Tutti Frutti. ROMMELKRUID. e» WETENSWAARDIGHEDEN. De hoffelijk Engelschmaii. Een gevecht, met een arend. Hoe de dassen in de mode kwamen. De klok. omei. hen tiet eigj .0 ze palelsI den Pij regeet t deal ;er-vliej zijn aan, i en vod de beij scha het sinds li phra ibewo gokrei r een! i die i t in fde i nu ft ngrea eindei lok] di nwtr huis zouden kunnen nemen. De trek de groote stad is een kwaad dat den Duce '3 bezorgdheid inboezemt. In de steden noemt getal der geboorten af, op het land neemt dit Italië heelt landbouw-productcn noodig in- E'ektueelon zijn er reeds meer dan genoeg en L3 Mussodini in een interview duidelijk 2eide: fwetenschap moeten we oneindig dankbaar zijn L alles wat zij ons geeft, aan hare uitvindingen piett wij de witte steenkool, die we zoo broodnoo- jhebben; de werken aan den nieuwen haven van j« waardoor Rome weer nauw met de zee ver- jen wordt en geheel den opbloei van de Urbs, jraan ik al mijn krachten geef, maar zijn niet sta- i wie beschaving een groote hoogte bereikte ont- Lrd en als in het niet gezonken? Gaat de ontwik- g van het individualisme wellicht gepaard met wetenschappelijke ontwikkeling en worden hier- do staten in hun hart zoo versplinterd? Ik durf [heslissen, maar ik ben overtuigd dat door de nschap de menschen zedelijk niet vooruit alleen meditatie en relegie brengen de men- op een hooger peil, want het geloof formeert lel van den mensch, de intelligentie scherpt fentegen he<t verstand." aroru is het stellig een Musaolini die zóó denkt, rsohillig of er al dan niet leerrijke films ver- i worden; hij zou de Italianen willen toeroe- keer terug naar de moederaarde, werk en bidt, de toekomst van ons land verzekert. E. F. tost sijn pi staat i1^0* het U bekend: at een zeventienjarig meisje Martina genaamd, «en den dijk, o.a. verme jren ie nat; den. W zijn e tot Pfafstadt, Oostenrijk, die in een Engelsche re- optreedt, 2.45 M. lang is en nog steeds groeit. llt een oude Fransche wet van 1770 nog steeds in rklng is en luidt: Ieder die een mannelijk ond'er- m des Konings tot een huwelijk verlokt door mid- van rouge, parfum, kunstgebit, valsch haar, schoe- met hooge hakken, crinolines of valsche heupen, -ervolgd worden wegens bedrog èn het huwelijk a dat jetig verklaard worden? schavi-^ i, daari agen dj mij mij rikkelii oaar ai zij het lijk do iedere* acht vj iscbt d croati we dal >u willi even, i van [rond g in li el groo n er zi ende b li schr waai Onderwijzeres: Jantje, woarum nuii zoo? sden a j<ees scheidt me uit. Hij zeg4 dal en rui vanmorgen gekamd hrb- de choolu zijn vc ooit ei rdt je gebra ALLES UIT LOUTER HOFFELIJKHEID. e Engelschen staan bekend voor zeer hoffelijk, en rblj ook als zeer vasthoudend aan uiterlijke vormen, len kent de geschiedenis van twee Engelschen, die len op een bergtocht In een afgrond vielen en daar cwamen, daar geen van beiden elkaar konden hei- Want ztj waren niet aan elkaar voorgesteld, ngeveer hetzelfde overkwam lord Powell en zijn od sir Duncan, die den eersten op zijn buitengoed bezoek bracht, lelden hielden na, tafel een oogenblik siësta ln de anda en sliepen ln. Na een uurtje ontwaakte theer en bemerkte dat zijn gast nog sliep. Hij draaide om en snorkte uit louter hoffelijkheid, ia weer een uur sloeg sir Duncan de oogen op, be kte, dat zijn gastheer nog sliep, keerde zich om en ikte op zijn beurt. vier uur was de lord weer aan de .beurt. Ditmaal itte hij zich op, zag echter dat sir Duncan nog de gesloten hield, en bedacht dat Ihlj zijn gast niet st IVE dlneerd adië m Brvo tafel itsn fee an bb jken ku klaar flinki altijd ekonond sat. To# houslad ra vord merkel >rd zaW ork nef as uitlef n ze ruce W ze ba« greep ien sctl van hai 's stes ra kon als jij zijn. aar ban idee terwijl ïeeft ngrijW rgen e lijntj' JO D» g sstSlj moeht storen, tn voor d« derde maal legde hij zich te slapen. Na vier uur verder gaapte sir Duncan zeer voornaam, en gevoelde een geweldigen honger. Daar hij echter zag, dat zijn gastheer nog altijd geen aanstalten maakte om te ontwaken, kon hij als hoffelijk mensch ook niet het eerst opstaan, en verzonk opnieuw ln Morpheus' armen. Na drie dagen ontwaakte de lord voor de laatste maal. onbeleefd zijn en sloot voor 't laatst in dit leven zijn oogen. Sir Edward was reeds drie uur te voren aan verhon gering gestorven. „Msb." DE HONGER MAAKT TRIEST. De Bayr. Staatsztg. maakt gewag van een aau- val van een arend op een 19-jarigen jongeman, die jl Zondag te Gstöcket in het Beiersche woud uit de kerk naar huis ging. Dicht hij de woning van zijn ouders zag hij een grooten vogel op den weg zit ten, en toen hij naderde, vloog het dier op hem aan en verwondde hem aan de handen en de borst. Met moeite kon de jongen zich met zijn paraplu het woe dende dier van het lijf houden. Op. zijn hulpgeroep kwam een zuster van den Jongen met een zwaren stok toesnellen en ten laatste gelukte het beiden den vogel dood te slaan. Het was een arend uit het hooggebergte, die vermoedelijk in het Beiersche woud verzeild was geraakt en uit honger op den grond was gaan zitten. De vogel had een vleugel- breedte van lH M. TIJDENS DE REGEERING VAN LODEWTJK XIV. Van soldaten afgekeken. In de Exportateur Francais schrijft Leo Larguier over dassen en hij herinnert daarbij er aan, dat toen tijdens de regeering van I.odewijk XIV, een regiment Kroaten Parijs binnentrok, de soldaten sjerpen van witte mousseline of zwarte zijde om den hals droe gen, die terstond croates verbasterd tot cravates, werden genoemd. Acht dagen later liepen alle ele gante Parijzenaars met zulke „dassen" en sedert dat tijdstip kan men zich de mannelijke kleeding met meer denken zonder dat stukje zijde of andere stof, dat het toilet afmaakt. Men zou, meent Lar- guier, een schilderachtige historie van Frankrijk kunnen schrijven, wanneer men de geschiedenis schreef van de das, van den Zonnekoning, of tot Gaston Doumergue toe. Het Directoire: de guillotine is nog maar kort op geborgen en de dassen zijn geweldig. Zij worden meermalen rond den hals gewonden, worden breed uitgelegd op de borst en men zou zeggen, dat ze de hoofden, welke aan den valbijl waren ontsnapt, be schermden. Zoo zou men kunnen doorgaan en een aardig en hoogst ernstig boek schrijven over dassen, Toen ik; vertelt Larguier, dertig jaar geleden te Parijs kwam met eenige jongelieden uit de Midi, die voornemens waren het tot minister van onderwijs, tot lid van EEN WERELDPROBLEEM. (Everybody's Weekly LondenJ Jammer genoeg is de degenslikker gestorven. fa, en nou weet Ik niet waar ik met mijn oude iheermesjes moet blijven^ de Academie, «ocietaire van de Comédie, althans tot acteur bij het Odeon te brengen, bestonden er illustere dassen. De dassen van Lo Bargy bijv. wv ren beroemd, zij wedijverden met die van Paul De- schanel en werden in de music-halls bezongen. In 189& heb ik een das zien herstellen, die aan bur ger Jean Jaurès behoorde. Het was op het bureau van de Petite République, waar een vriend mij mee naar toe had genomen. Een oude typograaf in een zwarte kiel zat er in een zijkamertje een das te her stellen. Om dichter bij het gas te zijn, was hij op een tafel geklommen en toen hij klaar was legde hij ons uit, dat het de das van Jaurès was, die hein herhaaldelijk zulke werkjes opdroeg. Het was een leelijke, klaar gekochte das, van een soort als al leen maar op een dorpskermis te koop is. Het anrae dasje had een schreeuwende kleur en toen de groo te redenaar haar kwam halen vroeg mijn makker hem waarom hij toch zoo iets afschuwelijks bleef dragen. De tribuun zag hem met eerlijke verwon dering aan en antwoordde glimlachend met die stem, welke boven elk tumult vermocht uit te klin ken: „ik vind het een mooie das en die kleur staat goed bij biijn gelaatstint." WAT ZIJ DE EEUWEN DOOR IN HET VOLKS LEVEN HEEFT BETEEKEND. Zij riepen „te vuur, te water, te storm, ten strijde, enz., anz.1" Eens was de klok een persoonlijkheid wa&rmode in het volksleven, zelfs ln het leven van eiken persoon afzonderlijk, werd rekening gehouden. Voor kerkelijke doeleinden vond men reeds vroeg klokken in kloosters, steden en dorpen. De klok werd voor haar doel in alle Christelijke landen gedoopt, ge kerstend en haar wijding is zoo oud als haar gebruik voor de kerk. Men schreef die gewijde klok geheime krachten toe bijvoorbeeld tegen hagel en onweer. Zij verdreef de witte wijven en aardmannekes, -die we derkeerden wanneer zij ophield te luiden. Dergelijke denkbeelden brachten Karei den Groote, ofschoon hij het geluid' der klokken waardeerde er toe, het doo- pen van klokken tegen bepaalde onheilen te verbie den. Dit nam echter niet weg, dat het volk in de middeleeuwen geen verschil maakte tusschen klok ken- en kinderdoop. Peter en meter verschenen ten tooneele, en aangezien do kosten van dien doop niet gering waren, nam men vermogende peters en meters, in verband met hunne geschenken; bij den doop moesten zij het klokketouw vasthouden. Uit het stellen van meer dan één eisch aan de klok kwam de behoefte voort, om meer dan één klok te hebben; vandaar dat men zelfs in de kleinste ge meente twee, gewoonlijk echter drie klokken vindt. Bovendien sprak men van verschillende soorten van klokken, zoo van de Ave-Maria-klokken, bij wier ge luid de vromen driemaal „des engels groete" herhaal den; mettenpreek- en zielemisklok. Zelfs in het aan tal klokken in een toren trachtte men uitdrukking aan een gedachte te geven. Zoo bezai. de Dom te Ut recht dertien klokken. Hier sprak men van prim-, metten-,r preek-, elevatie-, mis-, spijsbiecht-, vespers passioen,- zielmis-, memoriehylic-, doop-, rouw, began- ckenis-, prootstklokken. Aan den klokkenluider wer den eischeo gesteld; het ambt van klokkenluider was ten tijde van Karei de Groote zóó in aanzien, dat ge mijterde ambten en priesters het in eigen persoon bekleedden. Zoo waren de bisschoppen van Utrecht tevens opperkosters van Zeist op een jaarlijksch in komen van 30.000 gulden. De synode van Keulen be paalde, dat de klokkenluiders geletterde personen moesten zijn, omdat zij soms voor andere diensten moesten invallen. De gedoopte klok ontving een naam en werd een persoonlijkheid. Bij het noemen van den naain, haar door het volk gegeven, uitte zich soms de volkshu mor. Evenals men in den wereldoorlog bij het ge schut sprak van „Dicke Bertha" noemde men te Er- furt de „Maria Gloriosa" de „Groote Suzanne", in Frankrijk duidde men een groote klok met „Bourbon" aan en te Oxford de „Maria" met „Great Tom". Ten onzent had men zelfs geen medelijden met een ge barsten klok: zoo noemde men haar te Sittard, het geluid nabootsend ,,plnt melk". Eens was ook de armste boerengemeente gesteld op R THEORIE. Een Parijsch theaterblad ver telt de geschiedenis van oen bekenden histo ricus, die als medelid van de Fransche acade mie met do hem verschuldigde eerbied en ont zag overal begroet wordt, waar hij zich ver toont. En hij vertoont zich graag en dikwijls, want ook de onsterfelijken zijn niet geheel en al vrij van de zwakheden der sterfelijke wezens op aarde en die dor ijdelheid. Onlangs was zoo'n groot man op de generale repetitie van een nieuw theaterstuk, en na lang bidden en sme ken liet hij zich tenslotte overhalen, een vreem de actrice, die voor de eerste maal in Parijs op trad, gedurende de pauze een vriendelijk woord toe te spreken. Toen deze gewijde handeling in, de kleedkamer van de „ster" had plaats ge had, en de geleerde, omgeven door een bewon derende schaar van vurige vereerders, weer in de richting van de deur ging, kwamen juist de geliefde „girls" binnen, die in het stuk de ont wikkelingsgeschiedenis moesten dansen. Alles „onvervalschte" natuur, zonder lastige kleeding stukken, de naakte waarheid, zooals de weten schap die verlangt. Gedurende dat de historicus deze rij van vrouwelijk schoon met een zeker welgevallen gadesloeg en al zijn best deed zich in zinrijke bewoordingen daarover uit te drukken, sprong plotseling één van die dartelende girls, zoo'n klein appetijtelijk „ding van tusschen de veer tien en zestien" naar voren en viel den groo ten man met een schreeuw van vreugde om zijn hals. „Oompje! Dat is nog eens lief van UI Ik heb zoo ontzettend naar U verlangd!" Het gezicht, dat de historicus trok, was wer kelijk waard om voor de nakomelingschap be waard te blijven. Met een glimlach als van een'boer, die kiespijn heeft, daarbij niet ontbloot van een beetje verlegenheid, legde hij aan de verbaasde omstanders rondom hem heen uit, dat de kleine meid zich vergist moest hebben. Hij had namelijk een dubbolganger, die hem door zijn minder respectabelen levenswandel al heel veel verdriet bezorgd had. De „kleine" dreigde hem echter met een rose vingertje: „Sta nu maar niet to draaien! Ik heb toch je kaartje. Jouw brave „membre do 1' Academie" omdat je mij zoo gosmoekt hebt, Je to bezoeken, toen wij nog zoo netjes samen woonden in de Rue d' Amsterdam. Toenmaals was ik nog loop- meisje bij do modemaakster, madame Cécile, weet Je niet meer? Jij hebt toen toch beloofd, mijn vriend te worden, wanneer ik uiJ het too- neel zou komen. Welnu, ik ben thans zoover!" De groote man was nu heelemaal van zijn stuk gebracht „Ik geloof nu destijds een dergelijke kluchtige ontmoeting te hebben gehad, ofschoon de dé tails maar och, U weet zelf veel te goed, 11evei vrienden, hoe zwaar men aan de verkla ringen van zulke jeugdige getuigen moet til len! Ja, ja, zeer interessant! Destijds moest ik mij voor mijn werk over drie eeuwen Parijsch straatleven oriënteeren, zuiver theoretisch natuurlijk!" De vereerders waren reeds in de richting van den uitgang gegaan; en de kleine staarde haar „oompje" in stomme verbazing na. Toen zij haar spraak had teruggevonden zeide zij: „Zuiver theoretisch, natuurlijk Vieux cochon!" OVERMACHT IN HET SPEL. Het volgende zon derlinge geval heeft zich volgens „Der Kicker" tijdens een handbalwedstrijd voorgedaan. Ge noemd spel is een soort voetbal, waarbij men echter den bal ook met de handen mag aanra ken. Bij een aanval tijdens den wedstrijd zag de scheidsrechter een geval van buitenspel over het hoofd, waardoor een doelpunt kon worden ge maakt, dat door den scheidsrechter ook werd haar klokken. Des Zaterdagsavonds of daags vóór een feestdag moest zij den grooten dag inluiden. Men poogt in sommige plaatsen dit luiden te herstellen, o.a. te Zwolle. Op den dag zelfs moest zij het begin van de godsdienstoefening aankondigen; met tus- schenpoozen van een half of een kwart uur; drie maal, ten minste echter tweemaal. Slechts één ge meente in Nederland is nog bekend, waarin de roep ter kerke, evenals to velde voor de godsdienstoefening, met trommelslag geschiedt. Nog in de vorige eeuw gebeurde dit in Overijssel en Drente. Bij de Roomsch- Katholieken zwijgen de klokken de drie laatste dagen van -de stille week, treurende over het lijden en ster van van den Heer. Dan vervangt de jeugd haar met klep en ratel, herinnerende aan de heilige planken, de voorgangers der klokken. Het volk mompelt dan, dan de klokken naar Rome zijn gegaan, om daar ge zegend te worden. De klok werd geluid tegen onweer, donder, vuur en storm, zelfs tegen de pest, de onvruchtbaarheid der vrouwen, diesftal enz. Niet ten onrechte vermeldden dus volgens het volksgeloof haar opschriften het ver breken van de kracht dier ongelegenheiden, al wis selen die opschriften in schoonheid, dn nuchterheid, zelfs enkele malen in potsierlijkheid af. De klok uitte zich niet altijd op de gewone wijze. Het statig gelui werd soms vervangen door kleppen en beieren. Het kleppen was het aanslaan van de klok met den klepel aan de eene zijde. Het beieren, waar aan alle klokken deelnamen, ia zeer oud. De persoon, die beierde, werd „beieraar" genoemd. Te Sittard had dit vroeger plaats als inleiding van de kermis. Met een touw aan den klepel sloeg men op de klokken en veroorzaakte een verward lied, de kermisvreugd weergevende. Hier, evenals elders, werd menige klok tot barBtens toe geslagen. Het gelijktijdig laten spre ken van meer dan één klok, leidde er toe, dat haar gezamenlijke stemmen zongen. Aldus ontstond het bij uitstek Nederlandsch instrument, het klokkenspel. Be halve dat deze klokkenspelen met het uurwerk ver bonden zijn, kunnen zij bovendien met de hand be speeld worden. Hierdoor ontstaan die zingende to rens, wier jubelende tonen de feestvreugde niet gering verhoogen en waarvoor de waardeering vooral in den laat3ten tijd weer toeneemt. In den beginne vielen de geestelijke en wereldlijke diensten van de klok samen, totdat er botsing tus schen de beide machten ontstond en het wereldlijk gezag voor zijn dienst klokken aanschafte, die niet gewijd werden. Wij vinden ze op de raadhuizen, beurs gebouwen, poorten en andere wereldlijke gebouwen, zelfs voor particulier gebruik op kasteelen, bij veren, vertrekplaatsen van trekschuiten enz. Die raads- of •stadhudsklok diende tot het samenroepen van de vroe de vaderen en niet minder om gewichtige zaken we reldkundig te maken. Vandaar de uitdrukking: „Iets aan de groote klok hangen". De poortklok gaf het oogenblik van sluiten en openen van de poorten aan. De banklok, de stormklok, diende om de gewapen- den op te roepen ter verdediging; om kort te gaan, die klokken riepen het volk „te vuur, te water, te storm, ten strijde, te putte, en vierschare, te lucht, .te galge, te puye, ten brande. erkend. Een der achterspeelsters het was een wedstrijd voor dames der verdedigende partij was hierover zeer verontwaardigd. Ze mopperde heftig tegen den scheidsrechter, toen deze even later weer in haar nabijheid kwam, gaf ze hem zelfs een klap in het gezicht. De scheidsrechter liet rustig verder spelen, zonder "de handtastelijke dame uit het veld te zonden, zooals de regels toch voorschreven. Het gevolg hiervan was, dat hij zich later voor het bestuur van den bond had t« verantwoorden voor het feit, dat hij de voorschriften niet had gehand haafd. Hij word echter vrij gesproken daar bleek, dat de overtredende dame.z'n vrouw was! Hier was, naar men meende, overmacht ln het spel. DE BELASTING VAN DEN MINISTER VAN FINAN- ClëN- Van een der Hongaarsche ministers van financiën, Wekerle, zoon van den gelijkna- migen minister-president, -die een wereldnaam had in de geldwereld, wordt het volgende ver haal vertelt. Wekerle had twee landgoederen, wat niet wegnam, dat hij een beetje op achter was met de betaling van zijn belasting. Blijk baar te sterk vervuld van de goede zorgen voor zijn land, had hij zijn eigen zorgen vergeten. Misschien ook was hij te druk bezig met het zoeken naar een middel om de belastingschroef nog wat vaster aan te draaien. Het zaakje liep tenslotte vast, omdat de bclastingstermijn reeds lang verstreken was, en de rentmeester van den minister waarschijnlijk dacht, dat de belasting- heffers hun chef toch niets zouden „doen". Maar, zoo constateerde triomphantelijk een blad, er zijn in Hongarije nog ambtenaren van financiën. „Spinazic-oppassers", zooals zij daar genoemd worden, vanwege hun groene uniform. Deze spinazie-oppassers nu verschenen op het zelfde uur op de belde landgoederen van den minister. Zij namen tezamen zes ossen in heslag, een dorschmachine en nog wat meubi lair, al met al voor een waarde van 17000 pen- HijZoo, je vader ging dus niet met je mee op acantie. Mis je hem niet erg? Zij: O nee, we hebben een heeleboel geldraee^ enomen. (Everybodys Weekly, Londen.) gö. En dat, terwijl de minister tusschen zijn ac- ten zat en misschien nieuwe maatregelen tegen weigerachtige belastingbetalers verzon. AMERIKAANSCHE RECLAME. In een stad in het Westen der Vereenigde Staten woedde een vin nige concurrentiestrijd tusschen de warenhui- zon en de gespecialiseerde winkels. De winke liers sloten zich aaneen en stelden een Journa list aan, die lederen Zaterdagavond te zorgen had voor een kort, maar overtuigend betoog ter propaganda van hun beginselen. Hier volgt een specimen van zijn prestaties; ,Hot is een feit dat Benjamin Franklln met 25 cent op zak naar Philadelphia ging. „Het is een feit, dat een schildpad zijn eieren in het zand legt. „Het is onmogelijk, dat een schildpad met 25 cent op zak naar Philadelphia gaat. „Het is onmogelijk dat Benjamin Franklin zijn eieren in het zand legt. „Koopt dus bij de specialisten." MONSTERACHTIGE TITELS. - In Pruisen zijn vol gens de laatste begrooting 150 vrouwelijke poli tiebeambten werkzaam. Twee kategorieën on derscheiden zich door zoo vervaarlijke titels, dat een Duitsch blad, anders wel gewend aan de furor teutonicus op dit gebied, er zich aan er gert, en van „Tltelungetümen" gewaagt. Geluk kig drukt het blad ze af, zoodat we ze niet uit de begrooting behoeven over te schrijven. Hier volgen dan de lieflijke namen: 3. PoTizeigefangnishauptwachtmeisterinnen. 46. Polizeigefftngnisoberwachtmeisterinnen. De Frankf. Ztg. voegt er bij dat zij onder aan de lijst staan. Laten we hopen dat de ambtenar ressen van de bovenste plank geen deel van haar honorarium in nóg omvangrijker titel krij gen

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1928 | | pagina 13