Geestes-Sport en Hersen-Gymnastiek li «8 SB lil 11 SB i Si fijt i «li i Hf ju i i i i n b f|ü EVENTJES DENKEN. bi VOOR ONZE SCHAKERS. VOOR ONZE DAMMERS. BELGISCH GEHEIM VERDRAG. 4% ,1 „0, DIE PA VAN MIJ", Vraagstuk No. 294. Vraagstuk No. 295. Vraagstuk No. 2S6. Vraagstuk No. 297. WARE WOORDEN. De verzuchting van een modern jongetje. Bijvoegsel der Schager Courant van Zaterdag 2 Maart 1929. No. 8418. onder leiding van GEO VAN DAM. EEN MERKWAARDIGE VERDEELING. De Directeur van een groote fabriek verdeelde bij een gratificatie aan zijn personeel o.m. onder twee vadera en twee zoons een bedrag van f 7.50, waarbij het merk waardige echter wa3, dat elke vader en elke zoon één rijksdaalder kreeg! Hoe kon dat? EEN GEHEIMZINNIGE TEGENSTAND. Ge neemt op U om iemand op zoodanige wijze een hand te geven, dat hij de kamer niet kan verlaten zonder zijn hand eerst vrij te hebben. Hoe dit voor elkaar te krijgen? OPLOSSINGEN DER PUZZLES uit ons vorig nummer. Jfo. 290 VAN SAM. LOVD. Het onderstaand schaak-diagram laat ons duidelijk zien op welke wijze de oplossing gevonden kan worden. Thans staan noch in diagonale noch In verticale noch in horizontale richting in geen enkele rij meer of minder minder dan twee stukken. - wm% - MM WM mwm êmM W///WX'/ a b c d e f g h No. 201. EEN TYPISCHE VERMENIGVULDIGING. De volgende drie cijfers geven zeven tot som als ze zes vermenigvuldigd worden: 6X11/6 7. van C. C. W. Mann. Zwart: 4. a b c d c f g h Wit: 2. De diagramstand in cijfers behoort te luiden: Wit Kg3 ''ii Dhl. Zwart Kg5 en drie pionnen op f6, g4 eD g6. Wit speelt en geeft mat in vier zetten. OPLOSSING PROBLEEM No. 292. van F. Ga ma ge. De diagramstand in cijfers behoort te zijn: Wit Ka2, I.bl, Pb7, Pf8 en zeven pionnen op c3, c4, c5, d2. f2, g3 3u gó. Zwart Keö, Lbi, Pc6 en two« pionaoa h4 m h0. Wit speelt als sleutelzet zeer verrassend Pb7d8, waarna op elk antwoord van zwart onmiddellijk dc matzet volgt. Dit vraagstuk vertoont zes economisch reine matstel- lingen in denzelfden tweezet. Wel een echt task-pro- bleem. Eerst voedt het leven ons op, dan vormen wij het le ven. o O, gij heerlijke gezegende arbeid! Wol den mensch, die op de hem aangewezen plaats in staat is nuttig te zUn. o Een liefde, die zich niet zoo daad-lijk Aan alle menschen geeft, Is hecht en duurzaam, juist omdat zij Meer diepte heeft. EEN MAL OEVAL. (Lustigt Köllner Zeitung.) van Mr. C. Blankenaar, Rotterdam. Zwart: 2. Wit: 3. De diagramstand in cijfers behoort te lulden: Zwart 1 schijf op 4 en een dam op 15. Wit twee dammen op 6 en 47 en een schijf op 23. Wlit speelt en forceert de winst OPLOSSING PROBLEEM No. 293, van H. J. A. van Gelder, Rotterdam. De diagramstand in cijfers was: Zwart 1 dam op 49, en f en schijf op 43. Wit twee schijven op 34 en 35 en twee dammen op 1 en 16. Wit speelt hier zeer leerzaam 35— 30!, zwart dwingende tot 4935 of 4348. Op 49--35 olgt verder 16X49, zwart van 35 tot 2, wit 3430, zwart van 2 tot 35, wit daarna 140 eri 49X35 wint, terwijl op zwart's eerste zet 4348 zou zijn gevolgd: wit 30—25, zwart 48 X 30, wit 25X34, zwart 4944, wit 1619, zwart 14- -28 ad Ubitum, dan wit 40—44 (28X50), 1—6 (50-45), en 61 wint eveneens. De ondervarianten kan de lezer nu gemakkelijk zelf vinden. We lazen dan, België, 't geheime tractaat, 't Verdrag, dat door U werd gesloten Met Frankrijk, als kracht-militair apparaat, Gij klemt U dus vast aan de groo'ten! Ge zoekt zelfs Uw steun nog van over 't Kanaal, Zóó snijdt er Uw zwaard van twee kanten, We volgen vol spanning Uw oorlogsverhaal, Zooals we 't zien staan in de kranten. Nu voelt ge U veilig en dapper wellicht, Wat kan er je land nog gebeuren, Geen vijand sluit immers je grenzen meer dicht, Of waagt het je land te verscheuren! Geen vluchteling wankelt meer over de grens, Om in Holland bescherming te zoeken, Dan staat er geen mensch tegenover den mensch, Militair zijn successen te boeken! Maar is dan de vrede een vodje papier, Moet Genève, Locarno geschonden, Bedrijft ge nu zelf, op geheime manier, Aan een ander de grievende zonden?! Neutraal was Uw land, toen de oorlog het schond, En Uw recht in den dood scheen te drijvon, En al wordt eens ons recht, als het Uwe, gewond, Neutraal zal ook Nederland blijven! We gaven ons woord aan het Volkenbondspact, En het woord van een volk blijft in eere, Al weet Jan Kanon, in 't geheim onverzwakt, Dit niet altijd spontaan te waardeerenl Wc houden ons woord, ook al zijn we paraat, Speciaal naar de geest'lljke waarden, Terwille van Uw onbekenden soldaat, Die nooit dit verdrag zou aanvaarden! Eén hoop leeft er nog in het kalme gemoed Van de nuchtere Hollandsche natie, Licht spreekt, hier de stem van het Zuidelijk bloed, De kern is misschien wat sensatie! Maar is er in waarheid dit konkel-geval. Zooals we 't zien staan in de Maden, Dan, België, weten we 't eens en vooral, Dan zijn we verkocht en verraden!! Ik wou mijnheer Jansen «preken. Ik ben zijn zuster. Hé, Dat is vreemd. Ik heb u nog nooit gezien. Wat bedoelt u daarmee? fk ben zijn moeder. Maart 1929. KROES. LIEP, LIEVER, LIErST (IL Travoso) (Nadruk verboden.) Mijn moeder is erg lief. Gisteren beloofde ze me een pop en vandaag kreeg ik ze. Mijn moeder is nog veel liever, zij beloofde me een broertje en gaf er vandaag drie. Gebrek aan levensmoed maakt levens moede. o Heb eerbied voor het kind, laat het veilig wonen on der den frlsschen ademtocht van uw reine asiel. o De meeste meRsohen hebben medelijden met zichzelf en zijn naar anderer lijden slechts nieuwsgierig. Het is beter voorwaar, om met anderer medelijden te lijden cn naar eigen lijd^i slechts nieuwsgierig te zijn. o Het zedelijke is de vorm, het godsdienstige de Inhoud van het leven, dat 'a menschen waarachtig wezen uit maakt: zoo, dat het zedelijke zonder dien godsdlenstl- gon inhoud «eni ledige abstractie wondt Getrouwelijk opgeteekend door SIROLF. (Nadruk verboden. Alle rechten voorbehouden.) Het moderne jongetje, flink uit de kluiten gewassen voor zijn veertien jaren, legde zijn boekentasch op een enlsterbank neer, blies eens In zijn blauwe handen, stampte eens even met zijn stevige voeten, liet de ijs- koude wind door zijn blonde kuif waaien, keek met zijn eerlijke, lichtblauwe oogen dwars door me heen en zei: „Zoo, meener, wou U eens hooren van mij, hoe ik over de papa's van tegenwoordig denk? Ach, wat zal ik U zeggen, hoe minder je daar eigenlijk over zegt, hoe beter het is... Maar lieve deugd, man, sta niet zoo te rillen ln je dikke, met bont gevoerde overjas en je drie dubbele wanten. Of lk ook een sigaret wil? Dank je wel. Ik snap niet, dat een volwassen man als U zulke kin derachtige dingetjes roökt U moest toch verstandiger wezen, meneer. Welk mensch, die een goed stel her sens heeft, kauwt er nou op een rolletje gedroogde boom'blaren met een stukje papier er omheen? En steekt dat in brand? U bent toch geen halve wilde? Maar ik dwaal af. O ja, U wilde Iets van me weten over de pa's van tegenwoordig. Hoe wij die vinden? Nou, meneer, om U de waarheid te zeggen, brandhout! U snapt me wel. Och ja, kijkt U eens hier, meneer, ik be doel er niks kwaads mee, hoor, dat moet U vooral niet denken! Maar weet U wat het Is, we hebben zoo'n ver schrikkelijke last van onze pa's, we moeten zoo op ze passen! Vooral als het van die zoogenaamde „moderne" pa's zijn, die van die malle boekles lezen van vervelen de zeurpotten van professors, die nieit eens weten hoe je een voetbal een trap moet geven en die beweren, dat de pa's „jong" moeten blijven, jong met hun kinderen, de boste vriend van hun zoon zijn, en al die grappen meer. Hoor «ent hier, weneer, m tj n beste vriend dat Is Heintje Donders, die bij me in de klaa zit. We gaan samen uit zwemmen en voetballen en schaatsenrijden en turnen en als net moet, nou meneer, dan werken we ook samen voor onze repetities. U moet niet denken, dat we kaffers zijn meneer! Onze rapporten mogen ge zien worden! Geen één onvoldoende! En als ik naar me Pa geluisterd had... Laatst had ie weer zoo'n bul. Dee verschrikkelijk amicaal met me, zei om de drie woorden „kerel" of „jö" tegeni me en wilde met alle geweld hel pen bij mijn algebra-sommen. Meneer, laat lk u zeggen, dat ik, om zijn plezier niet te bederven, hem zijn gang heb laten gaan. Maar wie zat er met de gebakken pe ren? Ik meneer! Want van al die algebrasommen die hij voor me gemaakt had, deugde geen snars! Ik heb ze allemaal over moeten maken! En om mijn pa geen fi guur te laten slaan, heb ik nog de schuld op me moeten nemen ook! Je kunt tooh niet zeggen, dat je Pa, die procuratiehouder van een groote zaak is, zulke stom miteiten uithaalt? Nou ja, op zich zelf Is dat niet eens zoo erg, dat heb lk wel voor hem over, want in zijn hart is het een beste knul, ziet tf, geen fijner vent dan mijn Pa! Maar hij moet me met rust laten. Verladen week wou hij met alle geweld met me schaatsenrijden! Hij zou me eens laten zien, wat nu de echte Friesche elag was! Laat lk U eerlijk zeggen, meneer, lk had de duvel ln. Want we zouden juist dien middag wedstrijd hebben op de Poel, over 500 meter. Kon lk mijn Pa nu meenemen? Dat kon toch niet! Hij zag er zóó uit! Een rijbroek met dikke wollen kousen en berglaarzen en een wollen trui en een pet met oorkleppen op en een groene bril tegen de zon en automobielbandschoenen met kappen tot aan zijn ellebogen. En nog liep hij te rillen van do kou, meneer! Kuud was het niet eens, me neer, want ik had bloote knieën en padvinderskousen aan en ik voelde me kiplekker. Twintig graden vroor het,geloof ik Ik nam me Pa dus maar mee naar een stil slootje waar ik wist. dat toch niemand reed. Een last dat lk met hem had! Eerst had ie zijn schaatsen verkeerd onder. Toen viel hij na eike drie slagen met een plof op het ijs. Naar hij beweerde van de „braam" omdat d.^ schaatsen pas geslepen waren. Toen le einde lijk wat kon krabbelen, en ie de Friesche slag zou gaan voordoen (ik kon het niet helpen meneer, maar ik stikte bijna van het lachen!) bleef hij opeens stokstijf staan en keek hij strak naar iets op het ijs. En nou geef lk U te raale, meneer, waar hij naar keek! Naar de zijden kousen van een juffie met dikke beenen! Nou vraag ik U, meneer, is d a t een voorbeeld? Als i k maar naar het wipneusje van Miepie Vroolijk - die zit bij me in de klas kijk, dan krijg ik een boetpredikatie van heb-lk-jou-daar! Laatst kwam ik me Pa tegen, toen ik met Miepie naar huis wandelde. Man, hij spoog vuur en vlam 's avonds. Ik weet niet, wat oor een gemeen individu ik wel was, maar het was bar. Alleen omdat ik Miepie een lollige meid vind. Nee, mijn heer, U hoeft niet te knipoogen tegen me! Miepie ls IA, WAAROM? (Aussu,^ Heb je die medailles met eten verdiend. Nee, mijnheer. Maar waarom draag je ze dan op je maag,

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1929 | | pagina 21