Alititti Niciws-
AirattMii- Laiiiïtlil
Uitgevers: N.V. v.h. TRAPMAN Co., Schagen.
Brabantsche brieven.
DE RAADSELACHTIGE
MAN.
VOOR DEN KANTONRECHTER
TE ALKMAAR.
Maandag 24 December 1928
SCHAGER
71ste Jaargang No. 8380.
COURANT.
Dit blad verschijnt viermaal per week: Dinsdag, Wuensdug, Donder
dag en Zuterdag. Dij inzending tot 's morgens 8 uur, worden Adver-
tenliün nog zooveel mogelijk in het eerstuitkoinend nummer geplaatst.
POSTREKENING No. 23330. INT. TELEF. No. 20.
Prijs per 3 muundon ƒ1.05. Losse nummers 0 cent. ADVERTEN-
'1'lëN van 1 tot 5 regels f 1.10, iedere regel meer 20 cent (bewijsno.
inbegrepen). Grooloro letters worden naar plaatsruimte berekend
DIT NUMMER BESTAAT UIT DRIE BLADEN.
UI venhout, 18 December 1928.
Menier,
Donkere dagen, amico
pikdonkere dagen veur
KerBsemus. Hier op d'n
weg steken ze veur vieren
de laantèèrns al aan, dus
dan wit 'm wel houdenl
't Zal bij jullie nie veul
later zijn denk 'k. Maar
daar blijf et ier nie bij, bij
d i e donkerte, kamme-
raad.
Onderlest schreef ik
oew ommers, hoe ze hier
aan 't stelen en rooven,
ja, aan 't moorden zijn
zelfs, mee die dagen die
eigenlijk vierentwintig urige nachten zijnl
De kraanten schreven d'r nouw ok van. Die
schreven onder aanideren, as dat er in 't Noordoosten
van ons pervinsie 'n kepleete dievenbende aan den
gank is. Da's zoowa schuin-hoven d'n Bosch.
Miaar 't dugt er in 't Zu id-Qosten evenmin, amico.
Want wa daar aan 't licht gekomen is, do's hee-
lemaa.1 gotgeklaagd.
In Endhovenl
Daar schijnt et zakenbloed van Nederland te zit
ten. amico. Daar wor zoo veul geld verdiend, dat de
schandaaltjes nie van de lócht af zijn
Amerika in 't klein.
Ge wit: daar zit de Fielps, Kareleen, en die stad
brei z'n eigen uit da ge'r akelig van wordt. Daar
regeert op d'n oogenblik den riks.
En allevel dat daar in de Fielps-stad 't licht moes
overheerschen, is et er zoo donker as de wiedeweer-
gaai.
De kerupsie is daar niet van de locht. De gemeen
te had 'n paar boerderijen noodig om d'r eigen
weer verders uit te kunnen breiën. D'n eene boer
wilde z'n gedoeike verkoopen veur dartigduuzend
gulden, Eb de gemeente ee ze „gekregen" veur
tachetig en honderdvijfendertigduuzend gulden. Er
zijn die hondenvèftien duuzend guldens, aan de vin
gers blijven plakken van 'nen wethouwer, raads-
lejen, ambtenaars, kortom van zukke lui die deur
de kiezers zijn gekozen om de belangen van de ge
meente zoo goed meugelijk te dienen.
Ik zou wel 's willen weten wat er allemaal veur
aanbevelingen emmen gedrukt gestaan in d'n ver
kiezingstijd, van die graaivirff ers. D'r zat ok weer
'nen avvekaat tusschen, maar da's nogal wliedes. As
er teugeswoorlg duistere geld zaakjes worren ont
dekt, dan zit er altij zo'nen rechtsgeleerden grappen
maker tusschen. Ge mot anders veur 'nen rechts
geleerde, zoomaar 'n aardig idee van recht emmen
om oew vak zoo uit te oefenen!
Net eender as da 'k m'n zeuns, naar de landbouw
school doei, da's ok zoo de mode geworren en
da ze daar in de puntjes leeren hoe da ge 'nen sa-
vooje kool mot kweeken en da ze mee 'n dieploma
thuiskomen en ginnen savoojen kool kunnen onder-
scheijen van 'n bos peeën.
Maar allee, politiek en rechtsgeleerdheid da zijn
dingen, daar motte maar liever nie mee oew. gezond
i verstand over peizen, want dan zoude aan oew
eigen gaan twijfelen!
I Maar ons goeie en schoone pervinsie, waar 'k zoo
erg op gesteld ben en zoo veul van houw en dus
gère mee trots en fier over spreek en schrijf, dat
die in zo'n kwaai licht gezet wordt deur zukke roo-
vers en inbrekers en deur zukke gauwdieven, dat.
kan ik nie verkroppen, amico.
As de gemeente mijn gedoeike nog 's noodig mocht
emmen, dan zou 'k perbeeren om er zooveul centen
van te maken as 'k maar kon, maar as er dan van
die galipapers kwampen om de prijs te verdubbelen
en hullie mee te laten deelen, dan laggen ze in tijd
van 'n oogenblikske op d'n miesthoop, waar ze
thuishooren. 't Bloed krupt wiaar 't niet gaan kan
wa gij?
Maar da zijn ier dan de donkere dagen veur Kers-
semus, amico. Hedde 'r van trug? Kun de 'm wis
selen?
In d'n Bels is 't veur mekaar. Zemmen daar Dok
ter Borms, die al tien jaar in de doos zit, gekozen
veur de Kamer.
En de „Vlomsche Gazette" schreef nouw van z'n
eigen volk: het Arrondissement Antwerpen tolt
37.000 Belgen, 72.000 moffen en 45.000 lafaards" Maar
ondertusschen zijn 't allemaal Belgen! As 'n ander
't gezeet had, hadden ze 'm d'n oorlog verklaard!
Maar 't is wel kasjeweel, amico, dat Aintwerpen, da
nouw zo'n bietje in kladboekske staat as verrajer, in
1930' de tentoonstelling mot houwen van d'ren op
staand teugen Nederlaand! 't Is bijna nèt zoo kasje
weel as het feit da-d-onzo regeering meedoet aan die
tentoonstelling!
Antwerpen viert feest strakskea omdat ae van ons
los zijn gevochten, maar ze zouwen op 't zelfde me-
mént nog liever Nederlaander zijn as Belg! Nouw gij
weer!
Wa mijn betreft: ze zuuken 't daar maar onder
mekaren uit. Webhen óénen keer de Belsen hier
g'ad, mee d'n oorlog, en in mijn huis nooit meer 'nen
Belsen bangpoepert
Wemmen 't hemd van ons gat gegeven en as ze
goed dierven, dan nammen ze ons Limburg en Zee
land af. Och ja, as ge nouw eenmaal d'n naam hét
van goedgeefs te zijn1
En Italië wil maar oorlog. As d'n Moes meer cen
ten h'ad, hè 'k gelezen, verklaarde-nie d'n oorlog aan
Frankrijk. Da schijnen net zukke vriendelijke buren
te zijn as wij en Belgie.
FEUILLETON
Naar hat Engelsch van EDGAR WALLACE.
45.
Het meisje klampte zich aan Amery vast
„Laat mij niet gaan, laat mij niet gaan!" smeekte zij,
half krankzinnig van schrik.
,Ssst!" Zijn stem klonk zacht en oneindig teeder. „Ik
houd te veel van u om u kwaad te laten geschieden.
Zult ge dat bedenken? De „raadselachtige man" heeft
u liever dan Iets in het leven."
Hij liet zijn hoofd tot aan het bleeke, naar hem opge
heven gelaat zinken, en hun lippen ontmoetten elkander
en In dat oogenblik van de hoogste zaligheid vergat zij
hun afschrikwekkende omgeving, vergat zij het gevaar
waarin zü verkeerden, en was zich alleen bewust, van
een vurige verrukking, die haar als met een gordijn van
vlammen omhulde. De volgende seconde had de eerste
man den arm om haar heengeslagen en droeg haar let
terlijk naar het einde van de loods.
„Houd je stil!" siste hij. „Bij den eersten kreet, sla
ik je hersens in!"
Onbeweeglijk als die van een slang, hield Amery zijn
oogen op den man gevestigd, en hoewel hij de sterkste
was, sidderde de man onder dien blik.
Elsa wrong zich, teneinde aan den arm die haar om
vat hield te ontsnappen. Zij opende den mond tot gillen,
toen een groote hand dezen sloot.
„Help mij eens een handje met haar!" relde haar be
lager, en Dame sprong over het gat, toen een over
spannen natuur haar rechten liet gelden en Elsa als een
levenlooze gedaante in de armen van" haar kwelgeest
lag.
„Zij is flauw gevallen. God zij gedankt!" dacht Amery,
het meisje met hunkerende oogen nastarende, tot de
deur achter haar gesloten werd, zoodat hij alleen bleef
met deng^pe, dien hfj voor zijn scherprechter hield.
HOOFDSTUK XLVH.
IN HET HUIS DES DOODS.
„En nu baasje" Dame werd bijna grappig - „heb
je niet zoo héél lang meer te leven, en dien tijd zullen
we niet zoo beroerd voor je maken!"
Zenuwachtig, Overspannen
en Slapeloos
Mijnhardt's Zenuwtabletten
zullen Uw zenuwen kalmeeren en sterken en
Uw slapeloosheid verdrijven,
Buisje 75 ct. Bij Apoth. en Drogisten.
Gebrek aan eetlust
slechte spijsvertering.
schele hoofdpijn,
jfrikkelbaarhtld. ver.
stopping, maagpijn tn
hartwater. genezen
spoedig nn gebruik
van Poster'» Maag-
pillen, het tonische
laxeermiddel.
Fo«*tr'« Maagplllen
Alom verkrijgbaar A f 0.65 per flacon-
Hij deed geen poging zijn slachtoffer te naderen. In
een hoek van de ruimte lag een groot vat, en dit rolde
hij tot dicht bij het gat, aloeg het deksel er af, en liet
den inhoud ultatroomen.
Een stroom van grijze stof kwam te voorschijn, en
het vat oplichtende, vormde hij aldus een grootan hoop.
Een eindje verderop in de loods bevonden zich een
kraan en tweo emmers, en Amery zag hoe de man het
water daarin liet stroomen. Kort daarna naderde Dame
hem mot de twee gevulde emmers, en, in het midden van
den hoop een gat makende, liet hij water langzaam daar
in loopen, en roerde het mengsel om met een schop.
,Ik vermoed dat gij de Opperste Scherprechter zijt?"
vroeg Amery kalm.
In weerwil van zijn grootdoenerij beefde de man van
het hoofd tot de voeten.
„Neen, dat ben ik niet," antwoordde hij. „Dat gaat mij
niets aan. Ik zal je ergens verstoppen waar men je
nooit zal vinden."
„Ben je metselaar? Aan je gezicht zou ik zeggen dat
je timmerman was!" zeide Amery.
De man keek onthutst op.
„Wie heeft je dat verteld? Ik was timmerman. Ik wil
verder niet met je spreken.
Hij begon de schop nu ijverig te hanteeren, voegde
fijn zand bij, en mengde tot de specie zoo taal was ate
cement. Hij rustte een oogenblik uit, op zijn schop ge
leund, toen een van de dekens, die tegen den wand
hingen, weggeslagen werd. Amery draaide het hoofd
om, en zag, onbevreesd in de oogen van den man, die
hem haatte met een haat, waaraan alleen de dood een
einde kon maken.
Gebaard, groot van gestalte, zijn gelaat nog steeds
met een autobril bedekt, knikte de man, Stillman ge
naamd, ladhend en vriendelijk zijn slachtoffer toe. En
zoo vernuftig omsloot de baard zijn kin, dat zijn ver
momming zelfs niet aan het licht kwam toen hij
lachte.
„Wel, Amery, misschien stel je er belang in te verne
men dat die Chinees van je op het oogenblik wenscht
dat hij zijn neus niet in onze zaken gestoken had."
„Ge doet me verbaasd staan," zeide Amery met spot
tende beleefdheid.
„Hij ging onze taxi achterna dat wist je niet, niet
waar? Die eer moet ik hem geven hij Is een hard-
looper! Doch aan het einde van Ladbroke Grove kro-
gen we hem te pakken, en hij is nooit de eenlge man
die een mes weet te hanteeren."
„Zooveel begrijp ik," hernam Amery. „Jij kunt er ook
aardig mede overweg, zooals Maurice Tarn weet, als
hij op het oogenblik iets weet. Vreemd... Ik meende dat
jij de taxi bestuurd had. En wat volgt nuT"
Alle kraanten van Italië, waar gin letterke inkomt
zonder d'n Moes, verklaren eiken dag aan Frank
rijk d'n oorlog. Ze schrijven daar dat et bloed van d'r
martelaren om wraak roept teugen Frankrijk. Wa
ze daar mee bedoelen, weet ik nie, en da zullen
die aangebakken snoropstrijkende zwarthemders ok
wol nie weten, maar 't ruikt verdacht veul naar
oorlogsgekkenpraat. Ik zou zeggen: lot da bloed nouw
maar kalm leggen te roepen en zurgt dat er nie
méér bloed hoeft te vloeien, want anders wordt da
geroep heelemaal niemeer om nie-uit-te-etaani
'Maar zeuven jaren achtereen ee-de Moes nouw
nie anders gedaan as 't volk opgeleid veur d'n oor
log; éénen keer zal ie er de vruchten van plukken,
amico en nouw gift dan mijn porsie fruit maar
aan 't vèrken, as 't zoovèr is.
Toch, amico, 't is wel donker, op heel de we
reld!
En dat de menschen nie wijzer worren, na de les
die me g'ad emmen 't is kurejeus.
Mot er nouw soms weer oorlog komen? Motte de
kenonnen weer dood en vuur staan spouwen in d'n
Kerstnacht?
Ik vergeet 't nooit, amico.
'n Jaar of wa gelejen, toen d'n oorlog in vollen gank
was en toen me hier, dag en nacht 't gebulder en ge
donder van 't Yserfront konnen hooren.
Da was afgrijselijk!
En sjuust vooral in dleën nacht van de geboorte
van 't èrmste Kinneke dat er ooit geboren wier.
Neeë, ik vergeet et nooit
De kerk was schoon verlicht en versierd.
't Stalleke van Betteljèm, da sting er weer zoo
schoon opgesteld eel En 't kinneke lag er in mee z'n
èrmkes open, net of ie zoo iedereen zou willen aan
halen. En kunstig had de pustoor er 'n sterreke boven
gemokt da daar sting te schijnen of 't écht was.
Duuzendo kerskes waren aangestoken en waar ge
ok keek, overal zagde zo'n wit staafje mee 'n zon-
neke d'r boven. D'n orgel spuide da-d-et n liove lust
was en U was net of alles veul boter on mooier was
as anders.
't Goud en 't koper da blonk da ge d'r allemaal
scheel van wier en toen ineens amico, da was zoo
veul as 'n verrassinkske van d'n pustoor veur do
perochiejanen, toen wier daarboven op 't koor mee
engelen-stemmekes 't stille-nacht-liedeke gezongen.
'k Wier d'r kepleet koud van en Tc zou er best van
hebben kunnen schreeuwen.
Wa zongen die Ulvenhoutsche snotneuzen, dio oew
anders geregeld temtoeron, toch prachtig. Engolon-
stcmmökes hadden die klemo boeven.
IMaar net hadden zo één koeplotjo gedaan, amico,
nèt zullen ze weer prachtig inzetten (wezenlijk
kouwe stralen liepen orvan over m'nen rug) toen er
ineens 'nen dreun deur de kerk droef om akelig van te
worren. 't Goschut! Wilde golouven da 'k op t zolfde
memènt had kunnen vloeken?
Weg stille nacht! Weg vrede op aardel
En 't was nèt, amico, of ik ons pustorke z'n schou
ders zag schokken onder z'non kazuivel
En toen ie riep „Oremus" Lot on« bidden
toen beefde z'n stem.
Neeë, amico, da hoop ik nooit, nooit moor mee
te makenl
En as de Moes ons dé weer aan wil doen, nouw
as ie dan de helft aan z'nen kerstboom krijgt van
wa-d-ik 'm toewensch, dan
Maar neeë, vrede op aarde: laten me-'t maar weer
's afzien.
Amico, 'nen zaligen Kersemus. Ok namens Trui
Veul groeten en as altij
toet a voe
DRé.
Alvorens hij «prak, «tak de gebaarde man een sigaret
aan.
„Ik? ik doe niets meer. Ik ben de belangstellende
toeschouwer. De groote man doet het groote werk."
Hij mat de diepte van den put en keek van den put naar
hot cement. „Dame en ik zijn de eerste en de tweede
doodgravers, meer niet."
„En wat zijt gij voornemens te doen met het meisje?"
„Dat weet ik niet! De groote man heeft zijn bedoe
lingen met haar. Zij weet veel meer dan goed voor ons
is. Dat begrijp je ook wel niet waar, Amery?"
„Zij weet niets. Zij weet zelfs niet wie ik ben."
„Mijnheer Stillman trok zijn wenkbrauwen op.
„Je wilt toch niet zeggen dat ge die belangrijke bl-
zonderheid verborgen gehouden hebt? God hebbe mijn
ziel doch ik dacht stellig dat ge ter wille van de veilig
heid RRn haar zoudt hebben medegedeeld dat ge de
Chef zijt van den Buitenlandschen Inlichtingendienst
tot het tegengaan van den smokkelhandel ln opium, en
dat zij uw hulp geroepen hadden toen de arme oude Blo-
kerson het niet klaar kon spelen nadat de slimme
autoriteiten eerst de moeite genomen hadden u naar
Shanghai te zenden, opdat het sprookje van uw ver*-
meende ongenade naar Engeland zou overwaaien en
alle verdenking van u afwenden. Ik erken dat ge mij
er ln liet loopen, doch slechts voor korten tijd. Nu is
het uit, Amery! Indien Ik het voor het zeggen had, was
het met het meisje meteen uit. Het is dwaasheid den
barmhartige te spelen en haar te laten leven, doch de
groote man acht dit laatste noodig, en ik heb het den
laatsten tijd zóó bij hem verkorven, dat ik mij niet durf
verzetten."
Amery bewoog zijn geboeide handen. In vroeger da
gen had een Indische gevangene hem verbaasd doen
staan over de gemakkelijkheid waarmede deze zich van
zijn banden ontdaan had. Voor een handvol ropijen had
hij hem dit geheim afgekocht. Hij was nieuwsgierig te
weten, of hij het kunstje verleerd zou zijn.
Eensklaps was Stillman op hem toegetreden, nam een
touw uit zijn zak, bukte zich, en bond de voeten van
zijn gevangene aan elkander.
Het zou doodjammer zijn Indien onze vriend door een
toeval in den put tuimelde," zeide hij.
Amery beproefde met alle inspanning de beenderen
van zijn rechterhand ineen te drukken, zooals do Indiër
hem geleerd had, doch, terwijl het hart hem in de schoe
nen zonk, herinnerde hij zich de woorden van dezen:
„Meester, gij moet u dagelijks ln dit kunstje oefenen,
anders zult gij het nooit kunnen!"
„Wat moet het, worden ophangen of doodschieten?"
„Geen van belde, zou ilc zeggen," zeide Stillman, en
wierp een blik op Dame. De man was grauw van angst.
Zitting van Vrijdag 21 December.
DAT WORDT NOG EENS DUNNETJES OVER
GEDAAN.
Een 37-jarig ingezetene van Koegraf», met name J.
C. v. d. O., bevond zich. dezer dagen in de stad van
kaas en victorie Alkmaar, met zijn auto, gemaks
halve in de wet vierwielig motorrijtuig (driewielers
vindt men alleen terug in 't museum) genoemd, be
rijdende de straat, genaamd de Laat en kwam als
toon in botsing met een wielrijder tot diens nadeel,
aangezien het rijwiel zoodanig werd beschadigd, dat
f7 reparatiekosten noodig waren. Het scheen m-jt
de onderlinge schaderegeling niet best te hebben
rondgeloopen, althans de automobilist verscheen he
den als verdachte voor den Kantonrechter,
Mr. do Groot, dio het talont bezit, vele juridische
rollen to kunnen spelen, verscheen thans in de quar
liteit van verdediger.
Zijn cliënt was ten laste gelegd het nalaten van
oen behoorlijk geluidsignaal, waardoor gezegde aan
rijding plaats greep.
Van de zijde van den verdachte werd echter deze
beschuldiging niet toegegeven on daar men op deze
zitting niet tot behoorlijke bewijslevering kon komen,
besloot de Kantonrechter de zaak aan te houden tot
8 Januari. Alsdan zullen nog eenige nieuwe getuigen
worden opgeroepen.
DAT LIEP BETER VAN STAPEL.
Ook de 20-jarige, een 4-wielig motorrijtuig bestu
rende heer T. N. was op 14 Juni zoo onfortuinlijk te
Alkmaar een bejaard wielrijder van de sokken te
rijden, Deze bleek niet minder te zijn dan den sluis
wachter aan de Zes Wielen, Cornelis Schot, die bo
vendien nog onbezoldigd rijksvoldwachter is. Bij zul
ke dignitarissen moet men dubbel op z'n tellen pas
sen en vooral niet zooals dezen zondaar, tegen de
Verkeerswet, ijskoud doorrijden en doen of je neus
bloedt.
Hij kreeg vandaag dan ook een behoorlijke terecht
wijzing in den vorm van f 15 boete of 15 dagen.
WAAR WIJ GAAN OF WAAR WIJ STAAN
STEEDS GRIJNST ONS HET WETSPOOK AAN.
IHet schijnt bij sommige, overigens hoogst respectar
hele ingezetenen van Bergen, maar niet door te drin
gen, de goede zorg van de gemeentelijke overheid
van het lichamelijk welzijn dor ingezetenen be
steed.
Zooals bijvoorbeeld de heer A. D., een 45-jarig tele
grambesteller aan het kantoor Alkmaar, dio te Ber
gen een nieuwe woning had betrokken, zonder tod
stemming van Burgemeester en Wethouders.
Gelukkig werd hij niet gestraft met bronchitis, rheu-
matiek, knobbelziekte of platvoeten, maar hij kon
toch de wraak der wet niet ontkomen en werd heden
veroordeeld tot f 3 boete of 3 dagen.
De rietdekker J. M., die zich ook onverschillig had
„Ga maar eens naar het meisje kijken," stelde fa#
hem voor. „Ik zal den baas afwachten daar komt bij
reeds! Kom over een kwartier terug. Langer behoef Je
niet te wachten, denk ik."
„Blijde zich te kunnen verwijderen, snelde de kaalhoof
dige man de loods uit
„Ik hoor niets" zeide Amery, gespannen klisterende.
„Feng Ho zou hem gehoord hebben," smaalde Still
man. „Daar heb je hem."
Weder werd de deken terzijde geschoven, de deur
werd zacht gesloten, en een blanke, vleezige hand werd
op de deken gelegd; daarop verscheen het glimlachen
de gelaat van Mijnheer Tupperwill, bankier en taalzifter,
HOOFDSTUK XL VUL
DE SCHERPRECHTER.
Het breede, vette gezicht van Mijnheer TupperwiH
droeg een uitdrukking van leedwezen en kommer, toen
zijn oogen die tam zijn gevangene ontmoet hadden. Hij
hield zijn blik een oogenblik op dezen gevestigd en
keek vervolgens naar den diepen put en den hoop ge-
bluschte kalk.
„Alles ls goschied zooals het behoorde," overwoog bfj
hardvochtig. „Het is zulk een troost wanneer men zich
op zijn vrienden verlaten kan! De wil wedden dat gij i*
kleinigheden ook meermalen over verzuimen van trw
ondergeschikten te klagen gehad zult hebben?"
Amery glimlachte verachtelijk, doch verwaardigde, zich
niet tot spreken.; De stilte in die ruimte, mét haar be-
kleede wanden en zoldering was zóó doodsch, dat hij het
tikken van zijn horloge kon hooren.
„Men heeft gaarne te doen met menschen, op wie men
zich verlaten kan, zelfs in de beuzelachtigheded des le
vens". Mijnheer Tupperwill sprak ernstig. „Beuzelach
tig, of, tusschen twee haakjes, .triviaal", naar Trench
aanneemt afgeleid van „tri via", do drie kruiswegen
bedoelende, waar beuzelachtige praatjes elkander ont
moeten."
Weder zochten zijn oogen die van Amery.
„Theologen, groote denkers, metaphysici, de vernuf
tigste geesten, die de wetenschap gekend heeft hebben
gegist naar datgene, wat u spoedig zekerehid zijn zal,
Majoor Amery!" zeide hij en zuchtte diep. „Is or een
leven na dit leven? Wie weet het? Hot is mogelijk dat
de theorie van een hiernamaals een uitvloeisol ia van
's menschen IJdelheid, en de voorbarige aanmatiging dat
zulke volmaakte schepselen, als wij, ter belooning van
onze volmaaktheid, genieten zullen van een volgend be
staan, dat wij niet toekennen aan de lager staande die
ren,"