Alimcei Nitifs-
Mrattiiit- laiiiiTllafl.
DWARS
DOOR
CANADA.
NIEUWJAARSGROETEN
50 cent
DE RAADSELACHTIGE
MAN.
Uitgevers: N.V. v.h. TRAPMAN Co., Schagcn.
Eerste Blad.
Het romantische Oosten.
Gemengd Nieuws.
Een Russich oord van verschrikking.
Donderdag 27 December 1928
SCHA&ER
71sHc Jaarganng No. 8381.
CODRANT.
Dit bind verschijnt viermaal por weck: Dinsdag, Woensdag, Donder
dag on Zaterdag. Bij inzonding tot 's morgens 8 uur, worden Adver-
tenliëu nog zooveel mogelijk in liet eerstuitkomend nummer geplaatst.
POSTREKENING No. 23330. INT. TEI.EF. No. 20.
Prijs por 3 maanden f 1.05. Losse nummers 0 cent. ADVERTEN-
TIüN van 1 tot 5 regels f 1.10, iedere regel meer 20 cent (bcwijsno.
inbegrepen). Grootcrc lettors worden naar plaatsruimte berekend
DIT NUMMER BESTAAT UIT TWEE BLADEN.
13.
QUEBEC, 2 November 1928.
Die werkelijke romance van het Oosten begon eerst
goed, toen ik op een winderlngen nacht van Capetown
in New Brunswick uit den warmen trein moest stap
pen om overgezet te worden naar Prins Edward
Island, de kleinste provincie van Canada. Ik had mij
zoo'n ferry-pontje voorgesteld, wetende dat de overtocht
niet langer dan een uur pleegt te duren en in stede
daarvan vond ik een Immens groot en hoog en breed
zeekasteel, met een schrokkerlgen buik waarin heele
vrachtspoorwagens maar kalmpjes in verdwenen en net
boven die vracht-afdeeling waren spacieuze restauratie
zalen, rookkamers, damessalon, kinderkamer, cabines,
kortom alea wat men op een oceaanboot verwacht en
niet op een overzetje.
Maar dit overzetje kan dan ook een heele overzet
worden. In de maanstille herfst-nacht, wanneer de heele
affaire een genoeglijke spelevaart lijkt, ziet het er zoo
niet uit, doch deze ferry is in waarheid een der krach
tigste ijsbrekers welke heel het gebied der Noordelijke
zeeën kent, want in den winter en vooral in het vroege
voorjaar, wanneer het gebroken ijs begint te kruien,
doet de ferry er inplaats van één, wel een zeventig uur
over om zich door de murenhooge ijsbergen, den weg
van eiland naar vasteland, vlce-versa, los te breken.
Met dit alles is het duidelijk dat deze boot een min
der secure verbinding voor schoolkinderen met dag
kaarten zou zijn, doch de kinderen van het eiland, een
zelfbesturende provincie, hebben dit dan gelukkig ook
niet van noode, want Prlnce Edward Island gaat er
trotsch op een welvarend, zelfbedruipend en bijna uit
sluitend landbouw uitoefenende provincie te zijn. Niet
beter werd dit gemarkeerd dan in mijn ontvangst. De
Minister van Landbouw, zetelende in zijn officieel
werk-kabinet aan het Parlementsgebouw (het oudst
bestaande ln heel het Brltsche Rijk en waar meer dan
zestig jaar geleden de Canadeesche politici de aaneen
sluiting hunner afzonderlijke provincies voorbereidden)
gaf mij een heerlijk roode bellefleur en hapte, ter ope
ning van het persgesprek, eerst eens duchtig in de zijne.
Men moet zich, over wat men ln Canada maar een
eilandje noemt, overigens geen al te geringe voorstel
lingen maken. Van de twee mlllloen acresoppervlakte
is hier ongeveer de helft bebouwbaar en terwijl een
goede farm van 100 acres voor een 5000 Dollars te koop
is, biedt de wat verwaarloosde grond den nieuwkomer
koopjes tegen nog geen vijfde part van zulk een som.
Het eiland telt 85000 inwoners en haar jaarlijksche
oogstopbrengst alleen bedraagt ongeveer 80 mlllloen
Dollars. Dit zijn voornamelijk aardappelen die van
hieruit door heel de Vereenigde Staten tot aan Cuba
toe gecertiflseerd verkocht worden. Bovendien is er nog
de vlschvangst en de vossenteelt, want de mooiste en
zeldzaamste vossen, vooral de zilvervossen komen van
dit «Pand, waar men overal de vossenfarms verspreid
ziet in het zachtglooiende parkland en - de prachtige
woningen der rijk geworden eigenaars in de vriende
lijke stadjes van het eiland. Een farm van meer dan
800 vossen, varieerende in. inkoopsprijs tuschen de 250
en. 1000 gulden per stuk, heb ik mogen bezoeken. Mag
nifieke beesten zijn het, die zilvervossen, doch ongeloof
lijk schuw. Zou het een voorgevoel zijn van de naald
welke hun hart doorsteken gaat als hun pels tegen
het midden van den winter het dikst geworden is?
Aan het vasteland, ter ovrzijde van het eiland, ligt
de provincie New Brunswick en de condities in al deze
drie zee-provincies zijn gelijk aan die van Nova Scotia.
Hiet land Is er mooi, heerlijk rollend parkland met in
het verschiet accentueerende heuvels en vooral ln
New Brunswick met heerlijk groote en breede stroomen,
zoo groot en wijd, zoo nvooi wazig, dat men zich soms
langs de groote rivieren van het oude vaderland zou
wanen.
Beide provincies, over Nova Scotia sprak lk reeds in
mijn twaalfden brief, bieden gelijke kansen voor den
kolonist. Hij zal er niet schatrijk worden, doch armoede
is er onbekend en hij vindt er land, dat nagenoeg vol
komen gelijk is aan ons eigen landschap, condities wel
ke dezelfde zijn, een mild klimaat en hartelijke, een
voudige menschen, Hollanders zijn er in dit deel van
Canada nog niet, wel veel Denen, en zij met hun supe
rieure kennis van landbouw, en veeteelt hebben de oude,
voor de West verlaten boerderijen, nieuw leven weten ln
te blazen, zooals het beste verleden er zelfs niet gekend
heeft.
De zee-provincies bieden 'alle gemakken van oud ge
vestigd land, hier behoeft men niet hot'harde pioniers
werk van het Westen te trotseeren. De beschaving 1b
hier al ettelijke tientallen jaren oud en dat het zijn
gelijken tred houdt met de modernste ontwikkelingen,
bewees mij een avondlijk bezoek aan het radio-uitzend-
station (één der tien van de Staatsspoorwegen) in
Moncton. Marktberichten werden uitgespeld, populaire
lezingen gegeven en een strijkkwartet van Europeesche
vermaardheid, speciaal daarvoor overgekomén, verzorg
den het artistieke gedeelte van den avond. Als een
bewijs voor den welstand dezer provincies moge ik hier
wel aan toevoegen, dat op Prins Edward Island 80 pot.
der huizen een radio-set heeft
Van Moncton terug naar Quebeo is een reis vol
pracht want hipr naderen wij de grenzen der provin
cie Quebec, Fransch sprekend Canada, dat door de
groote vruchtbaarheid van zijn oude Fransche geslach
ten in steeds sterkere mate over haar provinciale gren
zen uitstroomt. Bijna elk station heeft een Franschen
naam, tot de rivier zelf ln het zicht komt, de St. Law-
rence, de krachtigste stroom van Canada, met Quebeo,
hoog boven op den rotsoever, als het onoverwinnelijke
Gibraltar van Amerika, den sleutel tot het Canadee
sche continent, de levensader van N.O. Canada.
Quebec is van een typische dualiteit. Het is een groote
zeehaven, waar de machtigste oceaanstoomers voor
anker komen liggen, het is het centrum van een steeds
groeiende nijverheid in de provincie met do geweldig
groeiende hout- en papier-industrie, verscholen achter
de blauwe heuvels in de verre hbrlzonten van de mach
tige buiging der rivier-arm.
Doch sterkér dan dit alles is Quebec een cultuur
burcht gebleven. Een burcht der Fransche taal en de
burcht vooral van hot Katholicisme in Canada, dat zich
wonderwel tezamen verdraagt met het Protestantisme
van Ontarlo en van het Westen, zoo goed, dat van eonlg
godsdienstverschil niets to bespeuren valt.
Quebec is een der mooiste stedon tor wereld. Trots
verheft zloh op hot steilste gedeelte dor rots het palels
van den Kardinaal Primaat en de Basiliek, en daar tus-
schen verheffen zich al de schilderachtige rièliokon van
een lang en oud en een veelbewogen verleden, want
Quebec, het allereerste begin van de Westelijke bescha
ving van Canada, is een plaats waar in elke nieuwe door
gang, rond elk standbeeld, om elke pittoreske steen, de
betooverende aroma waait van die eerste pioniersge
schiedenis der Nieuwe Wereld; Cuebeo is één brok ro
mance!
KEES VAN HOEK
Abusievelijk werd No. 14 van dezo artikelenreeks
„Dwars door Canada" reeds j.1. Maandag geplaatst.
(Red.)
HET „DORP DER MELAATSCHEN".
Bloeiend natuurschoon naast schrijnend menselienleed.
In ons blad, dat MAANDAG 31 DECEMBER ver
schijnt, bestaat gelegenheid tot het plaatsen van
een NIEUWJAARSGROET aan Begunstigers,
Familie, Vrienden enz. tegen CONTANTE
- BETALING van -
(mits niet grooter dan 3 regels)
Elke regel meer 15 cent.
Opgnven s.v.pl. spoedig aan ons bureau ol aan
H.H. Kantoorhouders en Boekhandelaars.
De Ultg.
FEUILLETON
Naar het Engelsch van EDGAR WALLACE.
46.
■*u.
„Ik heb zin hem te laten ophouden!" mompelde hij
binnensmonds, waarop Dame in een zenuwachtig lachje
uitbarstte.
„Dat durf je, niet! Hij zou je als een hond neerschie
ten. Je kent hem beter dan ik. En bovendien, wij zitten
beiden in het schuitje. Wat komt het er op aan? Een
meer of minder..."
„Hij had het mes kunnen gebruiken," bromde de man.
„Het is een afslachting. Waar la het meisje?"
„Daar binnen." Mijnheer Dame wees met zijn hoofd
naar een deur, die ln de keuken uitkwam. „Dat is de
bijkeuken ik heb er een bed laten opslaan. Wat moe
ten wij verder met haar doen?"
„Haar vasthouden".
„Hier!" riep de verschrikte Dame uit „Hier kan ze
niet blijven! Mijn dochter zou haar vinden."
„Zend dan je dochter weg. Je hebt kamers genoeg.
Verdoof haar hiermede."
Hij smeet een klein fleschje op de tafel, waarop de
ander het met suffe oogen onderzocht
„Bracht hij dat mede?"
Stlllman knikte bevestigend.
„H(J denkt ook overal om," relde Dame nauwelijks
hoorbaar.
„Giet een paar druppel» ln haar thee," relde Stlllman,
"fn Jo ruit geen last meer van haar hebben. ZUn de ka-
mms geheel boven in het huls gemeubileerd?"
Dame knikte.
„Breng haar daarheen. Hoe laat verwacht Je die doch
ter van Je thula?"
„Niet voor twee uur."
ka.alh°°fdige man wlerP een bllk °P de luid tik
kende Amerlkaansche kick op den schooreteenmantel.
„Het Is nog pas twaalf. MUn God! Pas twaalf, en het
>Ukt Jaren! Wat wil hu met haar doen?"
mït nlet|" zeld" Stlllman. „HU ral morgen
met haar afrekenen. Doch last ral rU niet veroorralten,
dat verzeker ik je. Zij is nu reeds zoo stil als een muls."
Hij oponde de deur en gluurde naar binnen. Er
brandde geen licht ln de bijkeuken, doch bij het schijn
sel van de lamp in de keuken, zag hij een ijzeren ledi
kant ln den eonen hoek en een gedaante, die er onbe
wegelijk op lag. De deur behoedzaam sluitende, keerde
hij naar den onrustigen pelnzenden Dame terug. Beider
oogen dwaalden weer naar de klok.
„Tien minuten," zeide Dame. „Je helpt mij zeker een
handje?"
j Stlllman nam den ander scherp op.
1 ,Dat 'werkje gaat mij niet aan, Dame... wees niet zoo
dwaas. Je hebt er geen tien minuten voor noodig."
De ander bevochtigde zijn kurkdroge lippen.
„Veronderstel eens dat zij hem zoeken. Het eerst waar
zij hem zoeken zullen is hier. Zfl zouden ontdekken dat
de vloer versch gemetseld is,"
„Wie zou hem hier komen zoeken? Die Chinees?
j Wees daaromtrent gerust, de Chinees is dood. Ik heb
hem zelf een por gegeven. Zie!"
I Zijn; witte manchet onder zijn mouw was nat van
het bloed. Dame stiet langzaam en moeilflk een zworen
zucht uit
„O, mijn God, ik wilde dat ik er bulten stond!"
„Stil! laat hij je niet hooren," waarschuwde de ander,
„of je zult er buiten staan op een wijze die je het minst
verlangt!"
De klok ging voort met tikken; de wijzers schenen
zich niet te bewegen. Zwijgend, verbeidden zij den tijd.
De eeuwigdurende minuten waren eindelijk voorbij.
„Kom nu, doe je werk." vermaande Stillman.
De man bewoog zich niet Vijftien minuten toen
kwam de hand van Stillman op zijn schouder neer, en
met een lulden gil sprong de man uit zijn stoel op.'Als
een blinde, waggelde hij naar den tuin en bleef volle
vijf minuten lang voor de deur van de garage staan,
terwijl zijn hart tot berstens toe hamerde. Eindelijk de
tanden opeen geklemd, rukte hij de deur open. De kaars
was tot aan de pit opgebrand en ging flikkerend uit,
gloeide na, en doofde toen voorgoed uit, doch in dat on
deelbare oogenblik had hij de losse handboelen op den
grond zien liggen, en op den bodem van den put een
gedaante.
Het zweet stroomde hem van hot gelaat; hij snikte
hysterisch, toen hij zich als een krankzinnige aan hot
werk zette, de kalk in den put wierp en deze met aarde
bedekte tot de bovenkant met den grond gelijk was.
Het overige moest wachten; hij kon niet langer in de
duisternis blijven, en, de deur openrukkende, vluchtte
hij den tuin ^ln, als zat de baarlijke schim van Paul
Amery hem op de hielen.
Stillman sprong op, toeri de Hjkbleeke man de keuken
binnenwankelde, en hem ln het oogenblik waarin zijn
knieën weigerden hem langer te dragen, opvangende,
schonk hij een glas boordevol met onvermengde whisky
„Drink op, dwaas," zeide hij. Hij was bijna even lijk
kleurig als de ander, toen hij zijn blik op de deur van de
bijkeuken liet vallen
„Ik heb er een hangslot aan vast gemaakt. Hier is de
sleutel. Houd goed de wacht over haar, versta je?"
De man knikte wezenloos.
,Versta je? Zij moet naar boven gebracht en daar op
gesloten gehouden worden: zij mag in geen geval beproe
ven de aandacht tot zich te trekken."
„Waar ga je heen? Je zult mij toch niet alleen laten?"
Jammerde Dame met klapperende tanden, toen Stillman
zich tot vertrekken gereed maakte.
„Ik moet naar Tup om hem te zeggen, dat je hier je
werk gedaan hebt. En ik wil weten wat er met dat
meisje gebeuren moei. Dat is van groot belang, verze
ker ik Je."
Nog een seconde en Dame was alleen. Geheel al
leen met zijn hersenschimmen, zijn angsten, zijn vree
zen, met de vreemde nachtelijke geluiden die hem gek
maakten, met het huilen van den wind In den schoor-
steen, het gekletter van den regen op de ruiten, en, bo
ven, en beneden dat alles uit, met het bewustzijn van
het duistere geheim, dat hij bij het eerste krieken van
den dag alle sporen van het gebeurde moest uitwlsschen
Hij bracht het glas naar zijn lippen en nam het er
niet af, dan na den halven Inhoud te hebben ingozwolgen
Zich toen de woorden van Amery te binnen brengende,
schrikte hij op, en zijn hoofd voorover op zijn armen la
ten de vallen, snikte hij als een wanhopig kind.
HOOFDSTUK XLÏX.
DE ONTSNAPMNG.
Elsa Marlowe wist dat zU flauw gevallen was; zij
•vist het, terwijl zij bezwijmd lag, wist dat iots ontzet
tends... iets vreeselijks gebeurd was. en kermde, toen zij
zich op het harde bed omkeerde. Haar elleboog Btlet te
gen den muur en dit bracht er veel too bij dat zij het
volle bewustzijn herkreeg. Haar hersens hamerdon, zij
voelde een eigenaardige beklemming ln de keel, en toen
zij trachtte op te staan, weigerden haar knieër. haar den
dienst en viel zij op het bed terug.
Een der verschrikkelijkste plaatsen, waar menschen
wonen, is wel het Russische dorp ,KischIak Michau" of
zooals het ln het Nederlandsch heet, het dorp der me-
laatschen, dat in de nabijheid van Taschken ligt en
door een reusachtigen muur omgeven is, De vreeselijke
ziekte, die hier hare zwarte vleugelen uitspreidt, is één
der meest ontzettende "en besmettelijkste plagen, die de
menschheld treffen kan.
Vroeger waren de ongelukklgen, die hier opgesloten
werden, van iedere redding uitgesloten, want er bestond
geen afdoende hulp tegen deze alles vernielende ziekte,
die de menschen, stuk voor stuk het vleesch uit het le
vende lichaam vreet.
Maar thans is er een straal van hoop in deze plaats
binnengedrongen. Er werd n.1., zooals men wcot 'n ge
neesmiddel gevonden, dat deze ontzettende ziekte te
genhoudt, n.1. het sap van een Indische vrucht, zoo le
zen we ln de „Msb."
Vroeger kwamen de genooshooren hierheen, maar zij
ontmootton niets dan wanhoop, want de zieken wisten
maar al te goed, dat geen genocsmiddel voor hen be
stond.
Toen kwam op zekeren dag oen Jongo dokter, die oen
lichtstraal bracht in dit oord van ontzotting. Hij begon
do zieken, wier kwaal nog niet ol te grooton voortgang
had gemaakt, mot het nieuwe geneesmiddel te behande
len. *En hij toonde aan, dat het ziekteproces daardoor
tot stilstand kwam.
Verschillende personen konden toen de plaats van ver
schrikking verlaten. Onder hen was een professor, die
bij de behandeling der lepra-lijders zelf door de ziekte
aangetast werd, en ook zijn verloofde, die de grootste
tragedie die voor een meisje denkbaar is, had meege
maakt. Want uit liefde tot haar verloofde ging zij met
hom mede naar het Leprozendorp, ofschoon zij ge
zond was en ln den bloei van haar jaren, terwijl in
„Kischlak Michau" een zekere dood te wachten stond.
Werkelijk vertoonden zich ook bij haar na enkele
maanden de ernstigo teekenen der ziekte.
Op het oogenblik is bij velen het zwaarste leed voor
bij. Verschillende lijders zijn zoover genezen, dat zij
thans het Leprozendorp kunnen verlaten, dat hen voor
altijd schoon gevangen te houden. Anderen, bij wio de
ziekte nog niet zoo snelle vorderingen maakte, vertoo-
nen reeds toekenen van blijdschap. Het woord van
Dante: „Gij allen, die hier binnentreedt, laat alle hoop
varen!" dat tot nu toe zoozeer van toepassing was op
Kischlak Michau, heeft hier zijn vreeselijke zekerheid
verloren.
Zooals bekend Is, heeft sedert de oudste tijden de me-
laatschheid ln Rusland vele slachtoffers geelseht. Het
groote Leprozendorp is wel het beste bewijs, hoe de
ziekte hier gewoed heeft, want de besmetting had lang
zamerhand zóó om zich heen gegrepen, dat de regee
ring zich reeds vele Jaren geleden genoodzaakt zag, om,
ter vermijding van verdere besmetting, alle zieken, en
verdachten hier af te zonderen. Buiten de dokters mocht
geen enkel gezond mensch het gebied van Kischlak
Michau betreden en men betrad het ook niet Zoo had
het dorp zijn eigen bestuur, en, zooals de dokters ver
tellen, was het een treurig en verschrikkelijk gezicht,
wanneer die ten doode opgeschreven menschen zich nog
bekommerden om het organisatieleven.
Kischlak Michau was rijk met natuurschoon bedeeld.
Maar deze bloelende pracht van het Zuidelijk aandoend
landschap vormde een sterke tegenstelling met den doo-
delljken adem, die van de bewoners uitging. Nu is ook
hier de zon binnengedrongen... men hoopt, dat binnen
afzienbaren tijd het Leprozendorp van den aardbodem
verdwenen zal zijn.
En toen, verstijvende van schrik, herinnerde zij zich
alles. Paul Amery was een gevangen man, en zij zou
den hem dooden... en hij beminde haar!
Zij strompelde naar een plek waar zij door vier ronde
gaatjes een lichtschijnsel zag. Het waren gaatjes, in de
deur van de bijkeuken geboord, en door deze zag zij in
een keuken, die aanvankelijk niet door haar herkend
werd. Aan de tafel zat een man, het hoofd op zijn ar
men, een ledig glas en een nagenoeg geledigde flesch
vlak bij zijn elleboog. Mijnheer Dame! De vader van
Jessie...
Zij frommelde aan de deur; zij was op slot. Maar toch,
er bestond nog hoop, want de man was vast in liaap, en
Indien zij slechts een manier kon ontdekken om de deur
te openen, kon zij ontsnappen. Zij hoorde hem snorken;
zij drukte met a lhaar kracht tegen de deur, doch hoe
wel zij voelde dat deze een wéinig week, kon zij met al
haar inspanning niet bewerken, dat de krammen van
het hangslot loslieten. Zij was zwak, doch zelfs Indien
zij sterker geweest ware, ging het "boven haar krachten,
de sluiting te verbreken. Er bleef haar niets anders over
dan te wachten... en te wachten, haar geest te kwellen
met de gedachten -wat er zou geworden zijn van den
man in wiens oogen zij zooveel liefde en teederheid ge
lezen had, als zij nooit gedroomd had dat in de wereld
bestonden.
Deze gedachte dreef haar tot razernij. Weder wierp
zij zich tegen de deur, alleen om teleurgesllngerd te wor
den en zich te bezeeren. Toen vernam zij voetstappen
ln de gang en haar hart hield op met kloppen. Voet
stappen op de trap werden hoorbaar; toen werd het
doodstil... na eenige oogenblikken hoorde zij weer
iemand naar de hal afdalen, en een stem riep: Vader!
Het was Jessie Dame!
Was het mogelijk dat zij met deze afschuwelijko man
nen in verstandhouding stond?
„Vader, zijt gij beneden?"
Het meisje had vermoedelijk licht zien branden, want
nu kon Elsa haar door de gang naar de keuken hooren
loopen.
„Vader, wat is er toch?"
„Jessie om Godswil!"
Bij het verhemen van dat angstig gefluister, keerde
Jessie Dame zich op haar hielen om, kluchtig in haar
schrik.
Wordt tfrvolgd.