Alumni Bims-
Aiierttotit- LiiMil
BRIEVEN OVER ENGELAND.
IJzeren Grendelen.
Radioprogramma
Donderdag 28 Maart 1929.
72ste Jaargang No. 8433
Uitgevers: N.V. v.h. TRAPMAN &Co., Schagen.
Eerste Blad.
VAN RIJSWIJK'5
SGHAOER
Dit blad verschijnt viermaal per week: Dinsdag, Woensdag, Donder
dag en Zaterdag. Bij inzending tot 's morgens 8 uur, worden Adver-
tentiën nog zooveel mogelijk in het eerstuitkomend nummer geplaatst.
POSTREKENING No. 23330. INT. TEÏ.EE. No. 20.
Prijs per 3 maanden fl.65. Losse nummers 6 cent. ADVERTEN-
TlëN van 1 tot 5 regels f 1.10, iedere regel meer 20 cent (bewijsno.
inbegrepen). Grootere letters worden naar plaatsruimte berekend.
DIT NUMMElt BESTAAT UIT TWEE BLADEN.
HALLO 1929 HIER
HET OUDE ADRES
Schoenmakerij
VAN VERTROUWEN.
Groote verscheidenheid moderne Engelsche en
Amerikaansche modellen.
PRACHTSCHOENEN.
En de prijzen zijn lager dan ooit.
23 Maart 1929.
't Zou wel eens interessant zijn, wanneer een stati
stiek ons kon meedelen, welk percentage van de Ne
derlanders nooit een bezoek aan de grootste aantrekke
lijkheid van Amsterdam, aan Artls, of laten we liever
zeggen aan „de Artis" heeft gebracht. Als we nagaan,
dat volwassenf mensohen toch eenmaal schoolkinderen
geweest moeten zijn, die bij niet al te slecht gedrag
schooluitstapjes hebben meegemaakt, kan dat percen
tage onmogelijk heel groot zijn.
Het schijnt een eigenaardigheid van dierentuinen te
zijn, dat ze zich imogen verheugen in het bezit van
wonderlijk mooie en lange namen; die niemand ter
werold ooit gebruikt. „Artis Natura Magistra", en dan
alleen Artis genoemd to worden, wat bovendien nog
„van de kunst" toeteekent! Ben Je wel eens in „Van de
kunst" geweest? Dan zouden we toch beter Natura
zeggen (maar daar zijn bezwaren tegen, heb ik gehoond),
of in elk geval Magistra, de Meesteres.
De Londensche dierentuin heet bij hoogst offideele
gelegenheden. The Zoological Gardens en wondt dus
nooit anders dan de Zoo genoemd, wat we behooren
uit te spreken als Zoe. Nu, dan kunnen we nog boter
Artis zeggen. Dat heeft in elk geval een beteekenls,
waarop de drie letters Zoo zich niet kunnen beroemen,
't Is een lief naampje, zooals Fle en Lou en Ger, en
nog zooveel andere.
Wel een bewijs dus, dat er een zekere genegenheid
bestaat bij do menschen, in elk geval bij de Hollanders
en de Engelschen voor hun dierentuinen. Trouwens,
het schijnt, dat verzamelingen van wilde beesten al
eeuwen geleden een groote attractie op menschen Uit
oefenden. Een en ander van dien aard valt althans op
te maken uit een boek, dat kort geleden in Engeland
Is verschenen: „Noah's Cargo", door George Jennlson.
Volgens den heer Jennlson waren er al zeef veel op
gang makende dierentuinen duizend jaar voor Christus
In Azië en Afrika. Ook trokken toen die dieren de mees
te aandacht, die zich daar op het oogenbllk bij on3 in
mogen verheugen. Uit een oud geschrift blijkt, dat in
het jaar 850 voor Christus de aankomst in Assyrië van
eenige krokodillen en een Nijlpaard een groote opschud
ding te weeg brachten, precies als de aankomst in Lon
den, in 1850, van een dergelijke dikhuidige Nijlbewoner.
En va.n de „mongoose", of zooals de schrijver Kipling
hem noemt: Rlkki Tildcl Tav, of zooals hij bij ons heel
deftig heet: de ichneumon, lezen we de volgende
eeuv/enoude .beschrijving:
„Het is een schat van een dier kou kan hij niet
uitstaan, hij doet niets liever dan lekker warmpjes In
elkaar te kruipen op Je sohoot;hij vecht als een duivel,
hij is niet bang voor de grootste hond en een kat is er
in drie happen geweest, als hij die tegenkomt."
Rlkki Tiltlkl schijnt niet veel veranderd te zijn in al
de eeuwen, die er tussohen. die beschrijving liggen en
onzen tijd. Wie mefer van hem wil weten, kan niet
beter doen dan Kiplings verhaal te lezen in The Jungle
Book.
De otter krijgt ook een heel goede beurt in Mr. Jen-
nlson's boek. Het blijkt, dat in de alleroudste tijden die
waterbewoner al beschouwd werd als een zeer nuttig
dier, dat noodzakelijk beschermd moest worden. Zoo
lezen we van de buitengewoon strenge straffen, die er
stonden op het doodenl van dezen „waterhond". Zoo
streng, dat ük geloof, dat we het niet al te ernstig
kunnen opvatten. De moordenaar moest namelijk zijn
vergrijp weer goed makën, "door tien duizend vergiftige
en tien duizend „constrictor" slangen dood te maken,
een werkje, dat op zich zelf wel heel nuttig geweest
mag zijn, maar waarvoor ook in vroegere lang vervlo
gen eeuwen wel iets meer dan een paar vrije middagen
noodig geweest zullen zijn. En zelfs dan was de arme
zondaar nog niet klaar, maar moest hij twee maal negen
God vreezende mannen onthalen op vleesch, brood,
sterken drank en wijn, zooveel als zij lustten. Wij wil
len voor hem hopen, dat de God vreezende mannen
in die dagen matig waren in het gebruik van spijs en
drank. Hoewel, als de voedering kwam na de afslach-
i ting onder de slangen', zal het wel hoogst zelden tot een
j dergelijke spijziging gekomen zijn,
Mr. Jennlson's boek ls wel op een heel geschikt oogen
bllk versohenen. Immers het is juist honderd Jaar ge
leden, dat de Londensche „Zoo" werd opgericht. Den
29sten April zal dat feit met een groot diner herdacht
i worden, waarna in Juni daaropvolgende een tuinfeest
met illuminatie gegeven zal worden
i Feitelijk zijn geen van beide datums de juiste, wat
de oprichting betreft. Want dan xnioest het feest in deze
week plaats hebben: Woensdag, den 27sten Maart, do
offloieele geboortdag van The Zoological Gardens. Offl-
j cieel, want ook op dien datum waren zoowel vereenlglng
I als tuin al geruimen tijd bestaande.
\Sir Stamford Raffles richtte de vereenlglng op in
het jaar 1826, en dat zelfde jaar begonnen ook de
eerste dieren te komen. Veel was het nog niet: een
gier, een arend en een vrouwtjes hert. Nog niet genoeg,
i vrees i'k, om, er op reudeerende wijze Sbhager kermis
j mee te houden, hoewel wij, jongens, in mijn tijd in
I Lutjewinkel geen klein beetje trotsch op zoc/n „spul"
geweest zouden zijn.
j Maar alle begin is moeilijk, en heel gauw ging de
I zaak met snelle schreden vooruit. Het was in Febru-
ari 1828, dus ruim een Jaar voor de koninklijke goed
keuring eert officieel begin aan de „Zoo" gaf, dat de
eerste lijst van dagelijksche gebeurtenissen werd opge
maakt. Deze lijst is na dien tijd zonder onderbrekingen
dag na dag versohenen.
Den 25sten Februari 1828 luidde zij:
Ontvangen 11 wilde eenden; 6 zilverharige konijnen.
De otter ie gestorven ten| gevolge van een ziekte aan
zijn staart.
De emoe heeft haar vierde ei gelegd.
Alle dieren en vogels gezond.
Aantal bezoekers: 4.
Bijzondere bezoeker: Lord AuoklancL
't Klinkt nog niet overweldigend. Maar na dien tijd ia
de verzameling met reuzenschreden vooruit gegaan. In
1830 gaf de toenmalige koning van Engeland, Willem
IV zijn heele menagerie uit het Wlndsor Park aan de
„Zoo" cadeau. Dat schoot harder op dan 11 wilde een
den en; 6 „knijne". Door die gift ging de tuin in eens
met niet minder dan 61 zoogdieren en 87 vogels voor
uit, hoewel we er bij moeten voegen, dat onder die 61
zoogdieren helaas elf van dezelfde soort waren: 11 kan
goeroes. En nog een jaar later kwameni de leeuwen
uit den Tower.
Bovendien waren de leeuwen niet eens allemaal leeu
wen, al werden ze zoo gewoonlijk genoemde Er waren
twee leeuwen, twee leeuwinnen, belden! met een huls-
houden, oen luipaard, twee boren; terwijl er door de
belangstelling en vrijgevigheid van den koning spoedig
nog een olifant bijkwam.
Londen toonde niet minder belangstelling dan Assy
rië had getoond in lang vervlogen tijden. Elke nieuwe
aankomst werd vol opgewondenheid tegemoet gezien
en begroet, een opgewondenheid, die het grootst was,
toen de eerste chlmpanzee zijn blijde inkomst hield.
Zelfs de dichters lieten zich niet onbetuigd. En toen in
1850 het eerste nijlpaard verscheen, ging de groote
Macaulay naar de „Zoo", en| deelde mee, dat hij het
beestje had gezien, en dat hij kon verzekeren, dat het
zoowel wakend als in slaap het leelijkste was van God's
schepselen.
Wel is waar was de instemming niet volkomen onver
deeld. Er was werkelijk in het begin eenige oppositie.
Zoo noemde de „Literary Gazette" (kort na de oprichting
de „Zoo" een godslasterlijke bespotting van de Arke
Noadh's. Maar de oppositie was feitelijk onbeduidend
en: zeer zeker van korten duur.
Bekende schrijvers gaven in gewichtige tijdschriften
opmerkingen ten beste over nieuwe aanwinsten. Zoo
schreef Lelgh Hunt over de giraf „dat ze was als een
jonge dame, niet zonder gratie, anaar met slechte ma
nieren,"
De belangstelling was algemeen en, is dat steeds ge
bleven. De Londensche „Zoo" ziet met trots terug op
de eeuw van haar bestaan.
FEUILLETON
Naar het Engelsch
van
ETHEL M. DELL.
28.
Piers bleef staan. Er kwam een dreigende schitte
ring in zijn oogen. „Luister eens, Crowther," zeide hij,
„het helpt niets of je dit spelletje met me probeert te
spelen. Ik ga uit en of je dat nu goed vindt of niet,
laat me zoo koud als een steen ik ga alleen."
„Waar ga je heen?"
„Naar het Casino," gooide Piers eruit.
Crowther keek hem recht in de oogen. „Waarvoor?"
„Waarvoor gaan de menschen daar gewoonlijk
heen?" Piers wilde doorloopen bij die woorden.
Maar Crowther versperde hem den weg. „Neen Piers"
zeide hij kalm. „Vanavond ga je niet."
Het bloed vloog in een heele golf naar Piers' hoofd.
„Dacht je me tegen te houden?"
„Voor vanavond jongen ja. Morgen zal je je eigen
baas zijn. Maar vanavond je hebt een leelijken knock-
out gehad en daardoor ben je je evenwicht een beetje
kwijt. Ga vanavond niet!"
Hij zeide het ernstig en dringend, maar hij bleef vast
beraden den weg versperren.
De kleur verdween langzaam uit Piers' gezicht; hij
werd bleek. Maar de uitdrukking in zijn oogen werd
dreigender.
„Als je niet uit den weg gaat zal Ik je er met geweld
uit zetten!" zeide hij heel kalm, maar op een vastbera
den toon, die geen misverstand overliet
Crowther bleef rustig staan. „Dat zal je niet doen, ge
loof ik."
„Niet?" Een spotlachje speelde om Piers' mond. Hij
nam de jas en wierp die over zijn schouder.
Crowther keek hem aan met oogen, die niet veran
derden. „Piers!" zeide hij.
„Ja?" Piers keek hem nog steeds met dien grimmigen
glimlach aan.
Crowther bleef als een rots staan. „Ik zal je doorla-
en, jongen, als je me op je woord van eer verzekert,
dat je alleen gaat spelen."
,,.iPLC v ^.leJp 2l3n hoofd ln nek- »Wat "J®11
vel heb jij daar mee noodig?"
„Alles!"
10.00
11.00
11.20
11.20
11.30
12.00
12.15
12.20
12,50
1.30
2.00
2.20
3.00
3.20
3.30
3.50
3.50
3.50
3.50
4.00
4.05
4.20
4.30
5.00
5.00
5.20
5.20
5.30
6.00
6.05
'6.30
Voor Vrijdag 20 Maart
HILVERSUM (1071) Tijdsein en morgenwijding.
HUIZEN (336) NCRV Korte zlekendienst
HAMBURG (302) Concert.
LANGENBERG (462) Gewijde muziek.
HUIZEN (886) KRO-Godsdionatig halfuurtje.
HILVERSUM (1071) Politieberichten.
HILVERSUM (1071) Kerkconcert.
LANGENBERG (462) Kamermuziek.
PARIJS (R. 1765) Concert
HUIZEN (336) KRO-Declamatle en gewijde mu
ziek.
HILVERSUM (1071) Lezing door Mevrouw M. V.
d. Schrieck over Bouwkunst
KALUNDBORG (1153) Namiddagconcert
HILVERSUM (1071) Gramophoonmuziek.
HAMBURG (32) Mendelsohn-Duetten.
HUIZEN (336) NCRV.-Conoert
BERLIJN (475) Concert.
DAVENTRY (482) Kerkmuziek.
LANGENBERG (462) Vesperconcert
DAVENTRY (1563) Militair orkest
HILVERSUM (1071) Het AVRO-halfuurtje van
de Nederlandsche Vereenlglng van Huisvrouwen
PARIJS (R. 1765) Concert
MOTALA (1365) Militair concert
HILVERSUM (1071) Rustpoos voor de N.S.F.
voor verzorgen van den zender.
HILVERSUM (1071) Gramophoonplaten.
HUIZEN (336) NCRV.-Orgelconcert.
BRUSSEL (509) Conoert.
DAVENTRY (482) Concert
HILVERSUM 1071) Spreekuur van den radio-dok
ter.
HILVERSUM (1071) Tijdsein en gramophoonmu
ziek, daarna causerie door G. H. Honing. „Het
werk van „Hulp voor Onbefhuisden."
DAVENTRY (1563) Kamermuziek.
HILVERSUM (1072) Voomvondconcert door het
omroeporkest
6.40 WEENEN (520) Muziek en zang.
6.50 BERN (411) Goede Vrijdag-concert.
6.50 BRUSSEL (509) Concert
7.05 PARIJS (R. 1765) Gramophoonplaten.
7.20 KONINGSBERGEN 280) Johannes Passion.
7.20 KALUNDBORG (1153) Klassieke muziek.
7.35 MOTALA (1365) Solistenconcert.
7.45 HILVERSUM (1071) Politieberichten, daarna Ge
wijde muziek en vervolgs persberichten van Vaz
Dias.
8.00 HUIZEN (1852) V.P-R.O.-Vrijdagdienst in de
studio. Spr. is Dr. J. C. A. Fetter.
8.05 ROME (444) Gewijd concert
8.20 DAVENTRY (482) Concert
8.20 DAVENTRY (1563) Concert
8.35 BRUSSEL 509) Concert
8.50 PARIJS (R. 1765) Concert
8.50 TOULOUSE (383) Concert, operafragmenten.
9.20 TOULOUSE (383) Concert.
9.35 DAVENTRY (156)3 Tweede deel van Verdi'a Re
quiem.
10.05 DAVENTRY 482) Muziek door kwintet
10.20 HAMBURG (392) Concert.
Voor Zaterdag 80 Maart
10.00 HILVERSUM (1071) TijdBeln en morgenwijding.
10.20 HAMBURG (892) Gramophoonplaten.
11.30 LANGENBERG (462) Gramophoonplaten.
11.30 HUIZEN (336) Godsdienst-halfuurtje en tijdsein.
12.00 HAMBURG (392) Concert uit Hannover.
12.00 HILVERSUM (1071) Politieberichten.
12.15 HILVERSUM 1071) Lunchmuziek,
12.15 HUIZEN (336) Lunchmuziek.
12.25 LANGENBERG (462) Middagconcert
12.50 PARIJS (R. 1765) Concert
1.16 HUIZEN (336) Gramophoonplaten.
1.20 DAVENTRY 1568) Lunchmuziek.
2.00 HILVERSUM (1071) Filmmuziek uit het Thea
ter Tuschinski.
2.20 DAVENTRY (1563) Samson en Delllah opera in
drie bedrijven.
2.50 KALUNDBORG (1153) Namiddagconcert
3.00 HUIZEN (336) Kinderuurtje,
3.20 WEENEN (520) Concert.
3.50 DAVENTRY (482) Concert
8.50 LANGENBERG (462) Koorconcert Madrigaal
ver eeni ging.
3.50 MUNCHEN (537) Gewijd concert
4.00 HILVERSUM (1071) Itallaanache les voor begin
ners.
4.05 PARIJS (R. 1765) Concert
4.20 MOTALA (1365) Populair concert uit Göteborg.
4.30 HILVERSUM (1071) Italiaanscfhe les voor gevor
derden.
4.50 DAVENTRY (482) Dansmuziek.
4.50 HAMBURG (392) Concert
5.00 HILVERSUM (1071) Fransche les voor beginners
5.00 DAVENTRY (1563) Concert
5.20 BRUSSEL (509) Concert.
5.30 HUIZEN (336) Gramophoonplaten*
5.30 HILVERSUM (1071) Fransche les voor gevorder
den.
6.00 HILVERSUM (1071) Tijdsein en dinermuzleki
6.10 WEENEN (520) Concert.
6.45 HILVERSUM (1071) Duitsche les voor beginners
6.50 BUDAPEST (545) Concert.
7.00 HUÏZEN (1852) Spr. Rector B. J. de Groot On-
derw.: Christus Koning zegepralend op den,
Paaschdag het ideaal voor alle opvoedlngsarbeid
en jeugdleiding.
7.05 DAVENTRY 482) Concert.
7.05 PARIJS (R. 1765) Gramophoonplaten,
7.10 KALUNDBORG (1153) Oudere dansmuziek.
7.10 MUNCHEN (537) Gramophoonplaten.
7.15 HILVERSUM (1071) Duitsche les voor gevorder
den.
Eindelijk bewoog hij zich: hij greep Piers bij de schou
ders. „Jongen," zeide hij. „ik weet waar je heen gaat
Ik ben er zelf geweest. Maar in den naam van God, Jon
gen, ga niet Er zijn sommige vlekken, die nooit ver
dwijnen, al zou je alles, wat je bezit, willen geven om er
af te komen."
„Laat mij los", zeide Piers.
Hij ademde vlug. Hij maakte geen heftige beweging,
maar uit alles bleek dat hij heftigen tegenstand wilde
bieden.
Crowther greep hem stevige beet. „Vanavond niet!"
„Ja nu!" Iets als electriciteit vloog door Piers; zijn
spieren trokken zich als het ware samen voor een
sprong. Toch bleef hij roerloos en dreigend staan.
„Ik wil het niet!" Plotseling en hard klonk Crowther's
antwoord. Onverwacht drong hij Piers achteruit tegen
de deur achter hem.
Deze ging naar binnen open en samen strompelden
zij er de donkerte der slaapkamer binnen.
„Jij, idioot!" zeide Piers.
Toch bood hij nauwlijks tegenstand; hij ging plotse
ling als uitgeput op het bed zitten.
Er volgde een korte stilte, een benauwende, adem be
nemende stilte. Dan stond Plèrs op en rukte zich vrij.
„O ga weg, Crowther", zeide hij. „Je bent een soort
oude ezel, maar ik heb je niet noodig. En je behoeft
ook den nacht niet In den gang door te brenigen. Ga als
een fatsoenlijk Christenmensch naar bed en laat mij
hetzelfde doen."
De strijd was voorbij, zóó plotseling, zóó verrassend,
dat Crowther er als verbijsterd door was. Hij had er
zich op voorbereid te moeten worstelen met een reus,
maar er was niets verschrikkelijks aan den jongen, die
op den rand van het bed hem zat uit te lachen.
„Waarom draai je het Mcht niet op?" hoonde hij. „En
waarom kijk je niet eens goed uit naar den duivel?
Een minuut geleden was hij hier. Wat? Geloof je niet
in duivels? Dat le ketterij. Alle gode dominees HJJ
ging het licht opdraaien liep dan naar Crowther en
stak hem zijn hand toe. „Slaap lekker, beste kerel! Zeg
je gebeden op en ga naar bed! En je behoeft over mij
geen nachtmerries meer te hebben. Ik ga ook dadelijk
naar kool."
Er viel niet aan zijn eerlijkheid of aan zijn overgave
te twtlfelen. Crowther kon slechts de hem toegestoken
hand drukken en in zwijgende verbazing het incident
als gesloten beschouwen.
Nauwelijks was Crowther weg, of Piers ging aan zijn
tafel zitten, en schreef vlug een briefje aan Ina Rom.
waarin hij haar aanried met haar vader naar Mentone
te gaan, waar zij, naar hij zeker geloofde, zich niet ver-
HOOFDSTUK XXVI.
SUBSTANTIE.
Het was een stormachtige lentedag en Avery, over
vallen door een stortbui, stond tegen het hek van het
huis van den dokter en zocht zoo goed en zoo kwaad
als het ging beschutting. Zij hield haar paraplu tegen
den wind in en probeerde haar pakjes op die -wijze te
beschermen.
Zij was alleen Gracie, de zondebok, was na de
Kerstvaoantie naar school gestuurd, en Jeanie, die een
zware koude gevat had, moest thuis blijven. De twee
oudste jongens en Pat waren door de week op een
kostschool in de buurt en hoewel Avery ze miste, vond
zij toch in haar hart de regeling heel goed. De pastorie
mocht nu soms wat saai zijn, maar zij was onloochen
baar een plekje van rust geworden.
Mrs. Lorimer kwam langzamerhand weer op krach
ten en Avery's zorg concentreerde zich thans meer op
Jeanie dan op haar moeder. Het kind was-den geheelen
winter sukkelend gebleven en het koude voorjaar scheen
haar kracht tot het uiterste te spannen. Tudor kwam
nu en dan nog eens kijken, maar hij zeide weinig en
zijn manier van doen moedigde Avery niet aan hem
meer te vragen. Persoonlijk maakte zij zich hoe langer
hoe ongeruster over Jeanie en zij zou graag willen, dat
hij wat mededeelzamer was. Hij had studie absoluut ver
boden', een verbod, waarbij Mr. Lorimer zioh onder
protest had neergelegd.
„Het kind zal als een domkop opgroeien," had hij
verzekerd.
Waarop Tudor bruusk geantwoord had: „En wat zou
dat nog?"
Maar zijn woord was, wat Jeanie betreft, wet
Aan Jeanie dacht Avery, terwijl zij daar tegen het hek
stond. Zij dacht er zelfs over of het niet raadzaam was
het huis van den dokter binnen te gaan en openhartig
met hem over de zaak te spreken.
j Zij zette dat denkbeeld echter van zich af bij de over-
I weging, dat hij hoogstwaarschijnlijk uit zou zijn, en
i zij wilde juist verder gaan, toen de voordeur onverwacht
1 open ging en Tudor zelf blootshoofds in den regen
kwam.
„Wat doet u daar, Mrs. Denys? Waarom komt u niet
binnen?"
TTij deed het hek voor haar open en nam, zonder op
een antwoord te wachten, haar pakjes. En Avery volgde
hem naar binnen.
„Kom in de eetkamer!" zeide hij ,„U komt juist op
tijd om thee met me te drinken."
„Heel vriendelijk van u, Maar ik moet, zoodra de re-
j gen ophoudt, weer weg."
„Die zal vooreerst nog niet minder worden. Wilt u uw
regenmantel niet uit doen? Uw voeten zullen wel nat
I zijn. Er is een vuurtje, om ze bij te drogen."
Inderdaad was er geen verbetering in het weer merk
baar. De lucht werd met de minuut donkerder. Avery
liet den regenmantel van haar schouders glijden en
ging de eetkamer binnen.
Het knapperende vuurtje was na den Ijskouden storm
buiten heerlijk. Zij liep erheen en hield haar verstijfde
vingers boven den gloed.
Tudor schoof een stoel bij. „Ik geloof, dat u door en
door koud bent," zeide hij.
„Neen. U houdt uw voeten bij den haard. Wilt u het
koude wind. Bent u al klaar met uw werk?"
Tudor zocht in een kast naar een tweeden kop en
schotel. „Neen, ik moet strakjes nog uit. Ik kom juist
van Miss Whalley. Zij heeft een aanval van geelzucht."
„Arme ziel!"
„Ja, arme ziel!" herhaalde Tudor grimmig. „Zij heëft
vreeselijk met zichzelf te doen, dat verzeker ik u, maar
zij zat even vol praatjes als altijd."
Avery lachte eventjes. „Iets nieuws?"
„Miss Whalley heeft altijd iets nieuws te pakken.
Nooit opgemerkt?"
„Neen. U houdt uw voet en bij den haard. Wilt u het
„Wil ik eens thee schenken?" vroeg Avery.
laatste nieuwtje hooren of niet?"
„Als u me niets leelijlcs vertelt."
Tudor lachte even. „Er is, voor zoover ik zien kan,
niets venijnigs in." Hij nam den theepot op en begon
in te* schenken. „Hebt u den laatsten tijd iets van den
jongen Evesham gehoord?"
De vraag klonk vrij onverschillig, maar Averij's han
den maakten een onwillekeurige beweging over het
vuur, waarover zij zich heenboog.
„Neen," antwoordde zij.
Op hetzelfde oogenblik liep het kopje, dat Tudor in
schonk, over; hij mompelde iets binnensmonds en zette
den theepot neer.
,Het is zoo donker, dat je niet zien kan wat je doet,"
zeide hij.
„Dat is het," antwoordde zij, zonder dat zij hem aan
bood hem te helpen. Een zachte sluier van gereserveerd
heid scheen op haar neergedaald te zijn. Zij zeide niets
meer v: ór hij alles ln orde gebracht had en haar kopje
thee gaf. Dan sloeg zij met volmaakte kalmte haar
oogen naar hem op.
Wordt vervolgd.