üteik
Weervoorspelling door dieren.
VOOR DE KINDEREN.
WAT PIM EN PUK OVERKWAM.
drijfkracht Tan dt boot op do branding cn ïoovral
door het feit dat het water, tengevolge van de bijzon
dere weersomstandigheden zoo vol luchtbellen geraak
te dat het zwemmen voor menschen zeer bemoeilijkte.
Ik heb, zegt hij, het belang hiervan al vroeger opge
merkt toen ik op de rotsen boven de stroomversnel
lingen benedenloops van den Niagara-waterval stond.
Ik zag toen dat het water tot op groote diepte met
luchtbellen vermengd was en dit scheen mij toe licht
te werpen op de vraag, waarom zwemmers door deze
stroomversnellingen niet heen hadden kunnen ko
men.
■Het -men schel ijk lichaam heeft ten naaste bij het
zelfde soortelijk gewicht als water, en een zwemmer
die in water is dat een groot aantal luchtbellen be
vat, verkeert in denzelfden toestand alsof hij een po
ging deed om in een vloeistof van veel lager soorte
lijk gewicht dan water, te zwemmen.
Stel, dat het water 10 pet. van zijn volume aan
luchtbellen bevat. De uitwerking die dat op een
zwemmer heeft, is dezelfde alsof hij in gewoon water
zwemmende, meer dan 16 K.G. aan gewicht op zijn
rug moet meetorsen.
Wanneer er daarentegen zand door het water war
relt, zwemt men lichter. In modderig water drijft
men gemakkelijker dan in gewoon. Wie zich in drijf
zand volkomen stil houdt, zal zijn hoofd boven het
zand kunnen houden.
VOGELS BETROUWBARE BAROMETERS.
De wetenschappelijke verklaring ervoor.
De natuur ia grillig en vooral wij, bewoners van de
lage landen bij de zee, weten er van mee te praten,
dat de weersgesteldheid nogal eens een keertje veran
dert, iets waarvan wij ons de laatste weken opnieuw
hebben kunnen overtuigen. Nu eens neemt de veran
dering geleidelijk toe, dan weer komt zij plotseling opzet
ten. In beide gevallen heeft de wetenschap ons mlidde-
len aan de hand gedaan omj dit reeds vooruit te kun
nen voorspellen. Toch zijn er nog andere objecten, uit
wier gedragingen met groote mate van juistheid dik
wijls de op komst zijnde verandering van weer opge
maakt kan worden. Speciaal zij, die „op het land" wo
nen, maken van deze „natuurlijke baromfeter" gebruik,
waarbij de gedragingen der dieren vooral een groote
rol spelen.
Met hun scherp instinct ontdekken de laatstcn in de
drukking der lucht en in wellicht duizenden kleinig
heden, de op handen zijnde weersveranderingen, en ge
ven daar, voor dengene die zulks weet op te merken,
duidelijk blijken van.
Vooral vogels gelden op het land voor betrouwbare
barometer^ De wetenschap heeft ons eenlge verklaring
gegeven van dit vermogen. De sterke stofwisseling en de
boöge temperatuur van het bloed bij de vogels staan
in nauw verband met het groote luchtgebruik dezer
dieren, wlor lichaam' voel meer mat luoht gevuld is dan
dat van de zoogdieren. Niet alleon de longen bevatten
lucht, maar ook vele beenderen en ruimten in onder
scheidene lichaam8deelen. Het is daaraan toe te schrij
ven, dat de atmosferische druk door den vogel spoedi
ger en in hooger mate wordt gevolgd, dan door eenlg
ander dier, waarmede het vermogen der vogels om
vooral qp de verandering van weer te reageeren, ver
klaarbaar is gemaakt
Als meest vertrouwde onder alle weerproveten geldt
de zwaluw, Zoo zij hoog in de lucht haar kringen be
schrijft en haar lichaam als niet veel mieer dan een
zwart streepje tegen het hemelblauw afsteekt, zal de
zon blijven stralen.
Doch wanneer zij in snelle vlucht neerdaalt dicht
langs grond of water strijkt, en onrustig heen en weer
vliegt, kom|t er regen.
De stormzwaluw zegt reeds door haar naam, dat zij
een hode van ruw weer is. Scheert zij over de branden
de golven, dan vertelt de visscher zijn maats dat deze
onheilspellende vogel op haar vleugelen den etorm
draagt die weldra de golven over zijn schuit zal doen
„Als de haan in den vroegen morgen druk kraait"
zoo zegt m|en hier en daar op het land dan is er
goed weer te verwachten; maar laat hij zijn stem in den
namiddag onophoudelijk hooren, dan voorspelt dit te
gen. Baden de hennetjes zich druk in het zand, dan
BEQRIJPEUJK MISVERSTAND.
(Qaerta Mtschma, MilaanJ
Nog jong sneed ik mijn initialen in dezen
ouden eik.
Wat? Toen de boom jong was?
wijst dit evsnesne op sposdigen regenval.
Vele landbouwers leiden ook de weervoorspellingen af
van de zoadkraai. Wanneer deze vogels, inpla&ts van
in den vroegen morgen in rechte lijn over de velden
vliegen, onrustig en angstig om do hoogste toppen der
boomen fladderen en een luid gekras onder elkander
doen hooren, weet de boer, dat er zware buien in aan
tocht zijn. Vliegen deze vogels in den winter om; voed
sel te zoeken uit, voordat de zon is opgegaan, en keeren
zij eerst na zonsondergang terug, zonder gedruisch met
loome vlucht, daarbij laag over het land scherend, dan
staat strenge vorst te wachten.
Eenden en ganzen zijn gevoelig voor naderenden regen
Immers;
„Duikt en snatert eend en gans;
Dan is er op regen kans".
Slechts zelden besluit de tamme gans er toe, haar
waggelenden gang te staken en mpt log vleugelgeklap
zich in de lucht te verheffen. Doet zij dit echter, zonder
eenlge begrijpelijke reden, dan is een stortbui nabij.
Als de eenden ni plaats van zich in het natte ele
ment te vermaken, overdag in het gras rondwandelen
en op de slakkenj&cht gaan, zijn de heldere hemel en
de stralende zon niet te vertrouwen.
Van oudsher wordt ook het geschreeuw van de
pauw als een aankondiging van slechl weer beschouwd.
Wanneer zij zonder reden haar krijschenden, ver van
muzikalen toon laat hooren, is er regen op til.
De boschhoenders gedragen zjch op eigenaardige
wijze, wanneer zij den dreigenden regen in de lucht
gewaar worden. Zij loopen dan snel, met schier zenuw
achtigere haast, den kop ver uitgestrekt. Wanneer de
zeemeeuwen zich landwaarts naar# den vasten bodem
begeven, krijgen wij slecht weer. Hiervan getuigt ook
het oude rijmpje:
„Meeuwen op het land.
Storm achter de hand."
Uilen voorspellen mooi weer, als zij bij regen hun ge
schreeuw laten hooren. De ekster is buitengewoon le
vendig als er goed weer op handen is. Ook de duiven
zijn dan opgewekt en zitten rustig te kirren.
Het volksgeloof zoekt zelfs verband tussohen de
vogels en de weersgesteldheid gedurende een lange péri
ode. „Zoolang de leeuwerik vóór Lichtmis zingt, zoolang
daarna zal hij zwijgen", heet het en:
„Als de ganzen met Sint Maarten op het ijs gaan.
Moeten zij des winters door hot slijk gaan."
Doch niet alleen onder de vogels, ook onder de andere
dieren zijn er die voor weerprofeten dienst doen.
Groote gevoeligheid voor weersverandering hebben
b.v. de visschen. Wie deze bewoners van het. vochtige
element in hun gewoonten gadeslaat, weet door ver-
DE DOKTERS-HltROQLYPKEK,
{Pastille S/iow, Loodag
gevën"Cb 'e raiin rek""'ne .u irouw (an-en R&.
Uw rekening? One e hemel, k .'acht dat hel
«a recept watt en heb hel voor haar k aar gemaakt
schillende teèkenen in het snelle onrustige heen
weer bewegen, in de manier waarop zij het voedsel tot
zich nemen, alle wisselingen in temperatuur en weder
te onderscheiden.
Wanneer wij in den tuin de spinnen bezig zien met
het weven va nhaar web en daarbij waarnemen, dat di
diertjes draden van kleine afmetingen spinnen, kunne*
wij gerust uitgaan met de paraplu. z
De ijmker doet zijn bijenvolkje ook dikwijls waarne
mdngen die zeer betrouwbaar blijken. Vertaten de btjei
haar korven niet, dan is er storm op komst. Soms ook
hoort men wel beweren cai de bijen de gave bezittea
reeds in den herfst te voorzien, of de winter zacht of
streng zal worden. In het laatste geval sluiten zij de
deur van haar korf met was, er slechts een nauw
merkbare opening in latend. Zal de winter daarentegen
zacht zijn, dan blijft de poort wijd geopend.
Schaapherders beweren, dat de wol op den rug d8r
schapen een heel goede barometer is. Hoe meer
krult, hoe mooier het weer wordt Schapen hebben met
de koeien dit gemeen, dat zij zich voor dat regen,
of storm of onweer opkomen bijeen scharen, en aan
den slootkant of onder de beschutting van een boom,
gezamenlijk de bui afwachten. In het bijzonder schijnt
wel de mol geacht te worden als een dier, dat veratand
van het toekomstige weer heeft. Mollenvangers bewe
ren, dat men uit het getal der door de mollen gegraven
gangen en uit het rijk voorzien zijn daarvan met voedsel
af kan leiden dat wij een strengen winter krijgen.
Wormen en slakken houden van nattigheid; zij ko
men te voorschijn zoodra de barometer daalt
kt
iecc
rd t
875. Jongens, zei de burgemeester,
weet je wat mij nou het aardigst lijkt?
Dat de tuinman maar hier blijft en jullie
de kruiwagen van me leent. Dan kunnen
jullie zelf op stap gaan door 't dorp, hè?
Dat leek ze natuurlijk fijn!
Ja, mag dat, burgemeester, vroeg
Pim..
Hét mocht. Ze bedankten den dikken
burgervader hartelijk.
En nou vooruit, kleintjes!
67Ö. Toen begon het groote werk. Met el
kander laadden ze een gedeelte van de
vracht op den kruiwagen. Jongje, jonge,
wat was dat een hoop! Biji armen vol droegen
ze de knollen, peentjes, en radijzen aan.
Wat zullen ze in 't dorp blij' zijn,
meende Puk.
Nou, zei Puk. We gaan alle armen
blij -maken! Je zal es wat zien!
677. F/en oogenblikje later gingen ze op
weg Pol bad, voor hun vertrek nog een
groot bord gemaakt en daar met vette let
ters op geschilderd „Cadeau". Met zijn
tweeën schoven ze nu den kruiwagen, ter
wijl twee vriendjes achter den wagep lie
pen met het bord.
Vooruit, jongens!
678. Vrouw Spichtig, een van de mager
ste, gierigste en schreeuwerigste konij
nenvrouwen van 't heele dorp was juist
voor haar deur bezig met hetdwoilen van
haar stoepje.
- Wa's dat, mummelde ze? Wa's dat?
Ken je wat kedo krijgen? Wat ken Je ke-
do krijgen? Daar mot je bij zijn, vrouw
Spichtig. Kedo ls voor nik9 en voor niks
da's zoo goedkoop as 't maar ken! Hup!
679. Als een haas liep vrouw Spichtig
naar de kar, die met zooveel lekkernijen
gevuld was.
Kedo! Kedo, riep ze! Kedo is ook
voor mij! Hier met 'et spul! Vrouw
Spichtig ken het best gebruikenl
680. Ze wilde dadelijk in de kar graaien,
maar dat ging zoo maar niet. De konijn
tjes riepen eerst: Nee, nee, vrouw Spich
tig, het is voor de armen! Dat hielp ech
ter niet. Toen trokken ze haar met alle
kracht achteruit
681. Vrouw Spichtig, die zag, dat zij
niets van al dat lekkers zou krijgen,
werd woedend. Ze keek de kleintjes, die
zoo snel ze konden met den- kruiwagen
wiegholden nijdig na en schreeuwde toen
door de dorpsstraat: „Dieven! Wacht
maar, ik ral je wel krijgen! Rooversl"
Pim en Pol schaterden van 't lachen.
682. Baas Selderij, een van de oudste en
armste konijnen, van 't dorp was ziek,
zeer ziek: De dokter was gehaald en die
had zijn wijs hoofd geschud.
Baas Selderij, zoi hij, Je bent zwak.
Je moet versterkende middelen gebrui
ken. lederen dag twee peentjes, een knol
letje en een radijs,
De oude zuchtte.
Hoe moet ik nou aan peentjes ko
men, dokter?
or
ieus
ten
eei
imn
W
lan:
ard
tron
Dl.
■c
in
11.
uk
rgd
he
R, s
vi<
ion
ma
d g<
Sje
vc
lier
m<
iag
trel
lid,
ft i
tel
rtr
sno
en.
epri
ne;
SN
da
bij
'0<
ligt
av<
de
wij
aar.
eet,
ove
lat
tron
ilnst
lach.
Wie
F
e ki
bllo:
I mi
Uet
toe:
«J
to Ci
hen
«ag
Nlh
Nee