DE DRAAK.
STRAF.
Een aardig speldenkussen.
loop, de Juffrouw en
de Dokter
VOORONZEJE
HL
pietje moest eens voor haar Moe,
melk naar' Duker toe.
ir moeder sprak: „Goed opgepast 1
En houd den melkkan stevig vast!
'niet te hard, en kijk niet om,
jfant dat staat leeltfk en is heel dom!"
iar Ria, vrees'lijk stout en dom,
liep wèl hard, en keek tóch om.
ar had je het nu! Het duurde niet lang,
k melkkan viel; klets-klats, floep, pang!
melk vloeit witjes langs- de straat,
ü)k maar naar Rla, hoe zij staat,
heeft nu haar verdiende loon.
Zoo'n stoute meld!
ar Moeder heeft verdriet;
Die Is haar melk nu kwijt.
wordt". Toen knikte de Koning en de vrouw werd
door de lakeien in de keuken gebracht, en zy nam
krulden en eieren en water en roerde en kookte,
totdat het soepje klaar was. En kijk toen het
binnen gedragen werd, hief de prins het hoofdje
op en probeerde een lepel en nog een en at het
geheele bord leeg.
Van dien tijd af had hij weer nonger en at en
werd sterk. De koning zond echter aan de vrouw
uit dankbaarheid een gouden ring en stond haar
toe, dat zij voortaan In de keuken mocht blijven
en voor den prins koken zou.
Weder verliepen er drie weken en1 toen zij om
waren, begon het kind opnieuw te sukkelen; het
at wel alle schoteltjes leeg. maar het was onrus
tig en schreeuwde, en woelde slapeloos op zijn zij
den bedje heen en weer. De koning ging ernstig
en zwijgend door zijn slot en de artsen snuffelden
ln ailerlel geneesboeken. Toen vatte de moeder
moed, wierp zich voor 's koning voeten en zei:
Majesteit, veroorloof mij. dat lk naar den prins
ga en hem £en liedje voorzing, dat hem tot beda
ren zal brengen". De koning fronste de wenk
brauwen en wilde het eerst niet toestaan, omdat
hij meende, dat het kind bang was voor de vrouw
met de korte haren en de ledige oogholten. En
ook de artsen hadden cr allerlei bedenkingen te
gen, uit woede en nijd, dat de vrouw nu misschien
nóg ;eens helpen zou, waar hunne kruist tekort
schoot. Eindelijk echter liet zich de koning ver
teederen, nam de vrouw aan de hand en geleidde
haar zelf de zaal ln, waar de prins ln een gouden
bedje lag. Toen zette zij zich op een gouden stoel,
die er naast stond en zong heel zacht en liefelijk:
(Vervolg en slot),
imoecer dacht dat ze het van angst en be~
beid zou besterven, toen zij hoorde, dat haar
ziek was, en toen de cipiersvrouw weer heen-
B was, peinsde zij, hoe ze haar kind ter
ecu kunnen komen, en hoe het haar moge-
su zijn, bij hem te komen. Den volgenden
toen de cipiersvrouw terug kwam, zei de go-
Be haar, dat ze een. borstrokje breien, kon.
li 't kind het aankreeg, de koorts zou afne-
10 het ventje gch-jel zou doen herstellen. De
schudden wel het hoofd, maar de koning
toch alles beproeven om het kind weer ge-
te maken en dus liet hij de vrouw uit de
tenls halen en haar ln de zoal brengen,
d de spinsters en naaisters zater, die voor
ffcoaüTj*'\!ke:r prins naaiden oh breiden. Daar
cr ws een bundel sneeuwwitte wol en vijf gou-
t naalden, en nu begon ze te breien, en bij elk
asje dacht ze aan het kind on was ze bezield
ir den wensch, dat haar arbeid slagen mocht.
f middag kwam, toen ze haar laatste naald
}de. Het kindermeisje werd geroepen eft de
en zy kwamen on namen het borstrokje en
iten het naar 't kind. Nauwelijks echter had-
zjj t het kind aangetrokken en het laatste
>}9 dicht gemaakt, of de koortshitte week
d* brandende wangen en de groote, glanzen-
keken weer vroolijker.
Koning en de artsen, die er om heen ston-
W&reu zeer verbaasd, en de koning liet in
igde, aan de moeder een gouden ketting
enke geven. Dezo stond echter buiten
;<fe deur cn luisterde Jnwending juichend
1 levendige kinderstemmetje en moest zich
nemen, om zich in hare vreugde niet
koning en zljno dienaren te verraden.
weken waren er verloopen, toen de roode
van 't kind weer begonnen te verbiesken
goede soepjes en lékkere schoteltjes moest
meid weder onaangeroerd naar buiten
Toen de. moeder dat hoorde, werd zij
rif, stapte moedig naar den koning toe en zei
Ding, sta mij toe, dat ik uw kind een soepje
dat het weder eetlust krijgt en krachtig
Mijn kind, slaap rustig,
Mijn kind. slaap zacht,
Je moeder waakt,
Je moeder lacht''.
Toen bewogen zich de kleine handjes van 't
ventje, en omklemden vaster den urm der moeder,
hij boog 't kopje, de oogleden vielen dicht en bi)
sliep rustig en zacht voor de eerste maal sedert
verscheidene weken.
In de zaal was alles stil geworden, de koning
zat op zijn troon met tranen in de bogen en Keek
de moeder ontroerd aan en luisterde naar het ge
lijkmatig ademhalen van 't kind. Toen stond hij
op, liep naar de moeder en tranen rolden over
zijne wangen, toen hij hare hand greep en sprak:
„Vergeef mij, wat lk v aangedaan en u ontnomen
heb, en heb dank voor dat, wat gij mij geeft. Ge
hebt het kind, dat ik zoo lief heb gekregen, gered,
en ik zie, dat een kind de moederlijke liefde nog
meer behoeft dan oppassing en verzorging. En
opdat lk mij niét van den prins behoef to schei
den cn hij ook niet de moederliefde ontberen zal,
zoo stel ik u voor: mijne vrouw en koningin te
worden, en zal ik uw lijden met vreugde beloo-
nen". Toen schrikte de vrouw, want al wilde st
ook niet van haar kind scheiden, toch zag zij er
tegenop, koningin te worden, omdat zij nu blind
en leelijk was. Maar de koning wist raad: hy be
gaf zich zeil' naar de diepe zee en vroeg naar de
zeenimf en de zeemoeder. En toen hij vertelde van
de vrouw, hoe zij had moeten lijden, totdat zy
weder bil haar kind gekomen was, toen greep bol
den 't diepste medeiyden aan, en gaven zij haar
de mooie blauwe oogen terug. De koning voerde
nu de moeder als koningin het slot binnen en zy
waa, seder^ zy het licht harer oogen terug had on
haar gouden lokken weder gegroeid waren, de
mooiste vrouw ln het gansche land. En de prlna
bleef sedert hij» zijne moedor geheel bij zich had,
gezond en krachtig, en het volk beminde in don
lieven, vriendelijken Jongen den toekomstige»
koning.
HU was er bij geweest toen de kleine Gerard
op z'n huid had gekregen réék ook voor
iets dat., hy niet gedaan had, maar waarvan hij
den dader niet wilde noemen. En omdat Wim
wist wie de schuldige was en medelijden had
met Gerard, die kordaat weigerde den ander te
noemen en daarom afgeranseld werd als vermoe-
delljken dader, was hy tegen die afstraffing op
gekomen, had gezegd dat dat onrechtvaardig
was. En daarvoor moest hy nu onverdiend,
vond hij boeten. Dat was alwéér een on
rechtvaardigheid, boven op de andere gestapeld,
en dat maakte hem nijdig.
Hy balde zUn vuistjes in zijn broekzakken;
nooit, wét er ook gebeurde, zou hy zwijgen als
hij onrecht merkte nóóit. Altijd, ja zijn leven
lang, zou hij zich daartegen verzetten en daar
tegen vechten, vechten zoo lang en zoo hard
en zoo veel hy kon; dat nam hy zich toen
plechtig voor, en dat was hem ernst ook.
Juist op ditzelfde oogenblik, dat hij dit on
wrikbaar besluit voor zijn leven nam, voelde
hy weer met vernieuwde scherpte de onrecht
vaardigheid van zijn bestraffing. Hij had wel
willen hullen, zóó voelde hij do onbillijkheid
van ziln behandeling, zóó kwam heel zijn wezen
daartegen in verzet. Daar was hij nu, als een
boef ln een hok opgesloten, vergeten, verlaten
door ledereen. Niemand trok zich iets van hem
aan, déeht ook zelfs maar aan hem
Daar weid ineens zijn aandacht getrokken door
oenlg geluld by de deur; er was zeker Iemand
aan den anderen kant. Behoedzaam sloop hy
naar de deur en blies door 't sleutelgat
bekend signaal wat terstond van de andere zyde
beantwoord werd. Daarop fluisterde 'n stem:
„Zeg Wim, lk ben 't: Julius. 'k Heb eten voor Je
meegebracht",
„Wat is 't?" vroeg Wim, die ineens voelde hoe
hongerig hij was.
,,'n piak gehakt en wat aardappelen-purée.
Maar ik weet niet hoe ik 't binnen moet krygen.
Weet Jij er wat op?"
Een oogenblik was er stilte; aan beide kanten
van de deur werd over het vraagstuk nage
dacht, tot Wim Ineens de oplossing gevonden
had en door het sleutelgat fluisterde: „Zeg, ik
ben er. Ga JU naar den zolder, hier vlak boven,
by 't raam, dat weet Je wel. Ik kan hier het
tuimelraam, boven, open doen. Als jy nu maar
een touw hebt, dat goed lang ls, laat Je 't heele
boeltje maar zakken en kan lk 'i met den raam-
stok naar binnen halen".
„Prachtig! 't Zit alles Ln 'n stuk krant gepakt
en lk heb touw genoeg by me. Wacht nou maar
even; ik lap 't 'm".
Een oogenblik later had Wim met behulp van
den raamstok, terwijl Jullus op het Juiste mo
ment had „gevierd"; het vettige pakje bemach
tig den oft tafel gelegd. Voorziohtig maakte hy
het open.
Half begraven in een klomp grauwe aardappe-
lenpurée, kwam een dikke plak gehakt te zien,
met brokken vet als dobbelsteenen zoo groot.
Wim snuffelde er eens aan. Uit het gehakt steeg
een vettige, lauwe lucht op, die hem bilna
onpasseiyk maakte, en de purée rook zoetig* Wèg
was ineens alle trek.
Terwyi hy over de onsmakelijke grijze massa
gebogen stond en scherp 2djn „maaltijd" mon
sterde, ontdekte hy ineens dat lettertjes van de
krant in spiegelschrift waren afgedrukt op de
purée. Dat vond hij grappig, en hy zette zich on-
mlddeliyk aan het ontcijferen.
O, je kon die woordjes best lezen, als Je h
beetje je best deed. Daar stond nou:schul-
digde", en daaronder: ..advocaat-ge en
„gevan Dat was keurig mooi afgedrukt; dat
waren zeker rechtszakenDe deur ging met
'u ruk open en „de baas" stond binnen.
Het kalotje achter op 't hoofd, stond hy zwy-
gend met alle aandacht naar Wim te staren,
over de gouden bril op het puntje van zyn neus
heen. De mondhoeken trokken om beurten
zenuwachtig neer, de groote handen «loten en
ontsloten zich.
Wim voelde dat hy vorbleekte, want by kende
al deze voorteekenen van opkomende drift maar
al te goed. Straks, als de baaa eenmaal te
kuchen begon -- waardoor hy zlohzelf hoe langer
hoe meer zou opwinden zou plotseling de
aanval komen, zou Wim die zenuwachtige pol-
dorswerkershanden om zyn ooren voelen moppen,
eerst het blnnenvlak en dan 'het buitenvlak
met den ring, die zoo extra-hard en scherp
langs Je wang kon slieren. Maar de baas moest
niet denken, dat Wim Jullus ooit zou verraden.
Hy zou zich liever dood laten ranselen
maar dan toch niet zonder verzet.
Wim was subiet vechtlustig en vecihtklaar. Hy
zou zich, als de baas hem sloog, verdedigen;
letterlijk met hand en tand. En al zou hij het
natuuriyk verliezen, waarschynlilk or voor van
school worden gejaagd, best, dan kon hy hot
slachtoffer worden, maar dan was er tenminste
toch eindeiyk eens een jongen geweest, die
zloh dorst te verzetten; dan zou misschien einde
lijk eens een eind komen aan dat ranselen en
zou de toestand voor de andere Jongens allicht
beter worden. Hy wachtte dus den baas af.
Maar tot zyn groote verbazing gebeurde er
niets, De baas trok plotseling zyn lippen tot
Met zyn handen diep in de broekzakken be
graven, stond Wim mismoedig voor het raam
naar buiten te kyken.
Men had hem, onnüddöliyk na de middagles,
naar boven gestuurd en op de slaapkamer op
gesloten, waar hy zonder eten zou moeten
biyven tot mep hem voor de avondles weer zou
'oevryden. Dat was nou, omdat hy „brutaal" was
geweest. Hy „brutaal"! Ja, hy was tegen onrecht
opgekomen, zeker, maar dat was toch niet
„brutaal?"
Om dit aardige handwerkje te vervaar
digen, hebben we een klein popje noodlg.,
Maak van carton een rond voetstukje, zoo
wijd als ge wenscht dat de rok van onderen
uit zal staan, maak een rokje van zij of
fluweel, bevestig dit om het middel, naai het
van onderen rondom op het cartonnen voet
stuk vast en vul het verder geheel met zeme
len. Plaats er het popje ln; wanneer het
goed ls opgevuld blijft het zeker rechtop
staan, doe haar nu een doekje om en een.
schortje voor, zooals de vrouwtjes ln Welsch-
land (Oostenrijk) dragen, en geef haar een
ploolmutsje op met een punthoed. De laat
ste maakt ge weer van overtrokken carton.
Haar Juk wordt vervaardigd van een haar
speld of rljgpen, waaraan een wit en zwart
klosje garen bevestigd worden. Haar flanel
len schortje dient om er naalden op te steken
en Je kunt haar een aardig taschje om
hangen, waarin de vingerhoed bewaard
wordt. Haar rok dient om spelden op te
steken en als Je een stuk lood bij de zemelen
Indoet, kan het boerinnetje meteen dienst
doen als je je werk bij het naaien vast wil
zetten.
Meisjes met fantasie kunnen natuurlijk
hun popje ook anders kleeden, een aardig
Zeeuwsch of Noord-Hollandsch melkmeisje,
een Urker of Marker boerinnetje, enz. enz.
iU.nuKt'Kt.m.
een pruimenmondje «amen en zei suikerzoet:
,Ik zal Je maar niet oena vragen hoe Je daaraan
komt, want dat zog Je natuuriyk toch niet. Maar
waarom heb Je dat niet opgegeten, jongetje,
toen 't nog lekkor warm was, direct, vóór dat lk
nog hier had kunnen zyn? Dan had lk 't nlot
eens gesnapt!" De baas grijnsde onaangenaam.
Wim wist niet wat hy hoorde: „Menee.r, Ik..—
lk heb geen bord, enneen geen vork".
„Nou, Jongetje, dan gebruik je maar Je fik
kies, daar heb je ze voor gekregen. Of ls het
jongetje daarvoor te fijn? Me dunkt, dat moet
nogal 'n meevallertje voor Je zijn als Je voor straf
geen eten mag hebben en Je krygt 't toch".
„Meneer, lk.... ikktkben er vlés van,
'k kan 't niet etenik...."
„Zoozoo, Jongetje, ben Je vies van het
kosteiyke eten dat jy hier van ons krygt? Dét
zal lk je wel leeren. Nou zül Je dat opeten, en
dadeiyk ook, hoor Je?"
„Meneer, ikkekén niet!"
„Opeten, nu, direct, zóó als 't daar ligt!" bul
derde de baas woedend.
.Meneer meneerlkkik
„Eetóppp I
Dat was de laatste dog zyna levens waarop
Wim gehakt met aardappelen-puró® heeft ge
geten. M. M.
door
GILLES VAN HEER.
i *usters moesten er om lachen, zy zagen die
Wlge kinderen al in 't water te keer gaan
mftan tobben by het aankleedon. Maar zy
toch ook, dat de schoolarts geiyk had
heer lij kor gezicht, dan frisch gcwasschen
««Uitjes I
HOOFDSTUK TWEE.
f Wpnrtc tusschen den dokter en juffrouw
I3 •Ouden wo onmogelUk goed kunnen be-
Wanneer we eerst niet wat meer ge-
0 hebwi over Joop.
uit al is die nog maar een ventje uit de
«M. hy heeft toch al heel wat merkwaar
dig!» beleefd.
voor een kind dat ,de omgeving waar hy
foont niet kent, haast niet om te gelooven.
tWh hi onze Joop niet eenig in zyn soort; o
neelemaal niet.
in de groote steden genoeg kinderen
wuw ('enken dat ik wat van hèn vertel.
Joop nog maar zoo'n hukkepuk was, die
WSÏÏm 0V8r den vloer ^ng> waa wereldje
Sn 3 Rreofc. En in die kleine wereld was voor
a 8 pla&ta over- Want Joop was de Jong-
emM» Aderen. Nou en als die grooten
Mdin ®cri8 allemaal tegeiyk thuis waren,
1 thfei!» eauw over het hoofd gezien en moest
n. «L mooder» velllgen schoot verhui-
MtUn. ongeluk omver geïoopen te
flmme Juitfaan sou Ja niet gcm&lckettjk
raat ïuT .J* door de roezemoezige Houtwijk-
in X°°,reer8tW00Qden er zooveel gezln-
tt (ii^^r ,U en de Bienschen m die buurt
ja. J!™' dat se vaak eikaars naam niet ken-
einf - 'aan was vrouw Jurriaan Iemand die
Ina hïrï?0^ werd* omdat boos» goen om-
'Ze dtiSiïï 411(1018 menschep.
>n tüdiSCÏÏ*^* ietB betera- <**0 praten «n
Maar Ye™rilven.
Ut te vJrtJ1* "woï zonder vragen
H o», JF'JP0-* 'k*6 smalle, donkere trap-
TO m fee m tUrtIg to&ft MSI* 81-
klommen te hebben, kwam Je dan op de derde
verdieping of ótage.
Déér, aan den achterkant waar Je op de
kleine tuintjes der buren kon zien en met moeite
ook iets van de lucht gewaar werd. daar woon
den ze: Houtwykstraat nummer zooveel, drle-
hoog-achterl
Al vroeg moest Joop zyn vader missen en
was zyn moeder daardoor gedwongen om alle
dagen uit 't werken te gaan.
Gewooniyk kwam ze eerst, tegen den avond
thuis, moe en afgetobd.
Je begrypt misschien niet waar de kinderen
dan zoo'n heelen dag bleven. En dat was ook
iets heel moeiiyks voor vrouw Jurriaan geweest.
Doch de nood dwong haar de deur uit en et
móést iets op gevonden worden en ten slotte
deed ze het op deze manier: Voor de vier school
gaande kinderen werd het middageten in de
kast klaargezet. Na twaalf uur verdeelde de
oudste die de sleutel had, het stapeltje boter
hammen zooal3 moeder het gezegd had. Dadelijk
na het eten, waar ze gewooniyk gauw mee klaar
waren, ging de kamerdeur weer op slot en speel
den ze zoolang op straat of by de school tot
twee uur.
En zoo moesten ze zich ook na den middag-
schooltyd eenige uren trachten te vermaken tot
moeder thuis kwam.
Hierin kwam eenige verandering toen er op
zekeren dag bericht kwam, dat de schoolgaande
kinderen 's middags op een eetzaal in oen na
burige school mochten komen waar een warm
maal werd verstrekt.
Wie daar zoo vriendeiyk voor gezorgd had,
is vrouw Jurriaan nooit te weten kunnen komen.
Maar ln elk geval, de zorgen dlo haar drukten
waren er gelukkig iets minder door geworden.
Al bleef haar de gedachte kwellen wat de kindo
ren uitvoerden op straat, ze wist dat die in elk
geval met geen hongerige maag rondliepen.
Voor kleinen Joop had ze zoo gauw geen oplos
sing kunnen bedenken. Die had Immers nog te
veel haar voortdurend toezicht en geregelde ver
zorging noodig.
Eerst had ze hem eenigen tijd by een tante die
ook in de buurt woonde mogen brengen. Maar
toen Joop daar een» met de pitten van een petro
leumstel gespeeld had en de kamer vol roet
hingtoen kon tante toeans ««et* kleine
kinderen meer velen.
Na veel gepraat en overleg, moot» Toop daarna
bij een oude buurvrouw, die een trap lager woon
de, gebracht worden. Het oude vrouwtje had ïoch
«HO ftcutt» «ft wet m tmtyifiir,
dag wou zij wel op hem letten.
By haar heeft hy hot een paar jaar uitgehou
den tot hy naar school ging, ook op 'de eetzaal
kwam en net als de anderen zyn dag verdeelde
tusschen de school en de straat.
Af en toe kreeg de goedwillige oude vrouw be
zoek van een dame, die haar een en ander over
Joop kwam vragen en gewooniyk iets voor Joop
meebracht. Nu eens een stuk speelgoed, dan weer
een wollen truitje of onderkleeren.
Dat was ook weer Iets waar vrouw Jurriaan
het' rechte nooit van te weten kwam.
Van die voor Joop onbekende weldoenster heb
lk veel gehoord van zyn leventje eer hy op
school kwam en daarvan moet ik eerst nog wat
vertellen.
Als alle gezonde kinderen was Joop nieuwsgie
rig, maar hy had helaas niet altyd een verstan
dige moeder om zich heen die een oogje in 't
zeil hield, als die nieuwsgierigheid voor anderen
lastig of ook voor Joop gevaarlijk werd.
Zoo had hy eens, terwyi hy op de trap speel
de, gemerkt dat Iemand hem voorbij liep zonder
hem in het half duister op te merken. Toen had
Joop kwaad met zyn hand naar de voorbyganger
geslagen, want een groote schoen zoo maar op een
mooi gekleurd plaatje getrapt, waar hy mee
speelde. Die groote schoen behoorde aan de
melkvrouw.
Het mensch gaf door die onverwachte aan
raking een rauwe gil, want ze dacht dat ze op
zyn minst door een kwaadaardig kattebeest werd
aangevallen. Van schrik deod ze op goed geluk
een greep naar de trapleuning, maar ze tastte
even te hoog en struikelde over de volgende
trede.
Het ergste ongeluk had toen plaats!
De groote melkemmer schoot haar uit de hand
en bobberde met een verschrlkkeiyk lawaai de
trap af, die een geweldig melkbad kreeg.
Een geweerschot had daar niet meer schrik
kunnen veroorzaken; haast op hetzelfde oogen
blik vlogen de kamerdeuren open en staket^ gil
lende buurvrouwen har© hoofden naar buiten.
Krlskas klonken de verschrikte stemmen door
elkaar:
O, lieve mensch, wat gebeurt er nauw
weer!
Wel, wel, wat een zonde van al die melk!
Poes, poes, kom- voor den dag, d'r la lekkere
mellekie voor niks!
Geen van de verschrikte buren kwam echter
▼erdar dan de dorpel en eerst toen de grootste
unteteitenls voorbij was, vroeg er een aan de
Heb je Je erg bezeerd, vrouw Van Dillen?
Neen, zuchtte die met een huilerig geluid,
bezeerd heb ik me gelukkig niet, maar geschrok
ken dat lk ben, geschrokken
Demelkvrouw zuchte weer vreeseiyk en kwam
voetje voor voetje naar beneden. Al maar zuch
tend bleef ze tegen een deurpost leunen.
Do schrik..,, is mein rrdjn beenen....
geslagen
Dat wil 'k wel gelooven, zei er een met oen
huilerige stem en een medeiydend gezicht,
Ikikkan haast niets zeggen.
Maar dat gebrek liep gelukkig nogal los.
Vrouw Van Dillen kreeg gauw haar spraak te
rug, toen een buurvrouw Informeerde, hoe dat
ongeluk toch gekomen was. De melkvrouw hield
het er voor dat ze door een.kat gekrabd was en
dat werd door de anderen grif gelqofd, omdat er
op dat oogenblik zeker wel vyf poesen hun lek
kerste morgendrank stonden te genieten.
Het werd op het laatst een heel gesprek van
katten en honden. De een had dit al eens be
leefd, een ander weer wat anders; telkens was er
een dezer huisdieren de schuld van een nare ge
schiedenis geweest.
En Joop?
Die was misschien het meest geschrokken toen
er zoo plotseling en met zooveel geraas een
melkemmer naar beneden kwam tuimelen en een
stroom melk langs hem gleed.
Styf drukte hy zich tegen den muur en bleef
daar verbijsterd «taan.
Hy kon écht van «chriit geen kik geven en
sloop ongemerkt naar boven toen hot buren-
geaprek luidruchtig aan den gang was. Bevend
nog was hy languit op den grond gaan liggen
met een doos legprenten. Dien dag gedroeg hy
zich als hot zoetste kind dat men zich maar
denken kan.
Als Joop altyd zoo lief la vandaag, dan kan
ik met gemak op twintig kinderen passen, had de
oude vrouw avonds tegen vrouw Jurriaans ge
zegd.
Hoelemaal niet ongewoon was het, als Joop
eenige uren achtereen niet by zyn verzorgster
terugkwam; hy speelde dan met een kameraadje
op de trap of maakte een praatje by een buur
vrouw.
Maar eens op een keer was het toch erg mls-
geloopen met die vrijheid.
Een jongentje waar hy wel meer mee speelde,
was op een morgen luid stommelend naar bo
ven gekomen en had, met een bons op de deur
geroepen: Joop, kom Je? Als Je een hond vod-
dea meebrengt krtjg Je bulten een moei m*
lentje I
Op de straat stond, in een kring Joelende kin
deren, een voddenkoopman speelgoed te ruilen
voor een handje vodden. Hy maakte goede zaken.
Ook Joop had .spoedig zoo'n stukje speelgoed
bemachtigd, een papleren molentje en hy danste
van pret, als hy door een zwaaiende bewegli g
het helder gekleurde dingske hord kon laten
draalen.
Telkens reed de koopman een eindje verder
met zyn kar en hU wist met allerlei grapjes een
kring van rumoerige pretmakers by zich te
houden
Joop en zyn vriendje vergaten alies bij de glo
rie van het wielende draaldingetje en de opge
wonden vreugde van de andere kinderen.
Ongemerkt éigenlUk bleven ze zoo ln de om
geving van de kar en kwamen als van zelf ln een
straat waar Joop nog nooit een voet gezet had.
Op zeker oogenblik zei de koopman tegen zyn
klontjes: Ziezoo, kinderen, de baas ls uitver
kocht; morgen krtjg lk weer een schip met vlag-
gotjee, bewaar Jullie de vodden maar tot lk terug
kom
Met een ferme duw tegen zyn wagen sloeg hy
snel een andere richting in en verdween uit do
buurt.
Toen pas keek Joop de huizen eens wat nauw
keuriger aan en dacht over naar huis gaan. Maar
zoover kwam het voorloopig niet, want zyn kame
raadje- had Iets anders bedacht, iets wat hem
meer aantrok dan de donkere trap en het be
kende stukje straat.
Zeg Joop, hier 1» de straat vao myn neefje
die duiven heeft
Hoe weet Je dat? vroeg deze een beetje wan
trouwig.
Omdat lk eT eiken Zondag met mlln broer
naar toe ga was het prompte antwoord. Fyno
duiven Jö; Tc weet niet hoé veel. En een paar
Jongkies zyn er geloof lk ook bö4
Zou. Je die duiven vandaag óók mogen zien,
Informeerde Joop die naar nieuwe dingen ver
langde en met ontzag naar zyn ouder vriendje
opzag.
(Wordt Ttrrolgd).