HOEKJE. DE GROENE GLANS. de luffrouw en de Dokter. VOOR ONZE JEUGD TKOTSCHK KALKOEN! 4»a hof. op xekTen ke«r, tkdkcsh trotKh ühb «3 wser. pstelc! op haer lactoan, |l julat «en wand'Ung doen. sog Tol mn het dinar, gok een borat voor twee. jj poes too «wart als roet, ik&lkoensche tegemoet, eerbiedig: Kd'le vrouw, ne, dat Ut zoo miauw I bet ook maar U te seer, van héél hoog op tnlj neer. ook, dat ge mij bespot, toch wacht mij het beste lot, men eet Uw Hoogheid opl er lk, bil mijn zwarten kop, li het de groote vraag: lk ln m 1) n katten maag?? H. H. DE BRUIN LEÖN )E NIEUWE FIETS. (Slot.) U eens bU den boekhandelaar binnen nieuwe boeken en schriften te bestel- was schemeravond. Toen Arnoud terug 1US tot zijn schrik, dat de flets verdwe- dief was er mee van door. Hoe ver- arme Jongen. HU keek naar alle overal, niemand had de flets meer dan een kreeg hU ten ant- kon je ook zoo dom zUn, de flets te zetten." Ja. hoe kon hU ook zoo Bweest. Maar or was niets aan te doen. Iets anders op dan de politie te waar die beloofde goed uit te kUken, maar kon hem niet worden gegeven, s de fipts gebleven? ïeclun avond zocht Arnoud; telkens zUn flets te herkennen, maar telkens lok mis. En hoe langer hU zocht, des Ber werd hU. 't Was ook echt treurig, nieuwe flets, pas gekregen, opeens te erllezen. Terneer geslagen kwam hU Bon anderen dag trok hU er al vroeg Ook nu was het vergeefs, 't Is te dat zijn ouders medelUden mot hem troostten hem zooveel ze konden, itnd geloofde, dat de mooie flets ooit Itomen. Toen Arnoud 's middags weer eel moeder: „Wel Jongen, al dat ook al niemendal. Het beste ls, af of de politie geen spoor heeft ge- ttr wat ik zeggen wou, lk hoor dat lang niet beter ls. Je moet even bU un en vragen, hoe hij het maakt. «Mn dit bord soep mee." Arnoud deed «ulke boodschappen; vooral nu niet tver er op uitwilde om weer op zoek Hl) zei dan ook: „Hè. nu wilt u wat rlka brengen en laatst zei u nog, dat too'n ruwe Jongen ls met wlen ik niet l»an" „Wel wat zou dat? De vader ls o het niet helpen dat hU z'n ondeu- igen niet beter ln het oog kan houden V gauw. Arnoud gehoorzaamde. HU tord in een witten doek gepakt zoo [het niet te veel ln het oog viel. Nu huls bereikt, waar hU moest wezen 'Beur open. „Is daar Iemand?" hoorde ih. doe als Je blieft gauw de deur tt zoo." stoel aat de oude man, met een Jln knieën. HIJ was erg vermagerd ^etig. Toen Arnoud hem het lek kere maaltje gaf, lachte hU flauwtjes en eel: „Je moet Je moeder wel bodanken, mUn jongen, wat ls ze goed. Hoe het mo gaat? Nu. heel hord ga lk niet vooruit. Ga daar maar zitten". Arnoud nam eeu stoel en luisterde een poos naar het verhaal van den zieke, maar zUn gedachten waren er niet bU. HU peinsde op middelen om zUn flets terug te krUgen, en zat dus op heete kolen en probeerde telkens een gelegenheid te vinden, om heen te kunnen gaan. Maar de zieke die alleen thuis zat. was heel blU. dat er gezelschap was en bleef dus doorpraten. Maar eindelijk kon Arnoud zloh niet meer bedwingen. HU stond plotseling op en zei: ,21e zoo, Hendriks, lk moet weg, er zijn nog meer boodschappen voor me te doen.". „Nu Jongeheer, nog wel bedankt hoor. Och, wil je de schuur maar uitgaan? De voordeur tocht zoo." Wel Ja, waarom zou Arnoud dat niet doen. HU wenschte den zieken beterschap, en stapte weg, de donkere schuur door. Juist wilde hU de deur dicht doen, toen hem Iets blinkends ln het ocg viel, achter een stapel turf. HU herinnerde zich, dat zUn moeder hem voor Klaas gewaarschuwd had en hU dacht aan de gastolen flets, En, oi wat- kwam daar achter de turf van daan? Amouds' flets, hU zag het duidelijk. O. wat werd de Jongen kwaad. Dat had zeker die Klaas hem gelapt. Arnoud dacht na. wat hU moest doen. Zou hU de fiets laten staan en de politie waarschuwen? Of zou hU haar kort en goed meenemen en Klaas de waarheid zeggen, als hU hem tegenkwam? Toen hU aan den zieken dacht, besloot hU het laatste. Pas was Arnoud de straat op, of daar kwam Klaas aanzetten. HU kleurde even, maar groette toch brutaal. Toen werd Arnoud *oo kwaad, dat hU op hem toeliep en «el: „Als Je het wéér waagt, aan mUn flets te komenTegelUk balde hU zUn vuist. Maar Klaas liet hem niet verder spreken. NauwelUks had hU de vuist van Arnoud gezien, of hU maakte, dat hU weg kwam. Toen Arnoud hem zag wegloopen, begon hU hard te iéichen. Zoo'n lèfaard; maar toen hU nu, de fiets uit de sohuur gehaald had en er vrooUJk mee naar huls «tapte, waren vader en moeder even blU als hU maar nooit heeft de oude, zieke man ge- weton hoe leelUk de streek was, die Klaas had uitgehaald. (Een winterverhaal). (Naar het Engelsch, door H. H. de B. L.). Jimmy Ware stapte ln een stevigen pas den weg af, die hem uit Dornmouth bracht. De grond was hardbevroren, zoodat zijn echoenen klakkend neerkwamen, en de adem als een wolkje uit zijn mond kwam. Het zonnetje scheen fijn, maar het kon hem niet verwarmen. De handen ln zijn zak, liep Jlmmy, met gebogen hoofd, rechts noch links kijkend, voort. Zijn anders zoo vrooUJk gezicht, was betrokken en het was duidelijk, dat hij alles behalve ln zijn schik was. Juist was hU den overweg voorbij, toen een vreemd geluid tot hem doordrong. Het was een zacht, klagelijk gejank, begeleid door een eigenaardig gekrabbel, dat zoo nu en dan, bij tusschenpoozen, gehoord werd. Nu had Jlmmy een heel goed hart en zoo dra hij maar kon denken, dat Iemand hulp noodig had, bedacht hij zich geen oogen- bllk. HU kroop do helling af en keek rond. HIJ hoefde niet lang te zoeken. Vóór hU dertig stappen verder was, stond hU op den kant van een vUver, die bevroren was. Maar ofschoon de vorst reeds dagen ge duurd had, was de dool Ingevallen en dreven er schotsen Ijs rond. Op een van die stukken stond een kleine hond, een ruwharige terrlei, zeker niet ouder dan een paar maanden. Het arme dier was inge sloten, maar deed de grootste moeite om er af te komen. En toen het traohtte op een ander vlak te springen, kwam het ln het open water terecht en probeerde weer op het ijs te komen, maar zijn kleine poot jes glibberden telkens weg. Op het Us waren de krabbels van zUn pootjes duidelijk zichtbaar. Toen de hond Jimmy gewaar werd, stak hij zijn tong naar voren en bleef hem zoo, met open bek en groote oogen aankijken. Hl] dacht zeker: „Gelukkig, nu komt iemand me er uit halen 1" „Wacht maar, lk kom WJ Je!H riep Jlmmy. Maar Je moet even geduld hebben, 't Is een allesbehalvo gemakkelijk kar weitje 1" Daarin had Jlmmy volkomen gelijk. Het ijs zou hem misschien niet kunnen dragen en als het afbrokkelde, of dat hU doorzakte, zouden hij en de hond verloren zijn. Maar Jlmmy gebruikte zijn verstand en zocht rond, of hij Iets zag, dat hem kon helpen. Ean flink stuk bout, Jawel dkt lag er en ln een oogen blik had hij het ln den grond gewerkt. Gelukkig vond hl] nog *n stuk touw 't was wel hier en daar vergaan, maar met 'n scherp zakmes, dat hij gelukkig bij zloh droeg, sneed hij de slechte stukken door en knoopte de rest aan elkaar. Nu het touw er omheen ge slagen en het andere eind om zijn lijf ge knoopt. Zóó kon hij het wagen en kroop op handen en voeten naar den kond, dien hij eindelijk bereikte. Juist wilde hU weer achterwaarts terug schuiven, toen het Us vroe«eUJk begon te kraken en Jlmmy dacht, dat zijn laatste uurtje was geslagen. Tegelijkertijd hoorde hU een stem achter zich roepen: „Kalm aanl ik zal Je wel optrekken, wees maar niet bang." En werkelijk voelde hij zich langzaam achteruit trekken. „Niets doen, niet meeduwen', stil blUven liggen, lk krUg je wel!" riep de stem weer, en mot den hond tegen zich aangedrukt, schoof Jimmy over het Usvlak. Eindelijk, gelukkig 1 daar voelde hU den kant en twee armen, die hem overeind hiel pen. HIJ stond weer op zijn voeten en zei „dank u wèl!" toen hij zich omdraaiend, den man zèg, die zijn redder was geweest en de woorden ln zUn keel stokten. Want het was een zóó vreemd en schrik aanjagend mensch, dat voor den Jongen stond! HIJ was broodmager, had ingevallen kaken, die hem op een doodskop deden lUken en waarin oogen fonkelden, zóó donker, als kolen. Ineens wist Jlmmy, wie voor hem stond. Het was kapitein Domlny; ééns de leider van de vlsschersvloot een man, bekend, om zijn moed en vooral om zijn groote kennis van het vlsscherswezen. De kapitein was nu reeds over de zeventig en stond getrokken en ln een huisje, vér afgelegen, bekend als een zonderling, vooral, omdat hl], zich de laatste Jaren geheel had terug héél alleen leefde. „Vertel nu eens hoe Je hier op het Us kwam?" vroeg Domlny en toen hij zag, dat de Jongen hem verschrikt bleef aankijken, zei hU lachend: „Ik zie er wel een beetje vreemd uit, maar je hoeft heusch niet bang voor me te zijn. Kom, loop eens mee, dan kun Je bU mij thuis een warme kop thee drinken. Dat zal Jou opknappen en Je kef fertje erbij I" En naast dei. ouden man, met z'n hond in den arm, liep Jimmy nu te praten en te vertellen van alles wat hU wist en ook van de zorgen, die vader en moeder hadden. „Het komt door het weer!" zei hij. Zoo lang de vorst duurt, maakt vader z'n on kosten niet goed met de vangst en ls er nog geen sprake, dat het weer omslaat?" „Ja, Ja," beaamde de oude man, dat hebben we vroeger zelf ook meegemaakt, maar een volgend keer zal Je vader weer betere zaken doen!" „Een volgend keer kim vader niet eens gaan!" zuchtte Jlmmy. Vader heeft de schuit gehuurd en maakte zUn kosten niet goed en Slmon, u kent hem wol, moet t geld nog van vader hebben en zal zeker de boot niet nóg eens geven!" „Dat ls Jammer!" zei Domlnlque. „Maar vooruit, nu eerst een kop thee en don praten we verder." En zoo zaten Jlmmy en Tom, zooals de hond gedoopt werd ln het kamertje van den ouden zeerob, het wonderlijkste hokje, dat Jlmmy ooit gezien had, vol vreemde koralen en allerlei, wat op den zeebodem leefde. Dtè dingen zag hU niet bij vader voor zulke snuisterijen had deze geen oog. En toen de Jongen na een hartelijk af scheid, beloofde gauw terug te komen en hU den weg naar huls terugging, bedacht hij, dat hij een heerlijk uurtje had door gebracht, want dat de oude man heerlUk verteld had, van alles wat hU ln die lange Jaren meemaakte. HU was echter nog niet lang op stap, toen hU weer de stem van Domlnlque, die hem achterna was gegaan, hoorde: „Holat" riep deze, „zeg Je vader uit mUn naam, dat hU de schuit neemt en er op uit gaat. De netten moeten morgenochtend héél vroeg ln zee!" „Ja!" knikte Jlmmy, die er niets van begreep. En thuis vortelde hU alles, van zijn pogingen op het Us, van den hond, dien hl) vol trots toonde, van het grappige kamer tje bU Men kapitein en ten laatste de boodschap, die deze had meegegeven. „Och watl" zei vader wat geeft 't? Ik zal wUzer zUn en de moeite sparen. Zoo lang t weer zóó blijft en de vorst aan houdt, ls de handel niets gedaan!" Maar moeder drong aan en elndelUk gaf vader toe ook hU wist wel, dat de oude Domlnl que verstand had op het gebied van de vlsscherU en zUn raad mééstal Juist was. Dus ging hU en o wonder! I den volgenden morgen, toen zU de netten in zee hadden geworpen, wemelden ze van visch en nog meer verrast waren de zeelui, toen Jlmmy's vader, die plotseling strak omhoog bleef kijken, riep: ,,'n Wolkje!" En zoo wés het. Grootere wolken kwamen opzetten, duidend op verandering van weer de dool viel ln. En hiei mee werd het voor den handel beter. Toen ze met de schuit vólgeladen naar huis kwamen, berekenden ze, dat er een buitengewone winst was gemaakt, zóó, dat niet alleen de huur betaald kon worden, maar een gedeelte der koopsom! En moeder was nóg gelukkiger dan vader en Jlmmy danste van plezier en Tommy sprong als dol tegen hem op. „Nu gaan we den kapitein bedanken!" riep vader. „En dan moet je vragen, of hU meekomt, dan bak lk pannekoeken!" zei moeder. Zóó gebeurde en toen de oude Domlnlque bU hen aan tafel zat, en men heen vroeg, hóé hU toch kon weten dat de vangst goed zou zijn, lachte hij: „Dat ls het geheim van den kok! Maar, ik ben al oud en zal het Je zeggen. Toen lk den jongen nakeek, zag lk een streep aan den horizon, die als een groen lichl aan den hemel glansde. Dit natuurverschUnsol komt zelden voor, lk be leefde het slechts enkele keeren. Maar het ls een zeker toeken van weersverandering.... Nu weet je 't, misschien doe Je er later nog eens Je voordeel meel" Een wiskundig bord erwtensoep. Een verzekeringsagent, die voor zaken ln Den Haag moest zUn, had een vriend, die daar onder- wUzer was, verzocht hem aan het spoorstation af te halen en behulpzaam to zUn daar hU ln Den Haag onbekend was. De onderwUzer was een degelUke eenvoudige jongeman, die hard werkte om zjch een goede po sitie ln de maatschappU te veroveren. Maar dat gaat nu eenmaal niet zoo vliegensvlug. Den verzekeringsman ging het nog al voor den wind. HU had het geluk gezellig te kunnen prater en sloot daardoor aardig wat postjes of, die hem een goede provisie opleverden. Dit had hem een Vliegenier: Nu heb lk warempel m*n parachute niet bU me gestoken! groote dunk van zich zelf gegeven en daar hU da vele moppen en kwinkslagen, die hJJ hier en daar opving, altUd heel aardig en met een zekere auto» rltelt aan anderen debiteerde, werd hU ln zUn omgeving als een aardige en handige kerel be schouwd. Nadat onze vrienden de zaken hadden afge daan, zouden zU ook de stad en omgeving een* bekUken. Onder de wandeling werd ear heel wat ofgebab- bold en de onderwUzer moest vaak hartelijk lachen om do verhalen en kwinkslagen van «Un vriend. Het weer was heerUJk, het was een heldere fri#- sche dag en het was dus niets te verwonderen, dat zU in het middaguur bemerkten dat hun maag ook benigs belangstelling vroeg. ZU zouden ln oen lunchroom hun 12-uurtJe gebruiken. Do onderwUzer, die een groote voorliefde had voor Oud-Hollandsche kostjes, stelde voor eens een portie erwtensoep te gebruiken, daar had hU nu zoo echt trok ln. Dit werd goed gevonden en zoo stapten zU een lunchroom binnen en bestelden elk een portie erwtensoep .met kluif. De bediening was vlug en zoo zaten *U al ras elk met een groot bord erwtensoep voor zich. On ze onderwUzer viel dadclUk er op aan en zat to genieten, dat kon men hem duldelUk aanzien. „Hé, kerel, dat smaakt, en dan zoo'n vol bord", sprak hU. „Snert la toch maar heerlUk". „Wat", ad do verzekeringsman, wlen een zoogenaamde weten- schappelUke mop te binnen schoot, „wat vol, leeg zeg ik u, gij hebt een 'ecg bord". De onderwijze* begon te lachen. „Ja, als Je een oogenblik wacht ls het werkelijk leeg". JSTeen heusch niet", sprak zUn vriend, „lk zal het wiskunstig bewUzen. KUk, Je zult met me eens «Un, dat een half vol bord gelUk ls aan een half -eeg bord, niet waar?" Hm, bromde de onderwUzer, die smakelUk doorat, „Welnu, dan zul je ook niet tegenspreken, dal twee half vollo borden gelUk «Uu aan twee half lecge borden hè?" „Hm, hm", bromde de onder wUzer weer terwUI hU genoot van het kluifje. „En 2x1 nalf leeg ls een heel loog bord en 2xl half vol bord ls een heel vol bord, WJgevolg la een leeg bord gelUk aan een vol bord. Is dlo goed of niet?" vroeg trlomphantelUk de verzet;»* rlngRman, die gedurende zUn betoog nog niet ge geten had. „Prachtig, prachtig!" riep 1e onderwUzer, JU bent een vent om er Je hoedje voor af te nemen"„ TerwUI hU dit zei. verwisselde hU vlug «Un leeg bord voor bet nog volle bord van zUn opgetogen vriend, die triomphantclUk zat rond te kUken of men hem niet erg bewonderde, en begon direct weer met smaak den nieuwen voorraad to veror beren. Onze wiskunstenaar kreog, door het alge meen gelach, dat elgenlUk moor den onderwUzer dan hem gold, de overtuiging, dat hU oon reuzen sucoes had bereikt. Vergenoegd nam hU nu den lepel ter hand en zou ook zUn maal beginnen, doch zag nu een leog bord voor zich. „Wat ls dat nul" riep hU uit, „een leeg bord!" „Wel neen'S voegde hem zUn vriend toe onder algemeen ge lach, Jat bord ls wiskunstig vol en lk maak dat wiskunstig loege bord van Jou maar mdet schoon". door gilles van hees. tlwoord was moeder voorloopig te- ^arer. immers nooit klachten over J°l gekomen en daarbU bedacht ze nooit uitgepraat raakte als hU over Jï aan den gang was. Dus zoo heel to elk geval niet zUn, overlegde ze ccü telf. Toch zat er een onplezierig tot onschuldige briefje, want de kln- too veel vroeger dan anders naar bed. "to de oudsten hielp niet; als Juffrouw tot er geen kind meer over de vloer •to ook nog wel het een en ander te °to de kamer knapjes aan kant te Noppend hart deed vrouw Jurriaan 11 open toen er een paar zachte tik- 'erden. toch niets uitgehaald, Juffrouw? wat haar na de eerste begroeting - kwam. *yzeres voelde onmlddellUk waar de Wht en stelde haar gerust met de lat u Joop elSenUik nooit Iets ult- 1 «U altUd veel plezier van hem had. ilin ?Ucrlel verhalen veelal erg open- ,to Juffrouw kwam. En vrouw Jurrl- oeelcmaal op haar gemak, toen zU over vernam. - Zoo'n kind toobl", naai lachtjsa. Of Joop ook veel ziek geweest was, vroeg de bezoekster om het gesprek niet al te lang te maken. Gelukkig niet dan had lk me heelemaal geen raad geweten; lk ben er wel eens bang voor geweest, onze Joop kans soms wit zien en hU ts zoo'n licht kereltje voor zUn leeftUd. De Juffrouw vertelde toen maar meteen wat de schooldokter van haar Jongen gezegd had en wat die met hem van plan was. O. nu begrUp lk waar u misschien voor ge komen bent, Juist, dAAr kom lk voor, zei de Juffrouw met een lachje. „Maar maak u vooral niet ongerust, bepaald ziek ls hU niet. doch ziet u, het zou voor onze Joop niet kwaad zUn als hU eens een paar maanden ergens bulten kon zUn ln de bosschen of aan de zee. met een oxt:a goede verzorging. Een Joop die zóóveel pond zwaarder met een ge bruind gezicht in school terug komt. zou er voor goed bovenop zUn, verwacht de dokter. Moeders oogen schitterden bU dit verrukkelUk vooruitzicht, de onderwUzeres had met haar een voudige woorden Iets heel teers aangeraakt, iets waar ze al zoo vaak over getobd had, maar nie mand had durven toevertrouwenzU hoopte op betere tUden. als eerst de oudste kinderen wat gingen verdienen en haar zware zorgen een beetje verlicht zouden worden, danEen paar groote tranen gleden over haar wangendie lieve Juffrouw bedoelde het wel goed met haar kleine Joop, maar zU wist natuurlUk niet dat er immers toch niets van komen kon. Ze had im mers geen geld en wie zou het baar willen leenen? Maar wat ls dat nu, tranen? O wilt toch hoop lk niet gaan hullen als lk net suike prettige dingen kon vertollen! VertrouwelUk Bchoof de Juffrouw haar stoel dichter naar vrouw Jurriaan, die nu. door vrlen- delUkheld verrast, even het gezicht achter haar schort verborg KUk eens moedertje, lk begrUp best dat u het niet prettig vindt, hem zes weken te moeten missen, maar hU komt bU beste menschen, maak u daar maar niet bezorgd over; zooveel kinderen gaan 's zomers naar bulten. —Dat ls ook het ergste niet. Juffroüw. lk ben er Jammer genoeg, al aan gewend dat Joop door anderen opgepast wordt, maarlk kan het onmogelUk betalen, hoe graag lk het hem gun het spUt me voor u en voor den schooldokter. maar het kén niet. De onderwUzeres bleef opzettelUk een poosje met haar antwoord wachten, de klacht had niet nagelaten haar te beroeren en toen de weduwe haar vragend aankeek, probeerden belde vrouwen elkanders diepere gedachten te raden. Wat ben lk blij dat ik zélf gekomen ben, een ultzendlngsbericht van een of andere vereeniglng zou u een verdrletlgen avond bezorgd hebben in- plaats van andersom. „En vroolUk om het mis verstand ging zU verder:" Geldvan geld weet lk ook nietsdaar ls al voor gezorgd; er zUn gelukkig veel goeie menschen op de wereld waar zou het anders heen moeten als we elkaar niet een handje hielpen." Door deze geheel onverwachte mededeeling zichtbaar opgefleurd, kwam er evenwel een nieuwe stroom van moellUkheden ln de gedachte der moeder, maar Juffrouw Hoddes bleef opzette lUk, rustigjes doorbabbelen en werkte het eene be zwaar na het andere weg en tenslotte zei ze: Nu geloof lk van alles zoo'n beetje op de hoogte gebracht te hebben ofo ja, daar zou Ut een voornaam ding soo maar vergeten. Rekent u er op dat Joop een dubbel stel onder goed meekrUgt en behalve zUn gewone boven- kleeren ook nog een sterk ravot-pakje? Daar hoop lk voor te zorgen. Al zal lk het uit mUn mono besparen, maar n u gaat Joop naar bulten, zoo vast als een huls! Juffrouw Hoddes genoot met een fUn lachje van dit kordate antwoord; zoo kan alleen een moeder spreken die elke opoffering, hoe groot, voor haar kinderen over heeft. Tocl* was haar bU het opsommen van alles wat tot de uitrusting behoorde een pUnlUke trek op het gelaat der vrouw niet ontgaan. Niet zonder reden had zU een beetje overdreven, het viel haar niet moellUk nu ook het laatste restje „zorg" weg te kunnen nemen. Maar 1 k heb toch niet gezegd dat u daar allemaal voor zorgen moet? Dat laten wc netjes aan die goeie menschen over, u weet wel Die zouden er beslist boos om zUn als ze later hoorden dat u, om Joop naar bulten te krijgen eerst een half hongerkuurtje moest ondergaan. Ik kom nu pas met mUn eigenlijke boodschap voor den dag; een vriendin van me heeft ge vraagd of zU de heele kleerengeschledeiils voor haar rekening mocht nemen en lk heb al vaat maar gezegd dat het best was. Over een poosje komt zU eens met u praten, Joop zal haar wel kennen denk lk. 't Is wonderlUk, 't ls wonderiUk, zuchtte de vrouw Jurriaan blU ontroerd, lk geloof dat u daar straks gelUk had, een gewoon bericht zou meer kwaad dan goed bU me gedaan hebben en wat een ondankbaar schepsel zou lk dan geweest zUn Mag lk u wel bedanken Juffrouw Hoddes voor uw bezoek en alles wat u voor Joop gedaan hebt? Dt Juffrouw wilds rast m afwwrmd gebui van geen dank weten; als we elkaar om zoo wei- nlg al gingen bedanken, meende zo, zou eeu mensch stellig een vferkeerden dunk van zich zelf krUgen. Het was haar Intuwcheji een voldoening to weten dat, na al het voorgaande, nu ook do laatste mededeeling goed opgevat zx>u worden, n.1 dat zU Joop op een vr(jen mldftg zelf weg wilde brengen. Deze veronderstelling bleek Juist te zUn. de moeder was ln de wolken van blijd schap toen het bezoek dit had voorgesteld. Maar wat bon lk toch olgonlUk dom, zol deze terwUI zU haar stoel naar achter schoof en vlug opstond. lk ben zoo met mezelf en met m'n jongentje bezig geweest, dat lk heelemaal vergo ten heb te vragen of u een kopje thee blieft. Neemt u het me niet kwalUk Juffrouw, maar lk krUg zoo weinig visite.... *k zal gauw water op zetten. Geen verontschuldigingen, *k vind het heel aardig van u, maar ik moet noodig opstappen het ls zoetjesaan al laat geworden. Laten we liever dit doen, en de Juffrouw zette een zakje bis cuits op tafel en deed het open wU snoepen or een paar en de rest vinden de kinderen weL Toen vrotrw Jurriaan na het vertrek der vb rit# weer alleen was, had zU het gevoel of ze wakend een prettlgen droom doorleefde. Doelloos was zU aan tafel gaan zitten, het hoofd met beide han den gesteund, en droom-staarde voor zich uit. En ln dien droom verscheen mot schoon gevolg ln gouden glans, de Juffrouw al« een goede feo die hoopvolle dingen voorspelt aan hen die het meest hoop ln hun leven noodig hebben, een fes die met zachte hand het hoofd van Joop Jurriaaa streelde en zUn moeder bemoedigend i NADRUK TORBODOL.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1929 | | pagina 19