DE AVONTUREN VAN RtCf*ARD.
EEN VROOLIJKE GESCHIEDENIS.
VOOR ONZE JEUGD
eder Rcodborst had twee wormen
nr de kleintjes weggepikt
x ze hadden zich al gulzig
een grooten hap verslikt,
r dien laatsten vetten pier,
nu eens zitten kijken,
I je, voor Je straf, geen zier I
H. H, de B<—Li
hé!" riepen Felix en Pauhen. Ze
do hard als ze konden achter 'n koop-
an, die door de boschlaan liep, in de
van het nabijgelegen dorp.
d ballonnen in haar hand, die aan
vast zaten, en de mooie kleuren,
W, blauw, groen dansten aan kleinere
Bta de lucht.
uw keek om naar de kinderen, die
adem kwamen aanloopen en lachte.
o, p jullie?" vroeg ze.
wilden zoo'n ballon, ieder één", zei
ergaten te zeggen: alsjeblieft, zoo'n
15 iftaden ze, om er eentje te krijgen.
e kleur?" vroeg de koopvrouw.
groene!" zei Felix.
i n en roode!" riep Pauline, die rood erg
rad en ook graag 'n roode Jurk had.
illonnetjes werden losgemaakt, maar
I j i kinderen ze in de handen hielden
t een luchtsprong maakte van pret,
oopvrouw:
nu krijg ik twee kwartjes!"
ltw riepen ze verschrikt en keken de
het bange oogen aan. „Odat
we nietl"
ijj l« geen geld??" riep de vrouw
a Wis achter me aanloopen om me
vertellen? Ik heb mijn tijd wel beter
n i dan om opgehouden te worden voor
en meteen pakte ze naar Paulientjes
Een dikke traan viel op de vingers
koopvrouw.
e nu nog grienen ook?" mopperde ze,
tóch keek ze éven vriendelijker,
ben jarig!" zei Paulientje, en ze
„En daarom
rom dacht je dat Je van mij een bal-
krijgen de vrouw stond even in
keek naar het aardige kind, dat
scheen,
uit dan maar zei ze een beetje
aar ze lachte, „ik zal m'n hand over
jgwt strijken. „Pak er maar eentje,
- nu keek ze naar Felix „Jij bent
f|èt jarig wel? jou kan ik er geen
toe, alstublieft! moeder zal het wel
als u weer in het dorp komt"
talentje ik vind t' zoo néar als hij
u krijgt!"
De koopvrouw bedacht zich. „Als je dét
belooft en je zeker weet, dat moeder het
góed vindt", zei ze, „dan
„Heusch 't mag vést van moeder: ik
mag t ook wel uit mijn spaarpot halen!"
liet Felix hooren.
„Dan is 't goed!" zei ze en gelukkig met
de mooie ballons liepen de kinderen terug.
In het straatje stond Lientje van den bak
ker touwtje te springen:
„Uit, spuit, de bocht gaat uit,
In, spring, de bocht gaat in!"
En Felix, die een plaaggeest; was, sprong in
eens mée in de bocht en pakte Lientje om
haar midden.
„Nare Jongen!" riep ze, want door het
touwtje van den ballon kon ze niet door
springen.
„Wacht!" riep Paulientje, die ernaar greep
en nu ineens met de twee gekleurde ballen
wegholde.
„Dat is leuk!" dacht Fik, het slagers
hondje en rende met haar mee.
Felix had al lang Lientje losgelaten en
stormde nu achter z'n zusje aan: gevolgd
door de kinderen van de buurt.
„Paulien, kom hier!" maar Pautje kwam
niet en Fikkie deed óók net of hij niets
hoorde.
Daar had je het! Door het geschreeuw en
het harde loopen, struikelde Pautje, raakte
verward in het touw.
Eén ballon knapte, de andere ging de
lucht in! En onder oorverdoovend geschreeuw
holde het heele stel achter Fikkie aan, die
met den geknapten ballon er vandoor ging
en er niet aan décht het touw los te laten!
H. H. de B.-L.
schade wijs worden!"
Dit gebeurde werkelijk, en hoe bet zich
toedroeg, zal lk Je eens vertellen. Moeder
had Frits naar school zien gaan en hem
bij t afscheid op 't hart gedrukt, onderweg
toen niet zoo'n praats te hebben en op te
passen op zijn lichte blouse, daar nu geen
plekje aan was. Welgemoed stapte hij op;
maar toen hij nog geen huis verder was, wa
ren zijn goede voornemens vergeten, want
hij riep den slagersknecht, die met vleesch
in zijn mand voorbijging, toe: „Óoejen mor
gen, ossenbeul!"
En den schoenlappersjongen, die hem op
den hoek der straat, met een paar laarzen
in de hand, tegenkwam, blerde hij na: „Pik
draad, laat je knollen niet op hol gaan!"
„Wacht maar", dreigde de jongen, Jk zal Je
wel te pakken krijgen!"
Frits lette echter niet op die bedreiging,
want hij zag al weer een ander mikpunt
voor zijn plagerijen.
Aan den overkant der straat kwam Juist
een schoorsteenveger met zijn helper uit een
huis naar buiten. Beiden waren natuurlijk
van t hoofd tot de voeten zwart. Nauwelijks
had Frits ze in t oog gekregen, of hij sprong
de straat over, ging op eenigen af star» d
achter hen loopen en riep:
Zwarte duivel met je roet!
Wat heb-jij een vuilen snoetl
De voorbijgangers bleven staan lachen; de
schoorsteenvegers schenen zich echter om
den spotvogel in 't geheel niet te bekomme
ren. Toen begon Frits nog harder te zingen:
Zwarte duivel met je roet!
Wat heb-jij een vuilen snoet!
Lachend keken de mensch naar den bru
talen jongen, en dat beviel hem. In zijn pret
merkte hij in t geheel niet, dat de twee
schoorsteenvegers, nadat zij een paar woor
den tegen Elkaar gezegd hadden, van liever
lede langzamer gingen, en dat hij dus hoe
langer hoe dichter bij hem kwam. Juist
wilde hij voor de derde maal weer beginnen:
Zwarte duivel
Daar draaide zich plotseling de schoor
steenvegers! ongen om, en vóór Frits er maar
eenigszins op bedacht was, had hij een
luiden tik op zijn rechterwang en wat tje hem vroeg even bij
voor één? een koolzwarten aai! De omstan- I komen,
ders lachten nog harder, maar het aller-Rlchard vroeg hem wat er aan haperde,
luidst de schoolkinderen, die Frits wel ken-
25oo had Grauwtje Juist gehoord, dat er
groote gymnastiekwedstrlj den werden ge
houden, waar Olifant Beppy mee zou doen
in hoogspringea
Richard en Grauwtje gingen er heen en
volgden de mooie sprongen van Beppy. Nog
één hindernis moest er genomen worden,
doch Beppy was zóó moe, dat hij den laat
sten keer mlssprong. HIJ had zich niet be
zeerd, maar miste nu den eersten prijs. Diep
ongelukkig zat hij aan den kant, toen Grauw-
Richard te willen
„Ach", zuchtte Beppy, Jaren geleden werd
lk gevangen genomen en met veel moeite
wist ik eindelijk te ontsnappen. Ik wil terug
naar mijn vaderland en naar mijn vrouw,
doch ik heb geen geld. Daarom oefende lk
me terdege en als lk nu den eersten prijs
had gehaald, dan had ik morgen scheeps
kunnen gaan. Doch wat nu, hier sta ik."
Rlchard knipte een oogje tegen Grauwtje,
die zei: ,3eppy, ga morgen gerust naar Je
vaderland. Rlchard zal Je reis betalen." De
blijdschap van Beppy was niet te beschrij
ven.
Een echte Jongen was hij, de zesjarige
Frits, een dikke prop en kogelrond, als Kees
van den hoek. Maar zijn bord at hij altijd
tot den laatsten kruimel leeg, anders zou
hij niet zoo rond geweest zijn en zulke roode
koontjes gehad hebben.
Vader en moeder hadden dan ook terdege
schik In den bruinen krullebol met de
lachende, blauwe oogen, in zijn prettig ge
babbel en in zijn guitige invallen. Ja, de
heele buurt keek hem lachend na, als hij
naar school ging. De school was dan ook
voor Frits al heel onderhoudend. „Heb Je de
kadetjes niet laten aanbranden??" vroeg hij
aan den bakker aan de overzijde. „Maak. Jo
braadworst niet te klein!" maande hij den
slager aan, die in de hulsdeur stond. „Daar
zijn kromme peenen ondor 1" wreef hij de
groentevrouw onder den neus.
„Heb-Je Je nieuwe haringen al gevoerd?"
vroeg hij den vlschhandelaar, die Juist tegen
zijn winkeldeur het opschrift plakte: Nieuwe
Maatjesharing te koop. Bij goede kennissen
kon Frits zich zoo'n grapje 'wel veroorloven
en de toegesprokenen gaven den Jongen ook
steeds lachend antwoord. Maar van liever
lede werd ons vriendje toch wat al te bru
taal en begon hij ook tegen vreemden aan
merkingen te maken, en op school was bo
vendien geen van z'n kameraadjes tegen
zijn plagerijen gevrijwaard. Klaagliederen
kwamen er van alle kanten en de leeraar
had heel wat te doen om allen den mond te
snoeren. Toen nu zelfs van groote men-
schen klachten over Frits* neuswijsheid In
kwamen, werd Frits op school en thuis ter
dege de les gelezen en meer dan eenmaal
werd hem gezegd: „Je zult er nog eens on-
pmiklrfflUk tegen M&teQ&en en eerst door
den, omdat velen al eens van zijn spotlust overal moest hij zien en hooren, hoe de lui,
te lijden hadden gehad. Doodsverschrikt die hem ontmoetten, hem hard uitlachten,
stond hij daar. Zoo iets was hem nog niet Nu kwam hij Juist voorbij de groentevrouw
overkomen. Het begonnen spotversje wilde en struikelde in zijn haast over een groote
er niet verder bij hem uit. En de menschen j mand vol aardappelen. „Hemeltjelief l" riep
keken hem aan en lachten dapper. Eerst1 ze lachend, toen ze zijn zwart gezicht zag,
had hem dit buitengemeen bevallen maar „t is toch geen vastenavond I Kijk, nou
nu? Verlegen streek Frits met zijn mouw zie-je m'n kromme worteltjes niet."
over zijn wang. Dit maakte echter de zaak En de koopman aan de overzij hield zich
nog erger, want nu werd zijn half gezichtde zijden van 't lachen vast en riep:
tot boven zijn neus toe zwart, de mouw van1 „Kom, Frits! Je krijgt van mij een peper-
z'n lichte blouse kreeg een bedenkelijk noot!"
zwarte vlek, en het gelach klonk al luider Maar Frits luisterde er niet naar, hoe
en luider. graag hij anders een praatje met hem hield,
Uitgelachen te worden was echter voor vandaag zag hij rechts noch link* en was
den brutalen Frits, die zich zoo graag over blij, dat hij in de andere huizen niemand
andere menschen vroolijk maakte, iets aan raam of deur zag, die hem had kunnen
schrikkelijks. Bovendien werden hem ook zien en uitlachen,
nog allerlei aanmerk^igen toegeroepen: Gloeiend warm en bulten adem kwam hij
„Dat 'is je verdiende loon!" „Kijk dien eindelijk thuis. Zijn moeder, die eerst ge-
zwarten Piet eens!". schrikt was van zijn gerucht, moest, toen
,Wat is-ie mooi ingezeept!" Toen nu ook hij van zijn wanboffen vertelde, hartelijk
zelfs de schoenlappersjongen, die zich eerst lachen, zelfs zóó, dat den jongen, die anders
over Frits' uitjouwen boos gemaakt had, op altijd heel flink de waterlanders naar bene
zijn terugweg langs kwam en meelachte en den wist te dringen, werkelijk de heldere
vol leedvermaak riep: „Hoera! Laat je op je droppels over het zwarte gezicht liepen,
andere koon ook een veeg geven! Dat staat„Zoo moest het allen kinderen gaan",
je beter!" toen wist Frits zich van j zei zij eindelijk, „die zoo brutaal zijn en
kwaadheid en schaamte bijna niet te hou- zoo'n drukte hebben als Jij! Zoo komt boon
den. Woedend stampte hij met de voeten,tje om z'n loontje! Onthoud dat, ventje, en
maakte zich met zijn ellebogen ruimte en'ga in t vervolg stil je weg, zooals 't hoort!"
liep haastig den weg, dien hij daareven ge- j Nu werd Frits gewasschen en schoon-
komen was, weer terug. Schooljongensgemaakt, en met stappen, zoo lang als het
liepen hem Jolend en uitjouwend een eindzijn korte, dikke beentjes het toelieten ren-
na met het tergend: de hij naar school.
„Neger 1 Toen Frits nu de school binnen kwam, be-
Heb-je gelust van den veger?!" 'gon de heele klas te lachen. Ook de leeraar
Pijlsnel rende- Frits door de straten, en kon zich van t lachen niet houden. Maar
toen hij aan 't bedeesde gezicht van den
Jongen zag hoe hij zich schaamde, zei hij:
JUafc was een lesje, kerel, ontbood heil"
Hier fa een bootje, dat Iedere handige, kleine
Jongen zelf kan maken. Snijd een stukje 'iout uit
in dr- m zooals A aangeeft.
- r*
Maak de masten van stukjes riet of dunne
stokjes en knip de zeiltjes volgens rnjdel B van
stijf neteldoek. Vervolgens maak je gaatjes in Je
zeilen, zooals Je ook al op B kunt zien ze
dienen om de masten er doorheen te steken.
Nu nog een gekleurd vlagje en Je scheepje ls
gereed. Je kimt een heele vloot van die bootjes
maken en er wedstrijden mee houden in een
groote tobbe met water.
Waar ia da
Kun je nog een andere beer, een konijn, t
ufl aa een vos in desa toeken log vlndant