ar De zeven harten. ax0, °p aen Sr «edr riep: -jg srsss £35afi£S?fr3£ SS5Tb.»SÏS SET&ÏOSS !TS?S?32 ss hrnn0r rfpr- ga?IwZheb00rde' WSt haar broeder wlld.'dSÏÏ' WyrrSSS KKP SSSS-SésKl SfZJVu?te T"8 •Bm T&X i0 WeMaa4 ■"•'UhaÏÏ^: VLEKK1E. IIctJTÏus?6 w» 7lekkle apPort»«rde Juist met neven lust, wat men hem liet halen Daar DE AVONTUREN VAN RICHARD. Sneeuwklokjes. J* V! VOOR ONZE JEUGD ONS HOEKJE. Elsje heeft éérst vóórgelezen Aan het beestje ln den stoel; Ging toen druk aan t redeneeren, Eeeft verteld een heeletooel.... Maar van al dat redeneeren. Van het praten, kreeg ze dorst; En toen ging ze lekker drinken. Heeft geen druppeltje gemorst I ln het tuintje, door de boomen, BtrJJkt de aoele lentewind, En de bloemen knikken vrooiykt «Dag, m'n lieve ELseklndT H. H. DE BRUIN-LéCW. lebben wij *1 al. eens over de Samojeden ge- 1? lij leven ln t Noorden van Azlö, wonen ln ten. die nu eens liler, dan gindB opgeslagen rei n, trekken de wouden door en slapen op .diervellen. Hun taal Is Tartaarsch. Wan- lk jullie nu eens iets ln het Tartaarsch kie vertellen, dan zoudt ge er zeker geen let- van verstaan; zelfs je groote broers en zus- S; ouden te vergeefs er hun best voor doen. dus alle moeite te besparen, zal Ik Je mijne telling maar liever ln 't Hollandsch doen. Draf wil ik wel zeggen, dat mijn nichtje entje, dl6 Je hier op bijgaand prentje zoo lolijk ziet staan, half dansend, half springend, enlJJk de oorzaak ia, dat het verhaaltje ge in werd. 'W had haar een verhaaltje beloofd, als zy lessen goed zou kennen en toen dit het ge- was. hield Ik mijne belofte. Toen 't verhaal uit was, zei Mientje: „Toe, schrijf u dat nu op, dan hebben de kinderen van onze er ook wat aanl" Dat deed ik en zoo de vertelling ln ons blad. was eens eene arme, oude Samojedenmoe- jr, die zeven zulke slechte zonen bezat, dat zij, louter genoegen, menschen dieren dood- Door hun slecht geweten konden zij nachts niet slapen. Daarom namen zi), als 't >nd werd, hun hart uit de borst en hingen aan de stangen hunner tenten, totdat het rgenrood weer zichtbaar werd. Nu konden 2dJ pen. De oogen van hun moeder bleven echter •n nacht zonder tranen over haar cnverbe- Ujke zonen. de broers zekeren middag op rendieren beren gejaagd hadden, kwamen zij aan een ed en aan den oever stond eene eenzame it Dam woonde een jonge Samojeed met io zuster Zi) was een mooi Samojeedsch isje. met gele huidskleur en lieve, kleine leefstaande oogen - wezelijk een schoonheid! or haar tent schuurde zij een ketel blank, arm zij rendlerenmeUc gekookt had. Haar ede: bevonr" ülch in een boot op de rivier, uwelijks had net zevental 't meisje ontdekt, fluks bonden zil 't op een rendier om haar e naar huls te voeren. Kind jammerde en huilde, omdat ze haar er niet wou verlaten. Maar al dat bidden en 3eken hielp niemendal, want de leeiyke roo- kenden geen medelijden. Aan de ovexzy den Aroom had da Jonge Bamojeed goden. hoe zijn lief zusje werd meegenomen. HIJ roeide zoo snel mogelijk terug, maar kwam te laat. Dagen lang doolde hij nu ln de wouden rond om haar te zoeken. Zijn schoenen, die van dle- renvellen waren gemaakt, waren reeds heele- maal versleten, mnar hy had rust noch duur en gunde zich gofen tijd om nieuwe te maken. Hij meende steeds door de luoht het geroep van zijn zusje te hooren. Daar zag hij ineens op zijn zwerverstocht een oud vrouwtje, dat al best deed om een boom te vellen. JLaat me Je eens helpen, moedertje. Je hebt de SamoJeed- Dam haar de bijl uit de hand en hakte met een flinke houw den stam om. „Dank je wel!" zei de oude. "Maar breng me nu dèn boom ook naar huis, want hij te erg zwaar!" Toen nam hij den boom op zijn schouders en droeg dien gewillig naar de tent van het oudje, dat vooruit strompelde. „Je hebt me geholpen, mijn zoon, daarom zal lk Jou towjjzen!" «Pn* t vrouwtja. „Et aelx ben wel geen tooven&ree, maar lk aal Je oen weg wüsen naar eene lee, die Je kan bu taan, wanneer Je verdriet hebt. Ze bekommert ach alleen om de menschen, die ieta goeds ver richt hebben. Loop nog drie honderd schreden, dan rul Je aan een meertje komen, waar Je eene lee ontmoet, die alch daar baadt Roept baalkaan en deel haar mee, wat Je verdrietig De Bamojeed bedankte het ondje en sloeg het hem Bewezen had. Daar lag wer kelijk een meertje te midden van het dichte ntSfa 5'water waa echter aoo awart, dat het niet de boomen weerspiegelen kon, die zich over den oever bogen. Plotseling kwam er beweging S, den rloed, en een witte, zUveren streep, die verblindde, verscheen op de opper- mew k omhoog en zwom over t De Jonge Bemojeed riep haar: maar zll ant woordde niet; hfl riep nog eens, maar kreeg ÏÏSHli Ml oudJe °°k w«rr 'eta 8Deds Bedaa» beetl, ziel de 111 beb haar gezien, dus moet lk Iets goed» gedaan hebben. Wat moet lk ïu doen, da; z« mü antwoordt? „Men moet riet alleen goed uparto°(hi fluL,te"le een hagedis, die' di'n n.. 2r,eni'a 0 d9n grond bedekten, voor «m5 SS me' als het weerlicht over rijn voeten liep. Hare kleine, groene oogjes had- daarby slim aangekeken, zoodat er fwï Bedachte b(J hem opkwam. HU stopte de fijne, witte kieederen der fee weg die aan een boom aan den oever hingen „Wanneer haar t water te koud wordt," dacht hfl. ..dan moet ze toch weer aan land komen om zich aan te kleeden. Dan zal ze naar hare SÜf011 vra:~'en en met me spreken En zoo gebeurde het ook. De fee zag sooe- dwénen WlU® Ueeren den boom ver- ^„Ja, fee, ala Je me helpen wilt!" antwoordde geroofd S^nriBen Dan-1-» 1« zurter weer De Samojeed haalde bil) de kleeren der r«« weder voor den dag en, nadat h« h« T£' van den nacht aan de plek, waa, zusje op een rendierenvel. De maan wiüï schijn door de opening der'tent van waanilt overdag de r^ok opSg Het mS bel zoo gelukkig. dat"^ met een stuk zwam zoodot- k wleeeh het Uitzag, want erZJÏ" ,het *r weer zuiver miiï.i kleefde menige vuUnlsvlek aan BI) enkelen moest zi) terdege wrllvank» •en. Daarna legde ztlde haSn^rzn.J^?" In den schotel en gaf ze aan den g leed. Den heelen volgenden nacht ha? si?""10" dlB. om weder naar de tot^terug t.^ n°°" En "t was noodlg. dat h« spoed mlakte^?£ de broeders hadden het arme melsle en gekneveld, omdat hun TarteT gesMen 0 da^tJ® tem^erhlaldelilk1 cn'dSrtra^vS'pw met hem om de tenten. Het lieve melale met 7. moola gele gelaatskleur «Ttl.' acheef staande oogen, werd aan haar broeds ueM??/Vena daar eonder hem nlet w™ wildo. Maar de broeders, die nu weder met h,!!! hwt konden slapen, waren door de fee weer goede menschen geworden en deden geen kwi^d glffente, en de oude vrouw had nu geene «i-. pelooTO, met tranen doorwaakte nachten meer Misschien kookt het oudje nog vandaag ren- dierenmeJk voor hare zonen en dankt rij da*»- (VervolgJ ^aa op, Vlekkle, zó<5 moet Je blaffen r Ml Jan, ging voor hem zitten en begon: „Woe. woe, woel* .Jfeen zóó,* rel Frana: „Wof, wof, wofl" Mies deed het hem weer anders voor; ten slotte zaten ze allen ln een kringetje om hem heen op den grond, met moeder er bh, en de arme Vlekkle wist toen niet meer, wie van zijn leermeesters hy gelooven moest en blafte op zy n eigen manier, steeds nydlger en grap piger, totdat hy als de slimste van allen er op eens een eind aan maakte, en met zyn schoteltje melk voortging. Hal allergeluk kigst was Frans, en toch was het by hem niet heelemaal ln orde. De overjas zat hem dwars voor de maag. t Was gisteren heel zacht geweest, zoodat hy geen Jas noodlg had gehad, maar vandaag zei moeder: „Jongens, Jullie Jassen aan, 't la koud. Waar la de Jouwe, Frans?" had Je de ellende; nu moest het er uit, dat gijn jas met de noorderzon verdwe nen was. „Maar Frans! maar Frans!" riep m?edtr.' mo°' nleuw da' IE le pas gekocht heb! Hoe kan Je zoo Iets doen!" ,We hebben er toch vlekkle voor gekregen." zei Frans bedremmeld. domme Jongen! Zoo"n luchthart! Denk Je dan dat Je kleeren van Jou zyn en dat Je ze weg moogt geven I Kun JH Je nieuwe koopen? Dat ls al heel erg, hoorl Je ziet hoe lk me Inspan om Je goed en knap te houden, alles te stoppen en te herstellen, omdat we geen geld genoeg hebben, om altijd nieuw te koopen. Vlekkle kon Je best mlssenl En Je Jas was juist zoo duur geweest!" Frans liet het hoofd hangen. Dat had hU alles niet bedacht, maar nu zag hy 't wel ln. „Het zal niet zoo koud bUJvenl" zei hy nog geheel terneer geslagen, „Morgen brengen! Denk jy, dat lk Je om de Nu nleuwe kle«ren gah geven? Nu moet lk Je oude Jasje weer voor den dag halen; je weet hoe dat er uitziet.. Op 't gat hok 12 e ®b00g komt een laP- dezelfde stof i. am®er; dat zal er dus mooi uit- Vlekkle nu deedt om dat akelige "^aar ,dat kan Vlekkle toch niet helpen. Moei zei Frans, half hullend. 'ifZ; dle 18 »»mmer dan jy, die zou zyn pels niet weggegeven hebben, al kon hU t «n ib 'k dadel«k a«h t naaien gaan ~Franï Te l bIl)' dat alles k!aar was!" zllnemltft ,nd' Dat z|Jn moeder, om hinrtev? u ruTOk aan werk moest, het hif e! heusch erg. Eindelijk kwam haas we6?ug °hte: de oudstc longen van geld met h u hUn buurt verdlende al geld met boodschappen doen - kon hy dan °?kge™ 0fld verdienen en zich daarvan een nn v«u H. en De tranen ^nden nog begon te 1 a r0Od6 Wangen' toen h« weer drnetH u om dlt bedenkseL Het be- S i g hem ook niets goed af; zyn rilt t" ,rde z'n plannetje en zei: „Neen halt u? dat kan j05Cf <!oan. dl" het met? i,? c(t; noodlger dan jyi Weet je m nee^'ti zorgt' dat 1° °P 'chool telkens tv «onen voor je huiswerk krygt, stop ?af -ni een dubbel«o 'n oon doosje, tot aat er langzamerhand genoeg geld Inkomt om een nieuwe Jas voor Je te koopen" En waariyk, het was alsof Vlekklo onzen Jïans geheel veranderd had, Hy leerde en deed zyn best, kyk, de meester stond er zelf i. van' on het eene dubbeltje na t v d00sle to' Het waz dftzelfde ziïn he!t euVr,0eger n,et mcer' Hy deed zool 7„ bÏSt'.en leerd<5 aoo flink, dat zyn moe- op zekeren dag tegen hem zei: „zie zoo, °g®; nu ls er genoeg geld ln 't spaarpotje te koopen. Nu hoort Vlekkle Je dlend Dat lel" 1# ta T6r" ,AHJn Vlekkle I" riep Frans, liep naar t mandje en haalde het diertje er uit, dat al ln te"n °m bf>m aog 98118 U Tertroe- to?m?fifen er.weken en maanden voorby, tot op zekeren dag..., Frans en Jan «wel den s avonds voor t' huls met Vlekkle Een -Tng9n' "aar «tPfnen uitgeladen werden, etond op eenlgen afstand van hen; de paar den waren door t lange staan wat ongedul- flkaSrPMh?.eddng d6tWtnd' dle dB takken door elkaar echudde, ook Jan'e stroohoed en Joeg be™ °ver de dicht achter de wielen in,?!? wag0P' 10 zUp IJver schoot Vlekkle want <r*K SD toet op Jan'e geroep t^nletf ^T01,6" V* nu lul8t kUP gowoon- 19 941 N" moeten de paarden stellig van t een of ander geschrikt zyn want zy dron- rollen ln ^tonilt, de wagen begon te rollen, en belden schreeuwden het uit: y,9kkle kerdween achter het wlelll Allebei dl?? u9 9r °P to- De voerman trok dadeUJk d9p"fd8n aad den toom naar voren^naar t was te laatl Ons arme Vlekkle lag roerloos tnd?6H E?"1; toen Jan hem voorzichtig op- een m n0g 9T9D koPle op dZ een poging om Jan'e hand te lekken, maar £ün meor: d® kop viel op zyde, en Vl?kk% ï004 9n ,an kP'ktbP h«t rn.' kPto mocht niet dood zyn W9rd toet meer wakkert uit wendig waz er niets te zien; er moest een u 6? kebroken zyn, dat kon men aan PfbfJmPkende kopje zien. zy legden hem lm. to riemaal?' WJ nog pyn kon voe- nlet ^9 m waren SB WJBk ESamk boliden HIJ ging nu weer naar Grauwtje en zei, dat hij ryden wilde en klom op den rug van den armen ezel, die natuurlijk bang was voor de scherpe nagels van Rlchard. HU liet het echter niet bUJken en zoo ging de reis verder naar Den Haag, want Koning Zozo had ge zegd, dat dle schat ln de duinen bt] Bche- venlngon verborgen waa Het was voor Grauwtje een heel eind, maar ook aan dien langen weg kwam gelukkig een eind en aoo arriveerden iU tenslotte in de duinen. Het heele huis treurde mee, het beste, brave diertje met zyn donkere oogjes als gitten en zyn altyd vrooiyk gespring, was de lieveling geweest. Frans en Jan konden zich maar niet troosten Vooral Frans, dle hem toch zoo goed en echt verdiend had. Onder den mooisten rozenboom groeven zy een grafje, legden hem daarin, en dekten hem met bloemen dicht voor zy het met aarde vulden. En de rozen bloeiden heeriyk op Vlekkle's graf. Toen vader van zyn lange, lange reis te rugkwam, werj! hem alles verteld, en Vlek kle's treurig einde ging hem ook zeer ter harte. Frans' oogen stonden dan weer vol tranen. Toen zei moeder; „We zullen zien, of we niet een ander hondje voor Jullie kunnen koopen." Maar Frans schudde t hoofd. „Neen, zei hy, zoo'n hondje ls er op de heele wereld niet meer te vinden 1" Het volgende Jaar kwam een poesje in huls dat den jongens ook veel pret gaf, maar Frans zei: M't Is toch geen VlskklA hoorl" t Wu «til, bladstil rondom. De bloemekens hadden gegeurd; de vlindertjes gespeeld en gestoeld, de vogeltjes gezongen een ganschen dag van zorgeloos bestaan; nu dommelden ee zachtjes lm En door de nachtelijke stilte weerklonk onaf gebroken de heldere zang van een merel. Had den de bloemen haar verteld van hun vriendin netje dat haar zang niet moe werd en maar naar haar lag te luisteren? Of was hot toeval, dat zij zich het plaatsje ln dien beuk had go- kozen, ln dien beuk, dle zyn schaduwen wierp ln de kamer, waar klein Anneke ln baar bodjo lag waarvan de gordijnen bezaaid waren met rosé en blauwe bloempjes? Anneke was altyd zoo'n bloemen-vriendinnetje geweest en als t winter was en sneeuw de velden en hel bedekte en de bloemen sliepen onder 't zachte dek, dan was het, of zy zich daags wel eens verheugde op het oogenbllk, dat zy woer in haar bedje zou liggen te midden van alle bloemen, waarvan zy de geuren rook. Dan kon ze zoo verlangen naar de lente en ze do zilverwitte soha&pa- wolken kon zien voorby trekken en de vogels tot boog, héél hoog in hun vlucht kan volgen en dan kwamen er tranen ln de zochtblauwo kykera, waarom? Ja, dat wiet Anneke zelf niot. Als haar broers dit zagen, had cy het hard te verantwoorden. „Malle meld", zelden ze dan. wat ben Je overdreven! Het kwam mis schien, doordat ze ziek en zwak was; wacht maar, als ze maar eerst beter was, dan zouden ze het haar wel afloeren. Bloeien zouden ze met haar, dan had as geen tyd voor zulke fratsen. 't Volgend Jaar zou zy twaalf worden. Se was vader'» en moedert eenigst meteke. Ze had vier groote broers, waarvan de Jongste tien was, toen Anneke geboren werd. Wat hadden ze zich op zusjo's komst ver heugd. want dat het een zusje zou zyn, ge loofden ze zeker. Niets was te goed voor haar. Als een koninginnetje werd as gewacht. En op een dag, ln t eind van Maart, een dag, dat de lente den strijd met den winter begon en er Iets als lentegeur ln den stormenden zoele®, wind meekwam, deed Sneeuwklokje haar intree tn hun midden. Sneeuwklokje, zooals vader haar noemde, het kleine, fijne blanks weeentje met de blauwe kykorzl 't Was goed, dat bs self niet wist, welke plan nen er gemaakt werden! Wat er van haar verwacht werd. wat door baar tot stand zou moeten komen! De tienjarige stelde zich haar voor als bemiddelaarster voor al tn fcatte- kwaad by vader en moeder, zy zou de ver trouwde zyn, in alle geheimen. Maar.... Dat Sneeuwklokje eerzt ryn en teer was, dat sprak vanzelf, maar zy werd een Jaar, twee Jaar en ouder en van kruipen of loopen was steeds ooc ®wo «rafel Bt taf maar Ut* m ntaod». ïyk te kyken en scheen ook geen behoefte te hebben om als andere kinderen druk on le vendig te zyn. De dokter werd geraadpleegd; dle «prak van geduld. Ze was wel heel teer, maar dat zou wel terechtkomen. „Terechtkomen" en .jmood houden". Wal gaven die woorden een verdriet. Maar 1 kwam niet terecht en de oudera werden wanhopig. En de broers verwachtten zoo stellig oen omme keer. Als zo maar eerzt ouder en sterker werdl Maar Anneke werd ouder en niet sterker en toch kwam het nooit by haar op, hoeveel ze miste? dat ze niet kon loopen on spelen als andere kinderen? Was dit het, waarover bs dien Bomeravond had liggen denken, nu alweer twee Jaar geleden? Dien dag was het geweest, dat »e snikkend aan moeder gevraagd had, waarom as niet kon loopen en spelen als andere kinderen. Waarom zi) niet, en anderen wèl? Moodcr had haar stil ln de armen genomen en tegen zich aan gedrukt. Antwoorden kon zo haar niet. En Anneke dle bet zag, schoen het te bogrypen en zweeg.... 's Avonds had de merel weqr gezongen ea de bloemen hadden gegeurd. En zy werd fox-n, als het kon, nog geduldiger dan vroeger, ze hield zooveel van lezen en kon uren luisteren als moeder voorla», liefst verhalen van kinde ren, dle net als zy, dek waren, maar dan toch eindelijk beter werden. Of van arme stumperde, dle honger hadden en kou loden, Zelf maakte ze ook wel verhaaltjes. Zo vertelde dit nie mand, maar als zo nachts wakker lag, en pyn had, dat w niet slapen kon, maakten se 't een of ander verhaaltje. En dan daoht zo, dat ze ergens wilde zyn, waar geen pyn of ziekte was. Hoog by de fonkelende stenen. 1 Was stü, bladstil rondom. De bloemon hadden niet gegeurd, want t was einde Maart en de nachtstilte was aoo plechtig, omdat een stormwind had gewoed, dié nu plotseling was gaan liggen. En ginds werd Sneeuwklokje onder haar zacht, wit dok. gebracht, nog vóór weer haar zustertjes de hoofdjes omhoog staken In bet groote. stille bosch. Mlfl „Wat moet jy mot dien bark?" vroeg Antje aan Plek «Dat raakt Je geen zier. en lk zeg het Je niet!" „Dan zeg ik Joh niet, wat ik lekkertjes vond!" Is t antwoord van Ans en ze smakt met haar mond. ,JQc meende het niet, vooruit, wee» niet flauw, Wat vond Jo voor lekkers, vertel het eens gauw". Toen schaterde Ans: Wat lk vond op den grond Was de kom van Js brood, en dat gaf lk den hond! a-

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1929 | | pagina 23