p r 1 aai isli 1= e ker ISE Tweede Blad. Arrondissements Rechtbank te Alkmaar. ieia' Gebr. KWELDAM, Schagen. fel. 64. Ingezonden Stukken. Tweede Kamer. oom rd iger'i dini Het Tuinbon wonderwijs aan den Langendijk BÏLLY BOO. ,35 ,80 Donderdag 15 November 1928 71ste Jaargang. No. 8358. MEERVOUDIGE STRAFKAMER. Zitting van Dinsdag 18 November 1928. m Uitspraken vorige zitting: j, J. B., Texel, vervoer van verdachte melk, hooger beroep niet ontvankelijk verklaard, Corn. B., Castricum, mishandeling, 2 maanden gev. j, V., Egmond aan Zee, overtreding Jachtwet, vonnis bevestigd. C. de H., Alkmaar, hooger beroepzaak, nietig ver klaard, 5 maal f 2 boete of 5 maai 2 dagen, Nieuwe oogst ZAAK MET HINDERNISSEN. De goede advocaat, mr. Zeegers uit Den Helder, was vruchteloos reeds in het donkere morgenuur uit den koffer gekropen, teneinde tijdig aanwezig te zijn op de zitting,waar hij den gedetineerden polderwerker Herin. 3. uit Wierlngen moest verdedigen in een zaak, een zedenmisdrijf betreffende. Daar echter een opgeroepen niet was verschenen, werd deze zaak voor de tweede maal aangehouden en zal worden voortgezet (ls. week. IJZER SMEDEN ALS HET HEET IS. Voor gerulmen tijd terug stond terecht 'n ingezetene uit Medemblik, de heer A. v. d. B., die een radio-distrlbu- tftur zou hebben benadeeld, door de draden van de in- Itjllatie die over zijn perceel liepen, af te snijden, waar- iwr een lamp zou zijn gesprongen. Gehoord werd heden «n radio-specialist als getuige-deskundlge. Diens ver loor had tot resultaat dat de Officier vrijspraak vroeg, waarop de verdachte zijn kans waarnam en het verzoek tot de rechtbank richtte, dat hem de gemaakte onkosten zouden worden teruggegeven. De president zegde glimlachend toe de overweging der rechtbankReken maar dat hij geen rood half centje vergoed krijgt. Nogal 'n reuze-adres voor vergoedingHet Rijk!!! DE ARABISCHE HENGST UIT DE HARDDRAVE RIJ TE BLOKKER. Hard wordt er gescholden op de Loterijwet, maar wa rempel, de menschen maken zelf, dat die controle op die ondernemingen verscherpt wordt Heden stond terecht de slager H. J. de H. te Blokker, voormalig bestuurslid van een Harddraverijvereeniging welke vereeniging had besloten een verloting te orga- nlseeren tot stijving der kas. De tweede prijs was een formidabele stamboekhen gat van 225 piek, die de slag ende 8er k,fld gekocht van zekeren Schenk uit Wognum en gewonnen werd door niemand minder dan de dokters vrouw van Wervershoof. mevrouw Pinxter. De chauf feur, vergezeld door 'n subtiele paardendeskundige, reisde naar Blokker om den prijs in oogenschouw te nemen, maar het edele ros viel zoo weinig mee, dat hij giaag genoegen nam met de som van f 150 en de prijs in handen liet van den slager. Het vertoonde paard was dan ook heelemaal niet den gekochten klepper van Schenk, maar 'n paard dat de slager zelf in eigendom had. De winst op deze transactie, f 75, was de slager zoo vrij als een billijke vergoeding te beschouwen voor zijn moeite en zorgen aan de loterij besteed, doch er waren helaas andere -mierepikkers, die daar niet mee accoord gingen en het gevolg was, dat de slager heden terecht stond wegens verduistering. Het was een zaak, waar 'n aardig moppie juridische muziek in zat en de verdediger, mr. Dwars, was dan ook recht in zijn element, zat den heer Officier, die knoeiboel ln sommige loterijen signaleerde en tegen den slager f 300 boete of 60 dagen vorderde, leelijk dwars, door te betoogen dat hier van geenerlei verduis tering sprake kon zijn en zijn cliënt dus behoorde te worden vrijgesproken. GROOlt lotft R preciefl fl.- 75 eed ii and i beken >eeljoi ;len. evelend, IKKE DPEND. Daarop wérd op verzPek van verdachte als getuige a decharge gehoord Maartje Reus, de 34-jarlge vrouw van den verdachte, die verklaarde dat haar man dien dag niet uit zijn woning was geweest. Volgens de mishandelde, had echter die vrouw haar man zelf uit de woning gehaald. Ook de kinderen van verdachte hebben aan den Rijksveldwachter verklaard, dat vader bij Tante Jans in huis was geweest, dat zij haar hebben hooren gillen en dat vader haar geslagen heeft. Desondanks bleef de vrouw pertinent volhouden, dat haar man geen voet buiten de deur heeft gezet en zij hem ook niet uit het huis heeft weggehaald. Haar kinderen hebben haar verteld, dat zij door den Rijks veldwachter Koelewljn bang zijn gemaakt De Officier verzocht daarop dat van de verklaringen van deze getuige proces-verbaal zou worden opgemaakt. Nadat aan alt verzoek was voldaan, werd de vrouw dit proces-verbaal voorgelezen en door haar geteekend. De Officier verzocht daarop schorsing der zaak 6n in structie tegen de vrouw, door hem verdacht van mein eed. De rechtbank gelaste daarop de gevraagde schor sing en het instellen van een voorlooplg onderzoek naar de waarheid van de door mej. de GraafReus onder eede afgelegde verklaring. DE CONSTERNATIE BIJ DE MARKTSTRAAT OF DOORBRAAK. Op 9 Augustus, ter gelegenheid van de kaasmarkt te Alkmaar, caramboleerde de vrachtauto, bestuurd door Willem B. van Wierlngen, tegen een aangespan nen luxe dogkar, door den landbouwer Jan Wagenaar van Stom,petoren. Het paard sloeg met de dogkar op hol en werd nabij de Schapenbrug gegrepen. Aangezien volgens verschillende getuigen B. bij het uitrijden van de Marktstraat niet behoorlijk signaal had gegeven, lag Willem het loodje en werd hij door den kanton rechter tot f 10 boete of 10 dagen veroordeeld. Willem echter, die de schuld weet aan den boer, daar hij zelfs alle regels van het verkeer in acht had geno men, kwam in hooger beroep. Hij had nu wel de vol doening dat de Officier vernietiging verzocht van het door den Kantonrechter gewezen vonnis, dat verschil lende onvergeeflijke gebreken scheen te bezitten, doch veel voordeel bracht dit den appellant niet, aangezien de Officier opnieuw veroordeeling vorderde tot de zelfde straf. De verdachte kon huiswaarts keeren met de over weging: Wat werd ik hiervan wijzer? Ik kwam met lood en kreeg oud Ijzer! Finis. Instelling, die aan de Middenstand de MertSffven uitéén-; gezette kracht en finantieele steun kan geven. Bij het lezen van deze regelen, zullen velen wellicht terugden ken aan de Middenstandsbanken, welke zij in vorige jaren hebben gekend. Ze hadden geen al te besten naam. Dit was het gevolg van fouten ln de organisatie, onder linge concurrentie, onverdedigbare credietverleenlng, ge bondenheid aan een bepaalde geloofsrichting. Er zijn harde slagen gevallen, maar de ervaring ls een goede leermeesteres. Men is tot het inzicht gekomen, dat slech/ts één groote organisatie, zonder verschil in rich ting of kleur, de juiste instelling is om de Middenstand de zoo noodige finantieele steun en hulp te bieden. En dit besef heeft geleid tot de oprichting van de huidige Nederiandsehe-Middenstandsbank, welke thans haar een- 1arig bestaan viert. De Nederlandsche Staat heeft dit porren gesteund, ten volle beseffende, dat één degelijke groote Nederlandsche Middenstandsbank voor de Mid denstand onontbeerlijk was. Met een garantie van 9 mll- lioen gulden heeft de Staat zich achter deze nieuwe Middenstandsbank geplaatst. Waar bovendien de Bank met een eigen kapitaal van circa 2 millloen gulden werkt, en n i e t ls belast met door vorige middenstands- banken geleden verliezen, heeft niemand de Midden standsbank haar volste vertrouwen te onthouden. Sta tuten en reglementen verbieden om anderen dan uit sluitend bedrijfscredieten aan Middenstanders te ver- leenen, terwijl zóódanige eisohen bij de credietverleenlng worden gesteld, dat van z.g. roekelooze credieten geen sprake kan zijn. Als groote organisatie met 100 bijkan toren over het geheele land verschaft zij den Midden standers 'n waarlijk uitstekend, middel om zijn finantieele zaken snel, goed en eenvoudig te doen. Uit bovenstaande moge blijken, dat de huidige Middenstandsbank niet ten onrechte bet preadicaat „Middenstands" voert. Reeds zijn de bij haar belegde gelden met 3 millioen gulden gestegen. Dit wijst op vertrouwen, en hoe meer vertrou wen de Middenstand in deze finantieele Middenstandsor ganisatie stelt, des te krachtiger bevordert zij haar eigen bloei. Schagen, 14 Nov. 1928. Mr. BUISKOOL. Keurige PEKELSTUKJES zonder been. Prachtig van kleur. worden cmdérwezon, wórden In Bet leerplan QttOBrg*- bracht en de stof wordt aio vanzelf sprekend over 't algemeen ontleend aan die onderwerpen, welke ver band houden met den tuinbouw. Zoo wordt voldaan aan den eisch: de school voor het leven en kan deze lagere tuinbouwschool een inrichting van beteekenis worden voor een zich ontwikkelende streek als Langendijk. De meening, dat aan Langendijk een dergelijke school noodig is, behoort te bestaan, in verband met de beteekenis, welke de tuinbouw hier heeft, is, dunkt ons moeilijk voor tegenspraak vatbaar. De meeste lagere land- en tuinbouwscholen loopen over een 4-jarigen cursus, het onderwijs Is zoodanig inge richt, dat het als een middensoort tusschen dat der bekende tuinbouwcursussen en dat der winterscholen, kan worden beschouwd. In het eerste jaar wordt ge durende 40 weken 2-dagen van 5 uur onderwijs gege ven, het tweede Jaar wordt dit tot 1 dag ingekrompen, terwijl het 3e en 4e leerjaar 30 weken 1 dag onderwijs wordt gegeven. Bij ook maar eenigszins goeden wil kan dit voor het grootste gros der tuinders geen be zwaar opleveren. Om nu tot het noodige initiatief te komen, dunkt het ons het beste, dat waar binnen enkele maanden de Al- gemeene Vergaderingen der Centrale Veilingen weer zullen worden gehouden en dus nog vroeger de indie ning der voorstellen voor die te houden vergaderin gen, er een voorstel op de agenda komt, waarin de wonschelljkheld wordt uitgesproken, dat de bedoelde Veilingsvereeniglngen gezamenlijke besprekingen hou den, waarin de lijnen voor dé oprichting en de te ne men maatregelen worden uitgestippeld. Zeer gewenscht kwam het ons bovendien voor, dat een deskundige, d.v. de tuinbouwconsulent, deze zaak nader toelichtte, op dat de bouwers met nog meer kennis van zaken zou den kunnen oordeelen. Het is te hopen, dat in deze voorLangendijk gewich tige kwestie niet langer wordt gedraald. De tijd is daar voor meer dan rijp en van de voordeelen kunnen zoo wel. de arbeiderskinderen als die der tuinbouwers pro- fiteeren. VOORTZETTING DER ALGEMEENE BESCHOUWINGEN. iterdi evelend, •n. elef. bevr. ..rsingeri Scha# van n. nbevele#' jen bij zeere vee, ge lig metl n 90 ct. WEER ZOO'N RARE SPOOKGESCHIEDENIS. De heer Jan V., 'n 58-jarige tuinbouwer te Koedijk, atond voor de vierschaar terecht wegens diefstal van 6 bouwsteenen, vertegenwoordigende een waarde van... schrik niet lezer en neem tijdig wat Eau de Carmen, van 15 cent bruto. De prijs van 1000 van die steenen ia 124, reken nu zelf maar na. I De benadeelde was de heer Piet Oostwouder en de Doj «awezigheid van die steentjes op het erf des verdach ten was geconstateerd door den rijksveldwachter. Het Wren soortgelijke steenen. als door Oostwouder ver mist, om het nu meer ineens goed te zeggen. De verdachte ontkende dit ook heelemaal niet, maar hij wist op de wereld van onzen lieven Heer niet, hoe hij aan die steenen was gekomen. In ieder geval had hij ze niet gestolen. De Officier scheen dat echter niet zoo grif aan te nemen en requireerde f 30 boete of 30 dagen, tot grooi verdriet van den verdediger, mr. Jos. Jitta, die heele maal niet harmonisch instemde met het door den heer Officier gezongen lied, getiteld: Die zijn billetjes brandt, moet op de blaren zitten en vrijspraak concludeerde. DEZE DUOZANG SLAAGDE BETER. De arbeider C. P. K. te Texel, 'n bravour rijder op 1e moto.r. was door den kantonrechter te Den Helder, veroordeeld wegens snel en roekeloos rijden, waardoot hij de veiligheid van het verkeer In gevaar had gebracht Een badgast uit Amsterdam had, toen de motor voor- hljsnorde, zijn zoontje snel moeten terugtrekken om het kind voor overrijding te behoeden. De veroordeelde kwam in hooger beroep en tot dusver met reusachtig Wccea Het bleek namelijk, dat de dagvaarding tame- Jjte klungelachtig was samengesteld, zoodat den Offl- niets anders overbleef, dan vrijspraak te requi- ren. verdediger, mr. Kusters, viel natuurlijk op dit re- itolr aan als 'n vlieg op de suikerpot. Hij was hel omen eens met de juiste opvatting en het heldere Jcht van den Officier en sloot zich volkomen bij keurige requisitoir aan. Verbeeldt u echter eens, de Officier eens veroordeeling had voorgesteld! "e veronderstellen, dat de geachte vertegenwoordi gt der staande magistratuur door de felle bijlslagen van dezen geduchten pleitredenaar tot klppengehak zou verwerkt EEN VERVOLGING WEGENS MEINEED IN 'T VERSCHIET? De 48-jarige arbeider Berm. do G. te Noord-Bakkum, «smeente Castricum, stond terecht ter zake het feit, at hij op 18 September de echtgenoote van zijn broeder ornelis, Jans Schouten, in. de keuken van haar wo- "g zou hebben geslagen en gestompt. Ue verdachte ontkende dit ten stelligste. Hij had de wandeling niet gepleegd en de woning van zijn "moonzuster niet betreden. «IboÜ ach*r3arig dochtertje van de mishandelde ver teld u daarentegen, dat moeder door oome Herman keuken was geslagen en ln haar zij gestompt MIDDENSTAND EN MIDDENSTANDSBANK. Het is juist een jaar geleden, dat de huidige Neder landsche Middenstandsbank werd opgericht. Als datum haner oprichting toch staat genoteerd de 14 November 1927, en het lijkt mij niet van belang ontbloot om op dezen, eersten verjaordag een oogenfclik stil te staan bij de verhouding tusschen Middenstand en Middenstands- baixk. Als eerste vraag dringt zich aan ens op: „is een spe ciale Middenstandsbank wel noodig en zelfs gewenscht?" Ongetwijfeld zal deze vraag bevestigend moeten worden beantwoord door een ieder, die zich goed rekenschap geeft van wezen en behoeften van den Middenstand. Wij leven in een tijd, waarin allen, die eenzelfde doel nastreven, zich aaneensluiten, zich organlseeren om mot vereende krachten meer resultaat te bereiken en te eer.i- ger tijd hun doel verwezenlijkt zien. En waar zonder voldoende geldmiddelen nu eenmaal geen enkele strijd met succes gestreden kan worden, zien we maar al te duidelijk, dat alle groote organisaties zich voorzien van. een min of meer uitgebreid finantlewezen, dat als een hechte ruggegraat den economischen strijd helpt verge makkelijken. Toen ik in September van dit jaar het voorrecht had als voorzitter der comm^ie de Winkel week officieel te openen, heb ik doen uitkomen, dat het organlseeren van een Winkelweek een uiting van saam horigheid is van de plaatselijke Middenstand. Ook de Middenstand over het geheele land heeft zich in den loop der jaren georganiseerd, maar van een hechte finantieele basis of steun is feitelijk nimmer sprake geweest. Terwijl andere organisaties hun finantiën hoog opvoerden en daardoor sterker en krachtiger werden, heeft de Middenstand steeds gelaboreerd aan een ge brek aan finantieele organisatie. En toch is een hechte finantieele centrale voor de Middenstand ten eenenmale onontbeerlijk, omdat zij met zooveel gevaren bedreigd wordt. De Middenstand zelve moet tot het in-' zicht komen, dat een dergelijke finantieele centrale nood zakelijk is om den strijd om het bestaan te kunnen blij ven voeren. De groepen of organisaties, die de Midden stand het meest in haar bestaan bedreigen, laten niets ongedaan om hun organisatie ook in flnanti'eelen zin zoo hecht en krachtig mogelijk te maken. Groote fond sen en groote reservekassen worden gekweekt om den strijd zoo lang en krachtig mogelijk te kunnen voeren. En indien de Middenstand hier geen flinke finantieele organisatie tegenover stelt, is zij onmiskenbaar reeds in het nadeel. Immers, een goed georganiseerd geheel met voldoende geldmiddelen speelt met den enkeling zonder organisatie en met versnipperde finantiën als de kat met de muis. Heeft de Middenstand dan zulke gevaarlijke tegenstan ders? Zeer zeker. Om maar enkele te noemen: de groote warenhuizen, en de verbruikers-vereenlgingen. Zal de Middenstand bestaan blijven, dan zal zij tot het besef moeten komen, dat zij tegen dergelijke economische or ganisaties een harden strijd heeft te voeren. En als eerste eisch geldt dan, dat zij zich door finantieele orga nisatie tot het voeren van dien strijd moet uitrusten. Dat het bestaan van een s p e c i a 1 e Middens tands- bank geenszins onnoodig en inderdaad zelfs gewenscht is, moge nog blijken uit het volgende. De Middenstan der, die op een gegeven moment over een teveel aan middelen beschikt, plaatst dit momenteel overtollig geld op een bank. Niet allen, die in deze gunstige positie verkeeren, gaan echter naar dezelfde instelling, en zoo doende ontstaat verspreiding van kapitaal. Dit brengt bovendien het groote nadeel mee, dat de betrokken mid denstander niet weet, tot welk doel zijn aldus gedepo neerde gelden worden gebezigd. En hierin zit juist een groot gevaar, jmmers, de door hem belegde gelden wor den door de betrokken bankinstelling weer op crediet verstrekt aan anderen, en deze anderen kunnen juist de grootste tegenvoeters van de Middenstand zijn! Op deze wijze helpt hij zijn tegenstander aan geldmiddelen. Dit gevaar is niet denkbeeldig, en vindt in de praktijk veel vuldig plaats. Indien nu de Middenstand één finantieele organisatie als de hare erkent, en iedere Middenstander zijn over tollige middelen naar één en dezelfde bank brengt, onder de stellige zekerheid, dat deze afldus belegde gel den niet anders worden gebezigd dan tot het verleenen van crediet aan andere, minder goed gesitueerde Mid denstanders, en aan dezen alleen, dan blijkt onte genzeggelijk, dat het bestaansrecht van een speciale Middenstandsbank bewezen ls. Door Midden standers belegde gelden gaan terug naar Midden standers, naar leden van eigen organisatie alleen, en wel in den vorm van crediet. Geen hulp aan den tegen stander meer., geen versnippering van finantieele krach ten, maar steun aan eigen groep, en versterking van eigen flnantiewezen. Hierbij komt nog dat de meeste bankinstellingen niet gemakkelijk crediet verstrekken aan middenstanders, om dat deze credieten veelal zeer gering zijn, en voor een gewoon bankbedrijf niet geschikt en niet loonend. Voor den crediet-behoevenden Middenstander is het dan ook vaak zeer moeilijk zich de noodige bedrijfskosten te verschaffen. Hierin zit mede een verzwakking voor de Middepstand als zoodanig. De Nederlandsche Middenstandsbank, welke op 14 No vember 1928 juist één jaar bestaat, is ongetwijfeld een Men moet zich eenigszins verwonderen over de ge ringe gelegenheid, welke onze nlet-leerplichtige jeugd heeft, om tuinbouw-onderwijs te genieten, en dat in een streek, waar in wijden omtrek de tuinbouw op zoo in tensieve wijze wordt uitgeoefend als hier. In alle andere dingen weten onze tuinbouwers den geest des tijds te verstaan en er naar te handelen, doch op het gebied van het tuinbouwonderwijs is Langendijk wel wiat ach terlijk. Er is reeds een paar malen sprake geweest, om ern stige stappen te doen voor de oprichting van een tuin bouwschool, doch de definitieve pogingen zijn afgestuit op de financieele zijde van het vraagstuk. Waar het ons voorkomt, dat, bij eenigszins goeden wil de finan cieele zijde van het vraagstuk, vooral bij genoegzame samenwerking, geen bezwaar behoeft op te leveren, is een ernstige poging alsnog ten zeerste aan te bevelen. De lokalen zijn beschikbaar en men kan volstaan met één, desnoods 2 onderwijzers. Rekent men de kosten, door het rijk en de gemeente betaald aan de tegen woordige tuinbouwcursussen, dan zal een betrekkelijk kleine som meer noodig zijn om het ontbrekende aan te vullen. De tegenwoordige tuinbouwcursussen mogen ln een behoefte voorzien, de meest vruchtdragende resultaten leveren ze niet op. Gegeven op een tijd, dat de leer lingen vaak een zware dagtaak achter den rug hebben, door onderwijzers, van wie hetzelfde geldt, kan het on derwijs niet zijn, wat een lagere tuinbouwschool zou kunnen geven. Bovendien ls de tijd te kort en kunnen practisch en theoretisch onderwijs elkander te weinig aanvullen, om het gewencchte resultaat te bereiken. De weinige belangstelling in het onderwijs op deze cur sussen ls een aanwijzing, dat het onderwijs in vele opzichten onvoldoende is. Voor Langendijk komt, om de noodzakelijkheid eener lagere tuinbouwschool aan te toonen, daar nog bij, de gewijzigde richting, waarin de cultuur zich beweegt. De bloembollenteelt begint zich meer en meer te ont wikkelen en ook de kasoultuur begint ln sommige dee- len van dit uitgebreide tuinbouwdistrlct zoodanige uit breiding te ondergaan, dat een eenigszins fundamenteels kennis van een en ander zeer zeker gewenscht en nood zakelijk ls. We meenen, dat er ln ons land op het oogenbllk reeds een 39-tal lagere tuinbouwscholen bestaan en zeker ongeveer een even groot aantal landbouwscholen. We kennen streken in ons land, achterlijker en minder vooruitstrevend dan Langendijk, waar door eendrach tige samenwerking van alle richtingen lagere land- en tuinbouwscholen zijn ontstaan. Er zijn streken bij, waar de communicatiemiddelen niet zoo goed zijn ontwikkeld als hier en waar uit wijderen omtrek de leerlingen moeten worden gerecruteerd dan dit aan Langendijk het geval zou zijn. De lagere tuinbouw- zoowel als landbouwscholen moe ten aan bepaalde eischen voldoen, om voor Rijkssub sidie in aanmerking te komen. De cursus moet een be paald aantal jaren duren, gedurende elk jaar moet een zeker aantal weken met een bepaald aantal uren les worden gegeven, terwijl voorgeschreven is, hoeveel uren manstens aan bepaalde vakken moet worden besteed. Enkele vakken van onderwijs, welke op de lagere school Aan het aJgemeene debat over de Rijksbegrootlng 1929 men vraagt zich af of dergelijke nietszeggende beschouwingen langer nog nut hebben is Dinsdag, op het antwoord van minister De Geer na, een einde gekomen. Veel nieuws, zoo niet heelemaal geen nieuws, is er door de fractie-leiders te berde gebracht en ook deze laatste dag kenmerkte zich door weinig-zeggende oplossingen over een toekomstige kabinetsformatie. Ditmaal was het de katholiek, professor Veraart, die zich onledig hield met het houden van een betoog over de mogelijkheid en wenschelijkheid van een „parlemen tair programministerie" doch waarbij het leelijk mis liep, vooral toen hy het meende te moeten hebben over de afschaffing van het gezantschap bij den Paus. Toen trachtte de professor het zoo te plooien alsof herstel van het gezantschap bij den Heiligen Stoel voor de Katho lieke Staatspartij heelemaal geen principieel punt" was. Met het gevolg, dat de professor zich leelijk vergalop peerde. De Kamer stond paf en vroeg vol verbazing, waarom dan in November 1925 de vier R.K. ministers uit het ministerie-Colijn waren getreden, toen het amen dement-Kersten was aangenomen, om genoemd gezant schap af te schaffen. Daar zat nu de professor, die niets anders wist te zeggen, dan dat hij daar geen ver klaring voor wist, al had het destijds bij velen ver wondering gewekt. Van deze gelegenheid maakte dominéé Kersten dank baar gebruik om eens eventjes over zijn tegenstander te triompheeren, want volgens hem was 't juist „de er kenning, dat het hier een katholiek belang gold" waar op de professor die nu blijkbaar opeens wèl een verklaring kon geven snibbig antwoordde, dat het Kamervotum een beleediging van den Heiligen Stoel was. Deze bokkesprongen hebben des professors gezag ln de Kamer nu niet bepaald versterkt en de heer Duymaer van Twist kon dan ook niet nalaten om een spottende opmerking te maken over de „naïviteit van den professor". Nog twee andere katholieken voerden in dit politiek tournool het woord, waarin ze opkwamen voor de ambtenaarssalarissen en het „onderhandelingstarief" met betrekking tot het vrijhandelsprincipe. De heer Van Rappard kwam op voor den landbouw, wiens speechje, als zijnde van veel grooter belang voor ons land, een dankbaar gehoor vond. De heer Van Rappard betoogde, dat de toestand van den tuinbouw niet ongunstig is, doch dat ten aanzien, van den land bouw de troonrede te optimistisch oordeelde. Hij drong uitvoerig aan op middelen tot verbetering van den toe stand ln den landbouw; o.a. moet gestreefd worden naar een internationale regeling tot bestrijding van besmet telijke ziekten onder het vee, zooals mond- en klauw zeer. Was tot nog toe niet anders dan lof gezwaaid over het financieele beleid van minister De Geer, geheel an ders dacht de sociaal-democraat J. ter Laan er over. Deze afgevaardigde had de ontdekking gedaan, dat twee personen in ons land een slechten naam hebben: Colijn en De Geer. Hij keurde scherp af de korting op de ambtenaarssalarissen, de bezuinigingsmaatregelen, het gescherm met tekorten die er niet waren, terwijl de belastingverlaging den kleinen man niet of zoo goed als niet ten goede kwam. Tot slot betoogde hij, dat do toestand van het overheidspersoneel niet mag blijven, zooals hij thans ls. Een theologisch gekibbel tusschen de dominees bracht het einde. De heeren. Kersten en Lingbeek werden door den heer Schouten genomen, terwijl ds. Langman de laatste onderhanden nam. Deze laatste, zelf predikant, had eenige malen van „dominee" Lingbeek gesproken. „Doe dat liever niet meer!", ried aan het slot de waarnemende voorzitter Billy, de vogelslang bekijkend v Vond hem wel een aardig dier, „Ik wed," zei hij tot Redneb, „Daarmee hebben wij veel plezier". „Dat is zeker," zeide Redneb, „Het wordt een beste vriend, 't is gewis, Maar nu wil ik eens gaan kijken, Waar 't Isie gebleven is." Bllly stak de hand naar 't diertje, En zeide: „Aaangenaam U te zien, Ik ben Billy Boo geheeten, Mag ik U mijn vriendschap bien?" „Zeker," zei de ander vroolijk, „Ik doe ook gaarne mee, Jerry, zoo mag je me noemen, En tusschen ons belden blijft de vree. Hopelijk vindt Redneb 't Isie. Als hij nu maar niet door de wolven, opgegeten ie. mpHüMMi

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1928 | | pagina 5