m HOEKJE. p, de Juffrouw en de Dokter .f r- VOOR ONZE JEUGD „ALS HET „KEEST" IS.. wat 'n mooie sterren, Ie eene is zoo groot, t heeft die een raar kleurtje, empel, die is rood. JH O s Mars I" zei zus gewichtig, ie lachte van plelzier. len ze daar roode kaarsjes t Kerst ls, net als hier?" H. H. DE BRUIN-LéON. VAN EEN EZELTJE. KERSTVERHAALTJE. 't vervelend, dat vader en moeder er zei Pip. in te doen I" zei Pop. eens uit het raam, maar er was niets een ezelkarretje, dat langzaam voort- kar dichterbij kwam, zagen ze, dat de agor was en dat een hoop oude kran- zak vodden op het karretje lagen. Ineens bleef Langoor staan en de voerman wist niet beter te doen dan het dier met een stok te bewerken. „Kijk die man dat beest ranselen I" «el Pip. „Kom mee Ik ga er naar toe 1" Vlug liepen ze den weg op en bleven voor de kar staan. „Waarom sla Je dien ezel?" vroeg Pip. De man lachte en keek de kinderen ven» aan. „Omdat Ik het wil wat hebben Jullie ermee te maken „En ik zeg, dat Je *t niet doen mag I" riep Pop, die ook niet gauw bang was. De man begon nog harder te lachen. „Als Jullie niet zulke heele kleine peuters wa ren, dan zou ik Je een pak slaag geven, om Je te laten voelen, wat ik wèl doen mag. Maar schiet nu maar gauw op, ik moet naar de markt en an ders kan lk m'n koopwaar niet kwijt." „Zul Je 'm niet meer slaan hield Pip aan en toen de voerman zei„En als hij nu niet verder wil riepen ze tegelijk„Dan duwen wU de kar!" n meteen stonden ze achter den wagen en duwden met alle macht spaarpotje hiervoor bewaard. Ze was van plan een bokkenwagen met *n bok voor haar kleinkin deren te koopen, let», waarnaar ze heel erg ver langd hadden. En toen ze nu naar bulten keek en zag, wat daar gebeurde, kreeg ze ineens on gedachte, die haar deed lachen van plelzier. Ze tikte tegen het raam en beduidde den man binnen te komen. Eerst dachten Pip en Pop, dat Grootmoedor wilde, dat zy naar huls zouden gaan, maar, hot raam opschuivend, riep ie: «Blijven Jullie maar hmar batten fpelm 1 Zoo iets had de koopman nog nooit beleefd. Hij was wel een ruwe man, maar dat die peuters zóó aanpakten om Langoor een slag met den zweep te besparen, dat vond hl) toch wel Iets. dat de moeite waard was om er eens naar te kijken. Vanuit het raam had Grootmoeder alles be keken. Grootmoeder was Juist klaar met koken ze had heerlijke flensjes als toetje gebakken en ze hielp altijd in de keuken als vader en moodei uit waren. Grootmoeder was altijd heel zuinig geweest voor zichzelf, maar ze keek niet op geld, als 't er op aankwam de kinderen een plelzier te doen. En zoo had Grootmoeder als Kerstgeschenk Jets heel heerlijks voor Pip en Pop bedacht en haar Voerman 1 kom eens hier." En tait daarbinnen, In Grootmoeders kamer werd afgehandeld, zal ik maar nlot vertellen, maar wel weet ik, dat aan den Kerstboom een plaatje hing met het opschrift „Voor Pip en Pop I" En onder de teekening een ezeltje voorstel lend stond „'k Kreeg voor Kerstmis, weet Je t al En fijn plaatsje In Jo staL Later mag Je, met Je beiden, In een wagentje gaan rijden. Kijk, jo Grootmoeder kocht eerst mQ, Zijn jullie niet vreeseliJk blU En de oogen van de kinderen straalden als de lichtjes, die flikkerden aan den Kerstboom SPROOKJE. Lang ,hcel lang geleden, was er eens een moe der. die een kindje had, daar ze zóóveel, zóó ont zaglijk veel van hield, dat zij 't den heelen dag niet uit haar armen liet gaan en geen blik van zijn blauwe oogjes af kon wenden. Zoo gobeurde iet eens, dat zij met het ventje op den arm on der de dorpllnde zat, toen Juist de koning voorbij reed ln een gouden koets met zes schimmels er voor; en al 't volk boog zoo diep als het maar kon. Alleen het moedertje bleef staan cn glim lachte om het zingen van 't kind en schommelde net heen en weer. Toen nu de koning zag, dat mder 't vele volk, dat rondom boog en Juichte, dechts die óéne vrouw niet op hem scheen te let- en, zond hij er iemand heen om haar te vragon, vaarom zij niet gebogen had. De dienaar kwam terug met de boodschap, dat zij hem zelfs niet reantwoord en maar altijd „mijn kindje, mijn eindje" geroepen en 't aardige, roolijko kereltje aan haar hart gedrukt had. Dat kwam den koning al heel wonderlijk voor en hij stapte uit djn koet. liep naar de vrouw en zei„Waarom heb Je niet willen bulgen voor mij, Je koning?' reen begon de vrouw to beven en zei: „Ach, ver rsr.f mll. mijn kind heeft gelachen en toen heb ik 't rollen van uw statlei. ta en den hoefslag uwer schimmels nlot gehoord; en ln zijn «iJden kru'iebolletje speelde de wind; daardoor heb lk dén glans van uw kroon en het stralen uwer «aftilden en speren niet gezien." En £j glimlachte weer en keek naar haar kind. Toen begonnen de lakeien te lachen, de een ach- ter den rug van den ander, én de koning fronste da wenkbrauwen, want hU had voor de eerste ln «Un leven gnhnand. dat men hem over t hoofd rjsrisn had, en hll werd toornig Jegens de vrouw, dia haar kind aóó 1M hsd, dat ze haar tamlr: er om vergeten kon. En terwijl hij daar over nadacht, kreeg hij lust om haar te toonen, dat hij als dc heer dee lands ook de heer van haar kind waa. Daarom wendde hij zich tot het gevolg der U)fJagers on beval hun t kind uit de armen der vrouw te grijpen en het in de koning? koets mee to neem en. De moeder gilde het uit cn aloeg den Jager ln t gezicht, maar al t volk en de lakeien verdrongen haar, totdat «U vermoeid het schreeuwend© kind los moest laten en op den grond eonk. Toen süj daarop weer tot zichzelf kwam, zag artj Juist nog den laatstsn van 't ge volg des koning* den hoek omgaan. Toen nam zij al hare krachten bijeen, stond op en drong met geweld door de menigte heen, die te samengeloo- pen was cn nu stond te kijven over de vraag of men modelijden moost hebl>en mot de vrouw of dat zü loon naar werken gekregen had. De vrouw liep echter als een pijl uit den boog en gilde en smeekte, maar de koninklijke «fcoet ging sneller dan hare voeten en spoedig wees haar nog maar het opdwarrelende stof don weg dien men geno men had. En toen t avond werd, «ag en hoorde w in t geheel nlete meer. ZU liep toen nog den gansehen nacht door. den straatweg steeds vervolgend, totdat se met zonsopgang op een kruisweg kwam en niet moer wist hoe ze verder moest. Doodmoe zette zij zich op een steen neer en begon te ween en en droog de hare tranen met hare lange blonde haren. Toen kwam de wind en blies haar ln 't gezicht. Ach," zuchte «ij, „kon JU me zeggen, waar zc mijn kind heen gebracht hebben I" Nauwelijks had ze dit gezegd, of er daalde uit de blauwe lucht een knaapje met golvende lokken en bloote voeten en zei„Je hebt me geroepen, ik ben de wind. Waar Je kind is, weet lk heel goed. want lk heb gisteren lang naast de koningskoets ge- loopen, Waarin Je kindje lag; maar wat geef Je me, als ik 't Je zeg Toen begon haar hart van vreugde te kloppen on haar stem beefde toen ze set: „Alles, wat lk heb, wil lk Je geven, als Je maar zegt, waar mUn kind ls?" De wind glimlachte en keek haar spot-- tond aan, van kop tot teenen. „Wel, zou Je Je lange haren er aan geven?" vroeg hU, „zou Je die er aan offeren Daar zou lk mee kunnen spelen en zo rond blazen door 't gansche land. Ja, doe Je 't?" dan zal lk Je brengen zoover als lk kon". „Neem ze", zol de moeder eu ze nam den jongen man zelf 't zwaard uit den gordel en sneed zich de haren af. En de wind pakte ze da delijk en wierp ze In de lucht en blies, dat ze mUlen ver uit elkaar vlogen. Sedert speelt hll olkon zomer mot do fijne, blonde haren en Jaagt zo voort en vangt zo weer en de menschen, die er boos om worden, wanneer ze in 't gezicht vlie gen en die niets van deze geschiedenis weten, meenen, dat het witte splnnewebben zijn. De wind begolelddo nu de vrouw drie dagen lang naar 't westen, door wuivende velden on groen welland en steden met torens en tinnen, totdat ze op eenmaal een brulschen en ruLschen hoorde, dat al nader en nader kwam en tot een donde rend geweld aanzwol, toen zU eindelijk voor de zee stonden. Dat fonkelde en rolde en was zoo mooi en toch zoo ontzettend tegelijkertijd. „Nu kan lk je niet verder brengen", zol de wind, „lk ben al lang genoeg dezelfde richting geloopenen de lui morren, dat het altijd oostenwind blijft. Voor t overige ben Je vlak aan 't doel. Zie Jo, ginds, ver zoc ln, een zwart puntje? Nu, dat ls het eiland met het koningsslot." Toen hij dit ge zegd had, draalde de wind zich om en vloog met groot geruisch weg, zoo snol, dat do vrouw, toen zU zich omkeorde, nog slechts zijn wit en blauwe kleeren zag fladderen. Nu was zo heel bedrukt, dat ze weer alléén verder moest en zU leunde tegen een rots, tuurde ln zee ,en peinsde, hoe ze die waterspiegel zou komen. Nauwelijks had zo daar echter een poosje gestaan, of «U zag. hoe de zee «lch begon te bewegen en uit het wit schuim der golven een waternimfje te voorachi cwam, met grijze oogen en schitterende schu ben, dat 'n poosje heen en weer zwom, naar ha opkeek en zei„Wat heb Je mooio blauwe óoge onze zeemoeder kijkt Je al een heel poosje aan benijdt je die heldere kijkers." De vrouw schrikte eerst erg, maar zuchtte toi en zei„Ach, ik zou er zoo graag mijn oog< voor geven, als ik daarvoor zwemmen kon, zoo? gU, en naar mijn kind ginds ln 't konlngssl komen kon." „Wacht even, misschien kan lk helpen", zei het nimfje en dook onder. Spoed daarop kwam het weder boven, schudde zich h water van de haren en zei„Lieve moeder, 'j heb het aan onze zeemoeder gevraagd en lk nu Je over zee brengen, als Je je mooie blauwe oog< daarvoor afstaat; want ze kan het niet uitstaa dat Je oogen hebt, die blauwer zijn dan de zet Toen glimlachte de vrouw en zei„Ik sta graag af, wanneer lk maar naar :nijn kind en weet hoe het met hem gaat," Nu nimfje te plassen en zong „Kom mijn schat van een dolfijn, t Vrouwtje wil gedragen zyn." Nauwelijks had ze voor de derde WÊÏL of er kwam een groot* vlsch aangezwommen een kettinkje ln den bek; het nimfje ging er altten, nam het kettinkje ln de hand en «tuuri naar den oever. Toen hielp zy do vrouw, die den mg van den dolfljn ging zitten en vllegei snel ging het nu over de blauwe golven, die zi<j optoomden en schuimden, langs koraal-ellandf. en riffen. In de verte zag men t koningsslot duidelijker en duldeUJker, met de wapperen* vaantjes, de vele torens en spitsen en den gro ten palmtuta er naast Maar mot elk uur dat ze nader kwamen, noi ook hot verlangen der vrouw naar haar verlorc kind toe. ZU hadden al de laatste rotspoort doo: gezwommen en waren ln den tuin aangelan! met don gouden watertoren en de sneeuwwit' leliën. Daar hield de dolfijn niet vor van t breede marmeren trappen stil. Het nimfje hic do vrouw aan land komen en eischic toen de b», -longen prijs voor den overtocht. De vrouw keq nog eenmaal over de schuimende «eevlakte o naar omhoog naar het zuivere blauw van do hemel, en toen zochten hare oogen ln alle ver* sters en openingen van het slot of zy nog hiuj kindje niet zien kon. Maar de zeenimf maak haast en zy bezon zich niet lang en gaf haj blauwe oogstorren. En toen werd het duistev nacht om haar heen. ZU lag lang stil, daarc ging zU tastende van boom tot boom verder o schoof langs een hek, totdat zy een vasten ste? nen grond onder hare voeten voelde en met. 6 handen over een muur streek. Langzaam, lam; zaam ging het verder. Toen trof haar een vrou wenstem. Het was de keukenmeid van 't kasteé die ln den tuin groenten geplukt had en nu v« vrees en afgrijzen de vrouw met die ledige oog holten zag voortschulven. Vol schrik liep ze wc naar de keuken en toen kwamen ze allen, cl melden en de knechts en de kok, en omringé haar. Toen echter de vrouw geen antwoord gaf ej niet wilde vertellen wie ze was en waar ze van' daan kwam, sleepte men haar naar den koninj Ook deze kon niets uit haar krijgen, want z vreesde, dat de koning nog boos op haar was ej haar opnieuw verstooten zou, en zy zei maar hei haaldeiyk, dat zU in het kasteel wilde biyven werken zooveel zy maar kon. Toen werd hy boos en beval, dat men haar l de gevangenis zou werpen. De kerkermeostcj kwam, deed haar kettingen om de teedere polse sloot haar ln een gevangenis op, diep ondd de aarde, waar zy de golven en de branding d ze togen de dikke muren hoorde klotsen. Maar hoe ze ook leed, toch was ze gelukkig de gedachte, dat zy in de nabyheld van had,, kind was, en zo bracht den ganschen dag do met aan hem te denken. Eens echter had zy moed de clplersvrouw. die haar dageiyks. klol^ keslag twaalf, een kruik water en een rond bracht, naar al de bewoners ln 't slot te vragej? en den volgenden dag opnieuw, totdat eindelij de vrouw aan 't praten geraakte en haar van dej koning vertelde hoe trotsch en machtig hy i cn van de gouden zalen en clndeiyk ook van dei kleinen prins, het kind met de gouden lokker dat de koning van de reis meegebracht had ei I nu als zyn zoon werd opgevoed. Maar de kleinj wilde nog maar niet groeien, sedert hU daar wad het kindje sukkelde en werd van dag tot do^ zwakker. (Wordt vervolgd), i door GILLES VAN HEER. HOOFDSTUK EEN. Hoddes en haar drie en dertig kleu- oowat zes Jaar, hadden haast een uur kaar gewerkt. Ja hoor, echt gewerkt, tinderen die er een kleur van gekregen et fyn ook, als Je pas op school bent, róóte school, en Je mag een plankje Uea werken waar sulke mooie ver- >y verteld worden. En dan het doosje 1 niet te vergoten 1 daar waren klas en Juffrouw erg druk it. gaan we nog even spoortje spelen, «ei >uw. Daar eindigde die les met het fcnkJe gewooniyk mee. Dat ging gleuf vnn het plankje werd het roode it on do teerling duwde mot don vinger '«en hot rijtje kartonnen letter» ln het 1 tik-tik ging het dan ln hot dooije t lelden de kinderen, echt spoortjoalle wagona ploften op h ala do taatote wagen ln het roode iduwd wae, ging het delueltje er op. ver waa het nog nlot, toon er otovlg ren aan de deur van het lokaal werd Een meneer ln ton wltto Ju otapto U D daar al doktert, ui da Juffrouw verschrikt. J me niet kw&iyk dat U op ons wacta- JbfcjW1 wo hebben vanmorgen oen klein ongeluk? vroeg de dokter vertaaad. «wlilen ook een handje helpent «nkie vriendelijk. Neon, w« rollen orde moeten maken. Er rón een paar gekanteld en die HJn voetenplank terecht De dokter keek wat ongeloovig. Hy begreep er natuuriyk niets van. Nu, als dat zware werk klaar la, dan hoor lk het wel van U. Ik heb nog wel geduld. En weg ging de man met de witte Jas. Die spoorwagens kwamen vlug ln het mooie station. Hal, riepen een paar luidruchtige manne- kes, toen de Juffrouw de groote stoel naar voren schoof. Hal Fyn; Jut gaat weer van Fikkie vertol len. En er gingen Ineens veel handen de lucht ln en meer kinderen Juichten dat ze zoo graag wil den hooren, hoe het verdor met het zieke hondje gegaan was. Neen, zei do Juffrouw, Fik ligt nog ln zyn mandje, hoor. Iiy heeft er nu wel spyt van, dat Je zoo lang ln en groote plas gespeeld heeft. Fik la erg ziek; als hy wat beter ls, vertel lk nog meer van hem. Nu heb lk wat anders. Het begint met een raadsel. Wie weet wat de dokter komt doen? Naar het kleine hondje kykon, «el een meisje dat zeker nog aan Flkky zat te denken. Zieke menschen beter makenI, riepen een paar kindoren tegeiyk. Ja, Juf, dat doet jo met drankjes en pilletjesI Zoo bedoel lk het niet, Jongens. Wat zou de dokter op school komen doen, vroeg de Juffrouw nu wat duldeiykcr. En ze wachtte en keek vragend de ryeq langs, maar antwoord kwam er niet meer. Daarom gaf ze het «elf maar, Kyk, «el ze, elk Jaar als er nieuwe kinderen komen, zooals Jullie nu, komt de dokter eens kyken of Jullie wel flink genoeg bent om naar school te kunnen gaan. Wat ls er Fransje? Ikke ben al flink, eeg me moeder. Ikke ga alleen naar school. Zoo. aoo, zet de Juffrouw, dat ls al heel wat! Maar de dokter wil eigeniyk weten, wie van Jullie goed kan eten en «lch «onder hullen laat wssschen. Want wie dét allemaal kan, die ls pas flink genoeg om den heelen dag bU ons op school te «yn. De Juffrouw a|und« gezichtje,, dit da kin deren het naar halt Ingrepen. JSn daarom ver teld» MC tsaar gauw «ga varbaaJU* van wo meisje, dat 's morgens nooit haar boterham heelemaal op at Het kind ging er erg bleek uitzien en op de speelplaats deed het nooit met de anderen mee. Dan stond het ln een hoekje maar wat toe to zien. En het was ook eens gebeurd, dat dit meisje onder de les zoo maar ln slaap gev&Usn was. De Juffrouw vertelde nog meer verdrietige dingen van ho kind Het moest zelfs een poosje thuis biyven en toen het weer een echte flinke mold goworden was, mooht ze weer terug komen. Zullen we nu maar oons gaan vragen, wat de doktor van ons zegt? Wie misschien een ixrctje ongeloovig heeft moeten lachen om dlo Juffrouw on die drie en dertig kinderen en dat vcrhoAltJe.nu, die moet eerst nog maar wat anders weten. De school van Juffrouw Hoddes stond ln arme volksbuurt van Amsterdam. In de lange, onge zellige straten met hooge huizen was den heelen dag veel lawaai van kooplieden mot karren spe lende kinderen on menschon die schreeuwend met elkaar spraken. Not of ze ruzie hadden. Altyd zag Je kinderen op straat, ook wanneer het allang klndoren-bedtyd was. Het ls wol een beetje te begrijpen dat dlo kin deren liever op straat waren, dan ln de be nauwde kamertjes van de huizon. Op do trap spe len mocht gewooniyk ook niet. Verbeeld Jo wat een loven dat zou worden, als do kinderen van zes gezinnen dlo aan dezolfdo trap wonen, daar eens hun spelletjes van krUgertJe en verstoppertje gingen spelen 1 Wat zou er gauw een ongemakkeiyke buur vrouw een eind aan de pret maken. En dtkwyis was er ln een van de kamers aan do trap een zieke, die al last genoeg had van het onophou- trede o**1**16** Of dan de moeders baar kindoren niet op tyd naar bovon riepen? Natuuriyk I Maar ook bleven er op straat tot moeder van haar werk thuis kwam. Dat waren wol de armiten en het meeat te bokingen; ge lukkig maar, dat ze sell niet beter wisten of alles hoorde zooals het nu eenmaal ging, Sb natuuriyk mankeert* «r gok wal een» let* aan do kleeren. Juffrouw Hoddes, die al lange Jaren ln dlo buurt werkte, schudde wel eens hot hoofd als haar troepje de school binnen kwam. In stilte, zoo voor of na schooltyd hielp ze vaak een wildebras met da verzorging van een ge scheurde bloes. En het gebomde ook wel dat een dreumes hullend bU do kraan stond met zeep en een handdoek, omdat moeder.... Iets vergeten had. Maar er was nog Iets, waar de Juffrouw als zo mot haar kinderen zoo gezellig bezig was, vaak haar hoofd om sohudden moest. Dat was, als er «loh een kopje tegen haar aanvieide en sachtjee aal, dat het aoo'n honger had. Dan wist ae byna zeker hoe het thuis gesteld was en don wist zo óók, dat dit kind misschien niet flink genoog zou kunnen blijven om met de andero kameraadjes tn school geiyk te biyven. Dc vertel nu maar niet, hoe dlo Juffrouw ook lóó'n kind, aoo'n kleine hongeriyder, hielp. Dat zou ie geloof lk voor niemand willen we ten. dl* lieve Juffrouw, dl* haar buurt aoo good Ziezoo, nu weet ledereen waarom de otider- wyzore* zoo voorzichtig en met een verhaaltje vertelde, wat de dokter kwam doen. Veronderstel ook eens, dat er kinderen gaan huilen. Dat zou me ook wat voor dien dokter «yn. Neen hoor, daar Borgde de juffrouw wal voor. Met oen biy gezicht ging de klas naar het lo kaal waar do dokter en een paar zusters al ston den te waohten. - Ik ben al weer eene aan uw deur geweest, zol de vrlendeiyko dokter, maar uw kindoren za ten soo heeriyk te luisteren, dat lk maar weer terug gegaan ben. Och, rol dl Juffrouw, dl, wn beet), kliurdi. ali Ik eenmaal aan 't vertellen ben, ii het net of de kinderen me vaethouden tot bet verhaaltje uit la Terwjjl de dokter UJn tnetrumenten «treed legde, deden de roiten haar werk aan de klee ren der kinderen. Spoedig wae de dokter ver diept ln illn ondoraoek en ichreef aoo nu en dan wat op een taart of lafonnewde hoe (Ut of dat klad la de Um wm. Allo» ging heel vlot en heel prettig zyn gang Ook de dokter probeerde een spelletje by zyt werk te verzinnen, omdat er altyd kinderen wa ren, die wat angstig' of erg verlegen naar hen toekwamen. En wie ben JU, kleine vrind? Joop dokter, zei het Jongetje, parmantig. Zoo ben JU Joop, sprak do dokter weer, ter-, wyi hy even las wat ar op een groote kaar —O Ja, Jou heb k geloof lk meer gul en. Deu ben JU Joop Jurrtaan. Het ventje werd even toch verlegen bU al <H< vrlendeiyko woorden; doch toen de dokter var hem meer notitie scheen te nemen, dan van d> anderen, werd hU wat vrijmoediger. Zeg eens Joop, ga JU vroeg naar bed? Joop knikte heftig van Ja cn keek den dokte. met wyde oogen aan, maar daar lette dozc nle op en hy deed of hy met het niet at te beleefd* antwoord tevreden wae, Wil Je wel graag naar bed? Neen schudde Joop weer duidelijk en zo toen opeens: lk speel liever. En hoe Laat moet Je 1 avonds bom komen? Als mUn moeder thuis komt. Joop mocht gaan. Voor een ende* kind nam voren kwam, schreef de dokter weer late op d< Wtuqt onder Joops naam. Wie d'r volgt, klonk het na een poosje er tegen da Juffrouw zal hy nog; moot mr straks toch eens wat meer van hem vertellen Het liep al aardig naar 12 uur, toen de doktei met de klee klaar wae. 't Is me nog al meegevallen, verklaarde ht togen de zusters. Ze zyn wel gezond, maar en grondige behan- deling met water tn soep mochten de meesten toch wel heben. Je zou «wms alen, hoe het dar, een heel ander stel kinderen werd. Ik begrUr niet hoe ze nog zoo gezond blijven Als lk hel voor 1 zeggen had, dan liet lk hier een bad lokaal met twintig groote kuipen bouwen. En f kwam geen kind )n de klas, zonder eerst kopje onder geweeet te «JJn. ht v r i êVVaT# (Wordt vervolgd} ifl

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1928 | | pagina 23