WETENSWAARDIGHEDEN.
Wenken voor autobestuurders.
Hanengevechten.
VOOR DE KINDEREN.
WAT PIM EN PUK OVERKWAM.
m
i
eer
hlli
AfflateoaAL
Op een zeker diner maakte een gaet zich buiten
gewoon onpopulair, door zijn dwaze en aoms hate
lijke opmerkingen. Zijn gastvrouw waz zeer boos op
hem, zoodat, toen do man zijn vork met een stuk
vleesch er aan in de hoogte stak en vroeg: Is dit een
stuk varken?, zij antwoordde, „Dat hangt ervan af,
welk einde van den vork u bedoelt!11
Geen onrijpe dingen eten.
Vrouw: O, Karelt Jantje heeft een groene rups
opgegeten.
Man (verstrooid: O, dat zal hem geen kwaad doen,
vrouwtje, maar je mag toch wel tegen hem zeggen,
dat hij geen onrijpe dingen moet eten.
Is het U b8kend:
dat er in Canada 0.500.000 menschen wonen?
dat daarvan 272 millionnairs zijn?
dat de koudate plek ter aarde is Verkhoyansk in
Siberië?
dat die juist binnen den Poolcirkel ligt, en men
er in 1885 een temperatuur van 90.4 gr. onder nul
waarnam?
dat de maan zijn baan aflegt met een snelheid
van 2288 mijl per uur of ruim 1100 meter per secon
de?
Rijdt nooit, om een bewonderde dame, die notabene
niet eens de uwe is, te imponeere^ hard. En al zou
uw hart ook in lichte laaie staan, een ongeluk zou
ze zeker niet met u willen krijgen.
Vertel nooit, dat uw wagen 120 KM. geloopen heeft,
als uw snelheidsmeter niet boven de 100 aanwijst.
Vermijd een botsing tot iederen prijs, zelfs als u
op een hoop stroo moest rijden. Denk er steeds aan
dat u twee reservebanden bij u hebt, maar geen
enkelen reservenek.
Alz u als oorzaak vim een automobiel-ongeluk in
de bladen leest: weigering van het stuur, lees dan
in 101 van de 100 gevallen voor het stuur: tegen
woordigheid van geest.
EERBIED.
Waarom zou die man zijn hoed afzetten?
Hij heeft in de krant gelezen; Hoeden af voor
dit automerk!
EN ANDERE MENSCHONTEE RENDE
VOLKSSPELEN.
„Rat publiek wil bloed
Onder de meest mensch-onteerende spelen zijn de
hanen- en stierengevechten wel de allerergste waar
bij de mensch zijn dierlijke instincten naar hartelust
kan botvieren. Gelukkig is de laatste jaren een ken
tering waar te nemen, al zijn de middelen, om het
lijden der dieren te „verzachten" zooals het paar-
denpantser bij stierengevechten in geen enkel op
zicht afdoende. Het tegengaan van hanengevechten,
weü: schouwspel niet minder wreed is, heeft in zoo
verre beter resultaat gehad, dat ze in vele landen ver
boden zijn. Hoe het vroeger op een dergelijk gevecht
toeging, vertelt ons een ooggetuige, die er als dieren
vriend een grootp afschuw voor had.
Op mijn reis door Zuid-Amerika, zoo vertelt bij,
vond ik de bevolking van een klein stadje in een
koortsachtige opwinding. Overal werd van de hanen
gevecht gesproken, die zoo geweldig waren, als nog
nooit te voren.
flt was van kind af aan een dierenvriend geweest,
dus stond het mij ontzettend tegen om er heen te
gaan, doch om er over te kunnen oordeelen, moet men
het toch gezien hebben, dus ging ik er heen. Naast en
achter mij zaten geestelijken. Twee mannon traden
in den ring, elk mot een tot op kop, hals en vleugels
geplukten haan onder den armf die zij tegen elkan
der ophitsten. De jury volgde, onderzocht ras en
stamboom van eiken haan en zoide: „Los!"
Als roofdieren vïbgen de hanen, wier sporon van
den rechterpoot met een vlijmscherp sabeltje waren
verlengd, op elkaar aan. Reeds bij den eersten aan
val zonk de grootste met doorgesneden keel op den
grond de overwinnaar kraaide, totdat hij weg
gedragen werd. „Dat was niets", zei de dikke pa
ter naast mij, die overigens hot toonbeeld van gemoe
delijkheid was.
Ilc zal toch maar gaan „Maar het begint pas",
zei hij vriendelijk, en trok mij op mijn zitplaats
terug.
Twee hanen zonder sabel. Groote opwinding on
der de toeschouwers. „Beroemde rassen", zei mijn
buurman. Als furies schoten de hanen op elkaar af;
hun woede nam gestadig toe. „Halt!" riep de kamp
rechter. Elke „vader" nam zijn „kind" op den arm.
HET EFFECT DER VACANTIE,
CDorfbarbierBerlijn.)
Ik word op den laatsten dag van mijn vacanfie
altijd 'n paar pond lichter; dat is als ik opmaak
hoeveel geld ik heb uitgegeven.
nam een slok cognac uit een naast hem staand
flesch en sproeide dit over het dier uit, stak hem
met cognac gedrenkte tong in den snavel en vui
hem aan. „Los!" De veeren vlogen. ,»Vijftlg op <y
zwarte!" Aangenomen!" - „Honderd op den
de!" „Aangenomen!" Koorts heeft de mensch;
aangegrepen. En door het rumoer hoen was af on
nog de scherpe ademhaling der dieren te hooren,
hun verwoeden strijd voortzotten, totdat „halt" ge;
den werd. Meer cognac. „Los!" Onverminderde
de 8n vechtlust in de derde ronde, die tenslotte
zichtbaar minder fel eindigde. Meer wedden, de „va.
ders" ophogen. De zwart viel neer en bleef liggen;
de roode stond als verdoofd. Fladderend kwam de
zwarte weer op de been, vloog op zijn vijand af on'
hakte dezen een oog uit, Jubel bij de eene, vloeken bij
de andere partij. De ongelukkige dieren bloedden alt
tallooze scheurwonden. Moeitevol sleepte zich de één.
oogige naar den zwarte, hakte hem het eene en na
dat hij lucht geschept had, het andere oog uit en
hieuw toen op hem los, zonder dat de zwarte zii
maar eenigszins verweerde. De bijvalsbetuigingen i
uitroepen van verontwaardiging geleken wel een op-1
roer in een gekkenhuis. De zwarte lag nu heelemaal
plat op den grond; ondanks bleef de roode op hem
loshakken, totdat hij den geest gaf. Toen klom hij,
neen sleepte zich boven op zijn vijand en kraaide!
luid, totdat hij onmachtig neerviel. „Was het niet
schoon?" vroeg de zichtbaar verrukte pater. „Mijn.
Eerwaarde, dat God behagen kan scheppen in zulk
een spel?" „Maar God heeft toch de dieren ge
schapen tot vreugde van de menschen!", leerde hij op
zalvenden toon. Vol afschuw ging ik heen en kol
dien nacht niet slapen.
Mijn wijsbegeerte dreef mij den volgenden daj
naar een stierengevecht. Toevallig was er onder dl
stieren één, die met open oog aanviel, één op de dui]
zend, de schrik van alle toreodors. Het getergde bee
doodde in enkele minuten negen paarden en een pi
cador, verwondde twee andere picadors zwaar
spitste een matador tegen den wand, zoodat diens
lever hem aan'de horens kleefde. De kampvechters
vluchtten over de barrière; het razende volk verlang
de meer paarden. Doch gewone koeien werden bin
nen de arena gelaten, die de stier als een lam volg
de. Uitgestrekt op den met bloed gedrenkten grond
lagen negen doode paarden, lagen twee doode men
schen, terwijl twee andere zieltogend naar buiten
werden gedragen. Het. publiek was woedend, dat
dit moorddadige schouwspel niet tot het einde werd
gevoerd.
En dat willen nu menschen zijn!
in?
juut*
n si
el?
667. Hloe die Pim schrok, toen hij daar
op eens de burgemeester zag staan! Hij
durfde zich niet eens verroeren en bleef
maar zonder 'n woord te zeggen den bur
gervader aankijken.
--Wtvt Meefeest dat, Honk streng de
stem van den burgemeester? Waar ko
men jullie zoo opeens weer vandaan en
wie beeft je verlof gegeven de schuur bin
nen te gaan?
Pim wist niet, wat bij moest zeggen.
Stumperig keek hij den burgemeester
668. Kom jullie ook es een beetje
dichterbij, zei de burgemeester tegen de
anderen, die bedremmeld achter in de
schuur waren blijven Btaan. Wat betee-
kent dit?
Wijwij.wij wilden onze en-
trée's halen, burgemeester, stotterde Pim.
Onze? Onze? zei de dikke burgemees
ter, terwijl hij een kwaad gezicht zette.
Jullie hebt natuurlijk heel goed begrepen,
dat je geen reoht bad om bier te komen,
hè? Als iemand komt halen, wat van hem
is, behoeft hij niet stiekem over een
muur te kruipen als een dief. Als een
dief, versta je?
669. En wat wou je eigenlijk met heel
die voorraad doen, vroeg de burgemees
ter?
Ja, wat zouden ze ermee doen?
Pim wist op die vraag zoo dadelijk geen
antwoord te geven. Hij dacht er diep over
na. Toen opeens kreeg hij een idee.
We zullen de heele hoop verdoelen
onder de armen van 't dorp» burgemeester,
670. Toen Pim dat voorstelde, was de
burgemeester opeens weer in een uitste
kend humeur, Hij trok dikke rookwolken
uit zijn sigaar, knikte goedkeurend en zei:
Da's een mooi plan, hoor. Dat is een
heel mooi plan! Nou ben je konijntjes
naar mijn zin! Maar dat zul je niet al
leen afkunnen. Daar zullen we je bij
helpen.
ff
671. De burgemeester liep een eindje bui
ten de schuur.
Tuinman, riep hij. Tuinman, ben je
daar?
Hij kreeg geen antwoord. De tuinman
scheen hem niet te hooren.
Hij is zeker heelemaal achter in den
tuin.
Ziullen wij hem even halen, burge
meester? vroeg Pim.
Ja, haal hem maar even hier!
672. De peuters gingen op zoek. Heel ach
ter in den tuin vonden ze hem. Hij was
druk aan het harken en hij had niets
gehoord.
Wat is er dan7 vroeg hij. Is er haast
bij?
Langzaam slofte hij met de kleintjes
mee, Het was een guitige baas, die tuin
man, dat zag je zóó!
673. Met een glunder gezicht stond de
dikke burgemeester te wachten.
Tuinman, zei de burgemeester, weet
je, wat je nou es moest doen? Je moest
de kruiwagen es halen.
Jawel, burgemeester zei de tuinman
beleefd.
—4 En dan ga je daar fijn es wat van
die kAoilen en peentjes en radijzen inla
den, die achter in de schuur liggen.
Jawel, burgemeester, zei de tuin
man weer.
674. Een oogenblik later had de tuinman
den kruiwagen al te voorschijn gehaald.
Piepend reed hij over het tuinpad.
Je moet de wagen eens smeren, zei
de burgemeester, die ook wel eens een
goed idee bad.
Jawel, burgemeester, knikte de tuin
man. Hij gaf zijn baas altijd maar gel!ijk.
Als le gelijk geeft, krijg je nooit ruzie,
zei hij altijd.
Toen reden ze naar de schuur. De peu
tera draafden vroolijk mee.