RADIO-RUBRIEK. Bijvoegsel der Schager Courant van Zaterdag 1 December 1928. No. 8367. SINTERKLAAS-IDEETJE. DE „MOOIE TAFEL". Jeugdige genieën. VOOR DEN TOESTELBOUWER. Synchroniseeren. Nieuwe duikerlampen. WARE WOORDEN. GRABBELTON. Eiken avond zotte Jantje, Bij den deftig blanken haard, 't Schoentje klaar voor Sinterklaasje, Met wat koekjes voor het paard, En wanneer de kinderjuffrouw Ilem naar boven had gebracht, Kwam z'n móeder met de schatten, Die ze voor hem had bedacht! 's Morgens vond ie mooie dingen, O zoo duur en o zoo veel: 'n Gramofoontje, 'n bioscoop je, En een paard en een kasteel! 'n Spoortrein, heelemaal electrisch, 'n Bouwdoos en een vliegmachien, 't Boekje van de zes kabouters, En een fijne Zeppelin! Eiken avond zette Jantje, 'Bij het uitgegaan fornuis, Z'n gescheurde armoe-klompje, En dan sloop ie als een muis Boven naar z'n kermisbedje, Tot z'n stille moeder kwam, En het klompje met een zuchtje In haar moede handen nam! 's Morgens vond ie 't zelfde klompje Net zoo in het hoekje staan, Weer was Sinterklaas zijn plaatsje Zonder iets voorbijgegaan! Dat kon Jantje niet begrijpen, Als ie er nou nog maar was, Hij was nooit nóg blijven zitten, En de eerste van de klas! En hij vroeg 't aan rijke Jantje, Maar die lachte van de pret, Want een zonneschijn-ideetje Had zich in zijn hoofd gezet! 's Middags riep ie 't arme joggie, Op een o zoo'n blijden toon, Uit een heerlijk speelgoeddoosje Kwam een kinder-gramofoon! „Da's voor jou!" zei rijke Jantje, Met een kleur op z'n gelaat, 't Eerste plaatje liet ie draaien, Zoo maar midden op de straat! Rijke Jan keek arme Jantje O, zoo echt gelukkig an, 't Gramofoontje speelde zachtjes: „Sinterklaas, goed heilig man!!" December 1928. (Nadruk verboden,) KROES. OEVAARUJKE KWAAJL. (Kosoer, Stockholm.) Hoe gut het met je broer na de operatie Ernstig?6" complicaties voorgedaan. Oorspronkelijke St-NicolaasvertelUng, door SIROLF. (Nadruk verboden. Alle rechten voorbehouden.) L Voetje voor voetje, zoo zacht mogelijk loopend, om de treden van de trap ln het nacht-stille huls niet te doen kraken, sloop de jonge man naar beneden. Hij had zijn hoed diep in de oogen getrokken, de kraag van zijn winterjas opgezet, en ln zijn hand droeg hij een klein heren handvalles. Midden op de smalle trap bleef hij staan, het hoofd fien weinig op zij, luisterend of er zich ln huls niets Woog. Maar geen enkel geluld dröng tot hem door. In zijn ooren klonk slechts het suizen van de stilte. Even flitste het hem door het hoofd: „Je verlaat je ouderlijk huls als een dief in den nacht!" Maar dan *ette hij die gedachte meteen op zij. Onzin, het was Immers het beste zoo! Er was geen huls te houden met 'ader. HIJ was toch warempel geen kind me6r. Om Uken avond, als hij laat thuis kwam, eea etandjs te moeten krijgen, met de noodlge dreigementen van vader, cn tranon van moeder, alsof bij minstens een doordraaier was van de ergste soort De laatste weken was het hoe langer -hoe erger geworden, had vader hem bijna eiken avond de grootste spektakels gemaakt. Nou Ja, het was wel wat laat geweest, maar drommels nog-an-toe, Je was toch maar éénmaal Jong? Nu, en gisteravond was de bom gebarsten. Vader, wit van woede, had hem een oorveeg gegeven, dat hij ervan suizebolde. En had hem gedreigd, als het nu nog één keer gebeurde dsn kon hij wel wegblijven, kwam hij de deur niet meer in. Zijn huls was geen toevluchts oord voor nachtbrakers, had vader geschreeuwd. Het eene woord had het andere uitgehaald, en met een dolle kop had hij teraggebekt, en geschreeuwd, dat hij dan wel gaan zou,'om er nooit meer ln te komen. Mor gen zou hij al gaan! Wel, en dus ging hij nu. Heel ln de vroegte, om scènes te vermijden, met moeder of de zusjes, of vader. Het was veel beter zoo. Als ze opstonden, was hij al hoog en breed weg. Was het voor goed uit met alle last. Ja, natuurlijk, dat was het beste. Zoo was het goed... LIEFDE IS BLIND. {Lustige Köluer Zettung, Karin.) Hij: Lieveling, zal je ook van me honden, al ïk ouder en leelijker word. ZU: Ouder kun je wel worden, maar leelllke nooit! Langzaam daalde hij de trap verder af. Beneden In de gang brandde heel flauw een spaarlampje. Wacht, hij zou nog even zijn handschoenen pakken, die binnen in de huiskamer op een stoel lagen. Op zijn teenen liep hij naar de kamerdeur, greep den knop en draaide die gerulschloos om. Voorzichtig duwde hij de deur open. Wat was dat?... Er was licht ln de kamer... een flauw licht... Hoe kon dat... Wat had dat te beteekenen? De deur nog maar half geopend stak hij zijn hoofd om den hoek van de deur... En zag... Het was, alsof de jongeman daar bij de deur een oogenbllk huiverde. Zijn keel werd dichtgeknepen en voor zijn oogen trok een floers. Door dat floers, als een visioen van het verleden, een tastbare herinnering van zijn kinderjaren, zag hij... de mooie tafel... een groot hagelwit tafellaken lag er over gespreid... Op een hoek van de tafel brandde het petroleumlampje... net zooals vroeger, toen hij nog een kleine Jongen was, en hij ln den nacht van Slnterkla&s al om drie, vier uur wakker werd, en in zijn hansop op bloote voeten het bed uitsprong, om te kijken, of er een „mooie tafel" was... Bijna schoorvoetend kwam de Jonge man naderbij... Daar, net als vroeger had moeder het gedaan, het blin kend witte tafellaken met groota rijen borstplaat!es en speculaasjes ln vakken verdeeld, voor elk kind eea vak, waarbinnen de zoo vurig begeerde geschenken en lekkernijen waren uitgestald... voor elk kind een cho coladeletter, en een groote speoulaasvrijer, kijk, voor de zusjes elk een boek, en een armbandje, wat snuift terljtjes... het olielampje wierp over dat alles een gelig, geheimzinnig, blij licht, zoo warm, zoo vertrouwd, zoo vol herinnering op eens aan die blijde kinderjaren, aan al die lieve kleine opofferingen van moeder... en van vader... Nou, nou,... kijk nou toch... daar was nog een vak op tafel, nog een vak... met een letter, zijn letter, net als vroeger, héél vroeger,... en een speculaaspop... net als vroeger... en... en... kijk... kijk... zoo'n prach tige vulpen die hij al zoo lang had willen hebben, maar die hij niet had kunnen koopen... veel te duur... en die mooie zilveren manchetknoopen, waar hij het wel eens over gehad had... Toen, voor „zijn" vak aan de „mooie tafel" gezeten. Het de jongeman zijn hoofd op zijn armen zakken en huilde zachtjes. J De kamerdeur ging open. In haar witte nachtpon kwam moeder binnen, moeder, die allee begreep... al tijd... en niets zei, alleen maar zacht zijn hoofd streelde. En even later was vader daar ook, die een beetje heusch sprak en erg met zijn oogen knipperde, toen hij hem op zijn schouder klopte en zei: „Moet je zien, Jongen, die... vulpen... wat een aardig systeem... nee, moet. Je eens kijken... Jongen,... je weet vast niet hoe dat gaat... kijk, zóó, en dan kan le pas open... fijn dingetje, hé?" En toen de zusjes beneden kwamen en met kreten van verrukking de „mooie tafel" begroetten, was het leeren handvalles weer stevig weggeborgen ln de diepe kast van zijn kamer. En het ©enigste wat do zusjes van al het voorgevallene hadden kunnen opmerken, waren de verraderlijke roode oogen van den Jongen. Maar wie lette daar nu op, in de overstelpende Sin ter kTaasvreugde en wie zag dat nu bij het onzekere licht, van het petroleumlampje op de „mooie tafel?" Euripidus was 18 jaar oud, toen hij zijn eerste treurspel schreef Dante begon met zijn „Divina Commedia" op 20- jarigen leeftijd. Donaletto schiep zijn „Sankt Georg" toen hij 20 jaar was; Michel Angelo zijn „Piëta" op 21-jarigen leeftijd. Hans Hfolbein, Van Dijck en Velasquez schilderden op 20-jarigen leeftijd beroemd geworden doeken Lessing schreef op 17-jarigen leeftijd, Lopez de Ve- ga toen hij 13 jaar was en Schiller op 18-jarigen leef tijd belangrijke tooneelstukken. In een artikel over Beeld-radio werd terloops over den synchronisator gesproken. Trouwens, ook bij' de beschouwing van de Televisie blijkt de noodzakelijk heid, dat de schijven in het zend- en ontvangstation beiden absoluut even snel moeten ronddraaien. En wat voor de schijven geldt, geldt ook voor de zend en ontvangrollen toegepast bij de Beeld-radio, Schij ven en rollen moeten absoluut even snel ronddraaien, dus maar niet „zoo ongeveer". Een kleine afwijking veroorzaakt reeds een verwrongen beeld. Bij! het dezer dagen besproken systeem past men een synchronisator toe, een instrumentje, dat dit „even snel draaien" moet bewerkstelligen. Om de as, waarom ook de zendrol draait, heeft men een ebonie ten schijf aangebracht, voorzien van een koperen segment (strookje). Tegen deze schijf rust een me talen strookje, dat bij iedere omwenteling dus één maal met het koperen segmentje contact maakt. Zoo lang dit contact duurt, wordt een constanten toon uitgezonden die alle andere uitgezonden signalen in sterkte overtreft, zoodat de ontvanger deze toon ook krachtiger waarneemt dan de andere teekens. Het onmiddellijke gevolg hiervan is, dat op d a t mo ment de plaatstroom, die in den ontvanger optreedt, ook sterker zal zijn. Men zal zich herinneren, dat in serie met de beeld- wals een relais geschakeld is, zonder dat een ver klaring gegeven was van het doel, waarmee dit re lais in den kring was opgenomen. Het spreekt thans vanzelf, dat deze tijdelijk sterke (plaat) stroom ook door dit relais, vloeit. Deze is dan krachtig genoeg om dit relais in staat te stellen, een stroomkring te sluiten die een magnetische rem ln werking stelt, in staat om de snelheid van de rol te verminderen. Daar er hier Bprake is van remmen, moet hier mede bij het instellen der snelheid van de zend- en ontvangwals rekening gehouden worden. De zend- wals moet dus iets langzamer draaien dan de ont vangwals. De werking van den synchronisator is ge heel automatisch, wat niet wegneemt, dat de oor spronkelijke snelheden der beide cylinders zoo nauw keurig mogelijk geregeld moeten worden, een snel- heidsverschil van 1 is reeds teveeL In verband hiermede is het wel aardig even op een methode te wijzen, die deze snelheid nauwkéurig te regelen maakt (bij de ontvangwals). Men verbindt daartoe met de ontvangwals een grootere schijf, die men aandrijven laat door een motor die met constante snelheid loopt Deze aan drijving geschiedt door middel van een zoogenaamde wrijvingskoppeling. De as van den motor staat n.L bijna loodrecht op de as van de schijf, op de motor as is een kleine rubberschijf aangebracht, die de groote schijf raakt. Draait dus do motor (de kleine schijf), dan draait tevens de rol (de groote schijf), omdat de groote schijf door de kleine meegenomen wordt. Door nu den motor iets meer naar de as van de groote schijf te verschuiven door middel van een fijne verstelschroef, verhoogt men de snelheid van de groote schijf, dus ook van de ontvang-rol. Brengt men daarentegen het kleine schijfje meer naar den rand van de groote schijf, dan zal do omwentelings snelheid van de laatste afnemen. Een fijne stel-in- richting maakt dus de snelheid uiterst nauwkeurig regelbaar. Daar de koppeling een wrijvingskoppeling is; kan deze, bij remming door den synchronièaior gemakke lijk „even slippen." Jonge componisten zijn zeer zekbr de 16-jarige Mo- zart, do li-Jarige Weber en do 18-Jarlgt Johann Se- bastian Bach. Aristotole.* was 18 jaar en Splnoza 20 jnar, toen zij met hun baanbrekende beschouwingen uitkwamen. Gausz vond op 18-jarigen leeftijd de leer der klein ste kwadraten. HoLly schroef op 19-jarigen leeftijd over de theorie der planeten on Newton ontdekte op 22-jarigen leef tijd de leer van de zwaartekracht. Laplace en L&voisier werden op 25-jarigen leeftijd reeds tot leden van de Fransche Academie van We tenschappen gekozen. DIE DE DRUK VAN HET WATER KUNNEN I WEERSTAAN. En waarmee gedoken zal worden naar het wrak van da Lusitanla, De Westinghouse Cy. heeft patent genomen op een nieuwe duikerlamp, die het mogelijk moet maken op vrij groote diepten te werken. Het is een kogel vormige metaaldraadlamp van hard-glas, dat in een zoutwaterbekken aan den maximum-druk wordt bloot gesteld, dien ze bij bet duiken heeft te weerstaan. De moeilijkheid van een waterdichte aansluiting van de lamp aan de draden die den stroom leveren, is bij deze lamp vernuftig opgelost. Men moet er even wel voor zorgen, dat de stroom slechts onder wa ter wordt in- en uitgeshakeld, omdat de lamp an ders licht springt. De Amerikaanshe ingenieur Bowden wil, naar de Umschau meldt, met zulke lampen duiken naar het wrak van de Lusitania, welk stoomschip in 1915 door een Duitsche duikboot in het Kanaal is getorpedeerd. Aan boord was een goudvoorraad van 5 millioen dol lar, dien Bowden wil zien op te halen. De duiker krijgt één lamp op zijn helm en twee op de schouders. Bovendien kunnen nog garnituren van negen lampen worden neergelaten op de plaats waar een duiker Is afgedaald. De lampen zijn tot 90 M. diepte te gebruiken en hebben een levensduur van 50 uur. PRACHT-LIOGINO. JLi MoustiqmCharleroL) - Ik voe! er we! voor, ora die apotheek te koo- pen. Maar de prijs, diep u vraagt, is veel te hoog. "- Ti hoog? Ea H huis Hgt juist op een scherpe bocht, zoodal er ssujastcm ééa motorongeluk per oag Het studeeren kost het meeste geld, zoolang men niet studeert. o Ongehoorzaamheid komt bij alle kinderen .voor; maar men moet rekening houden met de aanleiden- de oorzaak en de omstandigheden. o Datgene, waarnaar de mensch reikhalst, toont meestal de grens van zijn kunnen. Van goede daden is dit de belooning, dat men een beter mensch wordt o Ook aan stamboomen groeien soms vreemde vruch ten. o De domheid van den mensch komt het meest aan het licht als hij slimheid huichelt. o Beschouw uw plicht en uw arbeid als een voor recht niet als een dwang, dan zullen zij u steunen en niet drukken. Net iets voor een professor. Toen de professor half verdronken, uit het water gehaald werd, mompelde hij: Wat vervelend is dat nu! Het schiet me zoo juist te binnen, dat ik zwemmen kan! Collega's. Bedelaar: Een kleinigheid meneer. U weet niet wat het is door iedereen te zijn veracht, gemeden, gehaat en ontweken. Heer: Man, hou je mond. Ik ben belastingontvan ger.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1928 | | pagina 25