DE DRAAK. STRAF. Een aardig speldenkussen. loop, de Juffrouw en de Dokter VOORONZEJE HL pietje moest eens voor haar Moe, melk naar' Duker toe. ir moeder sprak: „Goed opgepast 1 En houd den melkkan stevig vast! 'niet te hard, en kijk niet om, jfant dat staat leeltfk en is heel dom!" iar Ria, vrees'lijk stout en dom, liep wèl hard, en keek tóch om. ar had je het nu! Het duurde niet lang, k melkkan viel; klets-klats, floep, pang! melk vloeit witjes langs- de straat, ü)k maar naar Rla, hoe zij staat, heeft nu haar verdiende loon. Zoo'n stoute meld! ar Moeder heeft verdriet; Die Is haar melk nu kwijt. wordt". Toen knikte de Koning en de vrouw werd door de lakeien in de keuken gebracht, en zy nam krulden en eieren en water en roerde en kookte, totdat het soepje klaar was. En kijk toen het binnen gedragen werd, hief de prins het hoofdje op en probeerde een lepel en nog een en at het geheele bord leeg. Van dien tijd af had hij weer nonger en at en werd sterk. De koning zond echter aan de vrouw uit dankbaarheid een gouden ring en stond haar toe, dat zij voortaan In de keuken mocht blijven en voor den prins koken zou. Weder verliepen er drie weken en1 toen zij om waren, begon het kind opnieuw te sukkelen; het at wel alle schoteltjes leeg. maar het was onrus tig en schreeuwde, en woelde slapeloos op zijn zij den bedje heen en weer. De koning ging ernstig en zwijgend door zijn slot en de artsen snuffelden ln ailerlel geneesboeken. Toen vatte de moeder moed, wierp zich voor 's koning voeten en zei: Majesteit, veroorloof mij. dat lk naar den prins ga en hem £en liedje voorzing, dat hem tot beda ren zal brengen". De koning fronste de wenk brauwen en wilde het eerst niet toestaan, omdat hij meende, dat het kind bang was voor de vrouw met de korte haren en de ledige oogholten. En ook de artsen hadden cr allerlei bedenkingen te gen, uit woede en nijd, dat de vrouw nu misschien nóg ;eens helpen zou, waar hunne kruist tekort schoot. Eindelijk echter liet zich de koning ver teederen, nam de vrouw aan de hand en geleidde haar zelf de zaal ln, waar de prins ln een gouden bedje lag. Toen zette zij zich op een gouden stoel, die er naast stond en zong heel zacht en liefelijk: (Vervolg en slot), imoecer dacht dat ze het van angst en be~ beid zou besterven, toen zij hoorde, dat haar ziek was, en toen de cipiersvrouw weer heen- B was, peinsde zij, hoe ze haar kind ter ecu kunnen komen, en hoe het haar moge- su zijn, bij hem te komen. Den volgenden toen de cipiersvrouw terug kwam, zei de go- Be haar, dat ze een. borstrokje breien, kon. li 't kind het aankreeg, de koorts zou afne- 10 het ventje gch-jel zou doen herstellen. De schudden wel het hoofd, maar de koning toch alles beproeven om het kind weer ge- te maken en dus liet hij de vrouw uit de tenls halen en haar ln de zoal brengen, d de spinsters en naaisters zater, die voor ffcoaüTj*'\!ke:r prins naaiden oh breiden. Daar cr ws een bundel sneeuwwitte wol en vijf gou- t naalden, en nu begon ze te breien, en bij elk asje dacht ze aan het kind on was ze bezield ir den wensch, dat haar arbeid slagen mocht. f middag kwam, toen ze haar laatste naald }de. Het kindermeisje werd geroepen eft de en zy kwamen on namen het borstrokje en iten het naar 't kind. Nauwelijks echter had- zjj t het kind aangetrokken en het laatste >}9 dicht gemaakt, of de koortshitte week d* brandende wangen en de groote, glanzen- keken weer vroolijker. Koning en de artsen, die er om heen ston- W&reu zeer verbaasd, en de koning liet in igde, aan de moeder een gouden ketting enke geven. Dezo stond echter buiten ;<fe deur cn luisterde Jnwending juichend 1 levendige kinderstemmetje en moest zich nemen, om zich in hare vreugde niet koning en zljno dienaren te verraden. weken waren er verloopen, toen de roode van 't kind weer begonnen te verbiesken goede soepjes en lékkere schoteltjes moest meid weder onaangeroerd naar buiten Toen de. moeder dat hoorde, werd zij rif, stapte moedig naar den koning toe en zei Ding, sta mij toe, dat ik uw kind een soepje dat het weder eetlust krijgt en krachtig Mijn kind, slaap rustig, Mijn kind. slaap zacht, Je moeder waakt, Je moeder lacht''. Toen bewogen zich de kleine handjes van 't ventje, en omklemden vaster den urm der moeder, hij boog 't kopje, de oogleden vielen dicht en bi) sliep rustig en zacht voor de eerste maal sedert verscheidene weken. In de zaal was alles stil geworden, de koning zat op zijn troon met tranen in de bogen en Keek de moeder ontroerd aan en luisterde naar het ge lijkmatig ademhalen van 't kind. Toen stond hij op, liep naar de moeder en tranen rolden over zijne wangen, toen hij hare hand greep en sprak: „Vergeef mij, wat lk v aangedaan en u ontnomen heb, en heb dank voor dat, wat gij mij geeft. Ge hebt het kind, dat ik zoo lief heb gekregen, gered, en ik zie, dat een kind de moederlijke liefde nog meer behoeft dan oppassing en verzorging. En opdat lk mij niét van den prins behoef to schei den cn hij ook niet de moederliefde ontberen zal, zoo stel ik u voor: mijne vrouw en koningin te worden, en zal ik uw lijden met vreugde beloo- nen". Toen schrikte de vrouw, want al wilde st ook niet van haar kind scheiden, toch zag zij er tegenop, koningin te worden, omdat zij nu blind en leelijk was. Maar de koning wist raad: hy be gaf zich zeil' naar de diepe zee en vroeg naar de zeenimf en de zeemoeder. En toen hij vertelde van de vrouw, hoe zij had moeten lijden, totdat zy weder bil haar kind gekomen was, toen greep bol den 't diepste medeiyden aan, en gaven zij haar de mooie blauwe oogen terug. De koning voerde nu de moeder als koningin het slot binnen en zy waa, seder^ zy het licht harer oogen terug had on haar gouden lokken weder gegroeid waren, de mooiste vrouw ln het gansche land. En de prlna bleef sedert hij» zijne moedor geheel bij zich had, gezond en krachtig, en het volk beminde in don lieven, vriendelijken Jongen den toekomstige» koning. HU was er bij geweest toen de kleine Gerard op z'n huid had gekregen réék ook voor iets dat., hy niet gedaan had, maar waarvan hij den dader niet wilde noemen. En omdat Wim wist wie de schuldige was en medelijden had met Gerard, die kordaat weigerde den ander te noemen en daarom afgeranseld werd als vermoe- delljken dader, was hy tegen die afstraffing op gekomen, had gezegd dat dat onrechtvaardig was. En daarvoor moest hy nu onverdiend, vond hij boeten. Dat was alwéér een on rechtvaardigheid, boven op de andere gestapeld, en dat maakte hem nijdig. Hy balde zUn vuistjes in zijn broekzakken; nooit, wét er ook gebeurde, zou hy zwijgen als hij onrecht merkte nóóit. Altijd, ja zijn leven lang, zou hij zich daartegen verzetten en daar tegen vechten, vechten zoo lang en zoo hard en zoo veel hy kon; dat nam hy zich toen plechtig voor, en dat was hem ernst ook. Juist op ditzelfde oogenblik, dat hij dit on wrikbaar besluit voor zijn leven nam, voelde hy weer met vernieuwde scherpte de onrecht vaardigheid van zijn bestraffing. Hij had wel willen hullen, zóó voelde hij do onbillijkheid van ziln behandeling, zóó kwam heel zijn wezen daartegen in verzet. Daar was hij nu, als een boef ln een hok opgesloten, vergeten, verlaten door ledereen. Niemand trok zich iets van hem aan, déeht ook zelfs maar aan hem Daar weid ineens zijn aandacht getrokken door oenlg geluld by de deur; er was zeker Iemand aan den anderen kant. Behoedzaam sloop hy naar de deur en blies door 't sleutelgat bekend signaal wat terstond van de andere zyde beantwoord werd. Daarop fluisterde 'n stem: „Zeg Wim, lk ben 't: Julius. 'k Heb eten voor Je meegebracht", „Wat is 't?" vroeg Wim, die ineens voelde hoe hongerig hij was. ,,'n piak gehakt en wat aardappelen-purée. Maar ik weet niet hoe ik 't binnen moet krygen. Weet Jij er wat op?" Een oogenblik was er stilte; aan beide kanten van de deur werd over het vraagstuk nage dacht, tot Wim Ineens de oplossing gevonden had en door het sleutelgat fluisterde: „Zeg, ik ben er. Ga JU naar den zolder, hier vlak boven, by 't raam, dat weet Je wel. Ik kan hier het tuimelraam, boven, open doen. Als jy nu maar een touw hebt, dat goed lang ls, laat Je 't heele boeltje maar zakken en kan lk 'i met den raam- stok naar binnen halen". „Prachtig! 't Zit alles Ln 'n stuk krant gepakt en lk heb touw genoeg by me. Wacht nou maar even; ik lap 't 'm". Een oogenblik later had Wim met behulp van den raamstok, terwijl Jullus op het Juiste mo ment had „gevierd"; het vettige pakje bemach tig den oft tafel gelegd. Voorziohtig maakte hy het open. Half begraven in een klomp grauwe aardappe- lenpurée, kwam een dikke plak gehakt te zien, met brokken vet als dobbelsteenen zoo groot. Wim snuffelde er eens aan. Uit het gehakt steeg een vettige, lauwe lucht op, die hem bilna onpasseiyk maakte, en de purée rook zoetig* Wèg was ineens alle trek. Terwyi hy over de onsmakelijke grijze massa gebogen stond en scherp 2djn „maaltijd" mon sterde, ontdekte hy ineens dat lettertjes van de krant in spiegelschrift waren afgedrukt op de purée. Dat vond hij grappig, en hy zette zich on- mlddeliyk aan het ontcijferen. O, je kon die woordjes best lezen, als Je h beetje je best deed. Daar stond nou:schul- digde", en daaronder: ..advocaat-ge en „gevan Dat was keurig mooi afgedrukt; dat waren zeker rechtszakenDe deur ging met 'u ruk open en „de baas" stond binnen. Het kalotje achter op 't hoofd, stond hy zwy- gend met alle aandacht naar Wim te staren, over de gouden bril op het puntje van zyn neus heen. De mondhoeken trokken om beurten zenuwachtig neer, de groote handen «loten en ontsloten zich. Wim voelde dat hy vorbleekte, want by kende al deze voorteekenen van opkomende drift maar al te goed. Straks, als de baaa eenmaal te kuchen begon -- waardoor hy zlohzelf hoe langer hoe meer zou opwinden zou plotseling de aanval komen, zou Wim die zenuwachtige pol- dorswerkershanden om zyn ooren voelen moppen, eerst het blnnenvlak en dan 'het buitenvlak met den ring, die zoo extra-hard en scherp langs Je wang kon slieren. Maar de baas moest niet denken, dat Wim Jullus ooit zou verraden. Hy zou zich liever dood laten ranselen maar dan toch niet zonder verzet. Wim was subiet vechtlustig en vecihtklaar. Hy zou zich, als de baas hem sloog, verdedigen; letterlijk met hand en tand. En al zou hij het natuuriyk verliezen, waarschynlilk or voor van school worden gejaagd, best, dan kon hy hot slachtoffer worden, maar dan was er tenminste toch eindeiyk eens een jongen geweest, die zloh dorst te verzetten; dan zou misschien einde lijk eens een eind komen aan dat ranselen en zou de toestand voor de andere Jongens allicht beter worden. Hy wachtte dus den baas af. Maar tot zyn groote verbazing gebeurde er niets, De baas trok plotseling zyn lippen tot Met zyn handen diep in de broekzakken be graven, stond Wim mismoedig voor het raam naar buiten te kyken. Men had hem, onnüddöliyk na de middagles, naar boven gestuurd en op de slaapkamer op gesloten, waar hy zonder eten zou moeten biyven tot mep hem voor de avondles weer zou 'oevryden. Dat was nou, omdat hy „brutaal" was geweest. Hy „brutaal"! Ja, hy was tegen onrecht opgekomen, zeker, maar dat was toch niet „brutaal?" Om dit aardige handwerkje te vervaar digen, hebben we een klein popje noodlg., Maak van carton een rond voetstukje, zoo wijd als ge wenscht dat de rok van onderen uit zal staan, maak een rokje van zij of fluweel, bevestig dit om het middel, naai het van onderen rondom op het cartonnen voet stuk vast en vul het verder geheel met zeme len. Plaats er het popje ln; wanneer het goed ls opgevuld blijft het zeker rechtop staan, doe haar nu een doekje om en een. schortje voor, zooals de vrouwtjes ln Welsch- land (Oostenrijk) dragen, en geef haar een ploolmutsje op met een punthoed. De laat ste maakt ge weer van overtrokken carton. Haar Juk wordt vervaardigd van een haar speld of rljgpen, waaraan een wit en zwart klosje garen bevestigd worden. Haar flanel len schortje dient om er naalden op te steken en Je kunt haar een aardig taschje om hangen, waarin de vingerhoed bewaard wordt. Haar rok dient om spelden op te steken en als Je een stuk lood bij de zemelen Indoet, kan het boerinnetje meteen dienst doen als je je werk bij het naaien vast wil zetten. Meisjes met fantasie kunnen natuurlijk hun popje ook anders kleeden, een aardig Zeeuwsch of Noord-Hollandsch melkmeisje, een Urker of Marker boerinnetje, enz. enz. iU.nuKt'Kt.m. een pruimenmondje «amen en zei suikerzoet: ,Ik zal Je maar niet oena vragen hoe Je daaraan komt, want dat zog Je natuuriyk toch niet. Maar waarom heb Je dat niet opgegeten, jongetje, toen 't nog lekkor warm was, direct, vóór dat lk nog hier had kunnen zyn? Dan had lk 't nlot eens gesnapt!" De baas grijnsde onaangenaam. Wim wist niet wat hy hoorde: „Menee.r, Ik..— lk heb geen bord, enneen geen vork". „Nou, Jongetje, dan gebruik je maar Je fik kies, daar heb je ze voor gekregen. Of ls het jongetje daarvoor te fijn? Me dunkt, dat moet nogal 'n meevallertje voor Je zijn als Je voor straf geen eten mag hebben en Je krygt 't toch". „Meneer, lk.... ikktkben er vlés van, 'k kan 't niet etenik...." „Zoozoo, Jongetje, ben Je vies van het kosteiyke eten dat jy hier van ons krygt? Dét zal lk je wel leeren. Nou zül Je dat opeten, en dadeiyk ook, hoor Je?" „Meneer, ikkekén niet!" „Opeten, nu, direct, zóó als 't daar ligt!" bul derde de baas woedend. .Meneer meneerlkkik „Eetóppp I Dat was de laatste dog zyna levens waarop Wim gehakt met aardappelen-puró® heeft ge geten. M. M. door GILLES VAN HEER. i *usters moesten er om lachen, zy zagen die Wlge kinderen al in 't water te keer gaan mftan tobben by het aankleedon. Maar zy toch ook, dat de schoolarts geiyk had heer lij kor gezicht, dan frisch gcwasschen ««Uitjes I HOOFDSTUK TWEE. f Wpnrtc tusschen den dokter en juffrouw I3 •Ouden wo onmogelUk goed kunnen be- Wanneer we eerst niet wat meer ge- 0 hebwi over Joop. uit al is die nog maar een ventje uit de «M. hy heeft toch al heel wat merkwaar dig!» beleefd. voor een kind dat ,de omgeving waar hy foont niet kent, haast niet om te gelooven. tWh hi onze Joop niet eenig in zyn soort; o neelemaal niet. in de groote steden genoeg kinderen wuw ('enken dat ik wat van hèn vertel. Joop nog maar zoo'n hukkepuk was, die WSÏÏm 0V8r den vloer ^ng> waa wereldje Sn 3 Rreofc. En in die kleine wereld was voor a 8 pla&ta over- Want Joop was de Jong- emM» Aderen. Nou en als die grooten Mdin ®cri8 allemaal tegeiyk thuis waren, 1 thfei!» eauw over het hoofd gezien en moest n. «L mooder» velllgen schoot verhui- MtUn. ongeluk omver geïoopen te flmme Juitfaan sou Ja niet gcm&lckettjk raat ïuT .J* door de roezemoezige Houtwijk- in X°°,reer8tW00Qden er zooveel gezln- tt (ii^^r ,U en de Bienschen m die buurt ja. J!™' dat se vaak eikaars naam niet ken- einf - 'aan was vrouw Jurriaan Iemand die Ina hïrï?0^ werd* omdat boos» goen om- 'Ze dtiSiïï 411(1018 menschep. >n tüdiSCÏÏ*^* ietB betera- <**0 praten «n Maar Ye™rilven. Ut te vJrtJ1* "woï zonder vragen H o», JF'JP0-* 'k*6 smalle, donkere trap- TO m fee m tUrtIg to&ft MSI* 81- klommen te hebben, kwam Je dan op de derde verdieping of ótage. Déér, aan den achterkant waar Je op de kleine tuintjes der buren kon zien en met moeite ook iets van de lucht gewaar werd. daar woon den ze: Houtwykstraat nummer zooveel, drle- hoog-achterl Al vroeg moest Joop zyn vader missen en was zyn moeder daardoor gedwongen om alle dagen uit 't werken te gaan. Gewooniyk kwam ze eerst, tegen den avond thuis, moe en afgetobd. Je begrypt misschien niet waar de kinderen dan zoo'n heelen dag bleven. En dat was ook iets heel moeiiyks voor vrouw Jurriaan geweest. Doch de nood dwong haar de deur uit en et móést iets op gevonden worden en ten slotte deed ze het op deze manier: Voor de vier school gaande kinderen werd het middageten in de kast klaargezet. Na twaalf uur verdeelde de oudste die de sleutel had, het stapeltje boter hammen zooal3 moeder het gezegd had. Dadelijk na het eten, waar ze gewooniyk gauw mee klaar waren, ging de kamerdeur weer op slot en speel den ze zoolang op straat of by de school tot twee uur. En zoo moesten ze zich ook na den middag- schooltyd eenige uren trachten te vermaken tot moeder thuis kwam. Hierin kwam eenige verandering toen er op zekeren dag bericht kwam, dat de schoolgaande kinderen 's middags op een eetzaal in oen na burige school mochten komen waar een warm maal werd verstrekt. Wie daar zoo vriendeiyk voor gezorgd had, is vrouw Jurriaan nooit te weten kunnen komen. Maar ln elk geval, de zorgen dlo haar drukten waren er gelukkig iets minder door geworden. Al bleef haar de gedachte kwellen wat de kindo ren uitvoerden op straat, ze wist dat die in elk geval met geen hongerige maag rondliepen. Voor kleinen Joop had ze zoo gauw geen oplos sing kunnen bedenken. Die had Immers nog te veel haar voortdurend toezicht en geregelde ver zorging noodig. Eerst had ze hem eenigen tijd by een tante die ook in de buurt woonde mogen brengen. Maar toen Joop daar een» met de pitten van een petro leumstel gespeeld had en de kamer vol roet hingtoen kon tante toeans ««et* kleine kinderen meer velen. Na veel gepraat en overleg, moot» Toop daarna bij een oude buurvrouw, die een trap lager woon de, gebracht worden. Het oude vrouwtje had ïoch «HO ftcutt» «ft wet m tmtyifiir, dag wou zij wel op hem letten. By haar heeft hy hot een paar jaar uitgehou den tot hy naar school ging, ook op 'de eetzaal kwam en net als de anderen zyn dag verdeelde tusschen de school en de straat. Af en toe kreeg de goedwillige oude vrouw be zoek van een dame, die haar een en ander over Joop kwam vragen en gewooniyk iets voor Joop meebracht. Nu eens een stuk speelgoed, dan weer een wollen truitje of onderkleeren. Dat was ook weer Iets waar vrouw Jurriaan het' rechte nooit van te weten kwam. Van die voor Joop onbekende weldoenster heb lk veel gehoord van zyn leventje eer hy op school kwam en daarvan moet ik eerst nog wat vertellen. Als alle gezonde kinderen was Joop nieuwsgie rig, maar hy had helaas niet altyd een verstan dige moeder om zich heen die een oogje in 't zeil hield, als die nieuwsgierigheid voor anderen lastig of ook voor Joop gevaarlijk werd. Zoo had hy eens, terwyi hy op de trap speel de, gemerkt dat Iemand hem voorbij liep zonder hem in het half duister op te merken. Toen had Joop kwaad met zyn hand naar de voorbyganger geslagen, want een groote schoen zoo maar op een mooi gekleurd plaatje getrapt, waar hy mee speelde. Die groote schoen behoorde aan de melkvrouw. Het mensch gaf door die onverwachte aan raking een rauwe gil, want ze dacht dat ze op zyn minst door een kwaadaardig kattebeest werd aangevallen. Van schrik deod ze op goed geluk een greep naar de trapleuning, maar ze tastte even te hoog en struikelde over de volgende trede. Het ergste ongeluk had toen plaats! De groote melkemmer schoot haar uit de hand en bobberde met een verschrlkkeiyk lawaai de trap af, die een geweldig melkbad kreeg. Een geweerschot had daar niet meer schrik kunnen veroorzaken; haast op hetzelfde oogen blik vlogen de kamerdeuren open en staket^ gil lende buurvrouwen har© hoofden naar buiten. Krlskas klonken de verschrikte stemmen door elkaar: O, lieve mensch, wat gebeurt er nauw weer! Wel, wel, wat een zonde van al die melk! Poes, poes, kom- voor den dag, d'r la lekkere mellekie voor niks! Geen van de verschrikte buren kwam echter ▼erdar dan de dorpel en eerst toen de grootste unteteitenls voorbij was, vroeg er een aan de Heb je Je erg bezeerd, vrouw Van Dillen? Neen, zuchtte die met een huilerig geluid, bezeerd heb ik me gelukkig niet, maar geschrok ken dat lk ben, geschrokken Demelkvrouw zuchte weer vreeseiyk en kwam voetje voor voetje naar beneden. Al maar zuch tend bleef ze tegen een deurpost leunen. Do schrik..,, is mein rrdjn beenen.... geslagen Dat wil 'k wel gelooven, zei er een met oen huilerige stem en een medeiydend gezicht, Ikikkan haast niets zeggen. Maar dat gebrek liep gelukkig nogal los. Vrouw Van Dillen kreeg gauw haar spraak te rug, toen een buurvrouw Informeerde, hoe dat ongeluk toch gekomen was. De melkvrouw hield het er voor dat ze door een.kat gekrabd was en dat werd door de anderen grif gelqofd, omdat er op dat oogenblik zeker wel vyf poesen hun lek kerste morgendrank stonden te genieten. Het werd op het laatst een heel gesprek van katten en honden. De een had dit al eens be leefd, een ander weer wat anders; telkens was er een dezer huisdieren de schuld van een nare ge schiedenis geweest. En Joop? Die was misschien het meest geschrokken toen er zoo plotseling en met zooveel geraas een melkemmer naar beneden kwam tuimelen en een stroom melk langs hem gleed. Styf drukte hy zich tegen den muur en bleef daar verbijsterd «taan. Hy kon écht van «chriit geen kik geven en sloop ongemerkt naar boven toen hot buren- geaprek luidruchtig aan den gang was. Bevend nog was hy languit op den grond gaan liggen met een doos legprenten. Dien dag gedroeg hy zich als hot zoetste kind dat men zich maar denken kan. Als Joop altyd zoo lief la vandaag, dan kan ik met gemak op twintig kinderen passen, had de oude vrouw avonds tegen vrouw Jurriaans ge zegd. Hoelemaal niet ongewoon was het, als Joop eenige uren achtereen niet by zyn verzorgster terugkwam; hy speelde dan met een kameraadje op de trap of maakte een praatje by een buur vrouw. Maar eens op een keer was het toch erg mls- geloopen met die vrijheid. Een jongentje waar hy wel meer mee speelde, was op een morgen luid stommelend naar bo ven gekomen en had, met een bons op de deur geroepen: Joop, kom Je? Als Je een hond vod- dea meebrengt krtjg Je bulten een moei m* lentje I Op de straat stond, in een kring Joelende kin deren, een voddenkoopman speelgoed te ruilen voor een handje vodden. Hy maakte goede zaken. Ook Joop had .spoedig zoo'n stukje speelgoed bemachtigd, een papleren molentje en hy danste van pret, als hy door een zwaaiende bewegli g het helder gekleurde dingske hord kon laten draalen. Telkens reed de koopman een eindje verder met zyn kar en hU wist met allerlei grapjes een kring van rumoerige pretmakers by zich te houden Joop en zyn vriendje vergaten alies bij de glo rie van het wielende draaldingetje en de opge wonden vreugde van de andere kinderen. Ongemerkt éigenlUk bleven ze zoo ln de om geving van de kar en kwamen als van zelf ln een straat waar Joop nog nooit een voet gezet had. Op zeker oogenblik zei de koopman tegen zyn klontjes: Ziezoo, kinderen, de baas ls uitver kocht; morgen krtjg lk weer een schip met vlag- gotjee, bewaar Jullie de vodden maar tot lk terug kom Met een ferme duw tegen zyn wagen sloeg hy snel een andere richting in en verdween uit do buurt. Toen pas keek Joop de huizen eens wat nauw keuriger aan en dacht over naar huis gaan. Maar zoover kwam het voorloopig niet, want zyn kame raadje- had Iets anders bedacht, iets wat hem meer aantrok dan de donkere trap en het be kende stukje straat. Zeg Joop, hier 1» de straat vao myn neefje die duiven heeft Hoe weet Je dat? vroeg deze een beetje wan trouwig. Omdat lk eT eiken Zondag met mlln broer naar toe ga was het prompte antwoord. Fyno duiven Jö; Tc weet niet hoé veel. En een paar Jongkies zyn er geloof lk ook bö4 Zou. Je die duiven vandaag óók mogen zien, Informeerde Joop die naar nieuwe dingen ver langde en met ontzag naar zyn ouder vriendje opzag. (Wordt Ttrrolgd).

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1929 | | pagina 19