in 1256; dat hai deer, op te peerd zittend, deur 't ais 'zakte en dat de Westfriezen 'm toen ienvoudig dood sloegen hewwe en op te draffie begroeven onder de vloer van te huis ln 't Kroilerbosch, en deerbal te dure eed zwoeren, dat die plek gehoim blaive zou. En dat I later, toe Graaf Floris V de Westfriezen overwon op zoin andringen en belofte van kwoitskelding van straf de oudste Westfrieze de plaas anwezen hewwe. Floris heb 't gebiente van zoin Vader later opgroeven en nei Middelburg voerd en op die plek 'te' kapè.1 bouwe lelten. Dut alles heb zich ofspeuld en dat Is vast wel waar an de Zulderpaad te Hougwoud, temeer omdat dat ge deelte de Köningspade noemd word en omdat nei ze denken Floris V die weg of dat pad heb lelte mak©, om toegang te verllenen tot die kapèL. En nou glouf ik der ok niks meer van, wat ze me as joon van 12 jaar wois maakt hewwe, van 't spoukver- haal van de Tientoón-Elfribvan Radboud bedoel ik, want dat is apokrief, vooral de passage dat ze de wagen mit de doupvont bai de daik neer gooide en dat te stik van de doupvont in de Kolk terecht kwam. In Radbouds toid zei der nag wel te beetje ik dink van niks nag van de Zeidolk te zien weest hewwe en van te maalkollc hilltendal niks; van bemaling was toe gien sprake, 't zeiwater stroumde bai de Langerois uit en in, er was nag gien meer of plas droug maalct. Wat de veerdere zwerverstocht van de doupvond an- gaat, dat het wel overienkomst mit de doupvoud van Memelik, zooas de Pastoor van Memelik zait, ok al ln verband mit Radbouds douphlstorie den zou die doup vont mit de beeldstormeral uit de Kerk wegraakt weze, I en later, veul later, op te boerderai in Oösthulzen, mien j lk terugvonden weze, as varkensvoerbak nag wel en I nou weer ln de Roomsche Kerk persent weze. In de re- gel is ter in die legendarische vertellinge wel lenige hls- torlse waarheid, maar deur 't zooveule male oververtel- len, is 't veulal moeilik 't ware en oorspronkeleke deer- I van uit mekaar te houwe. I Zoo bestaat, om nag ieries op Wullem H terug'te ko men, in de buurt te legende, over 't graf van Wullem H. Niemand weet persies te zéggen weer dut is on toch binne der Hougwoüdéra en Opmeerder®, vooral Room-

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1928 | | pagina 9