VAN DIT EN VAN DAT EN VAN 5^ RADIO-RUBRIEK. mJ Omzwervingen door het tropische oerwoud VERLICHTE TIJDEN. Avonturen van een dierentemmer. KINDERENSPEL... VOOR ONZE AMATEURS. De leiding van de radio door Uw huis. Bijvoegsel der Schager Courant van Zaterdag 27 April 1929. No. 8449. [We, zooals Joseph Dumont, dierentemmer en vanger n groot wild, bijna twintig jaar in de tropische lan- gerelsd heeft om dieren te vangen, kan zeker veel teressants daarover vertellen. Dit doet hij op zeer onderhoudende wijze in het tijd- brlft Uhu, na eerst te hebben opgemerkt, dat het ge- ^r voor wilde dieren niet zoo groot is als wel in de rhalen wordt verteld door menschen, die meestal uit «ken hun kennis over dit onderwerp opdeden. Of door igers en onderzoekers, die in dit opzicht ook nog al zondigen, meestal met de bedoeling, om het ver |(jf in de met wilde dieren bevolkte streken erg gevaar- Ia en om zich zelf het aureool van held te geven. De meeste van de wilde dieren zijn, wanneer ze in jheid leven, ongevaarlijk, zelfs argeloos, zegt Dumont, idaarop een paar van zijn avonturen laat volgen: %«en vermoeienden dagmarsch in de tropische hitte il «en groote karavaan, had ik even buiten een ne- kraal mijn tent opgeslagen. Nadat de gevangen die- gevoederd en verzorgd waren en terwijl mijn neger- lenden nog om het vuur zaten te snateren, nam ik jn beste vriend, mijn geweer en wandelde .de omgeving het negerdorp in. in oude negerin, die een lekker maal, bestaande uit omluizen bereidde, riep mij iets onverstaanbaars toe. 'stoorde mij er niet aan omdat ik niet zoo bijgeloovlg als Europeesche jagers, die terugkeeren, wanneer onderweg een oude vrouw ontmoeten, omdat dit on- luk beteekent. Als ik daaraan geloofd had, zou ik den een schot hebben gelost, want dn het bosch of het veld, evenals in de omgeving van de dorpen kan geen stap doen zonder oude wijven tegen te ko lk slenterde door een uitgedroogde rivierbedding, Kd het struikgewas op zij en stond plotseling voor kegelvormige met gras begroeide ^erhooging. Het ras een verlaten termietenhol van ongeveer zes voet jogte. Ik besloot er op te klimmen, om eens rond te jken. ijn geweer hing ik aan een doornstruik en trok aan een paar bosjes steppengras omhoog en met een rongetje stond ik boven op den heuvel. Hoe groot was echter mijn schrik, toen aan den an- rea kant van de hoogte een groote leeuw opsprong mij even verwonderd aankeek als ik hem. Zonder ipens stond ik tegenover Zijne Majesteit, Juist wilde van den heuvel laten vallen om bij mijn geweer komen toen de leeuw zich omkeerde en wegstapte. ug sprong ik naar beneden, greep mijn geweer en om de hoogte heen ,doch van den leeuw was niets eer te zien. Des te grooter was mijn verbazing, toen den volgen- in morgen de dorpsbewoners kwamen klagen, dat een BW vele maanden mannen, vrouwen en kinderen ver beurd had. De beschrijving van den roover paste vol- '««i op den leeuw dien ik den avond te voren ont- Ptfhad. zoo eenvoudig verliep een andere ontmoeting. De dorpsbewoners van een kafferkraal hadden veel lijden n een ouden leeuw, die zoo stoutmoedig was zelfs midden op den dag z'n slachtoffers uit de hut- 01 te halen. Toen ik met mijn expeditie ter plaatse tfarn, smeekte men mij, het dier te dooden. Voordat het donker was, nam ik mijn zware buks en irgezeld van twee negers zocht ik de omgeving van kraal af. Ik vond inderdaad het spoor van den euw, die juist een nacht tevoren een jong meisje ver beurd had. Het spoor liep door het hooge gras en een bijna uit droogde rivierbedding naar een dichte groep doorn fuiken. Het was onmogelijk om tusschen de lange ilt8e dorens het onderzoek v^ort te zetten. Ik liep ■"om de bedding af, in de hoop een omweg te vinden firlangs het dier te bereiken zou zijn, doch tever- to. Juist toen ik me omkeerde ,om terug te gaan, een der negers een luiden gil uit en op het zelfde inblik zag ik nog geen vijf meter van mij' af, een roote leeuw met zwarte manen op mij afspringen, is me nog altijd een raadsel gebleven, hoe het dat de leeuw missprong. Slechts het gillen van neger kan daar de oorzaak van zijn. Dich bij mijn *bterzij kwam het geweldige dier terecht, en Jnstinc- draaide ik me naar links en liet me in het water Hen. Naast mij groeiden onwelriekende papyrusplan- n' Sneller, dan men denken kan, was ik uit het water ter het struikgewas. Er was geen tijd meer om te bleten. He tweede neger, die zich beheerschte, sprong in het r en begon zonder het gevaarlijke van zijn handel- 26 Ift te zien met zijn stok ni het water te slaan, waar- °r dit den leeuw tegen den kop spatte. Onwillekeurig fe.de het dier even en daarvan maakte ik gebruik u te schieten in de allerlaatste seconde! °°k een olifant of een rhinoceros niet altijd aan- heb ik in Afrika meermalen opgemerkt. Eens e Ik met een Safarineger een ritje te paard door hooge steppengras. Ver voor ons uit reed op een PPper Üna ructi, *1 te r een zes voet lange Massai-neger, wiens voeten den grond raakten. Hij handelde tegen mijn in- es. Want de afstand tusschen hem en ons was groot. Ik was zooals wel meer gebeurde door de drukkende hitte op mijn paard ingedommeld en slingerde in het zadel heen en weer. Plotseling stompte m'n begeleider mij wakker. Slaapdronken opende ik de oogen, en tuurde in de richting, die de zwarte aanwees. Hoe groot was mijn .verbazing, toen ik zoowat een me ter achter den ver vooruitrijdenden Massai-neger een groote rhinooeros zag loopen. Schieten kon ik niet, want de kans was groot, dat ik dan in plaats van den rhino ceros, het paard of zijn berijder zou treffen. De Massai- neger scheen ook ingedommeld te zijn en zijn paard merkte al even min iets van den dikhuid achter hem. Wij sloegen geïnteresseerd het dier gade. Op zeker mo ment dacht ik dat de kolosus het paard zou aanvallen, doch er gebeurde niets en de achtervolger liet plotseling man en paard in den steek en verdween in het bosch. Een dergelijk avontuur overkwam mij in het Kongo- woud. Ik reed vóór mijn Safari-neger, De omgeving was vrij van olifanten gemeld. Juist een dag te voren hadden wij den Engelschen olifantenjager Forbes ont moet, die erg uit zijn humeur was omdat hij drie weken lang het spoor van een reuzen-olifant had gevolgd, dat ten slotte eindigde aan deni oever van een groot meer. Het dier was ongetwijfeld overgezwommen naar den anderen oever. Blijkbaar was het geheel alleen, een „Einzelganger" zooals de Duitschers zeggen. Met „Einzelganger" heb ik onaangename ervaringen opgedaan en ben ze daarom steeds uit dien weg gegaan. Hun „geestvermogens" zijn altijd gestoord em zij vallen eiken mensch of elk dier aan, dat hen in den weg komt. Dat is ook bij „Einzelganger" van andere diersoorten J het ge,val. Vele jagers, die op deze alleen levende dieren 1 jaagden, vele onschuldige inboorlingen en eigendunke lijke, onwetende onderzoekers hebben het leven gelaten 1 onder de kolossale pooten en zijn tot een brijachtige massa getrapt, door deze woedende dieren. Doch ik zal verder vertellen van mijn avontuur. Ik was dan bezig met een scherpe doorn van wel twee centimeter lengte uit mijn schouder te trekken. Mijn paard sjokte met hangende kop voort, doch bleef plotseling met een ruk staan. Reeds wilde ik kwaad worden op mijn braaf rijdier, toen ik opkeek en twee flappende olifantenooren ont dekte, waaraan natuurlijk een dikhuid vastzat. Het was een kolossaal dier, dat mij met zijn kleine oogjes boos aardig aankeek. Het moest het dier zijn, waarvan For bes mij gesproken had. Het zag er weinig vertrouwen wekkend uit en de tusschenruimte, welke -ons scheidde, bedroeg hoogstens tien of twaalf meter. Mijn arm paard beefde over al zijn leden en kon zich niet verroeren. Het stond daar als gehypnotiseerd en keek ontzet naar den kolos. Maar mijn goede geest, die mij zoo dikwijls bescherm de, had mijn paard juist onder een groote sterke boom doen stilstaan. Zoo gauw als ik den olifant gezien had, greep ik met de lenigheid van een aap den boven mijn hoofd hangenden tak en trok mij op tot een veilige hoogte, terwijl ik eten schietgebedje deed voor mijn arm paard. Doch zftt, wat gebeurt er? De dikhuid dacht blijkbaar, dat hij ons nu wel genoeg schrik aangejaagd had, keerde zich om als een locomo tief op een draaischijf, wierp mij nog een verachtelij ker blik toe en verdween statig in het bosch. Ook de tijger maakt rechtsomkeert, wanneer hij men schen ziet, tenminste als hij er nog nooit een ver scheurd heeft Buitengewoon onaangename beesten zijn buffels en wilde zwijnen. Ook deze zijn, wanneer ze alleen leven, niet bij hun volle verstand, doch gelukkig ontmoet men 'po niet dikwijls. Voor deze dieren moet men altijd op zijn hoede zijn, want negen en negentig van de honderd keeren vallen zij den mensch aan. Ik stel er echter geen prijs op, die honderste te zijn, doch was ik het des ondanks toch, en kon lk mij met mijn geweer niet ver- i dedigen, dan ging ik er zoo snel mogelijk vandoor en dat is mij op enkele uitzonderingen na, ook altijd ge- lukt. Diverse lidteekens, ja zelfs een beenbreuk getui gen van de minder aangename ontmoetingen. Een dier, dat ook nooit te vertrouwen is, is de beer, doch het is niet waar, dat deze gemeene knaap altijd de menschen aanvalt. Ik had meermalen samenkomsten met hem, maar nooit heeft hij mij Iets gedaan, doch verdween huilend in het struikgewas. Gevaarlijk is de giftslang en gevaarlijk kunnen ook dikwijls allerlei kleine dieren zijn, wanneer men ze doet schrikken of op een ongeschikt oogenblik op visite komt. Het allergevaarlijkste beest in de jungle, in het oer woud of in de steppen, of in de prairies is... de muskiet Dit mugje draagt de kiemen van vreeselijke ziekten bij zich en als het er kans toe ziet, ent het ons in met een scherpe angel. En al slaapt de tropenjagex^ ook bij de prachtigste verzameling geweren of dergelijke moord- instrumenten, tegen een muskiet richt hij zelfs met een olifantbuks van hc-t grootste kaliber niets uit! Tenslotte wil lk er op wijzen, dat het minder gevaar lijk is, door met allerlei zoogenaamde gevaarlijke bees ten bevolkte streken te wandelen, dan b.v. de Potsdanv- mer Platz te Berlijn, Piccadilly Circus in Londen of de groote boulevards in Parijs over te steken. In deez' zeer verlichte tijden, Wetenschappelijk en modern, Dringen we bij alle dingen 't Liefst maar door tot aan de kern. Alles wat in vele eeuwen Niet te formuleeren scheen Valt nu vaak in veel formules Bij het onderzoek uiteen! Ook de argelooze kippen Vliegen er behoorlijk ln, En ze vormen een bij uitstek Wetenschappelijk gezin! Zelfs de haan kraait niet meer koning, Hij, die eens dictator was, Maakt men vaak een kopje kleiner, Juist door afkomst en door ras! Inteelt, doorteelt en selectie Vormen samen een program, Waardoor menig brave hoender Onverhoeds om 't leven kwam, Want we letten nu vóór alles Op hun voedzaam vruohtger.ot, En we sturen om den dokter, Tijdens pip, of lichten snot! We bereiden zeer aandachtig Bij den opgroei hun diner, Zooveel kalk en grit en grutjes, Zooveel vitamine B! En we zullen 't nog beleven In den zeer nabijen tijd: Elke kip als hartversterking, 't Eigen ei bij haar ontbijt! De moderne kip gaat niet meer Met de boerenkip op stok, 's Avonds voelt ze zich kip-lekker, Dus verlichten we haar hok! En of dit nu welberekend Veel of weinig voordeel biedt, Kijk eens, zeer bekrompen wereld, Dat is 't eieren-eten niet! Maar dat ln de naaste toekomst, 't Komende geslacht ontwaakt, Dat is 't wat in breede kringen Onze wereld-toekomst raakt! En lk licht in blij vertrouwen Van den sluier dezen tip: Een verlicht geslacht gefokt door 't Ei van de verlichte kip!! April 1929. (Nadruk verbóden.) Een pak lucifers, a. u. b. Gewone of veiligheids Dat komt zoo nauw niet, ik hoef er alleen maav mii" '^imlamp niee aan te steken. (Moustique.) Oorspronkelijke schets door SIROLF. (Nadruk verboden. Alle rechten voorbehouden). Het was een oogenblik stil in het straatje. De kin deren dromden bijeen, jongens en meisjes van 5, 6, 7, S jaar misschien. Het was een warme zomerdag en ze hadden eendrachtiglijk diverse spelletjes afgewerkt en zonnen nu blijkbaar op iets nieuws, iets avontuurlijks, dat nog niet vertoond was. „Lademe begraffenissie speulestelde een sproe tig jongetje met vuurrood haar voor, en keek triom fantelijk den kring van .kinderen rond. Hij was één van de oudsten, dus zijn stem had gezag. En bovendien, hij zeide het op zulk een toon van plotselinge inspira tie, dat de anderen onmiddellijk bijvielen: hè~~jaaaa, lademe begraffenissie speüleü!" Eén jongetje zei echter niets. Een bleek kereltje was het, met lichte blauwe oogen. En hij hoorde het drukke gepraat en het jachtige bedisselen van de anderen aan, en zijn oogen werden vergroot. Of hij van iets schrok. De anderen hadden het echter te druk, om dat op te merken. Trouwens, Fritsle deed toch bijna altijd voor spek en boonenl mee... Het was ook zoo'n raar, stil jongetje, dat pas in de buurt was komen wonen. „V'r uit nou, Henkie en Pietje, jullie benne de paarde-mit-de-swarte-pluime-op-je-kop, néééé, natuurlijk geen echte plulme, maar jelui motte net doen, asof je ze wel had en mlt je koppe schudde. Jasses Henkie, veeg je vuile neus af, een' begrafenispaard met een snotneus, paha!", smaalde het rooie jongetje, en spande Een voorgaand artikel gaf een schema van een drie- lamps toestel met 10-Watt eindlamp; het geheel was dus bij voorbaat ontworpen om een eleotro-dynamlschen luidspreker (afkorting voortaan e.d.-luidspreker) te doen aanspreken. Noodzakelijk is een dergelijke eind- lamp echter niet, aangezien er thans e.d.-luidsprekers op de merkt gebracht wlorden, van een werkelijk go^de kwaliteit, die reeds voldoende energie toegevoerd krij gen van een normaal modern 3-lamps toestel. In verband hiermede en als het ware aansluitend aan de vorige artikelen, willen wij thans een heel eenvou dige, maar daarom niet minder doelmatige methode beschrijven die den luisteraar ln staat, stelt zijn e.d.- luidspreker overal in het huls aan te sluiten. En dit 7 wat een voornaam punt is zonder daarbij in groote uitgaven te vervallen. De e.d.-luidspreker heeft een I viertal aansluitingen, t.w. twee voor bekrachtiging van den magneet en twee voor de spreekstroompjes. Het is dus noodig, vooropgesteld dat men de bekrachtigings bron van de magneet-ontwikkeling bij het toestel wil plaatsen, dat een leiding bestaande uit vier draden door he huis aangelegd wordt, waarbij met het volgende rekening moet worden gehouden. De spanningsval mag niet te groot worden, wat het geval zou zijn bij het gebruik van dun draad. Daar ieder geval op zichzelf staat doet men goed de span ningsval even te berekenen met behulp vaft de wet van Ohm (E=IXR). De draden moeten goed geïsoleerd zijn: gummi-iso latie. Onderlinge sluiting en aardsluiting moeten1 uitr gesloten zijn. Vooral geldt dit voor de leiding voor de spreekstroompjes; men werkt hierbij met vrij hooge spanningen. Zoogenaamd zwakstroomdraad, dat als regel geen of onvoldoende gummi-isolatie heeft, kan hier dus niet toegepast worden. Ten slotte mogen de aansluitingen natuurlijk niet ver wisseld kunnen worden en dit kan men uiterst prak tisch voorkomen door gebruik te maken van den lamp- sockel en het lampvoetje. In plaats van stopcontacten past men de normale vaste lampvoetjes toe; verwisse ling van de contacten la uitgesloten als men tevens als steoker gebruik maakt van deni lampsockel van een oude defecte lamp. Als men het glas voorzichtig ver wijdert ls een dergelijke oude sockel goed tot steker om te bouwen. ,C p' t tAMPvotr- LU|0$f>*£K&4 StffftK»- tanSk. tSM. SOtXET 3l>HlEKSTK0ani>jeg <5 P Fig. 86 geeft de bedoeling nog eens extra duidelijk weer. Hierbij is de schakelaar voor verbreking van de accu- (of Trickle-charger-) leiding bij of in het toestel gedacht maar dat is naar verkiezing te wijzigen. Voorts gelooven wij niet, dat zich moeilijkheden zullen voor doen. Een handig amateur zal ongetwijfeld voor een goede uitvoering zorg kunnen dragen.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1929 | | pagina 21