m HOEKJE.
p, de Juffrouw en
de Dokter
.f r-
VOOR ONZE JEUGD
„ALS HET „KEEST" IS..
wat 'n mooie sterren,
Ie eene is zoo groot,
t heeft die een raar kleurtje,
empel, die is rood. JH
O
s Mars I" zei zus gewichtig,
ie lachte van plelzier.
len ze daar roode kaarsjes
t Kerst ls, net als hier?"
H. H. DE BRUIN-LéON.
VAN EEN EZELTJE.
KERSTVERHAALTJE.
't vervelend, dat vader en moeder er
zei Pip.
in te doen I" zei Pop.
eens uit het raam, maar er was niets
een ezelkarretje, dat langzaam voort-
kar dichterbij kwam, zagen ze, dat de
agor was en dat een hoop oude kran-
zak vodden op het karretje lagen.
Ineens bleef Langoor staan en de voerman
wist niet beter te doen dan het dier met een stok
te bewerken.
„Kijk die man dat beest ranselen I" «el Pip.
„Kom mee Ik ga er naar toe 1"
Vlug liepen ze den weg op en bleven voor de
kar staan.
„Waarom sla Je dien ezel?" vroeg Pip.
De man lachte en keek de kinderen ven» aan.
„Omdat Ik het wil wat hebben Jullie ermee
te maken
„En ik zeg, dat Je *t niet doen mag I" riep Pop,
die ook niet gauw bang was.
De man begon nog harder te lachen.
„Als Jullie niet zulke heele kleine peuters wa
ren, dan zou ik Je een pak slaag geven, om Je te
laten voelen, wat ik wèl doen mag. Maar schiet
nu maar gauw op, ik moet naar de markt en an
ders kan lk m'n koopwaar niet kwijt."
„Zul Je 'm niet meer slaan hield Pip aan en
toen de voerman zei„En als hij nu niet verder
wil riepen ze tegelijk„Dan duwen wU de
kar!"
n meteen stonden ze achter den wagen en
duwden met alle macht
spaarpotje hiervoor bewaard. Ze was van plan
een bokkenwagen met *n bok voor haar kleinkin
deren te koopen, let», waarnaar ze heel erg ver
langd hadden. En toen ze nu naar bulten keek
en zag, wat daar gebeurde, kreeg ze ineens on
gedachte, die haar deed lachen van plelzier.
Ze tikte tegen het raam en beduidde den man
binnen te komen.
Eerst dachten Pip en Pop, dat Grootmoedor
wilde, dat zy naar huls zouden gaan, maar, hot
raam opschuivend, riep ie:
«Blijven Jullie maar hmar batten fpelm 1
Zoo iets had de koopman nog nooit beleefd.
Hij was wel een ruwe man, maar dat die peuters
zóó aanpakten om Langoor een slag met den
zweep te besparen, dat vond hl) toch wel Iets. dat
de moeite waard was om er eens naar te kijken.
Vanuit het raam had Grootmoeder alles be
keken. Grootmoeder was Juist klaar met koken
ze had heerlijke flensjes als toetje gebakken en
ze hielp altijd in de keuken als vader en moodei
uit waren.
Grootmoeder was altijd heel zuinig geweest
voor zichzelf, maar ze keek niet op geld, als 't er
op aankwam de kinderen een plelzier te doen. En
zoo had Grootmoeder als Kerstgeschenk Jets
heel heerlijks voor Pip en Pop bedacht en haar
Voerman 1 kom eens hier."
En tait daarbinnen, In Grootmoeders kamer
werd afgehandeld, zal ik maar nlot vertellen,
maar wel weet ik, dat aan den Kerstboom een
plaatje hing met het opschrift
„Voor Pip en Pop I"
En onder de teekening een ezeltje voorstel
lend stond
„'k Kreeg voor Kerstmis, weet Je t al
En fijn plaatsje In Jo staL
Later mag Je, met Je beiden,
In een wagentje gaan rijden.
Kijk, jo Grootmoeder kocht eerst mQ,
Zijn jullie niet vreeseliJk blU
En de oogen van de kinderen straalden als de
lichtjes, die flikkerden aan den Kerstboom
SPROOKJE.
Lang ,hcel lang geleden, was er eens een moe
der. die een kindje had, daar ze zóóveel, zóó ont
zaglijk veel van hield, dat zij 't den heelen dag
niet uit haar armen liet gaan en geen blik van
zijn blauwe oogjes af kon wenden. Zoo gobeurde
iet eens, dat zij met het ventje op den arm on
der de dorpllnde zat, toen Juist de koning voorbij
reed ln een gouden koets met zes schimmels er
voor; en al 't volk boog zoo diep als het maar
kon. Alleen het moedertje bleef staan cn glim
lachte om het zingen van 't kind en schommelde
net heen en weer. Toen nu de koning zag, dat
mder 't vele volk, dat rondom boog en Juichte,
dechts die óéne vrouw niet op hem scheen te let-
en, zond hij er iemand heen om haar te vragon,
vaarom zij niet gebogen had. De dienaar kwam
terug met de boodschap, dat zij hem zelfs niet
reantwoord en maar altijd „mijn kindje, mijn
eindje" geroepen en 't aardige, roolijko kereltje
aan haar hart gedrukt had. Dat kwam den
koning al heel wonderlijk voor en hij stapte uit
djn koet. liep naar de vrouw en zei„Waarom
heb Je niet willen bulgen voor mij, Je koning?'
reen begon de vrouw to beven en zei: „Ach, ver
rsr.f mll. mijn kind heeft gelachen en toen heb
ik 't rollen van uw statlei. ta en den hoefslag
uwer schimmels nlot gehoord; en ln zijn «iJden
kru'iebolletje speelde de wind; daardoor heb lk
dén glans van uw kroon en het stralen uwer
«aftilden en speren niet gezien."
En £j glimlachte weer en keek naar haar kind.
Toen begonnen de lakeien te lachen, de een ach-
ter den rug van den ander, én de koning fronste
da wenkbrauwen, want hU had voor de eerste
ln «Un leven gnhnand. dat men hem over t
hoofd rjsrisn had, en hll werd toornig Jegens de
vrouw, dia haar kind aóó 1M hsd, dat ze haar
tamlr: er om vergeten kon. En terwijl hij daar
over nadacht, kreeg hij lust om haar te toonen,
dat hij als dc heer dee lands ook de heer van
haar kind waa. Daarom wendde hij zich tot het
gevolg der U)fJagers on beval hun t kind uit de
armen der vrouw te grijpen en het in de koning?
koets mee to neem en. De moeder gilde het uit cn
aloeg den Jager ln t gezicht, maar al t volk en
de lakeien verdrongen haar, totdat «U vermoeid
het schreeuwend© kind los moest laten en op
den grond eonk. Toen süj daarop weer tot zichzelf
kwam, zag artj Juist nog den laatstsn van 't ge
volg des koning* den hoek omgaan. Toen nam zij
al hare krachten bijeen, stond op en drong met
geweld door de menigte heen, die te samengeloo-
pen was cn nu stond te kijven over de vraag of
men modelijden moost hebl>en mot de vrouw of
dat zü loon naar werken gekregen had. De vrouw
liep echter als een pijl uit den boog en gilde en
smeekte, maar de koninklijke «fcoet ging sneller
dan hare voeten en spoedig wees haar nog maar
het opdwarrelende stof don weg dien men geno
men had. En toen t avond werd, «ag en hoorde
w in t geheel nlete meer.
ZU liep toen nog den gansehen nacht door.
den straatweg steeds vervolgend, totdat se met
zonsopgang op een kruisweg kwam en niet moer
wist hoe ze verder moest. Doodmoe zette zij zich
op een steen neer en begon te ween en en droog
de hare tranen met hare lange blonde haren.
Toen kwam de wind en blies haar ln 't gezicht.
Ach," zuchte «ij, „kon JU me zeggen, waar zc
mijn kind heen gebracht hebben I" Nauwelijks
had ze dit gezegd, of er daalde uit de blauwe
lucht een knaapje met golvende lokken en bloote
voeten en zei„Je hebt me geroepen, ik ben de
wind. Waar Je kind is, weet lk heel goed. want
lk heb gisteren lang naast de koningskoets ge-
loopen, Waarin Je kindje lag; maar wat geef Je
me, als ik 't Je zeg
Toen begon haar hart van vreugde te kloppen
on haar stem beefde toen ze set: „Alles, wat lk
heb, wil lk Je geven, als Je maar zegt, waar mUn
kind ls?" De wind glimlachte en keek haar spot--
tond aan, van kop tot teenen. „Wel, zou Je Je
lange haren er aan geven?" vroeg hU, „zou Je
die er aan offeren Daar zou lk mee kunnen
spelen en zo rond blazen door 't gansche land.
Ja, doe Je 't?" dan zal lk Je brengen zoover als
lk kon". „Neem ze", zol de moeder eu ze nam den
jongen man zelf 't zwaard uit den gordel en
sneed zich de haren af. En de wind pakte ze da
delijk en wierp ze In de lucht en blies, dat ze
mUlen ver uit elkaar vlogen. Sedert speelt hll
olkon zomer mot do fijne, blonde haren en Jaagt
zo voort en vangt zo weer en de menschen, die
er boos om worden, wanneer ze in 't gezicht vlie
gen en die niets van deze geschiedenis weten,
meenen, dat het witte splnnewebben zijn. De
wind begolelddo nu de vrouw drie dagen lang
naar 't westen, door wuivende velden on groen
welland en steden met torens en tinnen, totdat
ze op eenmaal een brulschen en ruLschen hoorde,
dat al nader en nader kwam en tot een donde
rend geweld aanzwol, toen zU eindelijk voor de
zee stonden. Dat fonkelde en rolde en was zoo
mooi en toch zoo ontzettend tegelijkertijd. „Nu
kan lk je niet verder brengen", zol de wind, „lk
ben al lang genoeg dezelfde richting geloopenen
de lui morren, dat het altijd oostenwind blijft.
Voor t overige ben Je vlak aan 't doel. Zie Jo,
ginds, ver zoc ln, een zwart puntje? Nu, dat ls
het eiland met het koningsslot." Toen hij dit ge
zegd had, draalde de wind zich om en vloog met
groot geruisch weg, zoo snol, dat do vrouw, toen
zU zich omkeorde, nog slechts zijn wit en blauwe
kleeren zag fladderen. Nu was zo heel bedrukt,
dat ze weer alléén verder moest en zU leunde
tegen een rots, tuurde ln zee ,en peinsde, hoe ze
die waterspiegel zou komen. Nauwelijks had
zo daar echter een poosje gestaan, of «U zag. hoe
de zee «lch begon te bewegen en uit het wit
schuim der golven een waternimfje te voorachi
cwam, met grijze oogen en schitterende schu
ben, dat 'n poosje heen en weer zwom, naar ha
opkeek en zei„Wat heb Je mooio blauwe óoge
onze zeemoeder kijkt Je al een heel poosje aan
benijdt je die heldere kijkers."
De vrouw schrikte eerst erg, maar zuchtte toi
en zei„Ach, ik zou er zoo graag mijn oog<
voor geven, als ik daarvoor zwemmen kon, zoo?
gU, en naar mijn kind ginds ln 't konlngssl
komen kon." „Wacht even, misschien kan lk
helpen", zei het nimfje en dook onder. Spoed
daarop kwam het weder boven, schudde zich h
water van de haren en zei„Lieve moeder, 'j
heb het aan onze zeemoeder gevraagd en lk nu
Je over zee brengen, als Je je mooie blauwe oog<
daarvoor afstaat; want ze kan het niet uitstaa
dat Je oogen hebt, die blauwer zijn dan de zet
Toen glimlachte de vrouw en zei„Ik sta
graag af, wanneer lk maar naar :nijn kind
en weet hoe het met hem gaat," Nu
nimfje te plassen en zong
„Kom mijn schat van een dolfijn,
t Vrouwtje wil gedragen zyn."
Nauwelijks had ze voor de derde WÊÏL
of er kwam een groot* vlsch aangezwommen
een kettinkje ln den bek; het nimfje ging er
altten, nam het kettinkje ln de hand en «tuuri
naar den oever. Toen hielp zy do vrouw, die
den mg van den dolfljn ging zitten en vllegei
snel ging het nu over de blauwe golven, die zi<j
optoomden en schuimden, langs koraal-ellandf.
en riffen. In de verte zag men t koningsslot
duidelijker en duldeUJker, met de wapperen*
vaantjes, de vele torens en spitsen en den gro
ten palmtuta er naast
Maar mot elk uur dat ze nader kwamen, noi
ook hot verlangen der vrouw naar haar verlorc
kind toe. ZU hadden al de laatste rotspoort doo:
gezwommen en waren ln den tuin aangelan!
met don gouden watertoren en de sneeuwwit'
leliën. Daar hield de dolfijn niet vor van t
breede marmeren trappen stil. Het nimfje hic
do vrouw aan land komen en eischic toen de b»,
-longen prijs voor den overtocht. De vrouw keq
nog eenmaal over de schuimende «eevlakte o
naar omhoog naar het zuivere blauw van do
hemel, en toen zochten hare oogen ln alle ver*
sters en openingen van het slot of zy nog hiuj
kindje niet zien kon. Maar de zeenimf maak
haast en zy bezon zich niet lang en gaf haj
blauwe oogstorren. En toen werd het duistev
nacht om haar heen. ZU lag lang stil, daarc
ging zU tastende van boom tot boom verder o
schoof langs een hek, totdat zy een vasten ste?
nen grond onder hare voeten voelde en met. 6
handen over een muur streek. Langzaam, lam;
zaam ging het verder. Toen trof haar een vrou
wenstem. Het was de keukenmeid van 't kasteé
die ln den tuin groenten geplukt had en nu v«
vrees en afgrijzen de vrouw met die ledige oog
holten zag voortschulven. Vol schrik liep ze wc
naar de keuken en toen kwamen ze allen, cl
melden en de knechts en de kok, en omringé
haar.
Toen echter de vrouw geen antwoord gaf ej
niet wilde vertellen wie ze was en waar ze van'
daan kwam, sleepte men haar naar den koninj
Ook deze kon niets uit haar krijgen, want z
vreesde, dat de koning nog boos op haar was ej
haar opnieuw verstooten zou, en zy zei maar hei
haaldeiyk, dat zU in het kasteel wilde biyven
werken zooveel zy maar kon.
Toen werd hy boos en beval, dat men haar l
de gevangenis zou werpen. De kerkermeostcj
kwam, deed haar kettingen om de teedere polse
sloot haar ln een gevangenis op, diep ondd
de aarde, waar zy de golven en de branding d
ze togen de dikke muren hoorde klotsen.
Maar hoe ze ook leed, toch was ze gelukkig
de gedachte, dat zy in de nabyheld van had,,
kind was, en zo bracht den ganschen dag do
met aan hem te denken. Eens echter had zy
moed de clplersvrouw. die haar dageiyks. klol^
keslag twaalf, een kruik water en een rond
bracht, naar al de bewoners ln 't slot te vragej?
en den volgenden dag opnieuw, totdat eindelij
de vrouw aan 't praten geraakte en haar van dej
koning vertelde hoe trotsch en machtig hy i
cn van de gouden zalen en clndeiyk ook van dei
kleinen prins, het kind met de gouden lokker
dat de koning van de reis meegebracht had ei I
nu als zyn zoon werd opgevoed. Maar de kleinj
wilde nog maar niet groeien, sedert hU daar wad
het kindje sukkelde en werd van dag tot do^
zwakker. (Wordt vervolgd), i
door
GILLES VAN HEER.
HOOFDSTUK EEN.
Hoddes en haar drie en dertig kleu-
oowat zes Jaar, hadden haast een uur
kaar gewerkt. Ja hoor, echt gewerkt,
tinderen die er een kleur van gekregen
et fyn ook, als Je pas op school bent,
róóte school, en Je mag een plankje
Uea werken waar sulke mooie ver-
>y verteld worden. En dan het doosje
1 niet te vergoten 1
daar waren klas en Juffrouw erg druk
it.
gaan we nog even spoortje spelen, «ei
>uw. Daar eindigde die les met het
fcnkJe gewooniyk mee. Dat ging
gleuf vnn het plankje werd het roode
it on do teerling duwde mot don vinger
'«en hot rijtje kartonnen letter» ln het
1 tik-tik ging het dan ln hot dooije
t lelden de kinderen,
echt spoortjoalle wagona ploften op
h ala do taatote wagen ln het roode
iduwd wae, ging het delueltje er op.
ver waa het nog nlot, toon er otovlg
ren aan de deur van het lokaal werd
Een meneer ln ton wltto Ju otapto
U D daar al doktert, ui da Juffrouw
verschrikt.
J me niet kw&iyk dat U op ons wacta-
JbfcjW1 wo hebben vanmorgen oen klein
ongeluk? vroeg de dokter vertaaad.
«wlilen ook een handje helpent
«nkie vriendelijk. Neon, w« rollen
orde moeten maken. Er rón een paar
gekanteld en die HJn
voetenplank terecht
De dokter keek wat ongeloovig. Hy begreep
er natuuriyk niets van.
Nu, als dat zware werk klaar la, dan hoor
lk het wel van U. Ik heb nog wel geduld. En
weg ging de man met de witte Jas.
Die spoorwagens kwamen vlug ln het mooie
station.
Hal, riepen een paar luidruchtige manne-
kes, toen de Juffrouw de groote stoel naar voren
schoof.
Hal Fyn; Jut gaat weer van Fikkie vertol
len. En er gingen Ineens veel handen de lucht ln
en meer kinderen Juichten dat ze zoo graag wil
den hooren, hoe het verdor met het zieke hondje
gegaan was.
Neen, zei do Juffrouw, Fik ligt nog ln zyn
mandje, hoor. Iiy heeft er nu wel spyt van, dat
Je zoo lang ln en groote plas gespeeld heeft. Fik
la erg ziek; als hy wat beter ls, vertel lk nog
meer van hem. Nu heb lk wat anders. Het begint
met een raadsel. Wie weet wat de dokter komt
doen?
Naar het kleine hondje kykon, «el een
meisje dat zeker nog aan Flkky zat te denken.
Zieke menschen beter makenI, riepen een
paar kindoren tegeiyk.
Ja, Juf, dat doet jo met drankjes en pilletjesI
Zoo bedoel lk het niet, Jongens. Wat zou
de dokter op school komen doen, vroeg de
Juffrouw nu wat duldeiykcr. En ze wachtte en
keek vragend de ryeq langs, maar antwoord
kwam er niet meer.
Daarom gaf ze het «elf maar, Kyk, «el ze,
elk Jaar als er nieuwe kinderen komen, zooals
Jullie nu, komt de dokter eens kyken of Jullie
wel flink genoeg bent om naar school te kunnen
gaan.
Wat ls er Fransje?
Ikke ben al flink, eeg me moeder. Ikke ga
alleen naar school.
Zoo. aoo, zet de Juffrouw, dat ls al heel
wat! Maar de dokter wil eigeniyk weten, wie
van Jullie goed kan eten en «lch «onder hullen
laat wssschen. Want wie dét allemaal kan, die
ls pas flink genoeg om den heelen dag bU ons op
school te «yn.
De Juffrouw a|und« gezichtje,, dit da kin
deren het naar halt Ingrepen. JSn daarom ver
teld» MC tsaar gauw «ga varbaaJU* van wo
meisje, dat 's morgens nooit haar boterham
heelemaal op at
Het kind ging er erg bleek uitzien en op de
speelplaats deed het nooit met de anderen mee.
Dan stond het ln een hoekje maar wat toe to
zien.
En het was ook eens gebeurd, dat dit meisje
onder de les zoo maar ln slaap gev&Usn was.
De Juffrouw vertelde nog meer verdrietige dingen
van ho kind Het moest zelfs een poosje thuis
biyven en toen het weer een echte flinke mold
goworden was, mooht ze weer terug komen.
Zullen we nu maar oons gaan vragen, wat
de doktor van ons zegt?
Wie misschien een ixrctje ongeloovig heeft
moeten lachen om dlo Juffrouw on die drie en
dertig kinderen en dat vcrhoAltJe.nu, die
moet eerst nog maar wat anders weten.
De school van Juffrouw Hoddes stond ln arme
volksbuurt van Amsterdam. In de lange, onge
zellige straten met hooge huizen was den heelen
dag veel lawaai van kooplieden mot karren spe
lende kinderen on menschon die schreeuwend
met elkaar spraken. Not of ze ruzie hadden.
Altyd zag Je kinderen op straat, ook wanneer
het allang klndoren-bedtyd was.
Het ls wol een beetje te begrijpen dat dlo kin
deren liever op straat waren, dan ln de be
nauwde kamertjes van de huizon. Op do trap spe
len mocht gewooniyk ook niet. Verbeeld Jo wat
een loven dat zou worden, als do kinderen van zes
gezinnen dlo aan dezolfdo trap wonen, daar eens
hun spelletjes van krUgertJe en verstoppertje
gingen spelen 1
Wat zou er gauw een ongemakkeiyke buur
vrouw een eind aan de pret maken. En dtkwyis
was er ln een van de kamers aan do trap een
zieke, die al last genoeg had van het onophou-
trede o**1**16**
Of dan de moeders baar kindoren niet op tyd
naar bovon riepen?
Natuuriyk I Maar ook bleven er op straat tot
moeder van haar werk thuis kwam. Dat waren
wol de armiten en het meeat te bokingen; ge
lukkig maar, dat ze sell niet beter wisten of alles
hoorde zooals het nu eenmaal ging,
Sb natuuriyk mankeert* «r gok wal een» let*
aan do kleeren. Juffrouw Hoddes, die al lange
Jaren ln dlo buurt werkte, schudde wel eens hot
hoofd als haar troepje de school binnen kwam.
In stilte, zoo voor of na schooltyd hielp ze vaak
een wildebras met da verzorging van een ge
scheurde bloes.
En het gebomde ook wel dat een dreumes
hullend bU do kraan stond met zeep en een
handdoek, omdat moeder.... Iets vergeten had.
Maar er was nog Iets, waar de Juffrouw als zo
mot haar kinderen zoo gezellig bezig was, vaak
haar hoofd om sohudden moest.
Dat was, als er «loh een kopje tegen haar
aanvieide en sachtjee aal, dat het aoo'n honger
had.
Dan wist ae byna zeker hoe het thuis gesteld
was en don wist zo óók, dat dit kind misschien
niet flink genoog zou kunnen blijven om met de
andero kameraadjes tn school geiyk te biyven.
Dc vertel nu maar niet, hoe dlo Juffrouw ook
lóó'n kind, aoo'n kleine hongeriyder, hielp.
Dat zou ie geloof lk voor niemand willen we
ten. dl* lieve Juffrouw, dl* haar buurt aoo good
Ziezoo, nu weet ledereen waarom de otider-
wyzore* zoo voorzichtig en met een verhaaltje
vertelde, wat de dokter kwam doen.
Veronderstel ook eens, dat er kinderen gaan
huilen. Dat zou me ook wat voor dien dokter
«yn. Neen hoor, daar Borgde de juffrouw wal
voor.
Met oen biy gezicht ging de klas naar het lo
kaal waar do dokter en een paar zusters al ston
den te waohten.
- Ik ben al weer eene aan uw deur geweest,
zol de vrlendeiyko dokter, maar uw kindoren za
ten soo heeriyk te luisteren, dat lk maar weer
terug gegaan ben.
Och, rol dl Juffrouw, dl, wn beet), kliurdi.
ali Ik eenmaal aan 't vertellen ben, ii het net
of de kinderen me vaethouden tot bet verhaaltje
uit la
Terwjjl de dokter UJn tnetrumenten «treed
legde, deden de roiten haar werk aan de klee
ren der kinderen. Spoedig wae de dokter ver
diept ln illn ondoraoek en ichreef aoo nu en dan
wat op een taart of lafonnewde hoe (Ut of dat
klad la de Um wm.
Allo» ging heel vlot en heel prettig zyn gang
Ook de dokter probeerde een spelletje by zyt
werk te verzinnen, omdat er altyd kinderen wa
ren, die wat angstig' of erg verlegen naar hen
toekwamen.
En wie ben JU, kleine vrind?
Joop dokter, zei het Jongetje, parmantig.
Zoo ben JU Joop, sprak do dokter weer, ter-,
wyi hy even las wat ar op een groote kaar
—O Ja, Jou heb k geloof lk meer gul en. Deu
ben JU Joop Jurrtaan.
Het ventje werd even toch verlegen bU al <H<
vrlendeiyko woorden; doch toen de dokter var
hem meer notitie scheen te nemen, dan van d>
anderen, werd hU wat vrijmoediger.
Zeg eens Joop, ga JU vroeg naar bed?
Joop knikte heftig van Ja cn keek den dokte.
met wyde oogen aan, maar daar lette dozc nle
op en hy deed of hy met het niet at te beleefd*
antwoord tevreden wae,
Wil Je wel graag naar bed?
Neen schudde Joop weer duidelijk en zo
toen opeens: lk speel liever.
En hoe Laat moet Je 1 avonds bom
komen?
Als mUn moeder thuis komt.
Joop mocht gaan. Voor een ende* kind nam
voren kwam, schreef de dokter weer late op d<
Wtuqt onder Joops naam.
Wie d'r volgt, klonk het na een poosje er
tegen da Juffrouw zal hy nog; moot mr
straks toch eens wat meer van hem vertellen
Het liep al aardig naar 12 uur, toen de doktei
met de klee klaar wae.
't Is me nog al meegevallen, verklaarde ht
togen de zusters.
Ze zyn wel gezond, maar en grondige behan-
deling met water tn soep mochten de meesten
toch wel heben. Je zou «wms alen, hoe het dar,
een heel ander stel kinderen werd. Ik begrUr
niet hoe ze nog zoo gezond blijven Als lk hel
voor 1 zeggen had, dan liet lk hier een bad
lokaal met twintig groote kuipen bouwen. En f
kwam geen kind )n de klas, zonder eerst kopje
onder geweeet te «JJn.
ht v r
i êVVaT#
(Wordt vervolgd}
ifl