Gee^tes-Sport en Uersen-Gymnastiek EVENTJES DENKEN. VOOR ONZE SCHAKERS. VOOR ONZE DAMMERS. GRABBELTON. Vraagstuk No. 326. Vraagstuk No. 327. Vraagstuk No. 328. Vraagstuk No. 329. H II is Hf fH H j|| 11 iü iü 11 H M m mm Êf u H H H li u SU 11 11 S m wk §wi w WETENSWAARDIGHEDEN. WARE WOORDEN. .1 twee Jongetjes met vuile boezelaartjes voor een kar, die van vier kinderwagenwielen en eenlge planken ge maakt was. De paarden lieten zich gedwee Inspannen en knikten plechtstatig met de hoofden. „Ik hep geen zakdoek", klaagde het llnkervoorpaard. „Dan neem je je schort, smeerpoes", zei het sproetige knaapje radicaal. „Hè, mag ik op de bok zitte?" bedelde een vuil, doch lief meisje, met verwarde blonde krullen. „Dan ben ik de koessier!" „Bèjenoufaeelemaalmalviel het rooie jongetje uit, „Zij wil op de bok, bij een begraffenis! Haha, een meis- sie op de bok, waddeen suffert Melssies zitte toch nooit op de bok. Da benne altijd manne mit een zwarte soldatehoed op d'rlui kop! Nei, Ik gaan sellef op de bok, pèhè, sou-je-we-wllle, niks hoor! Jij mag dooie zijn, en dan mag je ook op de kar, as je maar stil ligt; kèje goed dood zijn?" informeerde het jongetje-met-de-sproe ten wantrouwend. Hij had geen hoogc dunk van het meisje. Het meisje schudde overtuigend van „Ja" en betoogde ten overvloede: „Ken ik reuze goed, want verleje jaar was ik bijna dood, hep me moeder gezegd, want toe was ik net zoo ziek!" „Nou, ga dan maar in de lijkkoes", zei het jongetje genadig, „En hou je ooge stijf dicht enne je mot dood stil legge, hoor! Hééé, zeg, bèjenouheelemaalmal, je mot voor mij ook een plaassie overlate, ik mot toch zeker op de bok zitte! Sóóó, nou, nee nou mot je niet lache, dooie lache nooit..." „Ja maar je zit bijna op me hoofd", zei het lijk. „Hou je mond nou, suffert", zei de koetsier, „je mag niks zegge, anders is het niet eoht! Nou, v*r uit nou, de andere motte d'r achter loopenv da benne de kraaie! Met ze tweeje naast elkaar, nee, Pietje, je mot Kees- sie geen hand geve, da doene ze nooit, die kraaie, Je mot los naast elkaar loope en dan motte jelui tellekes op de grond spuge, da doene ze altijd! Nou, hort sik paarde, v'r uit nou, jelui motte harder trekke! En dan gane we eerst eer blokkie rond..." Toen viel het oog van het rooie begrafenisonderne mertje op Fritsie, Frltsle die weer niet mee deed, maar met groote, verschrikte oogen alles had aange zien en nu stond te grienen, met wilde uithalen, terwijl de tranen hem over zijn bleeke gezichtje stroomden. „Kijk hij nou!", hoonde het sproetenjongetje, „de grooste van ons allemaal, hajewiet, assewij fijn begraf- fenissie spele, staat hij d'r bij te griene, je lijkt wel een meissie. Hou toch op, suffert, 't is toch ommers niet echt, we speule maar..." onder leiding van GEO VAN DAM. DE GEZAMENLIJKE MAALTIJD. Jan heeft 5 boterhammen en Willem 3. Ze gaan zitten om ze op te eten. Even later komt er een vriendje bijzitten en getrouw aan hun jongenshart deelen ze gelijkelijk met hem. Het vriendje is echter ook een flinke Hollandsche boy en heeft 8 stuivers, die hij nu ter vergoeding zijn vriendjes aanbiedt. Deze weten echter niet hoe of ze nu dat geld eerlijk moeten ver- deelen. De een beweert dat hij recht heeft op 5 stuivers, de ander daarentegen zegt dat Ieder de helft toe komt! Hoe moest het geld verdeeld worden? EEN SCHRAP-SOMMETJE. Gegeven de onderstaande optelling: 111 333 555 777 999 Gevraagd hiervan op zóódanige wijze zee cijfers door te schrappen, dat de som der overgebleven getallen gélijk zal zijn aan 20. OPLOSSINGEN DER PUZZLES uit ons vorig nummer. No. 322. „DE TANDRADEREN". Natuurlijk gaat de losse tand slechts 1 keer om de vaste. No. 323. „DE KOE EN HET PAARD". Dit was een strikvraag. Het kwam er opaan go te lezen, dus zuiver de goed-Hollandsche bedoeling te snappen. Er stond niet: wat is het verschil bij of in het opstaan, maar als ze opstaan. En dan 1b het verschil natuurlijk hetzelfde als ia elke andere omstan digheid, onverschillig of ze staan, liggen of loopen; het bekende verschil tussohea koe en paard. Die dat niet kent moet maar nooit uitgaan om een paard te koo- pen, want dan komt hij met een koe thuis. van S. Loyd. Zwart: 3. De diagramstand in cijfers behoort te lulden: Wit Kh4, Tel, Pg2, Lg3, en twee pionnen op a7 en b7. Zwart Khl en twee loopers op a8 en gl. W3t speelt en geeft mat in drie zetten op een wonderbaarlijke ma nier. Pas op voor „Pat"l OPLOSSING PROBLEEM Nb. 324, van J. Bruski. De diagramstand in cijfers was: Wit Kal, Dg3, Tf3, Pa3, Ph8 en vier pionnen op b4, d3, e4 en e5. Zwart Kd4, Tg7, Ls8 en drie pionnen op a2, &4 en g5. Wit speelt als aleutelzet PhS—gö! Op zwart L Tg6x vrJTgt 2. Dh2. Zwart Tc0!I, en wit 8. Pbö met mat. Speelt zwart als eersten zet daarentegen Kc3 dan volgt wit 2. Del enz. eveneens met mat op den derdeni zet. Hier zien we het z.g. Romein-thema gedemonstreerd be staande uit een verleldingszet, die slechts faalt op een zet van het in de juiste oplossing weg te lokken stuk! J. Olsen, Rotterdam. Zwart: 5. Wit: 5. De diagramstand ln cijfers behoort te lulden: Zwart 5 schijven op 6, 11, 22, 29, 45 en een dam op 50. Wit 4 schijven op 26, 32, 43, 49 en een dam op 26. Wit speelt en wint! In aansluiting op het bovenstaand' vraagstuk van dezen bekenden blinden meester-damimer laten wij hieronder van hem nog een leerzame spelstudie vol gen, waarin wit de winst forceert v an minstens één schijf. De stand is: Zwart 6, 7, 12, 13, 15, 16, 18, 20 en 23. Wit 26, 27, 29, 31, 35, 36, 39, 40 en 48. Zwart's laatste zet was 1923, thans zette wit voort met 4034, zwart dwingende tot 2024 wegens de dreigingen 2721 en 2722. Nu wit weer 29X20, 15X24 en 3430!!, zwart opnieuw gedwongen! spel gevende, dus 2429. Dan volgt echter achtereenvolgens 3933, 4843, 3025 en 26X28!! Prachtig staaltje van dam kunst! OPLOSSING PROBLEEM No. 825, van D. Kleen, Wiinkel.' De diagramstand in cijfers was: Zwart 3, 810, 14, 18, 20, 25, 29 en 40. Wit 10 schijven op 17, 21, 31, 32, 35, 37 en 41—44. Wit speelt hier 43—38!, 32—28!!, 17—12!!, 12x34 en 35X2. Een schitterend uitgewerkt me er slag idee. CORRESPONDENTIE. D. K., Winkel. We zijn thans nagenoeg door Uw voorraad problemen voor deze rubriek heen. Ook voor het maandblad „Het Damspel" hebben we niets meer van U ln portefeuille. U zult ons een groot genoegen doen met spoedig weer eens enkele Uwer mooie, nog niet elders gepubliceerde, oomposities te zenden. J. en G. W„ Lutjewinkel. Uw opmerking over puzzle no. 306 kwam door ons bultenlandsch verblijf eerst heden in -mijn handen. U hebt volkomen gelijk. Door een misverstand is in plaats van de juiste oplos sing een zoogenaamde „schijn-oplossing" gepubliceerd. Intusachen dank voor Uw ft^Tna-iiMiTwhat^ toonde belangstelling. Jawel, Hwel. dat kon da" roroetenjoTsgetJe nu wel zeggen, maar wat Fntsie beleefde was wèl echt, was vreeselijk. Doch dat kon dat rooie jongetje ooit niet weten, dat er ln Pritsie'e gedachten plotseling weer een ontzettende herinnering was wakker geworden, een herinnering, zóó afschuwelijk, dat hij erom gierde van angst en niet wist waar hij het zoeken moest, om er aan te ontkomen. Kijk, dat kwam, omdat Fritsie geen moeder meer had. Dat komt meer voor, ja, zelfs met kleine jongetjes. Ofschoon ze er toch heusch erg een noodig hebben. Fritsie's moeder was nog niet eens zoo heel lang geleden heengegaan. Een paar maanden terug. En de drie dagen, dat het huls stil en donker was, en alle visite met lange gezichten kwam en vijf minuten later zaten te huilen met echte of heelemaal geen tranen, waren de vreeselijkste in Fritsie's korte leven. Fritsie's vader, hoewiel natuurlijk wel oprecht bedroefd, had evenals de meeste menschen iets van den tooneelspeler in zich. Hij sprak en deed graag dingen voor het uiterlijk, opdat an^j^en het mooi eu Interessant zouden vinden, en hem een deksels knappe en belangwekkende vent vonden. Daarom beging hij "n wandaad. Op den dag van de begrafenis, toen de zwar te kist opgebaard stond in het kleine kamertje, vond hij het bepaald noodzakelijk, met de kinderen in het sombere doodenkamertje te gaan en daar, bij de open kist, de kinderen! toe te spreken, en mooie dingen te zeggen, over „moes", die hun toch- altijd zou kunnen zien, zoodat ze altijd goed moesten oppassen. Dat was drommels interessant en „roerend" van Fritsie's vader, zóó roerend, dat de visite ervan moest snikken in de kanuer-naasan. O, maar toch was het een wandaad! Fritsie had woest gehuild en gesparteld en zich vast geklemd aan tafel en deurpost, toen zijn vader hem had mee willen nemen, naar dat kamertje van den dood. „Het kind is wat overstuur", zei een wijze tante. En toen hij dan in het halfduistere kamertje stond, en sidderend zich tegen zijn vader aandrong, die hem met een groote hand stevig vasthield, had hij één oogenblik het afgrijselijke gezien. De zwarte, riekende kist, met het blinkend beslag, bloemen, en een onwezenlijk, wazig bleek gezicht van „Moes", met doodstil gesloten oogen. Al de angst en het afgrijzen' van vele geslachten men schen voor den dood, al de geërfde schrikbeelden van killen dood, ratelende doodsbeenderen, afschuwelijke grijnzen en diergelijke angstfantasieën, drukten ln die ontzettende oogenblikken op het verschrikte zieltje van Fritsie. Nu, dat was wel een beetje veel voor zoo'n klein jongetje. Maar groote menschen letten daar niet op, en dus zei de de al-of-niet-met-tranen-huilende vi site later, dat Fritsie's vader toch zoo „prachtig" met de kinderen over hun moeder gesproken had. Om nooit te vergeten, voor de kinderen. Nu, dat zou Fritsie ook niet Ten minste, die oogenbllkken waren in zijn ge dachten gebrand. De woorden had hij niet eens gehoord, laat staan begrepen. Maar de belevenis zelf... daar droomde hij van, in verstikkend-heete nacht-merries, met koortsige fantasieën van geraamten en doodsbeen deren en krankzinnig makende angsten. Tjaja, Fritsie's vader had wel heel „roerend" gesproken. Het was dek sels interessant geweest En nu, toen het rooie jongetje „begraffenissle" ging spelen, was dat alles weer voor Fritsie gaan leven. En niemand begreep, waarom dat bleeke jongetje zoo griende. ,W!at spele die kind ere weer aardig, hè?" zei een vrouw uit het straatje, toen haar buurvrouw buiten kwam. „Ja, zegt U dat wel, jefrou", gaf de ander terug. „Snappu nou, waarom dat bleeke joch van hiernaast nou soo staat te huilebalken? Wat een sjaggerijn van een kind toch, je snapt 't gewoon niet, hij hêt zoo'n fatsoendelljke faader, een echt aardige en zoo biezonder, hij hêt eoht iets aparts..." Vader Visch Laat die worm hang-en, Harrv. Laat mijn schoonmama er maar in happen. (Smith's Weekly.) Is bet U bekend: dat de snelste wereldreis duurde 23 dagen, 15 uur, 21 minuten en 3 seconden, en per vliegtuig en stoomboot werd volbracht in 1928? d a t In het Savoy Hotel te 'Londen «en boekerij is ge ïnstalleerd, welke de namen en nummers van 25.000.000 telefoon-abonné's bevat, die over de heele wereld ver spreid zijn en telefonisch vanuit Londen te bereiken zijn? dat de langste regenbui 58% uur onafgebroken aan hield, en geconstateerd werd de Camden Square, Lon den, tusechen 1 uur 's middags op elf Juni en half twaalf 's avonds op 13 Juni van het jaar 1903? d a t de kunstzijde-Industrie over de heele wereld nu aan 350.000 menschen arbeid verschaft? dat er totaal nu ca, L200.000.000 in belegd U? dat een Griffioen ln de heraldiek een denkbed wezen voorstelt, dat een bovenlijf van een arend, onderlijf van een leeuw heeft, verdere spitse oorea een leeuwenstaart? d a t de Groote Oceaan de grootste van alle wertJ^7 zeeën Is en grooter dan al het vasteland te zaïnen, keer zoo groot als Europa en 35 van de aardopn vlakte beslaat? dat deze Oceaan, zonder de randzeeën, een °np«r vlakte beslaat van 161 millloen vierkante kilometers i een gemiddelde diepte heeft van 3900 meter? Arme vrijheid is beter dan rijke slavernij. o Beheersch uw kinderen niet. Leer hun zichzelf te l heers chen. o Als ge voor oprecht gehouden wilt geworden, zeg di den menschen aangename dingen. o Ach, hoe vaak morren wij tegen de wederwaardig; den, die wij nog niet begrijpen, en zien wij daarin borgen zegeningen voorbij. o Men is minder, ongenietbaar door de fouten, die a( heeft, dan door de deugden, waarmee men zich tooit o Kleine middelen beslissen over groote zaken. o De liefde wil niet, dat men niet straffe, ra»«r zij de straf tot zegen doen zijn. ion Verdiende repli Onlangs hield Lord George, de groote Engel» staatsman, een groote redevoering in het land van les. Plotseling werd de spreker onderbroken door lem die hem onbeschaamd de vraag stelde: „Reed uw grootvader niet op een ezelwagen?" Koel zei Lloyd George: „Dames en heeren, verooj mij even een kleine afwijking te maken naar aanleid van de vraag, welke mij zoo juist gesteld werd. De 1 innering aan het voertuig hangt mij niet zoo precli meer bij, want de wagen bestaat sinds lang niet ra« Maar met vreugde kan ik constateeren, dat de e blijkbaar nog altijd in leven is." De man die de vraag gesteld had, werd daarop zaal uitgehoond. Zooiets zou hun niet gebeur* Zij: „Heb Je in de krant gelezen ,dat er een pu menschen ziek zijn geworden doordat ze teveel bonbon gegeten hadden ?"v Hij: „Ja, Ik geloof het wel. Maar wat wou je A«i mee zeggen? Zij: „O, niets. Alleen dat wij ons daarover nooit V zorgd hoeven te maken..." D octers-d r. Lslc! Doktersvrouw: „Man, je vraagt je patiënten altijd i ze 's middags eten. Is dat voor de diagnose?" Dokter: „Neen, liefste, dat is met het oog op de kening." Iemand ,die vergeet dat ze Jong geweest I Mijn beste kind," zei de rijpe dame tot het jon| meisje, „Je moet wel beseffen, dat wanneer je bemitl het voor het leven moet zijn! Ik kan erover meeprat*! beste kind, ik ben vier keer getrouwd geweest!" De eerste schooMs Moeder: „En wat heb je vandaag al zoo geleerd, E relt je?" Klareltje: „Nieits, moeder, ik moet morgen weer teru komen." Gemoedelt Een veldwachter hield een automobilist aan. „Heb u uw rijbewijs?" vroeg hij streng. „Zeker." „Waar ia dat?" „In m'n zak. Wil u het zien?" .Neen," zeide veldwachter. „Als je het toch in je zal hebt, is 't niet de moeite waard. Ik had het alleen vt len zien, als je 't niet gehad had." Misschien, dat hij er nu nog hanjl Twee kooplieden maakten een reisje ln Zwitserlani en bij een bergtocht viel één van hen in een ravijn bleef aan zijn vingertoppen aan een, randje hangen. Hang je daar stevig?" riep de man die veilig bov« stond. „Niet bepaald! Ik kan me haast niet houden! R* naar het dorp en haal een touw! Gauw, ln vredesnaam! De ander verdween en bleef een uur weg. Eensklaw verscheen zijn gelaat weer over den rand van de rotij en hij riep: „Hang je daar nog?" „Ja," riep een flauwe stem terug, „heb 'je een touwf' „Welnee! De afzetters vroegen er een rijksdaaldei voor, en bij ons kost dat niet meer dan 25 stuivers!" De kracht der gewoonte Dienstmeisje wegens diefstal tot een maand gevtó ganlsstraf veroordeeld. Rechter: „Heeft beklaagde nog iets te zeggen?" Dienstmeisje: „Wanneer heb ik mijn uitgaansavondje?' HU had 't gemerkt Zij: „Mannle, in dat nieuwe kookboek staan veel ten." Hij: „Ja, kind, die heb ik al dikwijls geproefd." Wat moeder wèl kon Mam, zou het niet veel prettiger zijn, als U kif pijn bad, ln plaats van Marlet je? Hoe kom je daarbij, stoute Wlmpie? Nou, omdat U Uw tanden uit Uw mond kan nsoa •n Martetje niet!

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1929 | | pagina 22