Geestes-Sport en Hersen-Gymnastiek Uit een Balkanstaat. VOOR ONZE DAMMERS. VOOR ONZE SCHAKERS. EVENTJES' DENKEN. Vraagstuk No. 288. Vraagstuk No. 289. Vraagstuk No. 286. Vraagstuk No. 287. voorkeur. Ken op 1 Febr. geboren kalf kan begin tot half Juni op het volle rantsoen wel zijn. Onvolwassen varkens (biggon) kunnen op een leef tijd van ongeveer zes weken ook al een weinig wel ontvangen. De gang ie hierbij dezelfde, als bij cle voedering van kalveren. Geeft men nogal wat kar nemelk, en (of) oudermelk, dan !b graamneel, sooale geritemeel, haver- en maïsmeel de beste aanvulling. Wil men zoo zuinig mogelijk met omlermolk en kar- nomelk toekomen, dan diont naast wei wat eiwitrijk moei gegevon te worden. Als norm kan men aanne men, dat biggen van 6—7 weken die direct gemest worden of eerst als weidevarken worden behan deld het noodige eiwit vindon in 3L. onder- melk. Geeft men geen onderrnelk, doch wei, dan zou hiervan ongeveer een viermaal zoo groote hoeveel heid gegeven moeten worden om in de eiwitbehoefte te voorzien. Dat zou echtor voor zulke Jonge biggen veel te veel worden. Daarom geeft men minder wei, welko dan wordt aangevuld met een eiwitrijk meel met daarnaast het noodige graanmeel. 3 L. wei aan gevuld met een ons grondnotenmeel of half grond-1 notenmeel en half lijnmeol vervangt 2 L. onderrnelk volkomen, wat het eiwit en ruim wat de zetmeel- waarde betreft, zoodat de gift graanmel naast deze vloe8toffen wat kleiner kan zijn, dan naast enkel onderrnelk. 3 L. wei aangevuld met 1 ons vischmeel of dier meel, vervangt 3 L. onderrnelk. Het is onnoodig te zeggen, dat men het een niet plotseling door het an der vervangen mag. Alle veranderingen in voeder rantsoenen dienen geleidelijk aangebracht te worden en voor jonge dieren geldt zalks in dubbele mate. Worden de biggen ouder, dan kunnen de hoeveel heden wei geleidelijk stijgen. En bij een levend ge wicht van pl.m. 40 K.G., kan men per dier zonder bezwaar reeds 1012 L. wel per dag geven. Als dit geschiedt, kan aanvulling met eiwitrijk meel bijna overbodig worden geacht. Naast zulke hoeveelheden goede wei kan men met uitsluitend graanmeel bij mestbiggen wel een goed resultaat krijgen, ai zal dan wellicht nog beter zijn, als men daarenboven nog een weinig vischmeel geeft. Bij volwassen mestvarkens kan men met graan meel en wei alleen volstaan, als men daarvan een li ter of 10 per dag kan géven. Er bestaat geen be zwaar deze dieren grootere hoeveelheden te geven on dit werkt ook goed in zooverre, dat men meel uitspaart of een snelle groei verkrijgt door deze groo- :ere hoeveelheden wei. Met het oog op de eiwitvoor-i ziening is het echter niet noodig de hoeveelheid wei grooter te nemen. In tijden, dat men de varkenshouderij inkrimpt wegens lage prijzen of anderszins zal men vooral een! teveel aan wei kunnen krijgen in voorjaar en voor- j zomer; dan is de melkgift op z'n hoogst en krijgt men dus ook de meeste wei terug terwijl de kalve ren nog niet op een leeftijd zijn, dat men daar heel groote hoeveelheden wei aan kwijt worden kan. In dezen tijd ziet men het nogal eens gebeuren, dat de veehouder een deel van zijn wei verkoopt, bijv. aan iemand, die veel varkens houdt; bestaat daarvoor geen gelegenheid, dan moet ze aan eigen vee vervoederd worden, hetzij aan pinken, melkvee of mestvee. Zoolang het vee gestald is, levert dit geen groot bezwaar op: loopen de dieren echter in de weide, dan wordt het minder gemakkelijk en geriefelijk. Meestal echter houdt men de melkkoeien in den voorzomer op een aan de boerderij grenzonde woide. En een heel groote moeite is het niet, daar een drink bak te plaatsen, waar de overtollige wei wordt inge goten. Vooral koeien, die tijdens den staltijd al aan wat wei gewend zijn, zullen deze gaarne opnemen en dit zal de melkgift van deze dieren gunstig be ïnvloeden. Kalveren en varkens komen echter het eerst voor weivoedering in aanmerking. Die beta len de wei het allerbest. "Pas daarna als men dan nog wel over heeft bedenkt men de melk- of mestkoeien. Misschien niet g8heel ten overvloede, wijzen wij er nog op, dat men steeds moet voorkomen, dat de wei scherp zuur wordt. Want scherp zure wel ver oorzaakt heel licht diurrhée, vooral bij jonge dieren. Als de wei uit do kaasbak loopt is ze bij bereiding van de meest gewone kaaesoorton nog fiauw-zoot van smaak. In dezen toestand werd ze vrocgerop de boerderij vaak gebruikt voor het koken van pap. En bekend is in een aanhaling van Dr. Eeltje Hal- bertsma, die ongeveer vijftig jaar terug al scheef: Als ik wil gaan logeeren, doe ik dat in het voorjaar; dan eten de boerenhuiegezinnen kalfsvleesch en wei pap en kunnen ze mijn hulp het best ontberen. Blijk baar beschouwde deze geneeskundige versche wei dus als een gezond voedsel voor den mensch en daarom kunnen we dus ook zeker wel zeggen ook voor jonge dieren. Wbrden aan de fabriek on op de boerderij wolbak ken en tonnen geregeld goed met kokend water ge schrobd, en houdt men geen restjes over, waar dan de versche wei weer wordt bijgegoten, dan wordt de wei wel zwak zuur, doch niet scherp zuur Daaraan hapert het nog te dikwijls. Soms kan men in wei- tonnen een aangezette laag met den vinger afstrij ken en is de wei in de bovenste laag met zooveel verongelukte vliegen bezaaid, dat het op het eerste w.teht meer op een soort krentenbrij gelijkt dan op wei. Het minste, dat men mag vragen is toch wel, dat de vaten geregeld goed worden gereinigd en met een deksel worden belegd. Het staat voor ons vast dat menig geval van diarrhée of erger nog bij biggen en kalveren is toe te schrijven aan de zeer slordige be handeling welke de afvalproducten der zuivelfabriek op de boerdgrij ondergaan. Besturen en directeuren van zuivelfabrieken bewij zen hun leden een goeden dienst als zij ze opvoeden in de gedachte dat een hoog melkgeld niet alles is, doch dat ook de afvalproducten welke de boer ont vangt, goed moeten zijn en dat hieraan de noodza kelijke onkosten niet mogen worden gespaard. S. V. renfl voor do kachel sft, teTwtJl bulten «oen ander ge luld te hooren ia dan nu en dan hot rinkelen van een «lede, wekt de geur ven het brandende hout in mij her inneringen aan de duinen bij Bchsventngen. waar ik eona, r.ocr lang geleden, een beroemd Indianen-opper hoofd wu, dat wegens hut etoken van vuurtjes mee- doogenJooe vervolgd wr ddoor onbezoldigde rijkaveld- waruiora, die wij ,,koddobeiëers" noemden. Ik euiok wat ik kan maar op bet oogenbltk dat ik dezr regelen schrijf, 's avonds laat, zijn van mijn dub bele vensters zelfs de binnenste nog gedeeltelijk bevro ren, boewei tuaachan bultenato en binnenste vensters de gordijnen zijn neergelaten. Op ddt o ogenblik heer acht er buiten zeer zeker meer dan 40 graden Fahrenheit vorst. Belgrado (ik schrijf dezen brief In een voorstad, waar ik nog enkele dagen een kamer bewoon) bood de laat ste dagen een bultengowonen aanblik. Een folie storm, die de koude nog vinniger deed voelen, had in enkele straten de sneeuw hoog opgewaaid en andere volkomen roingevoegd. Op de sterk hellende straten was het hier en daar levensgevaarlijk voor wandelaars on groot is het aantal ongelukken, dat de laatste dagen te notee- ren viel. De vorst heeft het verkeer met de plaatsen aan den anderen oever van dien Donau bijna geheel on mogelijk gemaakt Een mijnor Servische kennissen is afkomstig uit Panejewo, een vroeger tot Hongarije be- hoorendo stad, noordelijk van den Donau, ln rechte lijn ongeveer acht K.M. van Belgrado. Eon brug is hier niet; de oude Donau monarchie volgde de politiek. Ser- vie zooveel mogelijk geïsoleerd te houden van de rest der werefld. Er is nu een brug in aanbouw, doch het zal nog wel enkels Jaren duren eer oe gereed is. Met een pasaaglersboot komt men ln normale tijden van Preo- grad naar PantsJewo ln één uur (de Donau is zeer bochtig) docht thans moet men om van de eene plaats naar de andere te komen per spoorweg een geweldigen omweg maken, zoodat de reis thans moer dan een et maal duurt, hoewel men van Belgrado de stad kan zien liggen. De Donau met zijn vastgevroren schotsen is natuurlijk voor het verjeear weinig geschikt Het autobus-verkeer, dat bij gebrek aan voldoende spoorwegen, hier nog meer beteekenis heeft dan ln de meeste andere landen, ls uit den aard der zaak ook grootendeels stilgelegd. Wagens zijn zeldzame verschij ningen geworden, men hoort en ziet slechts aleden. De toevoer van levensmiddelen naar de steden is door deze omstandigheden aanzienlijk verminderd en de prijzen zijn daardoor gestegen. In het restaurant, waar Ik ge regeld eet, heeft men dan ook de prijzen der maaltij den met twintig percent verhoogd totdat de koude voor bij en de sneeuw gesmolten la Bijzonder onaangenaam bij de felle koude ls, dat de laatste dagen bijna doorloopend de „kosjawa" (klem toon trp de twwtfte lettergreep! blaast De kosjawa ïe es* sterke noord-oostenwind, die ons hier de koudo vtg blbtrië brengt en nu en dan lot stormkracht quq« groeit. Het ie iets merkwaardigs in de wereld, dat sla ue menechen oen wind een bijeonderen nuam goveo, dit steeds om onaangename redenen la De kosjawa, oo.'un, d« sirocco, de mistral, het zijn alle winden, dl| onprettige herinneringen wakker roepen bij hem, dl| met deze winden al eens kennis heett gemaakt Do vmnig-komle kosjawa gaat door alle kleederen en net «enige wat tegen hem beschermt is leder, dat hier dan ook zeer veol wordt gedragen. Eigenaardig ia het hier thans de weerberichten van Jcego-Slavië te lezen. Er Is geen land van dezelfde grootte waar zulke sterke tegenstellingen, ook in het alimaat heersohen. De kust namelijk heeft een iiid- dellandsche Zee-klimaat doch reeds dadelijk bij de Kust beginnen de gebergten, die verhinderen, dat Ue milderen invloed van de zee zich verder doet gelden, op betrekkelijk korten afstand van de kust heerscht dus reeds een echt vastelandsklimaat wat tel gevolg heeft dat het grootste deel van Joego-Slavlo, hoewel het zeer veel zuidelijker ligt dan Nederland, onder veel strenger winters te lijden heeft Op dagen, dat te Bel grado, Zagreb, Skoplje dlkko sneeuw valt en het tien tallen graden vriest wandelen de menschen aan de kust te Dubrovnik (Ragusa), te Split (Spalato) zonder overjas luohtig ln den warmen zonneschijn. De laatste dagen b.v. was te Dubrovnik de temperatuur (ln ds schaduw), meermalen 60 graden Fahrenheit in de zon dus wel meer dan 00 graden. In dit land, dat ongeveer zeven maal zoo groot ts els Nederland, bestaan dus op één dag temperatuurverschillen van moer dan 100 graden Fahrenheit Aoh, als lk de weerberiohten, van de Joego-Slavlsche kust lees, bekruipt me weemoed en 'lk overpeins: Indien er niet do minlsterleele crisis en de staatsgreep waren geweest zou ik reeds lang verder zijn gereisd en nu wandelen aan de Adrlatlsche kust in warmen zonne schijn in plaats van te zitten in een slechts half ver warmde kamer nabij den toegevroren Donau. Naschrift. Juist nu ik dezen brief wil vsrzendea, lees lk de tijding, dat ook te Dubrovnik aan de Adrl atlsche Zee de temperatuur ls gevallen en er bijna 6 graden Fahrenheit vorst heeracht en ik voel een sata nisch genoegen. Weliswaar zijn 0 graden vorst nog geen 40 graden, doch ln de «trek?n waar de winter zich bijna nooit vertoont, Is men (ik weet het uit ervaring) zoo slecht Ingericht tegen de koude, dat men er van haar oneindig vee! meer te lijden heeft dan 1# streken waar de winter in al zijn strengheid een jaar- lijksche gast ia J. K. BREDERODE. onder leiding van GEO VAN DAM. Februari 1841 was het ijs in de Maas voor Dordrecht 10 Ned. duimen dik en de koude was 28 graden van Farhenheit, den 12den Februari viel den dooi weder ln, en op den 17den Februari 1841, vertrok de Engelsche stoomboot do Columboure met de passagiers van Sche- veningen naar Londen, omdat de Maas nog niet open was." Den 9en Maart kon men met eenige vaartuigen het eiland Schotland weer bereiken. Beruchte winters in de 18o eeuw. Van de winters uit de achttiende eeuw zijn vooral die van 1740 en 1709 berucht. Ouder dan eerstgenoemd jaar is het rijmpje, dat „te Dordreoht voor de poort staat," zooals een oude handschrift zegt, waaraan dit ontleend ls, het welbekende: Op ölnto Matthije was er nog geen Ijs, en in Maart reed men met slee en paard over de Dordtsche waard. 1740. Aan ditzelfde bandschrift ontleen ik de volgende me- dedeeling: „Het was in datzelfde jaar (1740) dat al de beeld houwers te Antwerpen ,op het voorbeeld van den ver maarden Arthur Queliijn, zich verlustigden met het bei telen uit ijsblokken, van levensgroote leeuwen, paarden, menscnen enz., die zoo ongemeen wèlgelukt waren, dat de ware bewonderaars der achoone kunsten met droef heid de lente tegemoet zagen, die deze meesterstukken tot het niet zou doen terugkeeren. Deze, voor hun kunstwerk rechtmatige bezorgdheid was gegrond, want men had toen hailf Maart, en op het midden der Schelde een ijsblad opgericht, waarop de vier volgende Vi&amache dichtregelen waren uitgehou wen: Te Sin te Matthije Zag men eneeu noch ijs. En met half Meert Reed men ovar do Schelde met koets en peerd." Zijn nog meer berichten uit koude tijden noodig om aan te toonen, dat de tegenwoordige vorstperiode heel veel heeft van een „ouderwetschen winter"? Zoo ja, dan moge hier nog vermeld worden, dat „in het jaar 1142 de zeo eenige mijlen van het strand dicht lag en vee on menschen dood vielen" (waarmede thans reeds en kelen begonnen zijn). In den winter van 1709'09 vroar het 66, in 174b 77 dagen en in den winter 1829'30 duurde hot 80 dagen eer de vaart tusschen Amsterdam en Utrecht kon geregeld worden. Men kan natuurlijk nog veel verder terug gaan ln de oude kronieken om tal van ationge winters vermeld te vinden. Met dit teruggaan worden de schilderingen van de hevige koude geweldiger. Zouden zij daarmede niet tegelijkertijd aan betrouwbaarheid verliezen? Hoe het zij, zooals het vroeger wel e«ns vroor, vriest het nu ook .maar wij kunnen de tegenwoordige gebeur tenissen nog niet overzien, omdat zij nog niet algeloo- pen zijn." WINTER AAN DEN DONAU. WOLVEN. EEN INGE SNEEUWDE TREIN. VEERTIG GRADEN VORST. HET GESTREMDE VERKEER. TEMPERATUUR VER SCHILLEN. DE ZONNIGE ADRIATISCHE KUST. (van onzen reizenden correspondent). Belgrado, 4 Februari. De Donau, die dank zij den Weener Walz-konlng, Straus, door ledereen voor blauw wordt gehouden, ia hier thans overdekt met tezamengevroren machtige i}9schotsen, waardoor geen schip zich meer een weg kan banen en zelfs de Save. die niet uit het noorden, maar uit het westen van de ItaJiaansehe r/rens, komt, is toegevroren. Sedert eenige weken genieten we hier een temperatuur, di$ zich beweegt tusschen twintig en veertig graden Fahrenheit vorst en sopis ook nog wel eens lager daalt. Over een groot deel van Joogo-Slavié (voor zoover het geen zeeklimaat heeft) ligt dik do sneeuw, en troepen hongerige wolven, soms vijftig te zamen, zijn al gesignaleerd, wolven, die uit 'het zuiden, het oude Servië komend, de Save zijn overgetrokken en ln het noordelijk van deze rivier liggend gebied zijn ingevallen, want hier beduidt „zuidelijker, niet zoeler" In het Servische bergland ligt ook. overal de sneeuw hoog en te Skoplje.(het vroeger tot Turkije behoorende riöküb), waarheen lk binnenkort hoop te vertrekken, een kleine vijfhonderd kilometer zuidelijk van Belgrado is de temperatuur al niet voel hooger dan ■aan den Donau. Gisteren heerschte er ruim vijf en twintig gra den Farhenheit vorst. Daar zes-zevenden-deel var. Joe- go-Slavië uit bergland bestaat, ia het hier nioeielijker dan elders, het spoorwegverkee-, dat gedeeltelijk door nauwe passen gaat, gaande te houden. De groote lij nen, die meerendeels ook gunstiger liggen, heeft men met veel moeite vrijgemaakt, al waren natuurlijk trein- vertragingen van vele uren niet zeldzaam, doch tegen over de sneeuwhindernis op enkele berglijnen staat men nu en dan bijna machteloos. Dezer dagen is op een der naar de kust voerende spoorwegen een trein volkomen ingesneeuwd, zoodat hij noch vooruit, noch achteruit kon. Er was gelukkig genoeg brandstof op de locomo tief om voor de verwarming der wagons te zorgen, doch aangenaam was de toestand niet voor de reizigers, die na ruim een dag door soldaten werden uitgegraven. De trein staat nog ln dé^ sneeuw. Op dezelfde spoorlijn ligt de sneeuw thans op verschillende plaatsen zes acht meter hoog en van een hervatting van het ver keer is daar natuurlijk vooreerst geen sprake. Het is niet de eerste keer, dat ik zoo'n strenge koude medemaak, want van mijn verblijf in het vroegere, het oude Rusland, herinner ik me temperaturen van ver be neden de 50 graden Farhenheit vorst, doch ln Rusland 'eed men ln dien tijd geen koude. De Russische hulzen j ie kleine en de groote, waren uitstekend ingericht op len feilen winter. De steenen kachelovens werden per lag slechts een anderhalf uur gestookt en daarna ga- /en ze, zoowel het kacheldeurtje als de schoorsteen ?oed afgesloten, een heel etmaal een zalige, mollige •varmte. Hier zijn dlo groote, practlscne kaohelovens '.eldzaam en in het vertrek, waarin lk dezen brief -chrijf, staat een gewone ijzeren kachel. Steenkolen is lier duur en meestal slecht, dus stookt men hout, dat nel vervliegt en niet voel warmte geeft. Als ik mljme- van H. J. A. van Gelder, Rotterdam. Zwart: 4. Wit: 5. x Da diagram stand Ln cijfers behoort te lulden: Zwart 8 schijven, op 28, 32. 33 en eon dam op 35. Wit 4 schij ven op 34* 42, 45, 48 «n een dam op 46. Wit speelt en wint! Leuk! In een zet of vier Is zwart dood als een pier! OPLOSSING PROBLEEM No. 285. van N. de Vries, Hengelo. De diagramstand in cijfers was: Zwart twee schijven op 21, 22. Wit drie schijven op 14, 25 en 37. Wit speelt hier 14—10, zwart 22—28, wit 10—5, zwart 28—33, wit 523, zwart 21—27, wit 23—34, zwart 33—38. wit 34—48, zwart 38—42, wit 48—39 (A. B.) en 39—28. Op A. 37— 31, 26X37 en 48 X 37. Op B. 25-4» (42 X 36), 48X26 <27— 32), 26—42. van S. Loyd. (1892). Zwart: 3. ÜELUKKIQ! [Nareis Lustige Welt.) Mopper toch niet 100 en ben blij, dat je geen duuend|tOut ueuti OPLOSSING PROBLEEM No. 281. van S. Loyd. De diagramstand was: Wit Kh7, Del, Tfl, Tc6, Pf6 en Pg4. Zwart Kg5, Pc3, Pd6 en een pion op h3. Wit speelt ala sleutelzet rein maar fijn: Pg4f2! Breek acht of tien lucifers middendoor. Vul een schoteitje nvet water en als de vloeistof goed stil ls legt men de luolferahclften, waaraan geen phosphorua zit, op 't water, ln een cirkel, en wol als de spaken ln een wiel. In 't midden blijft oen ruimte over van ongeveer C.M. doorsnede. Gevraagd, om de stukjes hout zon der ze aan te raken te dwingen naar 't midden van t schoteitje te komen en wanneer ze dit gedaan hebben ze weer uit elkaar te doen gaan naar den rand van het schoteltje. Het volgende la een gezelschapsvraag, waarop direct het antwoord moet worden gegeven, dus zonder eerst nogmaals verdere vragen te laten stellen. „Wat is meer een half dozijn dozijnen of zes dozijn dozijnen?" OPLOSSINGEN DER PUZZLES uit ons vorig nummer. a b c d e Wit: 6. De diagramstand moet zijn: Wit Kh3, Db2, Tg5, Lh6, Pe5 en Pe& Zwart Kc3, Tgl »a ten pion op 17. Wit «tttt «at ln twos setua. No. 282. EEN VREEMD TESTAMENT. Daar na de verdeeling niets overbleef, ls het duidelijk dat het aandeel van den jongsten zoon enkel bestond uit de oorspronkelijke gift zonder toelage. Daar de oorspronkelijke gift telkens opklom met 110 pond sterling, moet het aandeel van den jongsten zoon ge neest zijn 110 pond. vermenigvuldigd met het aantal orfgenomen. Daar leder nog 1/9 kreeg van een zekere som en er ln het laatste geval niet meer 1/9 overbleef, volgt hieruit, dat het aantal erfgenamen de noemer der breuk. 1/9, is verminderd met 1, of wel acht. Het aandeel van den jongsten zoon was dus 110 pondX8=880 pond; en daar elk der 8 erfgenamen even veel kreeg, moet het totale bedrag der grondbezittingen 7040 pond sterling geweest zijn, hetgeen ieder door hst nemen der proef op de som duidelijk zal worden. No. 283. EEN RAXGSCHIKKINGSPUZZLE. De geldstukjes kunnen volgens onderstaande afbeel dingen worden gerangschikt O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O «900

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1929 | | pagina 10