WAAR DE KERSTMAN VANDAAN KOMT Bim-Bam. stelde zijn oom wua haar voor. Er kwam «en xnilden trok op hot geestige gezicht, co bloosde, haar oogon werden grooter, cachtor, or kwam iet» van nederig heid in. Ze wa» betooverend zoo. Ze keek vol bewon dering naar Lord Wonderstoke en hij kreeg een aan vechting om haar op den rug te kloppen en te zeg gen: Wel, wel, kleine meid!" Hij was er verlegen over, maar allerminst ontstemd. Zij maakte een allergra- cieuste réverence en haar oogen twinkelden bijna onmerkbaar. Maar ze zei niet»; woorden zouden het bedorven hebben: de huldiging was fijn, spontaan en kinderlijk, Lord Wenderstoke moest zichzelf beken nen dat hij zloh gevleid voelde. Er waren veel menschen in den salon van Mrs Pierpont, die met belangstelling keken naar den kaarsrechten, ouden heer met de gezonde gelaats kleur, de heldere blauwe oogen en het grijze haar. Lord Wonderstoke trok zich ongemerkt voor deze publieke belangstelling terug en bevond zich weldra in een gesellige zijkamer mot do aardige, kleine vrouw des huizes, een dame in een grijze japon, die sprak met een licht Amerikaansch accent, en met een paar fijne donkere wenkbrauwen boven bruine oogen1, die leken op die van Aurelia, Voor hij het zelf eigenlijk wist had hij Mrs. Pier pont en Aurelia als geïnviteerd om de Kerstdagen bij hem op Hockham te komen doorbrengen. Geen groote partij, zei hij veel menschèn zou den alles bederven, denkt U ook niet? Wij zullen een ouderwetsch Kerstfeest hebben, met Kerstliederen, Kerstblok en wat er verder bij hoort. Ik wil U on Miss Pierpont eens laten zien hoe men in Engeland Kerstfeest viert. Zomers moet U eens bij ons komen om de rozen te zien. Behalve U beiden komt er nie mand anders dan een oud vriend van mij, met zijn kleine meisje. Ik kreeg juist vanmorgen bericht van hom. Hij kan niet gemakkelijk weg. Wij zullen echt onder on3 zijn, en er een ouderwetsch9 Kerstfeest van maken. Mevrouw Pierpont moest eerst Aurelia raadplegsn met het oog op andere afspraken van haar dochter, verklaarde zij. Maar Aurelia, die er juist bij kwam, gaf onmiddellijk al haar andere afspraken op. Zij had van Hookham gelezen en wilde het graag zien, vooral op Kerstmi». Ze was moe van Londen en wilde dolgraag een» een ouderwetsche Kerstvie ring meemaken op een groot Engelsch buiten. ZJJ hoopte dat het een witte Kerstmis zou zijn. Hookham zou zijn best doen, besloot de oude edel man. Het huis was vol intieme hoekjes, als het ware geschapen voor een minnend paar en er zou overal mistletoe zijn. Wililam zou zeker zijn kans niet laten voorbij gaan. Hij zou het meisje weten te winnen. De ouderen, hij zelf en John Grace en Mrs. Pierpont met het kleine meisje, ze zou een jaar of vijftien zijn, dacht hij, zou den goed gezelschap voor elkaar zijn en ze zouden de twee die voor elkaar bestemd schenen aan zich zelf overlaten. Er zouden feestelijkheden zijn, een paar dansavonden. Hij wreef zich in de handen, bij' de gedachte aan William's aanstaand huwelijk, alsof dit reeds een voldongen feit was. In zijn vreugde had hij heelemaal vergeten aan William te vertellen, dat diens oude leermeester met zijn dochtertje ook de Kerstdagen op Hookham zouden doorbrengen. En zoo kwam dat de Graces al in huis waren, voordat William wist, dat ze komen zouden. Hij had een auto tocht gemaakt met Aurelia en haar moeder en toen de auto stopte voor den hoofdingang van Hookham, zag hij opeens op de stoep Lucy Grace staan, tus- schen Lord Wenderstoke en haar vader, even lief en bewonderend en schuldeloos kijkend als altijd Dat zijn blik op Lucy viel, kwam door Miss Pier- vpont. Met eën zachte, verrukte stem zei ze: Kijk eens, net een rozenknop! De vergelijking met een rozenknop was inderdaad toepasselijk, vanwege Lucy's zachte rose teint. Ver der had ze dik, bruin, krullend haar; haar wangen waren rond en kinderlijk, en de wimpers boven haar helderblauwe oogen vol en lang, wat ten zeldzame bekoring gaf aan het gezichtje. William Budenell had geblooed al» een koetechool- meisje. En daarna was er een uitdrukking van ont steltenis op zijn gezicht gekomen. De manier, waar op hij Lucy Grace een hand gaf, was een zonderling mengsel van warmte en kilheid. Het was aan Miss Pierpont niet te zien of ze iets van zijn agitatie gemerkt had. Ze was vervuld van de heerlijkheden van het prachtige winterlandschap, waar ze doorgereden was en sprak er enthousiast met haar gastheer over. Een paar dagen later na hun aankomst sloeg hot weer om. De dooi viel in, de wind was Zuid en de lucht bewolkt. Aurelia ging op jacht op een van Lord Wenderstoke's paarden met den ouden edelman als haar mentor. Om een onbegrijpelijke reden wilde Williarri Budonell niet mee, hij bleef liever thuis om de u-ndere gasten gezelschap te houden. Het was zoo rustig en vredig op het landgoed in eze dagen, alsof Londen wel duizend mijl ver was. 's Avond» werd er muziek gemaakt of kaart gespeel 1. Aurelia had oude Eögelsche liederen meegebracht waar Lord Wenderstoke zooveel van hield en ze zong de eenvoudige Kerstzangen met een zachte, ontroerde stem. Als het geen weer was voor de jacht gingen ze vaak paardrijden.. Ze deden inkoopen in de knusse winkels van aardige dorpen in de omgeving; Miss Pierpont kocht antieke en typische dingen, was er blij mee als een kind en toch direct bereid ze ca deau te doen aan ieder die ze mooi vond. Toch waren, tot Lord Wenderstoke's groote be vreemding enkele punten van het programma niet verloopen zooals hij zich had voorgesteld. Het be langrijkste was wel dat William's beschroomdheid een ernstig feit was geworden. Hij trok zich steeds in allerlei hoekjes terug, met dat kind, met Lucy Grace en liet het aan zijn oom over om de rijke, mooie erfgename gezelschap te houden. Tusschen Mrs. Pierpont en de predikant, John Grace, had zich inmiddels een rustige vriendschap ontwikkeld. Een tweede, niet minder teleurstellend feit was, dat de regen aanhield en de kan» op een witte Kerstfeest steeds geringer werd. En het kleine gezelschap toon de zich erf lafhartig tegenover het weer. Den eenen dag na den anderen bleven ze allemaal thuis, behal ve Lord Wenderstoke en het Amerikaansche meisje van top tot teen in waterproof gehuld, wat haar wonderlijk goed kleedde. Ik ben toch zoo teleurgesteld, zei ze tegen Lord Wenderstoke op een van de expedities. Het was merkwaardig hoe snel er een warme intimiteit ge groeid was tusschen den ouderen man en het jonge meisje. Ik heb nog nooit een Engelsche nachtegaal gehoord, wij gaan in het voorjaar terug naar Ame rika. Misschien hoor ik hem nu nooit U zegt dat er in Mlei hier veel in het kreupelhout zitten? Hoe fluiten ze? Waar lijkt het op? Hij deed geen moeite het haar te vertellen. Plot seling vloog een roodborstje boven hun hoofden met zilver-zoet gefluit. Dit is onze winterzanger, zei hij, Ui moet U er tevreden mee stellen tot U terugkomt. U moet be slist omstreeks Mei weer op Hlookham komen. Ziet U1 hem daar, bij de Mistletoe? Mistletoe groeit op on ze eiken. Ik zal wat afplukken. Morgen beginnen wij te versieren. Hij zuchtte een beetje. De logeerpartij' was in meer dan een opzicht teleurstellend geweest William scheen bezeten door een onbegrijpelijke stompzin nigheid. Hij hield zich op een afstand van de Ame rikaansche „beauty" en zocht voortdurend het ge zelschap van het dominees-dochtertje, alsof hem niet een kans geboden werd die misschien nooit zou te rugkomen De kwajongen verdiende waarachtig het meisje te verliezen. Lord Wenderstoke kookte van ergernis. Hij verloor er net zoo goed bij al» William, W&» hij niet de laatste tien dagen voortdurend in h&ar gezelschap geweest en had hij. niet den rijkdom van haar geest en geznoed leeren kennen? Ze was zoo onbedorven zoo frisch als een viool tje en tegelijk zoo buitengewoon onderhoudend en geestig. En dan haar vereering voor hem, dot was al genoeg om een oud hart te verwarmen. Die koude visch van een William, die ezel, dat kalf. Verdraaid, waarom nam die vent geen notitie van dit pracht- meisje en probeerde hij niet zulk een meesteres voor Hookham te winnen? William scheen het wel opge geven i« hebben en het naderende Kerstfeest beloofde weinig aan zijn verwachtingen te beantwoorden. Ik zou het prettig vinden terug te komen, zei Aurelia Pierpont, met iets van kinderlijk verlangen in haar stem, maar,wlj moeten naar huis, naar vaderMisschien kunnen wij hem overhalen om in het voorjaar over te komen. Het is vreeselijk jammer, dat wij weg moeten, het is verrukkelijk geweest. Wat oen heerlijk huis en wat een schitterend land- goedl Ik vind het verschrikkelijk om van dot alias te moeten afscheid nemen,'En hot roodborstje is zoo liefen de mistletoe. Als ik weg ben, zal ik er ge woonweg ven droomen! Er blonken trainen in haar stem. Zij had vertrou welijk een hand door Lord Wenderstoke's arm ge stoken. Die verduivelde William! dacht hij woedend. Dit geestvolle, bijzondere meisje, zou zoo hun door de vingers glippen, want er was een heirleger van jon gemannen, die hun uiterste best zouden doen om dit lot uit de loterij te winnen, alleen door de ezelachtig heid van William! Geen wonder dat ze hem uitlachte! Lieve kind, zei hij, en zijn 9tem trilde. Het is mijn lief9te wensch, je hier als meesteres op Hook ham te zien. Het is een groot buiten met ruimte ge noeg in huis voor Jou. Zou je erover denken willen? Je zoudt kunnen doen wat je wilde, en ik zou je die naar zijn. Er viel een doodsche stilte, die het roodborstje mot zijn gefluit verbrak. Een takje.mistletoe had lostge- laten en viel op haar 'haar, voor het op den grond viel. Ze raapte het op, om het op haar mantel te steken en haar wang streek zachtjes langs haar mouw. Mijn neef William, ging hij voort de duivel hale hem vergeef me lieve meid, moest zijn eigen zaak bepleiten. Hoor je het roodborstje? Het doet me plzier dat het zingt en niet de nachtegaal.Ik hoop dat je die zult hooren zingen als meesteres van Hookham. Laat mij; voor mijn neef pleiten. Hij merkte niet op, dat ze schrok en zich een weinig terugtrok. Het is een lief, mooi, oud huis, ver volgde hij, vol van roemrijke en gelukkige herin neringen. Hij is een beste jongen, hoor, ondanks zijn fatterigheid. Is dat een takje van Mistletoe? Dat is een goed teeken voor een minnaar. Terwijl hij dit zei, werd hij zich van een vreemd, onverwacht gevoel, bij zichzelf beWust. Och, zei ze, bijna fluisterend - ik dacht, dat u voor uzelf sprak. Ik?, vroeg hij verward, maar beste kind! Hoe kun je veronderstellen dat ik een dergelijke preten tie zou durven hebben? Een oud man zooals ik en jij, een en al jeugd en schoonheid! U bent niet oud, zei ze met tranen in haar stem. Wat beteekent twee en vlijftig? Ik ken niemand zooals U en er zijn honderden meisjes zooals ik. Maarwat zeg ik? Ik schaam me zoo! Ze verborg haar gezicht in de handen. Wist ze eigenlijk wel goed, wat ze gezegd had? Zijn polsen klopten. Was hij op het punt geweest William te verraden? Hij draaide zich haastig om. Hij wenschte wel dat hij er zich nooit mee bemoeid had! Die ver duivelde William! Hij was in geen enkel opzicht goed genoeg voor dit wonderbaarlijke wezen. Zij was eenvoudig aanbiddelijk! Als hij maar twintig jaar jonger was geweestWilliam had dan maar vcor zichzelf moeten uitkijken....... Mijn neef tal voor zichzelf spreken..— Dat doet hij alHeeft V het niet gemerkt! en dat schattige dochtertje van den dominee zija verliefd op elkaar. 0, Lord Wenderstoke!. Schreide ze? Misschien lachte zemaar Wenderstoke dacht in elk geval dat het schreien en hij sloeg zijn arm om haar heen. i Mijn lief kind! O, ik dacht, dat U het vroeg voor Uzelf, zu<( zij en ik aanbid eenvoudig het landgoed hierj bentde eenige manik heb een afschuw jongensU hebt geen idee hoeveel jongens ik' bedankt heb. Zullen wij ons best doen voor1 Budenell en de kleine Lucy? De rest ging verloren in Lord, Wenderstoke's men. Hij had plotseling ontdektdat iets in her misschien was het zijn hart, ten slntte niet o\ was geworden. En haar armen waren om zijn 1 O, die verlegen, zedige gratie waarmede zij zich Wat beteekenden jaren, als het bloed gloeide en g zooals hot zijne nu. Zo lichtte haar hoofd op en zei; Ik wilde a met een held trouwen. Maar misschien zou ik nooit toegekomen zijn als Ilookham er niet wm Kerstmis ende Mistletoe. Zij hield het takje verlegen in haar hand, met n geslagen oogenMiaar de mistletoe waB niet dig! De Kerstklokjes luiden al over het land. In menigeen's huis staat een Kerstboom en bra De slingers en ballen in kleurige rij, net dansende vonkjes, wat glanzen ee-MlJÏ De Kerstklokjes luiden en spelen een lied. En wie daarnaar luistert, vergeet zijn verdriet., Ja, mee móét je zingen! Je wilt ook wel graag,1 ter eer' van het feest, dat we vieren vandaag! De Kerstklokjes luiden langs dorp en langs sta 't Alleenstaande huis aan het eenzame pad heeft, net als het stadshuis, zijn vensters verlic! en kijkt in het rond met een glunder gezicht! De Kerstklokjes luiden en spreken van vreê, die deelt zich aan menschen en kinderen mee. Nu smullen we straks van een krans van bank Als 't kaarslicht gedoofd is, dan gaan wij naar Heel ver van hier, waar de bergen Vol geurige Kerstboomen staan, In het land van de reuzen en dwergen, Daar komt ook de Kerstman vandaan. DAAR komt ook de Kerstman vandaan! Ver weg uit het land van sneeuw en ijs en ber gen, die vol geurige Kerstboomen staan. Wanneer Koning Winter ontwaakt, en zijn sneeuw witte deken over de aarde uitspreidt, dan wordt het ook tijd. voor den Kerstman, om op te staan. Dan verschijnt hij opnieuw in ons midden om licht te brengen in deze don kere dagen en ons de blijde mare van het Kerstfeest te verkondigen, Vrede te zaaien in de harten der menschen, wien op dezen dag der Heiligen elke gedachte aan vijandschap vreemd moet zijn: Vrede op Aarde en in den menschen een welbe hagen. Zijn komst zij niet tevergeefs! Zachtjes, heel zachtjes, komen de kaboutertjes uit het bosch om over de bevroren sneeuwvlakte de wo ning van den Kerstman op te zoeken. Het is weer tijd! December is in het land en zij moeten er voor zorgen, dat Vader Kerstmis zich niet verslaapt, en dat hij op tijd is, wanneer hij straks zijn grooten tocht naar' de menschen weer gaat ondernemen. Reeds meer dan. duizend jaren, ja 'het is al zóó lang geleden, dat zij zich den eersten keer niet eens meer kunnen her inneren, vervullen zij dezen plicht. Voorop ldopt de koning, zijn staf met gouden knop in de hand. Het is vinnig koud en in hun lange baarden hangen zelfs ijskegels. iMaar dat merken ze niet eens. Eerst den Kerstman uit zijn slaap wakker maken en dan pas kunnen ze weer naar hunne verblijfplaatsen terugkee- ren, waar ze bij een lekker knapperend vuurtje van dennenappels hun verkleumde ledematen weer wat .zullen verwarmen. Ze naderen hun doel. Nog enkele tientallen meters en ze staan voor de deur van de woning, waarbinnen de Kerstman op zijn legersteê van zacht mos en spar- •retakken over prachtig verlichte kerstboomen, behan gen met geschenken, en blijde gezichten, ligt te droo men. Drie harde' slagen geeft de kabouter-koning op de deur. Wreed verbreekt het geluid de plechtige stilte, die hier over de aarde ligt uitgespreid. „Ik hoor niets!" Nogmaals legt de koning zijn oor tegen de deur en wanneer daarbinnen geen enkel geluid de aanwezigheid van een levend wezen ver raadt, klinken opnieuw drie harde slagen. „Ontwaak, oude makkerl" roept nu de kabouter koning met zijn diepe stem, „je zomersche rust is weer uit!" „Vader Kerstmis wordt, geloof ik, een beetje doof', roept er een uit het gevolg, „en wij zullen aanstonds de deur nog moeten openbreken". Maar het was niet noo'dlg. Vader Kerstmis kwam al op de deur toegeloopen om er de zware grendels voor vandaan te schuiven. Over zijn anders zoo vrien delijk gezicht zweefde nog een donker wolkje, toen hij zijn oude grijze hoofd om het hoekje stak en een brommend geluid deed hooren. Doch lang zou het niet duren. Reeds hadden de kaboutertjes houtblok ken en dennenappels aangedragen, waarmee ze wel dra een helder vuurtje hadden aangelegd en de Kerst man zijn koude handen kon warmen. Allengs klaarde zijn door duizenden fijne rimpeltjes doorploegd, gelaat weer op. (Het werd nu een en al bedrijvigheid. De Kerstman zijn roode pij, met wit bont afgezet, werd voor den dag gehaald en nagezien of de mot er soms niet aan gezeten had. De zware laarzen stonden reeds bij het vuur. De koning stond bij Vader Kerstmi» een beetje te 5i* tel L in i babbelen over het weer en over de aanstaande inmiddels zijn bevelen aan de overige kaboutei gevende. Dei Kerstman streeks eens met zijn h door zijn vollen witten baard en zuchtte. Hij :ca wel een beetje tegen op, zooals dat bijna elk jaar geval was. Doch wanneer hij dan rondkeek en. al geschenken zag, waarmee de wand vol behangen én waarmee hij weer zoovele kinderen blij zou ma! dan was eensklaps zijn goede humeur weer gekeerd en begon hij mee te helpen den boel te maken. Als het zoover gekomen was, gaf de kabouter-koi zijn helpers een teeken en dezen liepen dan snel den stal om het rendier en de slede voor den da halen. Kai zoo heette het rendier stond i trappelen van ongeduld en verheugde zich in voorgenomen tocht. Met sneltreinvaart zou hij meester weer over de uitgestrekte sneeuwvlakte v( trekken, zoover als dat 'maar mogelijk was. Want ze zoo Zuidelijk gekomen waren, dat er geen sne genoeg meer lag, dan moest de Kerstman de rei voet afleggen in zijn stevige laarzen, die hem he en ver zouden heendragen. Dan bleef Kai zool wachten tot zijn meester den terugtocht naar het ge Noorden weer aanving. Toen de kabouters de staldeuren dus hadden o gegooid, kwam hij snel naar buiten. Éven steek zijn ruigen kop, waarop een schitterend gewei pi om den hoek van de deur, als om zijn meester t< duiden, dat hij klaar is om te gaan. De slee wordt nu ook te voorschijn gehaald, w In de Kerstman zijn jaarlijksche reis naar de i schenwereld maakt. Vroolijk rinkelden de zilv bellen in de heldere winterlucht en de roode pl op het tuig wappert lustig heen en weer. Vader Kerstmis heeft inmiddels zijn pij en zware laarzen aangetrokken. De geschenken wo opgeladen. Een zak vol met lekkernijen, als K kransen van banket en Kerstklokken van chocol verder allemaal speelgoed, wordt alvast in de gezet. Nog een Kerstboom met blinkende ster ei venop, een zacht woord tegen zijn trouw rendie dan stijgt ook de Kerstman in. De kabouter-ko met zijn gevolg wenschen hem een goede reis enF gaat het geleid dor de glanzende ster, die hem weg zal wijzen, het luide bimbammen der Kerstl ken tegemoet.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1928 | | pagina 12