RADIO-RUBRIEK. lil EINDELIJK? HET GEHEIM VAN DIEN KERSTAVOND. 1 Bijvoegsel der Schager Courant van Zaterdag 22 December 1928. No. 8379. VOOR DEN TOESTELBOUWER. Sluiting en hoe dit te constateeren. 1 t t 111 1 i Zal eindelijk de vrede komen, Waarop de wereld eeuwen wacht, 't Verbannen van de oorlogsdroomen Als dreiging in den donk'ren nacht? Een nieuwe toekomst openbloeien, Vol koesterenden zonneschijn, 't Ontwaap'ningsdenkbeeld uit gaan groeien Tot iets, wat werk'lijkheid zal zijn? Zal eindelijk 't verstand gaan spreken, Geleid door 't zuiverste gevoel, De kracht, die wapenen moét breken, En leiden tot een hooger doel? Zal oorlog tot een misdaad worden, Zooals men zich dat heeft gedacht, Voor hen, die zich ten strijde gorden Tot meerder winst en meerder macht? De hoop rijst hooger te Lugano, De plannen worden meer omlijnd, Men spreekt er in de laatste weken Wel zakelijk, maar meer verfijnd! Er komt een ander denkbeeld boven, Iets hoogers, dan wat wensch'lijkheid, Dat eens de oorlogsvlam zal dooven, Het denkbeeld van de mensch'lijkheid! Bouwt dan, bekwamet architecten, Als leden van den Volkenbond, Die zoekende den weg ontdekten Naar 't geen oorlog nimmer vond, Die met Uw vredesiaealen Iets heerlijks door de wereld draagt, Dat met geen goud is te betalen En slechts wat naastenliefde vraagt! Legt 't oorlogsleed voor goed aan banden, Maakt de verhoudingen gezond Uit eigen aandrift van de landen, Die èn verarmd zijn, èn gewond! Dan danken moeders voor Uw streven Naar milden vredes-zonneschijn, Als zoo de toekomst en het leven Van Alle kind'ren veilig zijn!! December 1928. (Nadruk verboden.) KROES. OVERBODIGE VRAAGT (Moustique, Charlerofc) •—Van weike misdaad werd je beschuldigd? Maar meneer de rechter, heeft u de kranti niet ee'ezen Vrij naar een Engelsch gegeven, door Sirolf. Nadruk verboden. De duisternis was reeds gevallen rond het vrien delijke, lage boerenhuis, dat daar lag te midden van hoog struikgewas, met zijn warm aandoende riet9n dak, een eindje van den hoofdweg af. In de lage, ouderwet3che vertrekken, met zonderlinge trapjes en opstapjes en diepe kozijnen en vreemde hoeken en nissen hing een volkomen stilte. In de groote huiskamer werd die slechts af en toe verbroken door het knetteren van het iblokkenvuur in den ouderwletschen open schouw. De vlammen wierpen grillige schaduwen, door het vertrek, en verlichtten met een rosse schijn het tengere vrouwenfiguurtje, dat midden in de kamer stond en heel stil het ver trek rondkeek. Een blij, gelukkig lachje verhelderde het gelaat van het jonge vrouwtje, terwijl ze haar blikken liet gaan langs de groenglimmende bladen én de roode besjes van de hulst, waarmee ze de heele kamer versierd had en de dennetakken, hier en daar die een fijne, prikkelende geur verspreidden. En in den hoek, daar stond, met schitterende slingers ver sierd, hun Kerstboom, Straks, vanavond, als Dick uit de stad terug zou zijn, zou hij aangestoken wor den. Dick had haar eerst goedig geplaagd, met haar kinderlijke wensch om een Kerstboom op to sieren. Ze hadden immers geen kinderen? Mlaar als ze het graag wilde, natuurlijk, dan zouden ze het doen. Die goeie Dick Een wonderlijk mooie tijd was dat geweest, die an derhalf jaar nu, dat ze Dick had. Een Jaar waren re nu bijna getrouwd. Het was als één mooie droom geweest, zoodat ze soms bang was, opeens wakker to zullen schrikken, om tot de ontdekking te komen dat alles niet waar wasHet was alles ook zoo wonderlijk en snel in zijn werk gegaan. Ze woonde een half jaar alleen in dit oude boerenhuis, dat haar moeder haar had nagelaten, met net genoeg spaar duitjes, om er zonder al te veel inspanning van te kunnen komen. Ze 'had wat groenten en vruchten gekweekt, en zich afgevraagd, of ze nu altijd hier zou moeten vegeteeren, in dat oude huis, bij' het stille dorphaar jeugd verkwijnen.En toen opeens was hij er gewleest. Op een stralenden vroegzomer- dag had ze gebukt gestaan over bet bloemperk vóór het huis, terwijl de zon vonken schoot uit haar blonde haren........ en toen ze opkeek, stond hij voor het tuinhek en keek strak naar haar, met zijn ern stige, grijze oogen. Een lange, forsche man, met ae.n de slapen reeds wat grijzend haar. En op haar vra- genden blik ze had gevoeld dat ze een kleur als vuur kreeg had hij op den man af gevraagd: „Is dit huis, met die moestuinen erbij te koop?" Ze had orst geen antwoord kunnen geven van verbaziüg. Maar daarna had zich een vreemd gesprek ontwik keld. De man wilde ergens een heel rustig gelegen huisje koopen met voldoenden grond erbij, om een bescheiden kweokerij te kunnen beginnen, ver van de menschen, van de stad. Ja, hij had overal in de wereld rondgekeken, hier en daar, en had genoog van de stad. Wilde alleen zijn, rust hebben, Iets eigenaardigs was er van hem uitgegaan, van dat bleeke, sympathieke gelaat, met de diepe groef om den mond, die ernstige, trouwe grijze oogen; iets krachtigs, dat een zonderlinge bekoring voor haar hadEh zoo w!as het gebeurd, dat opeens haar le ven een andere wending had gekregen, doordat de liefde erin was gekomen. Een half jaar later waren ze getrouwd. Heel eenvoudig. Ze waren beide geen kinderen meer-Hij zeker niet. En ze hadden el kaar plechtig beloofd, het verleden te laten rusten. Dat was voorbij. HÜ wilde niets weten, of ze vroegjr misschien had liefgehad, of verloofd was geweest, of niet; en zij moest ook niets vragen. Waartoe zou het dienen? Ja zeker, de wereld was hard voor hem geweest, had, hij eens gezegd. Maar nu was alles voorbij. Begonnen ze immers een nieuw leven? En ze hadden woord gehouden Alleen het geluk van het oogenblik doorleefd en zich niet ver moeid met de schaduw van het verleden. O, het was heerlijk geweest, Dick was zóó goed voor haar, zorg de zoo met duizend kleine zorgen voor haaren zij werkte met hem mee, in de kweek, en deed hun kleine huishoudingWat zou Dick straks opkij ken, als hij, de kamer zóó intens gezellig zou vinden- Maar wat was???ll! (Plotseling was er een koude rilling langs haar rug. Wat was dat? Ze had heel duidelijk de achter deur hooren kraken. Wie kon dat zijn? Dick kwam nooit door de achterdeur binnenMet bonzend hart liep ze op de teenen naar de kleine achterka mer, wierp de deui opende lichtglanzen van het vuur in de groote kamer drongen nog flauw naar binnen.en daar zag zeeen havelooze kerel in lompen gehuld, een pet diep in zijn oogen getrok ken.Ze slaakte een half-onderdrukte kreet van ontzetting. „Still", riep de man schor-fluisterend, „verraad me niet, de politie zoekt naar me. Is dit het huis vau Dick Burnham?" De jonge vrouw knikte bevestigend. Wat moest die kerel van Dick? Was het iets, uit Dick's verleden? „Wat is erwat wil je van Dick, ken je hem?" vroeg ze schier ademloos. „Of ik hem ken?" zei de man-schor, „al twaalf jaar, al dien tijd dat ik in de nor zat, net zoolang al3 hij er is geweest, bijnaeen beste kerel, Dick en ik dacht, misschien zal hij me wel willen helpen, torwille van de ouwe kameraadschap, h&ha lachte de man met een ingehouden, ironisch lachje. •Het duizelde de Jonge vrouw even....... Dicktwaalf jaarIn de gevangenisdus dat was zijn ge heim geweestdaarom had hij het verleden wil len vergeten.hij had een misdaad begaaneen ONREDELIJK VERWIJT. (Meggendorfer BUUUr, Mdnchetv) Jij drinkt maar het eene glas bier na het ander Ik kan er toch geen twee tegelijk drinken. TENMINSTE WAT. Bulletin,Sydney.) Ik beb een verschrikkelijke boa in nrti boottL Trekt n t maar niet te veel aai^ want er* i tmminttf wat in. Een goedkoope en handige „sluiting-zoeker" voor iederen radio-amatsur, die méér doet dan luis teren alleen, een niet te versmaden bezit. Bijgaande teekening (fig. 77) toont U een dergelijk apparaatje, eenvoudig van constructie en met weinig kosten zelf te maken. Het eenige wat er voor noodig is, is een stevig plankje, ongeveer 12 bij 20 c.M. (niet te dun), een fit ting, (voor een normale electrische lamp), 7 aansluit- klemmen liefst met geisoleerde do-ppen en twee eindjes snoer, elk ongeveer *A M. lang. Zooals de teekening laat zien, zijn de klemmen 1 en 4 doorverbonden, Klem 2 is met één der polen van de fitting verbonden (de aansluiting aan de contactschroef), klem 5 met de andere pool, terwijl ten slotte klemmen 3 en 7, resp. 5 en 6 eveneens door verbonden zijn. Aan de klemmen 6 en 7 worden de eindjes snoer bevestigd. Men soldeert aan het vrije uiteinde van ieder snoer een stukje dik koperdraad (-{- 3 m.M. diameter; aan het uiteinde hiervan is eën punt gevijld). Wil men deze uiteinden nog ver der afwerken, dan kan men ze isoleeren door over de la8ch een dun ebonieten buisje of houten koker tje te schuiven. Eien normale gloeilamp van -f 25 Watt of 32 kaars, en een hoofdtelefoon heeft U die nog? maken dit instrumentje voor het gebruik gereed. Wil men nu een storing opzoeken (gebroken draad of kortsluiting) dan kan men óf gebruik maken van de netspanning, waartoe men de klemmen 2 en 3 door middel van een tweeaderig snoer, stecker en stopcontact aan h9t electriciteitsnet kan aansluiten 1 de lamp is dan noodig óf wel, men kan op de klemmen 1 en 3 'n accu aansluiten, moet dan tusschen de klemmen 4 en 5 'n hoofdtelefoon schakelen. Voor hoog-ohmige weerstanden, transformatoren en der gelijke onderdeelen, waarbij men dus veel wiindingen van betrekkelijk dun draad heeft, kan men het best gebruik maken van accu en hoofdtelefoon, in de an dere gevallen van netspanning en gloeilamp. Een voorbeeld mag hier het gebruik toelichten. Men is bang, dat bijv. de primaire winding van een transformator doorgeslagen is. Men sluit dan de hei de aftakkingen van deze winding aan op dit appa raatje. Hoort men nu in de hoofdtelefoon een „klik" bij het contactmaken en verbreken, dan is deze winding intact. Maakt men in een dergelijk go- val gebruik van de netspanninig en de gloeilamp, dan gaat de lamp gloeien, als het draad niet ge broken is. Is dit laatste wel het geval, dan kan er clus geen stroomdoorgang optreden en blijft de lamp uit Zoo is het ook met „sluiting", dan echter juist om gekeerd. Het wil ons^ voorkomen, dat de weg zich nu verder vanzelf wijst Volgende week zeer Interessante artikel, Hoofdfrequentversterking met afgestemde krin gen, met toepassing van de dubbelroosterlamp!!!! moord misschienMaar dat was vreeselijk Nee, nee, maar slecht was Dick, haar Dick, toch niet, iets gemeens kon hij nooit gedaan hebben. het zou zeker alles een goede reden hebben gehad het deed er ook niet toe, wat hij ook gedaan had, nu wias alles voorbijhet was haar Dick nu, oen zorgzame, teedere Dick.en ze vergaf hem, zeker, ze vergaf hem, wat hij ook gedaan had.het ver leden zou blijven zwijgen! Ze verzamelde al haar krachten en zei luid, pogend haar stem vast te doen klinken: „Wat moet je hebben, zeg op! Dan zal ik je wat geven. Want je moet dadelijk weg, dadelijk, be grijp je, ik wil niet, dat Dick je hier vindt!" „Ssst!" schreeuwde de man, „Schreeuw niet zoo. Als de politie achter ae deur staat, en het hoort, is Dick er ook gloeiend bij! Geef me wat kleeren, een oud pak, en wat te eten, ik heb in vier en twintig uur niks gehad. Een minuut later sloop er van het erf van het vriendelijke boerenhuis-met-het-rieten-dak een have looze kerel weg, en verdween met een bundel onder zijn arm, en vijf glimmende goudstukjes - de heele oogst van haar spaarpotje in zijn broekzak, in de duisternis van den Kerstnacht. Het was een heel bleek, dapper vrouwtje, dat een uur later, met tranen in de oogen, haar armen om den hals van Dick vleide en haar trillende li-ppen op zijn wang drukte. Dick merkte gelukkig niets, in het onzekere licht van den vlammenden schouw, en stopte geheimzinnig een paar pakjes weg, achter den Kerstboom. Toen werd er luid aan de voordeur geklopt. Ze zag hoe Dick snel het hoofd ophief, met een grimmige trek om zijn mond. Dan ging hij, zonder een woord te zeggen, naar de voordeur. Hoor, nu klonk er stom- mengerucht, zware stemmenwat bleef Dick lang wegwaarom kwam hij nu niet terug....... ze zouden toch niethem halen, weghalen.van haar? Met wankelende schreden begaf ze zich naar de deur. In de gang hoorde ze stemmen: Dus U heeft dien Tom Browns niet gezien? Ja, moet ons niet kwalijk nemen, maar we moesten hier ook ko men vragen, ziet UIKende U hem goed?" En toen kionk de stem van Dick; hard, smartelijk bijna: „Of ik hem kende? Ik heb hem twaalf jaar bew|aakt, toen ik cipier was in de strafgevangenis, twaalf jaar. De mannen mompelden een groet en Dick kwam terug, vond haar snikkend tegen de deurpost geleund. Begreep, dat ze alles gehoord had, en terwijl hij haar zacht in zijn armen nam, zei hij en zijn stem scheen te trillen: „Ja, twaalf jaar héb ik het uitge houden, dat vreeselijke baantje, tusschen die cellen; de twaalf ellendigste jaren van mijn leven. Toen heb ik het er aan gegeven, toen ik een erfenisje kreeg, genoeg, om dat op te kunnen geven, en niet meer te hoeven leven tusschen die menschen in kooien! Laten w,e er nooit meer over spreken.. Dick heeft nooit geweten, waarom zijn jonge vrouwtje hem toen zoo hartstochtelijk omhelsde en de vreugde-tranen haar over de wangen stroomden. Zeker een beetje zenuwachtig gemaakt en geschrok ken, dacht hij. Maar zij had haar Dick, dien zij verloren waande, teruggevonden; op dien Kerstavond. j. I 5 T 4II I m j," lütii'' 311 Zïjt gfi tevreden hïer, gevangene, Och, meneer, ik hoef hier in alle geval niet het holst van den nacht op te staan om te gaan kijkei of de deur wel goed op slot is. (Bulletin, Sydney)

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1928 | | pagina 21