HOEKJE.
iet geheimzinnige huis.
Van lang geleden.
v-r<ówTTieuM
(Vit) uil bet ËogeinehX
Vmvo*.
(WSKTHSNEKB HOOHWnJK.
Deimis ontsnapt.
•t «tkeerden taaapl* riep de heer Hol-
tit, terwyi mevrouw Oeorgos hen voor-
In het museum, gevolgd door den lnspec-
Hoel en BlUy.
"tarn dat zlin?"
linl veel tlld noodlg hebben om dit te
Pjn," antwoordde zij. iloh neeraettend
IJStr op haar schoot.
bladert niet, movrouw," tel de in-
■hr barsch.
P» don ia aap wordt gedaan, wat noo-
*M) kunnen hem nlot volgen, omdat
JfflJJk oen automobiel, die aoover voor
®ten inhalen."
ikttt Holland kalkte toestemmend..Dat
to.*' 8,1 llcl1 tot mavrouw Oeorges
la do war was, wendende, sprak hil
'••VMtelt a ona allés. Ik ben er seker
t» hier een geheim la, dat opgehelderd
voniea."
W h Inderdaad het geval,- antwoordde
voor alles moet lk u xeggen,
SJthknp. dien sd) wilden ontvoeren, hier
la Sb da mannen en de vrouw xjjn
«m «ogtBfeUk at»te «n Bllly
JJJ verbaasd aan. Toen
J3! «jevtottw a<xmm: JK üjn
ui heb IBOBWM gêiwwd.
Voor hen had ik de honden gekocht, want
ik hoorde van Anna en dë kinderen, dat zij
hen om het huis hadden zien sluipen."
Bllly was vol vuur. „En de handschoen,
mevrouw Georges?" riep hij.
Zij glimlachte even. „Ja, ik wist, dat het
een Russische handschoen was en vermoedde
de rest. Ik had de pistolen, voor het geval,
dat ze zouden komen. O, mijnheer Holland,
kunt u t mij ooit vergeven? Ik wist dat ze
mijn lieven Peter, mijn kleinzoon wilden heb
ben. Ik heb nooit er aan gedacht, dat er voor
Uw kinderen eenig gevaar kon bestaan, om
dat lk niets van dien Cashman weet. Ik be
grip alles nu. Ze denken, dat Dennis Peter
is. Dennis droeg Peter's Jas van Russisch
astrakan gisteren en zoo gebeurde de
vergissing.
„Maar ze zullen die vergissing spoedig in
zien," riep de heer Holland.
„Ja - of wellicht niet", zei ze langzaam.
„Ze zullen naar de kust gaan. En dan
in leder geval naar Rusland
„Dan hebben we hier niets te doen," zei,
heer Holland treurig. „Er is nog veel, dat
ik niet begrijp, maar dat zullen we later ver
nemen. Nu moeten we naar t politle-bureau
gaan en hooren of er reeds nieuws is, en *t
is waarschijnlijk het beste, dat enkelen weer
naar het hol gaan om zich te overtuigen,
dat de waterwerken veilig zijn.
„Juist mijnheer," antwoordde de inspecteur
„En om zeker van alles te zijn, aal ik hier
een man achterlaten." En hy keek wantrou
wig mevrouw Georges aan, terwijl Noel en
Bllly bedeesd en verward hun vader volgden.
Gedurende dezen tijd, was Dennis voortge-
vlogfln over heuvels en dalen, twintig mijlen
in het uur, en had beangst en niet wetend,
wat men met hem voorhad in den motor ge
zeten. Hij had zooveel hij kon geschreid en
zon nu op een middel om te ontsnappen,
want hij zag, dat tranen hem niet baatten.
Zeker, het vooruitzicht om te ontvluchten
was niet schitterend, want hij was stevig ge
bonden, en hij voelde zich pijnlijk en alles
behalve op zijn gemak. Hij had gezien, hoe
Noel hen volgde en getracht zich uit de koor
den te wringen. Maar hy kon alleen de han
den een weinig bewegen, en er was geen
mogelijkheid de knoopen los te maken.
Toen had men hem op den bodem der
automobiel gezet, opdat men van buiten af
zyn pogingen niet zien zou en de prop ln
zyn mond belette hem te schreeuwen. En de
vrouw, die hem ontvoerd had, zat over hem.
zy keek nu en dan half medeUjdend naar
hem en scheen meer belang ln het land,
waardoor zy reden, te stellen, dan in haar
gevangene. Alles wat Dennis dus doen kon
was stil biyven liggen en met zyn betraande,
grijze kykers omhoog staren naar de lucht
en de wolken, die er in dreven, en te luiste
ren naar het gedrulsch der machine, terwyi
hy heen en weer geschommeld werd door
den snellen rit. Hoe benydde hy de vogels,
die hy over de heide zag vliegen, den leeuwe
rik, die in 't zonlicht zyn liedje zong. Die
hadden tenminste niets, dat hun vreugde
verstoorde.
Dennls begreep maar niet, wat de vreem
delingen van hem wilden. Hy wist alleen,
dat hy ontvoerd werd en verder en verder
werd meegevoerd, ver van zijn vader en moe
der en de adderen. Hy voelde een brok ln zyn
keel en hy begon weer te schreien, nadat hy
zich een half uur dapper stil had gehouden.
De dame keek op hem neer, zag de tranen,
die over zyn wangen stroomden en scheen
medeiyden met hem te krijgen, zy bukte
zich glimlachend en plaatste een kussen on
der rijn hoofd. Toen raakte zy de prop aan
en zei: „Ik zal wegneem dat ding, jou niet
schreeuwen? Dat zeg jy?"
Dennis verstond tamehjk goed, dat hy
moest beloven geen leven te maken, als de
prop weggenomen werd on gelukkig als
hy was, dat men dat hinderlijke ding uit zyn
mond zou nemen, knikte hy toestemmend.
Toen maakte de dame zorgvuldig den zak
doek los, haalde uit een mandje een flesch
melk en wyn en ofschoon hy beduidde,
dat hy niets drinken wilde, hield rij aan en
zeide: „Goed voor jou, lieveI"
Hy dronk en voelde zich beter, ofschoon
hy een leeiyk gezicht trok, waarover zyn
bewaakster lachte. „Goed, zei zo „Nu, jou
stil rijn? Jou geen kwaadI wy Jou niet pyn
doeni"
Hierop keek een der mannen, die naast
zyn metgezel voor ln den wagen zat, om en
sprak tot de vrouw, zy knikte en wees naar
de koorden, die ze niet losgemaakt had. De
man scheen haar te beduiden, dat ze hem
geen kans tot ontkomen moest geven, en
Dennis was wys genoeg om dit te begrijpen.
Hy nam zich voor niets te vragen en stil
de dingen af te wachten. Hy moest weten,
wat ze met hem voojr hadden.
En hy lag weer stil, terwyi de auto door
dorpen en over heuvelen en dalen voorttufte
op een manier, waarin hy in een ander ge
val dol veel schik zou cphad Maar
nu wte* van
huls v p|rt.
zier 1'frini'finitiiMi g zoo
een poos voortgereden, toen men Denni.s t
stond naast de dame op de bank te zitt
terwyi tot rijn groote vreugde de torn-
werden losgemaakt, die hem zeer veel
hadden gedaan.
Zyn ontvoerders dachten, dat er geen
vaar voor ontvluchting bestond, en zooals
automobiel nu voortvloog, was. er geen d
ken aan, te meer daar het kind beloofd 11
niet te sullen schreeuwen. Maar ze hadc
niet voorzien, dat de auto een ongeluk
krijgen Juist aan den voet van een heujs
die ze met de snelheid eener ezpresse-tr
afgetuft waren.
Dennis wist niet precies, wat er gebeiu
Hy zag boomen en heggen en den weg
neden hem als in een lint voorbijvliegen,
toen, plotseling, begon de auto rondi
springen, alsof ze wilde laten zien, wat ze 1
doen. Toen kraakte 'de heg en de auto spr(
vooruit en in de hoogte. Vervolgens ontstc;
er een luid gekraak, t was of de wereld ror
tolde en Dennis voelde een geweldigen sch,
't Volgende oogenblik werden Dennls en
gezellen hals-over-kop in een beploegd V
geworpen, terivyi de mannen met de ai
in de haag lagen, en de wielen zacht
snorden.
Even was 1 of het veld als een schip
en neer bewoog. Toen ging Dennis rech
zitten. I
„O, mUn hoofd", zei hy, rijn neus wrfjw
de, terwijl hy verwonderd rondkeek. Hij h
zich niet erg bezeerd, maar, wat zag hy
uit! Hij was biy, dat zijn Moeder hem
niet zien kon, ze zou hem rite* hfcH'end h
ben.
DPUMfc
VOOR ONZE JEUGD
klein fteactxje eucalyptus utfc zijn
spoot hU eon rtranttte toean den
enaoh
evaar
lava-
een
;rooto
voorv
al eide
door;
enig-;
•lgens
t der
tanen
plan,
utten.
ui de
GOED ZOO!
Dfctte fcJJkt met groote oogen
Hbrt aijn broer, den korporaal,
HÜ la doodsbang voor-don sabel.
Gin# het liefste aan den haalt
jlauv-'o Jongen I" scheldt de groota,
Ben JU nu een kerel, zeg?
Kruip Je later voor den vijand
i ook «co kinderachtig weg?
jljïrtjo antwoordt en zijn oogen
ffordfm nu nog ééns zoo groot:
wil heelemaal geen vijand,
[ft maak later niemand doodII"
H. H. DE BRUIN—LÓÓN.
„DE ONOVERWINNELIJKE".
Verteld door H. H. de B. L.
(Vervolg)
lat ook deze dus door het beest onschadelijk
gemaakt, probeerden nog anderen hetze.I-
elletjc, tot, op het laatst, slechts één ove» -
van hen, die zich hadden aangemeld. Hel
en groote, donkere man, met bruin haar en
gezicht. Alleen zijn oogen waren blauw,
omdat hij geboren was in een land, waar de
Del fel scheen, hield hy ze steeds half geslo-
n hü sprak opvallend langzaam, net, alsof
iel moe was.
wat moet lk Je geven, om Je by te -aan?"
de vorst.
heel «root gebraden zwijn met appelsaus
lajesteit! en een kluwe sterk garen, maar
t zoo dun zyn, dat het byna niet zichtbaar
toning gaf bevel, den man te geven, wat hij
gde; maar ln zyn hart was hy bedroefd;
dacht hy, hoe kan Iemand, die er zoo moe
zoo langzaam spreekt, een groot mon-
erslaan? Hy heeft niet eens soldaten ge*
1, om hem te helpen 1"
r de vreemde, bruine man, scheen erg ln
Dhik te zyn. Hy bracht het zwyn naar het
in maakte de kluwdraad stevig van binnen
dier vast; het andere eind bevestigde hy
en boom. Daarna maakte idj een houtvuur,
liy dit in zyn eigen land zoo dikwijls ge
had en nadat hy ijzeren platen op het vuv.v
elegci, waarop het varken lag, sloop hy uit
ech en wachtte.
teel spoedig steeg de heeriyke geur van het
lenvleesch tusschen de boomen -:>p. Het
ir snoof met welbehagen den damp op en
dat dit wel iets heel byzondsrs moest rijn.
wam het uit zyn hol te voorschijn om te
wat zoo lekker rook. Na voorzichtig rondge-
tö hebben, uit angst dat er iemand op
iiou staan, en na net gebraad besnuffeld te
ia, uit vrees, dat het vergiftigd zou zyn,
PU het gebraad met zyn tanden vast om
^verslinden. Zóó gulzig wilde het dier zyn
boutje pakken, 'dat de kluw niet bemerkt
fflfiu haastte het drakenmonster zich naar
Mjl de draad er achteraan sleepte. Nu
de bruine man gemakkeMJk den weg naar het
waar de draak zat. juist beaig zyn
to berinnen.
kwam de bruine man binnen en een
Een vreeselUke niesbui volgde en zoo nieste het
monster door, tot de tranen langs zyn muil liepen
en het vocht zóó zyn oogen verblindden, dat de
man gemakkelijk met een mes het vreeseiyke dier
onthoofde.
Toen de koning vernam, dat do draak
dood was, beloofde hy den vreemdeling niet
slechts de helft van 7.yn koninkrijk, maar zei, dat.
hy alles wat in zijn macht was te geven, zou
schenken, indien de vreemdeling nog iets ver
langde.
„Dank u" zei de bruine man lk heb de helft
van uw konlnkryk niet noodig en zou voor geen
twee koninkrykên willen wegbhjven!"
Maar hebt ge nlot een enkel ding, dat ge aoudt
verlangen?" vroeg de koning,
De bruine man lachte. „Neen Majesteit,' zei
hy. „Wat ik verlang", kunt -gy my niet hier ge
ven. Ik zou in myn eigen land een aardig huls
willen hebben met een mooien tuin; een huis, dat
aan een diep blauw meer ligt, en een bootje aan
den kant. waarin 1k kan vlsschen. Maar dit is
vreeseiyk duur en Uw Majesteit wilde alleen de
helft van de bezittingen hier schenken Hier
wil ik niet wonen ik zou helmwee krijgen.
„Maar waarom kwam je hier toch alleen
om een belooning drong de vorst verder.
De donkere oogen van den bruinen man licht
ten.
„Neen, o Koning I" antwoordde hy, lk kwam,
omdat ik wist, het middel te kennen om uw
land van den plaag te verlossen. Het zou slecht
geweest zyn, u niet myn diensten te hebben aan
geboden. Maar nu ga ik...."
„Man I" riep de vorst -- ge zult het huls, den
tuin en het bootje hebben in je eigen land en
myn dankbaarheid en di.è van myn volk zullen
je vergezellen En zoo geschiedde
In het' land vol zonneschyn, vèr, héél ver ver-
wyderd van het gebied vair den koning, staat het
huisje aan het blauwe meer, het eigendom van
den bruinen, dapperen man, en zyn vrouw en
kindertjes spelen er ln den mooien tuin en hy
zelf roeit er op het water, waar hy de vlsschen
verschalkt, en dan lacht zyn bruine gezicht van
vreugde, want hy en zyn gezin leven «r onbe
zorgd en gelukkig.
tt frwt Jo zm eeua allemaal
Een raadsel met een plaatje*
Wat denkt hier deze poes Minefcf
Dat ze geen bril heeft opgezet?
Of hindert haar een graatje??
Of gaat ze mog'lljk op bc/oak
By Meester Snorrebaardje,
En vindt ze dat het bonte schort
Nog wol een eindje kon verkor*
Door 't naaistertje, nicht Baartje?
Denkt ze misschien, dat rij haar hal»
Nog niet heeft schoongewasachen?
Of dat ze meester met een zoen
Ja zou ze dó,t wel durven doen?
Wel heel graag wou verrassen
H. H. DB BRUIN—LóON.
DAT LIEF NIET BEST AF.
Toen kleine Frlts gemerkt had. dat de nieuwe
ceukenmeid zoo schrikachtig was, had hy al
gauw een mooi plannetje klaar. HU maakte ge-
bruik van het schemerduister. De meid was even
naar den boer gegaan om melk te halen. Onze
Prits had in de keuken het ryk alleen en dat was
hem verbazend naai- den zin Nu hoopte hy eens
echt zyn slag te slaan. Hy keek om zich heen
Was er nu niets, dat hy gebruiken kon? De stof
fer, een emmer, een vuilnisbak, niets was van
zyn gading. Maar wat dan? De tyd verliep mi de
meid zou spoedig terug komen. Dan maar gauw
een boezelaar genomen, die Grietje aan een spy-
ker had gehangen. Prits legde hom over zyn
hoofd en zoo vermomd, wachtte hy achter de
deur af, wat er komen zou. Elndeiyk, stap, stap,
stap, slof, slof, daar kwam wat aan. Nog een
paar oogenblikjes, daar bewoog zich iets aan de
deur en boe, boe, zoo kwam Prits voor den dag.
Foei, wat een schrik was dat voor do arme
Grietje; ze had groote moeite zich overeind te
houden en Prits gierde het uit van de pret. Maar
ie steenen pan, waarin Grietje melk had ge
haald, viel op den vloer ln' stukken en de blanke
melk liep over den grond. „O, foei, Jongeheer",
sprak Grietje ontdaan, „wat heb Je me laten
schrikken. Zie toch eens, wat oen boel is dat op
den vloer." Mevrouw kwam op het lawaai b
loopen en vroeg„Wat is hier gebeurd T „Die
Griet schrikt ook zoo gauw", zei Prits. „Ja", zei
Griet spoedig, „ik ben nog al erg schrikachtig,
mevrouw. neemt me toch niet kwaUJk?" Maar
mevrouw begreep wel, dat hiervan kleine Prits
hiervan de schuld was en ze keek hem streng
aan. Prits was niet zoo gauw bang en rijn moe
der zag, dat hy om. dien strengen blik niet veel
gaf; daarom zei se „Haal maar nieuwe melk,
Grietje, maar een beetje minder, wan* Prits
krijgt niets,"
Prits luste graag soeto melk, maar feQ wiet
nog wel een middel, om wat machtig te worden.
En Pritsje mocht erg ondeugend zyn, hy ver
heugde zich in het bezit van een aardigen krul-
lebol en de menschen hielden nog al veel van
hem. Toen hy zich dan ook by boer Derksen,
zyn buurman, vertoonde, zei deze hem vriende-
ïyk goeden dag en vroeg„Hoe is het jongeheer,
wil je wat versche melk drinken?" „Heel graag",
zei Prits. En hy dronk zyn buikje vol van de
heerlijke, schuimende melk. Toen wandelde Prits
de boerderij wat rond en hy kreeg spoedig den
erfhond in het oog. t Was een groot beest, dat
aan een dikke ketting vast lag. Toen Frfts hem
voor het eerst ontdekte, was hy bang op zy ge-
epoedig bsdacfcó by, da* een beeet,
aan aooti dikke ketting gelegd, niet ve«i kwaad
doen. Dessen keer achtte hij bei dan ook
kwaad een stapje dlchtect>ti te komen on
den hond van dichtbij to bekyken. Het beest nam
eenb notitie van den Jongen en Prits vond,
bei dter tamelijk tel was. Ben echte hond
i brocunön en rijn banden kitesn rien, dacht
Wftob*. we BKiflen hem eens wakke» maken,
op, Jongeheer", riep do boes, die Juist voor-
wam. „Hy byr. Maar Prits was niet bang.
BÖJ kon fcoöh rrfet laten, vóór hy rioh verwijderde,
den hond me* een stokte een lichten tik op den
kop te geven. De hond scheen een verstandig
beest te afin on deed net of hy ar niets van be~
meTkte. Toep keerde Pritsje huiswaarts. Ba,
daar zeg hfl weer iets. Vlak voor de huisdeur
stonden oen paar klompen. Be behoorden aan den
tctnmane,longen, dte even naar de keuken wae
om een kopje koffie te drinken. Prits dacht moor
even na; dadelijk vond hy let», In een orat
stond wat wator en in een wip had Prits in ei
ken kdoiop wat gedaan.
Zie zoo, nu achter een boom cffcropen m gu-
rien, wat er gebeurde. Ja, Ja, t ging uitstekend;
de tuinmansjongen kwam twuw. sdioot syn
klompen aan, maar smeet sn j -gelijk een heel
weg. Wat stond die Prite te lachen, wnfc had
hy oen schik. Tot dusver was het met ons Pritsje
nog goed afgeloopen en dit moedigde hem aan,
nog meer kattekwaad to doon. D<« nachts droom
de hy van keukenmeiden, die gewéldig schrikten
van tuinmansjongens, die ln kletsnatte klompen
rondliepen en van honden, die Je naar hartelust
kon slaan, zonder dat se bromden en de tanden
lieten' zien.
Maar de keukenmeid en d?, tuinmansjongen
hadden elkander hun nood geklaagd en waren
overeengekomen, dat aoo'n plaaggeest wel eens
oen goed lesje mocht hebben. Hiervan wist de
plaaggeest niets on den anderen morgen sloop hl)
stil het huis door, overleggende by zichzelf, hoe
hy zich het best vermaken kon. Daar zag hy de
poes loopen. „Poes, poes riep Prits, met zijn
liefste stem. Maar do kat kende «Un streken en
hield hem op een afstand. poes", fluister
de ona vriendje opnieuw. Rtl was stü naar de tafel
geslopen en had van het vH-esoh, zoo pas door
den slager gobracht, een klote stukje gepakt. De
keukenmeid stond aan de aanrechtbank. Ze
dronk een kopje koffie. Dat leek Prits het
gunstigste oogenblik toe. Hij pakte de kat op en
een, twee, drie zette hy haar de meld op den rug.
Groot er schrik had hy die goede Grietje niet op
het ltJf kunnen Jagen. Ze gilde het uit van angst,
ze liet het kopje koffie uit de handen vallen en
'11de wild door de keuken, tot groote vreugde van
FrftB, die zyn biydschap niet trachtte to verber
gen, maar het uitschaterde van het lachen.
Doaen keer echter zou het niet vermakelijk
voor hem afloopen. De meld hierinnerde zich den
streek van den vorigen dag en nu was haar ge
duld utt
Ze pakte don lachenden Prits by den kraag en
toen ging het klets, klets, klets op het broekje.
Nu was de beurt aan Prits om het uit t/> gillen.
Hy schreeuwde het heele huis by elkaar, zoodat
vader en moeder er nan te pas kwamen. Was
moeder alleen geweest, die zou haar Move zoontje
nog wel de hand boven het hoofd hebben gehou
den; maar vader dacht er anders over en toon
htj de geschieden te vernam gaf hy Grietje groot
geiyk. Met tranen in do oogen en woedend liep
Prits den tirtn ln. Hy was het niet gewoon, dat
men hem zfjn streken betaald zette on dacht- over
niets and en dan zich te wreken. Daar hfi echter
vooreerst tegen Grietje niets meer durfrte te on
dernemen, koekle hy zyn toorn op don tuinmans
jongen, die een paar emmers water had gehaald
om de bloemen te begieten. Zfta Jm en *yn pet
had hy op den grand gelegd. „Ha", dacht Prits,
„daar zte ik wat. Hy maakte gebroik van hot
oogenbltk, da* d® Jongen sfcfe had omgekeerd.
Toen pakte Prits de pet op <m itfopto ae te
water. Toen roc (te jm stem* gevolgd zttn.maar
o wee, de tuinmansjonge© ontdekte zyn plan.
„Wacht rakker r riep hy, „Ik mi Je* Prtte ging
aan den haal, maar de taterrKmaJongen smeet
hem een emmer water over hei lijf. Nog be
traand in zyn gericht van het pak slaag, dat
Grietje hem had toegedtend en dïxzmat Mep hij
rond. Waar moest hy heen? m den tutn durfde
hy zich niet te vertoonen, to huls evenmin. Hij
ging dus naar het erf van buurman. Daar lag de
erfhond weer rustig voor zyn hok. Zijn eene poot
had hy op een dikke kluif gelogd. Met kleine
oogen keek hy onverschillig rond, maar het beest
was niet onverschillig, dat zou Prits weldra be
merken. Zooto sul meende hy ongestraft te kun-
plagen. Stü kwam hy nader; de hond bewoog
zich niet. Nu bukte Prits zich: hy pakte de
kluif en wilde hom wegrukken, maar opeens liet
Daar beertt uit hooge «tolpoort
Een aardig klndorpnar,
Een Jongen en een meisje
Met wit gepoederd haar.
Ze dragen kleurige kloeren
Van zijde en van fluweel.
En brengen glans en loven
In t lentetafereel.
Het tweetal \s gewapend
Met een kapellennet.
Straks draven ze over t grasveld
Met wangen rood van pret.
De vlinders IJlen vluchtend
Steeds verder voor hen uit.
En beiden volgen juichend.
Belust op rijken buik
Ik bied J'een fraai toonoeltje
Uit lang vervlogen tijd,
Toch denk ik, dat geen uwi
Dit klnderpaar benijdt. jij]
Zie Je ook niet liever Jongens" ,i;j
Met kort of krullend haar,
En lange melsjeslokken
Of keurig vlechtenpaar?
Verbeeldt Je, met een staartpruik
Een voetbalkampioen,
Of korfbal, tennisspelen
Met to pruik van zoo'n fatsoen?
O» wel is *t zeer bevallig
Dtt beeW van lang gcleftn,
Maar met die klnd'ren rullen?
•fc Wed, ge Kegt allenNeen
de hond een rxydig gebrom hooren. Pij
schreeuwde het trit» en wilde hard wegloo;"
maar de hond zette hem de tanden in
vleesoh en scheurde een groote lap uit zijn br
Nu was Holland to last. De geheefc buurt 'kv
in rep en roer. „Ja. Jongetje", zei de boer.
heb Je gisteren nog gewaarschuwd voor
hond." Huilend kwam Prits thuis, een echte
der van de droeve figuur. Niemand had mt
lijde© met hem en vader zei„Vriendje
plaagt anderen graag, maar dan moet Je de
volgen ook ondervinden" en die waren niet
prettig, want Pritsje kreeg flink koorts en m
een week to bed blijven
De texèanoa MfctJnt vrooiQfe
Op t overoud kasteel
Be weeft haar gouclen glanzen
Langs 1 grasperk van fluweel.
In t park zingen de vogels
Htm zoetste liedekijn,
Sn bonte vlinders zweven
pp vteogels itehi* en