p
r
1
aai
isli
1= e
ker
ISE
Tweede Blad.
Arrondissements Rechtbank
te Alkmaar.
ieia'
Gebr. KWELDAM, Schagen. fel. 64.
Ingezonden Stukken.
Tweede Kamer.
oom
rd
iger'i
dini
Het Tuinbon wonderwijs aan den
Langendijk
BÏLLY BOO.
,35
,80
Donderdag 15 November 1928
71ste Jaargang. No. 8358.
MEERVOUDIGE STRAFKAMER.
Zitting van Dinsdag 18 November 1928.
m
Uitspraken vorige zitting:
j, J. B., Texel, vervoer van verdachte melk, hooger
beroep niet ontvankelijk verklaard,
Corn. B., Castricum, mishandeling, 2 maanden gev.
j, V., Egmond aan Zee, overtreding Jachtwet, vonnis
bevestigd.
C. de H., Alkmaar, hooger beroepzaak, nietig ver
klaard, 5 maal f 2 boete of 5 maai 2 dagen,
Nieuwe oogst
ZAAK MET HINDERNISSEN.
De goede advocaat, mr. Zeegers uit Den Helder, was
vruchteloos reeds in het donkere morgenuur uit den
koffer gekropen, teneinde tijdig aanwezig te zijn op de
zitting,waar hij den gedetineerden polderwerker Herin.
3. uit Wierlngen moest verdedigen in een zaak, een
zedenmisdrijf betreffende. Daar echter een opgeroepen
niet was verschenen, werd deze zaak voor de
tweede maal aangehouden en zal worden voortgezet
(ls. week.
IJZER SMEDEN ALS HET HEET IS.
Voor gerulmen tijd terug stond terecht 'n ingezetene uit
Medemblik, de heer A. v. d. B., die een radio-distrlbu-
tftur zou hebben benadeeld, door de draden van de in-
Itjllatie die over zijn perceel liepen, af te snijden, waar-
iwr een lamp zou zijn gesprongen. Gehoord werd heden
«n radio-specialist als getuige-deskundlge. Diens ver
loor had tot resultaat dat de Officier vrijspraak vroeg,
waarop de verdachte zijn kans waarnam en het verzoek
tot de rechtbank richtte, dat hem de gemaakte onkosten
zouden worden teruggegeven.
De president zegde glimlachend toe de overweging
der rechtbankReken maar dat hij geen rood half
centje vergoed krijgt.
Nogal 'n reuze-adres voor vergoedingHet Rijk!!!
DE ARABISCHE HENGST UIT DE HARDDRAVE
RIJ TE BLOKKER.
Hard wordt er gescholden op de Loterijwet, maar wa
rempel, de menschen maken zelf, dat die controle op die
ondernemingen verscherpt wordt
Heden stond terecht de slager H. J. de H. te Blokker,
voormalig bestuurslid van een Harddraverijvereeniging
welke vereeniging had besloten een verloting te orga-
nlseeren tot stijving der kas. De tweede prijs was een
formidabele stamboekhen gat van 225 piek, die de slag
ende 8er k,fld gekocht van zekeren Schenk uit Wognum en
gewonnen werd door niemand minder dan de dokters
vrouw van Wervershoof. mevrouw Pinxter. De chauf
feur, vergezeld door 'n subtiele paardendeskundige,
reisde naar Blokker om den prijs in oogenschouw te
nemen, maar het edele ros viel zoo weinig mee, dat hij
giaag genoegen nam met de som van f 150 en de prijs
in handen liet van den slager.
Het vertoonde paard was dan ook heelemaal niet den
gekochten klepper van Schenk, maar 'n paard dat de
slager zelf in eigendom had.
De winst op deze transactie, f 75, was de slager zoo
vrij als een billijke vergoeding te beschouwen voor zijn
moeite en zorgen aan de loterij besteed, doch er waren
helaas andere -mierepikkers, die daar niet mee accoord
gingen en het gevolg was, dat de slager heden terecht
stond wegens verduistering.
Het was een zaak, waar 'n aardig moppie juridische
muziek in zat en de verdediger, mr. Dwars, was dan
ook recht in zijn element, zat den heer Officier, die
knoeiboel ln sommige loterijen signaleerde en tegen
den slager f 300 boete of 60 dagen vorderde, leelijk
dwars, door te betoogen dat hier van geenerlei verduis
tering sprake kon zijn en zijn cliënt dus behoorde te
worden vrijgesproken.
GROOlt
lotft
R
preciefl
fl.-
75 eed
ii and i
beken
>eeljoi
;len.
evelend,
IKKE
DPEND.
Daarop wérd op verzPek van verdachte als getuige
a decharge gehoord Maartje Reus, de 34-jarlge vrouw
van den verdachte, die verklaarde dat haar man dien
dag niet uit zijn woning was geweest.
Volgens de mishandelde, had echter die vrouw haar
man zelf uit de woning gehaald.
Ook de kinderen van verdachte hebben aan den
Rijksveldwachter verklaard, dat vader bij Tante Jans
in huis was geweest, dat zij haar hebben hooren gillen
en dat vader haar geslagen heeft.
Desondanks bleef de vrouw pertinent volhouden, dat
haar man geen voet buiten de deur heeft gezet en zij
hem ook niet uit het huis heeft weggehaald. Haar
kinderen hebben haar verteld, dat zij door den Rijks
veldwachter Koelewljn bang zijn gemaakt
De Officier verzocht daarop dat van de verklaringen
van deze getuige proces-verbaal zou worden opgemaakt.
Nadat aan alt verzoek was voldaan, werd de vrouw dit
proces-verbaal voorgelezen en door haar geteekend.
De Officier verzocht daarop schorsing der zaak 6n in
structie tegen de vrouw, door hem verdacht van mein
eed. De rechtbank gelaste daarop de gevraagde schor
sing en het instellen van een voorlooplg onderzoek naar
de waarheid van de door mej. de GraafReus onder
eede afgelegde verklaring.
DE CONSTERNATIE BIJ DE MARKTSTRAAT OF
DOORBRAAK.
Op 9 Augustus, ter gelegenheid van de kaasmarkt
te Alkmaar, caramboleerde de vrachtauto, bestuurd
door Willem B. van Wierlngen, tegen een aangespan
nen luxe dogkar, door den landbouwer Jan Wagenaar
van Stom,petoren. Het paard sloeg met de dogkar op
hol en werd nabij de Schapenbrug gegrepen. Aangezien
volgens verschillende getuigen B. bij het uitrijden van
de Marktstraat niet behoorlijk signaal had gegeven,
lag Willem het loodje en werd hij door den kanton
rechter tot f 10 boete of 10 dagen veroordeeld.
Willem echter, die de schuld weet aan den boer, daar
hij zelfs alle regels van het verkeer in acht had geno
men, kwam in hooger beroep. Hij had nu wel de vol
doening dat de Officier vernietiging verzocht van het
door den Kantonrechter gewezen vonnis, dat verschil
lende onvergeeflijke gebreken scheen te bezitten, doch
veel voordeel bracht dit den appellant niet, aangezien de
Officier opnieuw veroordeeling vorderde tot de zelfde
straf.
De verdachte kon huiswaarts keeren met de over
weging:
Wat werd ik hiervan wijzer?
Ik kwam met lood en kreeg oud Ijzer!
Finis.
Instelling, die aan de Middenstand de MertSffven uitéén-;
gezette kracht en finantieele steun kan geven. Bij het
lezen van deze regelen, zullen velen wellicht terugden
ken aan de Middenstandsbanken, welke zij in vorige
jaren hebben gekend. Ze hadden geen al te besten naam.
Dit was het gevolg van fouten ln de organisatie, onder
linge concurrentie, onverdedigbare credietverleenlng, ge
bondenheid aan een bepaalde geloofsrichting. Er zijn
harde slagen gevallen, maar de ervaring ls een goede
leermeesteres. Men is tot het inzicht gekomen, dat
slech/ts één groote organisatie, zonder verschil in rich
ting of kleur, de juiste instelling is om de Middenstand
de zoo noodige finantieele steun en hulp te bieden. En
dit besef heeft geleid tot de oprichting van de huidige
Nederiandsehe-Middenstandsbank, welke thans haar een-
1arig bestaan viert. De Nederlandsche Staat heeft dit
porren gesteund, ten volle beseffende, dat één degelijke
groote Nederlandsche Middenstandsbank voor de Mid
denstand onontbeerlijk was. Met een garantie van 9 mll-
lioen gulden heeft de Staat zich achter deze nieuwe
Middenstandsbank geplaatst. Waar bovendien de Bank
met een eigen kapitaal van circa 2 millloen gulden
werkt, en n i e t ls belast met door vorige middenstands-
banken geleden verliezen, heeft niemand de Midden
standsbank haar volste vertrouwen te onthouden. Sta
tuten en reglementen verbieden om anderen dan uit
sluitend bedrijfscredieten aan Middenstanders te ver-
leenen, terwijl zóódanige eisohen bij de credietverleenlng
worden gesteld, dat van z.g. roekelooze credieten geen
sprake kan zijn. Als groote organisatie met 100 bijkan
toren over het geheele land verschaft zij den Midden
standers 'n waarlijk uitstekend, middel om zijn finantieele
zaken snel, goed en eenvoudig te doen. Uit bovenstaande
moge blijken, dat de huidige Middenstandsbank niet ten
onrechte bet preadicaat „Middenstands" voert. Reeds
zijn de bij haar belegde gelden met 3 millioen gulden
gestegen. Dit wijst op vertrouwen, en hoe meer vertrou
wen de Middenstand in deze finantieele Middenstandsor
ganisatie stelt, des te krachtiger bevordert zij haar
eigen bloei.
Schagen, 14 Nov. 1928.
Mr. BUISKOOL.
Keurige PEKELSTUKJES
zonder been. Prachtig van kleur.
worden cmdérwezon, wórden In Bet leerplan QttOBrg*-
bracht en de stof wordt aio vanzelf sprekend over 't
algemeen ontleend aan die onderwerpen, welke ver
band houden met den tuinbouw.
Zoo wordt voldaan aan den eisch: de school voor het
leven en kan deze lagere tuinbouwschool een inrichting
van beteekenis worden voor een zich ontwikkelende
streek als Langendijk. De meening, dat aan Langendijk
een dergelijke school noodig is, behoort te bestaan, in
verband met de beteekenis, welke de tuinbouw hier
heeft, is, dunkt ons moeilijk voor tegenspraak vatbaar.
De meeste lagere land- en tuinbouwscholen loopen over
een 4-jarigen cursus, het onderwijs Is zoodanig inge
richt, dat het als een middensoort tusschen dat der
bekende tuinbouwcursussen en dat der winterscholen,
kan worden beschouwd. In het eerste jaar wordt ge
durende 40 weken 2-dagen van 5 uur onderwijs gege
ven, het tweede Jaar wordt dit tot 1 dag ingekrompen,
terwijl het 3e en 4e leerjaar 30 weken 1 dag onderwijs
wordt gegeven. Bij ook maar eenigszins goeden wil
kan dit voor het grootste gros der tuinders geen be
zwaar opleveren.
Om nu tot het noodige initiatief te komen, dunkt het
ons het beste, dat waar binnen enkele maanden de Al-
gemeene Vergaderingen der Centrale Veilingen weer
zullen worden gehouden en dus nog vroeger de indie
ning der voorstellen voor die te houden vergaderin
gen, er een voorstel op de agenda komt, waarin de
wonschelljkheld wordt uitgesproken, dat de bedoelde
Veilingsvereeniglngen gezamenlijke besprekingen hou
den, waarin de lijnen voor dé oprichting en de te ne
men maatregelen worden uitgestippeld. Zeer gewenscht
kwam het ons bovendien voor, dat een deskundige, d.v.
de tuinbouwconsulent, deze zaak nader toelichtte, op
dat de bouwers met nog meer kennis van zaken zou
den kunnen oordeelen.
Het is te hopen, dat in deze voorLangendijk gewich
tige kwestie niet langer wordt gedraald. De tijd is daar
voor meer dan rijp en van de voordeelen kunnen zoo
wel. de arbeiderskinderen als die der tuinbouwers pro-
fiteeren.
VOORTZETTING DER ALGEMEENE
BESCHOUWINGEN.
iterdi
evelend,
•n.
elef.
bevr.
..rsingeri
Scha#
van
n.
nbevele#'
jen bij
zeere
vee, ge
lig metl
n 90 ct.
WEER ZOO'N RARE SPOOKGESCHIEDENIS.
De heer Jan V., 'n 58-jarige tuinbouwer te Koedijk,
atond voor de vierschaar terecht wegens diefstal van
6 bouwsteenen, vertegenwoordigende een waarde van...
schrik niet lezer en neem tijdig wat Eau de Carmen,
van 15 cent bruto. De prijs van 1000 van die steenen ia
124, reken nu zelf maar na.
I De benadeelde was de heer Piet Oostwouder en de
Doj «awezigheid van die steentjes op het erf des verdach
ten was geconstateerd door den rijksveldwachter. Het
Wren soortgelijke steenen. als door Oostwouder ver
mist, om het nu meer ineens goed te zeggen.
De verdachte ontkende dit ook heelemaal niet, maar
hij wist op de wereld van onzen lieven Heer niet, hoe
hij aan die steenen was gekomen. In ieder geval had
hij ze niet gestolen.
De Officier scheen dat echter niet zoo grif aan te
nemen en requireerde f 30 boete of 30 dagen, tot grooi
verdriet van den verdediger, mr. Jos. Jitta, die heele
maal niet harmonisch instemde met het door den heer
Officier gezongen lied, getiteld: Die zijn billetjes brandt,
moet op de blaren zitten en vrijspraak concludeerde.
DEZE DUOZANG SLAAGDE BETER.
De arbeider C. P. K. te Texel, 'n bravour rijder op
1e moto.r. was door den kantonrechter te Den Helder,
veroordeeld wegens snel en roekeloos rijden, waardoot
hij de veiligheid van het verkeer In gevaar had gebracht
Een badgast uit Amsterdam had, toen de motor voor-
hljsnorde, zijn zoontje snel moeten terugtrekken om het
kind voor overrijding te behoeden. De veroordeelde
kwam in hooger beroep en tot dusver met reusachtig
Wccea Het bleek namelijk, dat de dagvaarding tame-
Jjte klungelachtig was samengesteld, zoodat den Offl-
niets anders overbleef, dan vrijspraak te requi-
ren.
verdediger, mr. Kusters, viel natuurlijk op dit re-
itolr aan als 'n vlieg op de suikerpot. Hij was hel
omen eens met de juiste opvatting en het heldere
Jcht van den Officier en sloot zich volkomen bij
keurige requisitoir aan. Verbeeldt u echter eens,
de Officier eens veroordeeling had voorgesteld!
"e veronderstellen, dat de geachte vertegenwoordi
gt der staande magistratuur door de felle bijlslagen
van dezen geduchten pleitredenaar tot klppengehak zou
verwerkt
EEN VERVOLGING WEGENS MEINEED IN 'T
VERSCHIET?
De 48-jarige arbeider Berm. do G. te Noord-Bakkum,
«smeente Castricum, stond terecht ter zake het feit,
at hij op 18 September de echtgenoote van zijn broeder
ornelis, Jans Schouten, in. de keuken van haar wo-
"g zou hebben geslagen en gestompt.
Ue verdachte ontkende dit ten stelligste. Hij had de
wandeling niet gepleegd en de woning van zijn
"moonzuster niet betreden.
«IboÜ ach*r3arig dochtertje van de mishandelde ver
teld u daarentegen, dat moeder door oome Herman
keuken was geslagen en ln haar zij gestompt
MIDDENSTAND EN MIDDENSTANDSBANK.
Het is juist een jaar geleden, dat de huidige Neder
landsche Middenstandsbank werd opgericht. Als datum
haner oprichting toch staat genoteerd de 14 November
1927, en het lijkt mij niet van belang ontbloot om op
dezen, eersten verjaordag een oogenfclik stil te staan bij
de verhouding tusschen Middenstand en Middenstands-
baixk.
Als eerste vraag dringt zich aan ens op: „is een spe
ciale Middenstandsbank wel noodig en zelfs gewenscht?"
Ongetwijfeld zal deze vraag bevestigend moeten worden
beantwoord door een ieder, die zich goed rekenschap
geeft van wezen en behoeften van den Middenstand.
Wij leven in een tijd, waarin allen, die eenzelfde doel
nastreven, zich aaneensluiten, zich organlseeren om mot
vereende krachten meer resultaat te bereiken en te eer.i-
ger tijd hun doel verwezenlijkt zien. En waar zonder
voldoende geldmiddelen nu eenmaal geen enkele strijd
met succes gestreden kan worden, zien we maar al te
duidelijk, dat alle groote organisaties zich voorzien van.
een min of meer uitgebreid finantlewezen, dat als een
hechte ruggegraat den economischen strijd helpt verge
makkelijken. Toen ik in September van dit jaar het
voorrecht had als voorzitter der comm^ie de Winkel
week officieel te openen, heb ik doen uitkomen, dat het
organlseeren van een Winkelweek een uiting van saam
horigheid is van de plaatselijke Middenstand. Ook de
Middenstand over het geheele land heeft zich in den
loop der jaren georganiseerd, maar van een hechte
finantieele basis of steun is feitelijk nimmer sprake
geweest. Terwijl andere organisaties hun finantiën hoog
opvoerden en daardoor sterker en krachtiger werden,
heeft de Middenstand steeds gelaboreerd aan een ge
brek aan finantieele organisatie. En toch is een
hechte finantieele centrale voor de Middenstand ten
eenenmale onontbeerlijk, omdat zij met zooveel gevaren
bedreigd wordt. De Middenstand zelve moet tot het in-'
zicht komen, dat een dergelijke finantieele centrale nood
zakelijk is om den strijd om het bestaan te kunnen blij
ven voeren. De groepen of organisaties, die de Midden
stand het meest in haar bestaan bedreigen, laten niets
ongedaan om hun organisatie ook in flnanti'eelen zin
zoo hecht en krachtig mogelijk te maken. Groote fond
sen en groote reservekassen worden gekweekt om den
strijd zoo lang en krachtig mogelijk te kunnen voeren.
En indien de Middenstand hier geen flinke finantieele
organisatie tegenover stelt, is zij onmiskenbaar reeds in
het nadeel. Immers, een goed georganiseerd geheel met
voldoende geldmiddelen speelt met den enkeling zonder
organisatie en met versnipperde finantiën als de kat
met de muis.
Heeft de Middenstand dan zulke gevaarlijke tegenstan
ders? Zeer zeker. Om maar enkele te noemen: de groote
warenhuizen, en de verbruikers-vereenlgingen. Zal de
Middenstand bestaan blijven, dan zal zij tot het besef
moeten komen, dat zij tegen dergelijke economische or
ganisaties een harden strijd heeft te voeren. En als eerste
eisch geldt dan, dat zij zich door finantieele orga
nisatie tot het voeren van dien strijd moet uitrusten.
Dat het bestaan van een s p e c i a 1 e Middens tands-
bank geenszins onnoodig en inderdaad zelfs gewenscht
is, moge nog blijken uit het volgende. De Middenstan
der, die op een gegeven moment over een teveel aan
middelen beschikt, plaatst dit momenteel overtollig geld
op een bank. Niet allen, die in deze gunstige positie
verkeeren, gaan echter naar dezelfde instelling, en zoo
doende ontstaat verspreiding van kapitaal. Dit brengt
bovendien het groote nadeel mee, dat de betrokken mid
denstander niet weet, tot welk doel zijn aldus gedepo
neerde gelden worden gebezigd. En hierin zit juist een
groot gevaar, jmmers, de door hem belegde gelden wor
den door de betrokken bankinstelling weer op crediet
verstrekt aan anderen, en deze anderen kunnen juist de
grootste tegenvoeters van de Middenstand zijn! Op deze
wijze helpt hij zijn tegenstander aan geldmiddelen. Dit
gevaar is niet denkbeeldig, en vindt in de praktijk veel
vuldig plaats.
Indien nu de Middenstand één finantieele organisatie
als de hare erkent, en iedere Middenstander zijn over
tollige middelen naar één en dezelfde bank brengt,
onder de stellige zekerheid, dat deze afldus belegde gel
den niet anders worden gebezigd dan tot het verleenen
van crediet aan andere, minder goed gesitueerde Mid
denstanders, en aan dezen alleen, dan blijkt onte
genzeggelijk, dat het bestaansrecht van een speciale
Middenstandsbank bewezen ls. Door Midden
standers belegde gelden gaan terug naar Midden
standers, naar leden van eigen organisatie alleen, en
wel in den vorm van crediet. Geen hulp aan den tegen
stander meer., geen versnippering van finantieele krach
ten, maar steun aan eigen groep, en versterking van
eigen flnantiewezen.
Hierbij komt nog dat de meeste bankinstellingen niet
gemakkelijk crediet verstrekken aan middenstanders, om
dat deze credieten veelal zeer gering zijn, en voor een
gewoon bankbedrijf niet geschikt en niet loonend. Voor
den crediet-behoevenden Middenstander is het dan ook
vaak zeer moeilijk zich de noodige bedrijfskosten te
verschaffen. Hierin zit mede een verzwakking voor de
Middepstand als zoodanig.
De Nederlandsche Middenstandsbank, welke op 14 No
vember 1928 juist één jaar bestaat, is ongetwijfeld een
Men moet zich eenigszins verwonderen over de ge
ringe gelegenheid, welke onze nlet-leerplichtige jeugd
heeft, om tuinbouw-onderwijs te genieten, en dat in een
streek, waar in wijden omtrek de tuinbouw op zoo in
tensieve wijze wordt uitgeoefend als hier. In alle andere
dingen weten onze tuinbouwers den geest des tijds te
verstaan en er naar te handelen, doch op het gebied
van het tuinbouwonderwijs is Langendijk wel wiat ach
terlijk.
Er is reeds een paar malen sprake geweest, om ern
stige stappen te doen voor de oprichting van een tuin
bouwschool, doch de definitieve pogingen zijn afgestuit
op de financieele zijde van het vraagstuk. Waar het
ons voorkomt, dat, bij eenigszins goeden wil de finan
cieele zijde van het vraagstuk, vooral bij genoegzame
samenwerking, geen bezwaar behoeft op te leveren, is
een ernstige poging alsnog ten zeerste aan te bevelen.
De lokalen zijn beschikbaar en men kan volstaan met
één, desnoods 2 onderwijzers. Rekent men de kosten,
door het rijk en de gemeente betaald aan de tegen
woordige tuinbouwcursussen, dan zal een betrekkelijk
kleine som meer noodig zijn om het ontbrekende aan
te vullen.
De tegenwoordige tuinbouwcursussen mogen ln een
behoefte voorzien, de meest vruchtdragende resultaten
leveren ze niet op. Gegeven op een tijd, dat de leer
lingen vaak een zware dagtaak achter den rug hebben,
door onderwijzers, van wie hetzelfde geldt, kan het on
derwijs niet zijn, wat een lagere tuinbouwschool zou
kunnen geven. Bovendien ls de tijd te kort en kunnen
practisch en theoretisch onderwijs elkander te weinig
aanvullen, om het gewencchte resultaat te bereiken. De
weinige belangstelling in het onderwijs op deze cur
sussen ls een aanwijzing, dat het onderwijs in vele
opzichten onvoldoende is.
Voor Langendijk komt, om de noodzakelijkheid eener
lagere tuinbouwschool aan te toonen, daar nog bij, de
gewijzigde richting, waarin de cultuur zich beweegt.
De bloembollenteelt begint zich meer en meer te ont
wikkelen en ook de kasoultuur begint ln sommige dee-
len van dit uitgebreide tuinbouwdistrlct zoodanige uit
breiding te ondergaan, dat een eenigszins fundamenteels
kennis van een en ander zeer zeker gewenscht en nood
zakelijk ls.
We meenen, dat er ln ons land op het oogenbllk
reeds een 39-tal lagere tuinbouwscholen bestaan en
zeker ongeveer een even groot aantal landbouwscholen.
We kennen streken in ons land, achterlijker en minder
vooruitstrevend dan Langendijk, waar door eendrach
tige samenwerking van alle richtingen lagere land- en
tuinbouwscholen zijn ontstaan. Er zijn streken bij, waar
de communicatiemiddelen niet zoo goed zijn ontwikkeld
als hier en waar uit wijderen omtrek de leerlingen
moeten worden gerecruteerd dan dit aan Langendijk
het geval zou zijn.
De lagere tuinbouw- zoowel als landbouwscholen moe
ten aan bepaalde eischen voldoen, om voor Rijkssub
sidie in aanmerking te komen. De cursus moet een be
paald aantal jaren duren, gedurende elk jaar moet een
zeker aantal weken met een bepaald aantal uren les
worden gegeven, terwijl voorgeschreven is, hoeveel uren
manstens aan bepaalde vakken moet worden besteed.
Enkele vakken van onderwijs, welke op de lagere school
Aan het aJgemeene debat over de Rijksbegrootlng
1929 men vraagt zich af of dergelijke nietszeggende
beschouwingen langer nog nut hebben is Dinsdag,
op het antwoord van minister De Geer na, een einde
gekomen. Veel nieuws, zoo niet heelemaal geen nieuws,
is er door de fractie-leiders te berde gebracht en ook
deze laatste dag kenmerkte zich door weinig-zeggende
oplossingen over een toekomstige kabinetsformatie.
Ditmaal was het de katholiek, professor Veraart, die
zich onledig hield met het houden van een betoog over
de mogelijkheid en wenschelijkheid van een „parlemen
tair programministerie" doch waarbij het leelijk mis
liep, vooral toen hy het meende te moeten hebben over
de afschaffing van het gezantschap bij den Paus. Toen
trachtte de professor het zoo te plooien alsof herstel van
het gezantschap bij den Heiligen Stoel voor de Katho
lieke Staatspartij heelemaal geen principieel punt" was.
Met het gevolg, dat de professor zich leelijk vergalop
peerde. De Kamer stond paf en vroeg vol verbazing,
waarom dan in November 1925 de vier R.K. ministers
uit het ministerie-Colijn waren getreden, toen het amen
dement-Kersten was aangenomen, om genoemd gezant
schap af te schaffen. Daar zat nu de professor, die
niets anders wist te zeggen, dan dat hij daar geen ver
klaring voor wist, al had het destijds bij velen ver
wondering gewekt.
Van deze gelegenheid maakte dominéé Kersten dank
baar gebruik om eens eventjes over zijn tegenstander
te triompheeren, want volgens hem was 't juist „de er
kenning, dat het hier een katholiek belang gold" waar
op de professor die nu blijkbaar opeens wèl een
verklaring kon geven snibbig antwoordde, dat het
Kamervotum een beleediging van den Heiligen Stoel
was. Deze bokkesprongen hebben des professors gezag
ln de Kamer nu niet bepaald versterkt en de heer
Duymaer van Twist kon dan ook niet nalaten om een
spottende opmerking te maken over de „naïviteit van
den professor".
Nog twee andere katholieken voerden in dit politiek
tournool het woord, waarin ze opkwamen voor de
ambtenaarssalarissen en het „onderhandelingstarief"
met betrekking tot het vrijhandelsprincipe.
De heer Van Rappard kwam op voor den landbouw,
wiens speechje, als zijnde van veel grooter belang voor
ons land, een dankbaar gehoor vond. De heer Van
Rappard betoogde, dat de toestand van den tuinbouw
niet ongunstig is, doch dat ten aanzien, van den land
bouw de troonrede te optimistisch oordeelde. Hij drong
uitvoerig aan op middelen tot verbetering van den toe
stand ln den landbouw; o.a. moet gestreefd worden naar
een internationale regeling tot bestrijding van besmet
telijke ziekten onder het vee, zooals mond- en klauw
zeer.
Was tot nog toe niet anders dan lof gezwaaid over
het financieele beleid van minister De Geer, geheel an
ders dacht de sociaal-democraat J. ter Laan er over.
Deze afgevaardigde had de ontdekking gedaan, dat
twee personen in ons land een slechten naam hebben:
Colijn en De Geer. Hij keurde scherp af de korting
op de ambtenaarssalarissen, de bezuinigingsmaatregelen,
het gescherm met tekorten die er niet waren, terwijl
de belastingverlaging den kleinen man niet of zoo goed
als niet ten goede kwam. Tot slot betoogde hij, dat do
toestand van het overheidspersoneel niet mag blijven,
zooals hij thans ls.
Een theologisch gekibbel tusschen de dominees bracht
het einde. De heeren. Kersten en Lingbeek werden door
den heer Schouten genomen, terwijl ds. Langman de
laatste onderhanden nam.
Deze laatste, zelf predikant, had eenige malen van
„dominee" Lingbeek gesproken. „Doe dat liever niet
meer!", ried aan het slot de waarnemende voorzitter
Billy, de vogelslang bekijkend v
Vond hem wel een aardig dier,
„Ik wed," zei hij tot Redneb,
„Daarmee hebben wij veel plezier".
„Dat is zeker," zeide Redneb,
„Het wordt een beste vriend, 't is gewis,
Maar nu wil ik eens gaan kijken,
Waar 't Isie gebleven is."
Bllly stak de hand naar 't diertje,
En zeide: „Aaangenaam U te zien,
Ik ben Billy Boo geheeten,
Mag ik U mijn vriendschap bien?"
„Zeker," zei de ander vroolijk,
„Ik doe ook gaarne mee,
Jerry, zoo mag je me noemen,
En tusschen ons belden blijft de vree.
Hopelijk vindt Redneb 't Isie. Als hij nu maar niet
door de wolven, opgegeten ie.
mpHüMMi