N DIT EN VAN DAT
VAN ALLES WAT
Bijvoegsel der Schager Courant van Zaterdag 11 Mei 1929. No. 8456.
EVENTJES DENKEN.
ai
Vraagstuk No. 334.
Vraagstuk No. 335.
VOOR ONZE SCHAKERS.
VOOR ONZE DAMMERS.
Vraagsiulï No. 337.
HEI, 'T IS IN DE MEI!
HERINNERING.
BES
'lai
Wsci
ih
DE PUZZT.F.NDE GOOCHELAAR
Merk verzoekt één der toeschouwers om twee onge
lijke rijen geldstukken op tafel to rangschikken. De
rijen mogen van. tienl tot twiritlg geldstukken tellen.
Degene, die de puzzle vortoont, wordt in dien tusschen-
tijd geblindoekt of verlaat het vertrek, zoodat ihlj on
mogelijk het aantal geldstukken der twee rijen kan
veten. Hij of zij, die de geldstukken op tafel rang
schikte wordt nu verzocht:
1. Het kleinere aantal van het grootere aantal af te
ikken. (Laat ons veronderstellen dat het verschil
I Is).
2. Een zeker aantal (zegge 5) van de kortste rij weg
[te nemen.
3. De overgebleven geldstukjes der kortsto rij af te
[trekken van de langste rij. Het afgetrokken aantal
►rdt voor good op zij gelegd, en ook hetgeen over is
>bievon van de kortsto rij.
4. Do goochelende puzzlaar noemt nu zonder verdere
i vragen, to stellen, ineens hot overgebleven aantal gold-
ikken der langste rij!!
Hoe kan hij dit doen? Gevraagd een logische ven-
klaring te geven';
ooi
DB GEHEIMZINNIGE KNOOP,
i Gegeven: een heoren zakdoek, niet to klein.
Gevraagd: die als touw gedraaid, dus van twee dia-
T, gena alsgewijze aan elkaar tegenovergestelde hoeken
bij do uiteinden te pakken én ongoveor in het midden
t«n knoop te leggen^ zonder dan men één dar uit-
Ündcry lqslaat.
OPLOSSINGEN DER PUZZLES
uit ons vorig nummer.
No. 380. „HET TELLEN DER VARKENS".
De boer had tien varken». Bewijs 10 en 10 en 5 en 7
32.
No. 881. „NOG EENS KEN EIEREN-PROBLEEM.
Oorspronkelijk had ze or zoven; om tot dezo oplos-
«leg to komen, heeft ment slechts op te merken, dat zij
baar laatster, klant de helft van hare overgebleven
[Weren verkocht plus een half el. Daar zij toen niet»
overhield, moet het halve el de helft van haar
[overgebleven voorraad zijn geweest Deze was dus één
tl. Den tweeden klant gaf zij do helft van haar toen
Jvorgebleven' eieren, plus oen half el; en daar zij toen
oog slechts één el overhield, blijkt hieruit, dat de holft
arvan hier sprake is anderhalf el geweest moet zijn.
-^Voordat ze tot dezen tweedon verkoop overging, had
ïe dus nog drie eieren. En haar eersten klant gaf zij
do helft van haar oorspronkelijker! voorraad plus oen
kalf ei, en wijl zij daarna drie eieren overhield, volgt
hieruit, elat?ze oorspronkelijk 7 eieren had.
ede
Wit: 7.
diagramstand moot lulden: Wit Kb8, Dc5, Ta6,
Lk6, Pg7 en een pion op b7. Zwart Kgfl, De2, Tal,
en vier pionnen op d4, e5, f3 en h7. Wit speelt
geeft op fraaie wijze mat ia twee zetten.
EINDSPEL-STUDIE,
van IC A. L. Kubbel.
(Schachmatni Listok, 1928).
De diagramstand is: Wit Kaly Tel, Tc8 en twee pi
onnen op a4 en b2. Zwart Kb4, Td6, Tf5 en drie pionnen
op a6, d3 en f4. Wit is hier aam den zet en| wint op een
leerzame em tevens merkwaardige manier door: 1. Wit
Telc4, zwart Kb4aö (niet Kb3 wegens 2. Te4 ge
volgd door Tc3 met mat.) 2. Tc8c5ü, TfSXcö. (Op
Kb6 volgt niet 3. Tf5, <12; maar 8. a5! gevolgd door
mat in drie zetten!!) 3. b2—b4, Ka5Xa4 (Kb6). 4. b4Xc5,
Ka4b3. 5. cöxdö, Kb3Xo4. 6. dö—d7 en forceert de
winst! Een interessant eindspel.
OPLOSSING PROBLEEM No. 832,
van S. Loyd. (vorig nummer).
De diagramstand was: Wit Khl, Dc4, Pf8, pion. f7.
Zwart KhS, Lal en drie pionnen op g4, g7 en h7. Wit
speelt als sleutelzet 1. Dfl. Op zwart 1. hö, Lb2 volgt
2. .Dbl enz. Op zwart 1. Lc3 of d4 volgt 2. Dd3 enz. Op
zwart 1. Leö of f6 volgt 2. Dfö enz. Op zwart g3 volgt
2. Pg6 enz., steeds met mat op den dorden, zot
Dez-e compositie van Loyd is zeer vermaard. Loyd
maakte het tijdenfe een verblijf to Drosdou1 en veroverde
er stormenderhand de Duitsohe probleemharten mede.
Hiet is een prachtig economische uitwerking van het
„oppositie-thema". Daaronder verstaat men in de pro
blematiek niet zooala in de eindspel-theorie het plaat
sen van de koningen recht tegenover elkaar met een
veld tusschonrulmjte, doch het spel eni tegenspel van
ven! wit en ©en Kwart stuk. Hier zien we een duel tus-
soheni witte dame en zwart© loop er. Konrad Bayer,
do grootste Duitsche toumooi-problemist uit dien tijd
(nu al weer ruim vijftig jaar geleden) noemde het te
recht oen schitterend, voorbeeld van strategie.
van Dr. M. J. Belinfante, Amsterdam.
Zwart: 9.
Wit: 9.
De diagrafnstand in cijfers behoort te luiden: Zwart
9 schijven op 8, 7, 10, 13, 16, 18—20, 22. Wit 9 schijven
op 26, 80, 88, 34, 37, 89, 44, 47 en 60. Wit speelt en
verlokt zwart tot een foutieve voortzetting, waarna
wit wint. Hoe is hot bedoelde spelverlcop?
EEN SCHITTERENDE COMBINATIE.
Een tiental jaffer* geleden speelde onze tegeniwoor&lge
wereldkampioen B. Springer Jr„ thans te Lyon, op zijn
damvereniging „D.O.S." te Amsterdam een partij, waar
in de volgende positie ontstond: Zwart (N.N.) 15 ach.
op 2, 6, 7, 9, 1221 en 24. Wit (Springer) 15 sch. op 23,
25, 26, 28, 29, 32, 33, 35, 37- 39, 42. 44. 45 en 48. Do toen
reeds eminent© grootmoester beëindigde jfu deze partij
op de volgende verrassende wijze: 28—22 (zwart 18X27
A.B.), wit verder 45—40, 33X11, 40-34, 29X38, 34—30,
30X10 enl 25X3!! Op Zwart'» A: 19X28 zou zijn gevolgd:
wit 22X11, 33X11, 26X10 en 25X8, terwijl op Zwart'a B:
17X28 eveneens direct wit 26X8 (zw. 7—12 of?), wit
33X22 eni verder 8X10, 25X3 met 38 X29 zou zijn gevolgd.
Een brillante slagzet!
De veel bezongen maand ia weer
In hoop en zorg geboren,
Er gaat een zomerzonne-glans
Heel in de verte gloren,
Hoewel de warmte van de haard
Ons voor iets ergers trouw bewaart,
Die houdt de thermometer bij...
Hel, 't is in de Mei!
De laatste schoonmaakkiemen gaan
Al aarzelend verdwijnen,
Hoewel dit alles mooier lijkt,
Dan dat het wel wil schijnen.
De vrouwtjes zijn wat moe gekerkt,
(Ik weet niet of U het soms merkt),
En, ziet U, dat bezuren wij...
Hei, 't is in de Mei!
Het weerbericht, zoo voor en na,
Is werk'lijk niet onaardig,
Hét draait met alle winden mee,
Maar toch gewiekst en waardig!
„Iets zachter" luidt de lichte leus,
Maar 't heeft ons koel Weg bij den neus.
De Oostenwind blaast langs de wel...
Hel, 't is in de Mei!
't Verkiezlngsfeest komt reeds la 't zicht,
We gaan dus woer vorgaad'ren,
En als het zonder schade kan,
De waarheid dicht benaad'ren!
Een nieuwe Mol, ©enl nieuw geluid.
De politiek bot heerlijk uit,
Wat leven we weer sterk en vrij...
Hei, 't la in de Mieil
Ah, de belasting ia betaald,
We zuchten van verlichting,
Reeds noodt de blauwe erüveloppo
Tot nieuwe voorjaarsstlchtlng
Want Neerlands fiscus is ontwaakt,
Wee hem, die thans zijn plicht verzaakt.
En onbesuisd aan 't reek'nen taakt!
Hem wacht
Hei, 't la In de Mei!
KROES.
;(Nadruk verboden).
HOE OOM VERWEND WERD.
(Moustique)
OPLOSSING PROBLEEM No. 833,
van Ir. W. Vrij landt, Dordrecht, (vorig nummer).
(1ste publicatie).
De diagramstand in cijfers was: Zwart 8, 9, 13, 17,
19, 30, dan 15. Wit 81, 33, 37—39, 41, dam 40. Wit offert
is zeer onverwacht zijn dam met 4018!, dan 3934 en
wint vervolgens op vernuftige manier door toepassing
van een bastaard Coup du Turc.
Wel, heb je weer voor 5 cent vleesch voor
de kat noodig?
Nee, oom te gisteren weer vertrokken.
Vrij naar het Engelsch, bewerkt door SIROLF.
(Nadruk verboden. Alle rechten voorbehouden).
Het was een groot, oud huls, dat het welk men mij
gewezen had eni waarin ik in dit dorp voor den nacht
een onderkomen hoopte te vinden, wijl het dorp geen
hotel rijk was. Een huis met een verleden, met de
schaduw van vele, oude herinneringen omgeven, en dat
ver uitstak boven de kleinere huisjes uit de omgeving.
Ken statig oud landhuis uit een ver vervlogen tijd leek
hot. De maan scheen heldor cn de vorst had het dorp
versierd, met Ijspegels, dló van de daken en dakgoten
afhingen en zilverig glansden. Het gras was ruig ver
zilverd en het beekje murmelde zachtjes onder een dun
ijslaag je. Doodstil was het overigen». Want het was al
laat in den avond.
De groote eiken deur ging als het ware vanzelf open*
toen mijn voetstappen op het met groote tegels gepla-
veide straatje dat naar het huis voerde nog maar am
per verklonken waren. Een kaars op een koperen
kandelaber in de hal verspreidde een zacht licht en
wierp grillige schaduwen en liet de hoeken en grillige
nissen in een geheimzinnig duister gehuld. Het was kil
binnen, niettegenstaande den vorst buiten. De vrouw
die mij binnenliet was tenger en. bleek, en haar on
danks hoogeni ouderdóm fijn besneden gelaat vertoon
de tallooze fijne groefjes, en om haar mond lag een
trek die wees op meer dan' één bittere ervaring in het
leven. En terwijl ik haar volgde door breede marmeren
RIJNLAND-MISERE.
(Hummel.)
Die akelige Franschman zit boven op h»j» hoed
eo ik ken geen woord Fransch.
gangen, die weergalmden van mijn voetstappen in dit
holle, nachtstille huis, vroeg ik mij af, waarom deze
oude vrouw aan dit huis der eenzaamheid bleef hech
ten, met zijn. verstolen niesen» en vele deuren, die ledige
kamers deden vermoeden.
Zij bracht mij naar een slaapkamer, die eerder deed
denken aan den tijd van het rapier en postkoetsen,
dan aan den onzen van auto en vliegmachines. Het
bed was hoog, met gebeeldhouwde pootea en een
hemel. En ik maakte bij mezelf do opmerking, dat do
opbrengst daarvan alleen al een klein fortuin zcu ht-
teckenen. De kaars had zij neergezet op een groote,
lage eikenhouten kast, met kostbare andere houtsoorten
ingelegd. Er was iets geheimzinnigs aan dat stille huis...
dat koud scheen als de dooden op het kerkhof, waar
van ik uit het hooge venster de kale hoornen kon zien.
Toen ik naar beneden ging, de eetkamer, ver
dwaalde ik bijna en kwam in een kamer terecht, vol
met oude meubelen, maar waar het duf rook en een
dikke laag stof er op wees, dat geen menscholijke hand
iets in deze kamer sedert jaren beroerd had. Een
blanke manestraal viel door de >iaif geopende jaloeziën
naar binnen...
Maar toen ik, in het halfduister den hal bereikte,
kwam mij een warme luchtstroom weldadig tegemoet
en ik volgde den lichtglans en stapte oen heerlijke
warme kamer binnen, die met een rossen schijn ver
licht werd, afkomstig van een knetterend, hoog-opvlam
mend vuur in den ©normen open haard. Op de tafel
brandde een staande petroleumlamp, met een gele kap.
De tafel was gedekt met smetteloos blank damast. Het
kostbare glaswerk van een zeldzaam antiek slijpsel,
vonkto met duizend onvorwaohte effecten. Het zilver
glansde zachtjes. En er was vcrsch brood en goudgole
boter, cn marmelades, koud vleesch, een groot stuk
kaas onder kristallen stolp, een karaf sherry... Mijn
handen op den rug, ze weldadig warmend voor het
knetterende, brommende, sissende vuur, keek ik het
hooge, eikenbetimmerde vertrek, met de breede-balken-
zoldering, hond. Heele oude olieverfschilderijen hingen
fan den wand. Van eeni ouden man, in een costuum van
bijkans een eeuw terug, jonge meisjes, ln zijden ja
ponnen, met strak keurslijfje en wijde hoepelrok en de
haren zedig in het midden gescheiden, met glanzende
pijpenkrullen... In een hoek stond een oud spinet, dat
wat wankel scheen op één póót Daarboven hing een
groot JongeineisJesportret van een zeldzame frissche
natuurlijke schoonheid. Het was, alsof het fraaie, be
koorlijke figuurtje uit lang vervlogen dagen, mij aan
keek en of het zoo dadelijk uit do lijst zou stappen, en
een diepe réverence maken... Ernaast hing een portret
van een jonge man, uit deni zelfden tijd. Iets in het
beoldsohoone meisjesgelaat deed mij denken aan de
oude vrouw die mij binnengelaten, had. Ik ging op mijn
teenen naar bet oude spinet, sloeg een tcon aan. Een
vreemd, o, zoo oud en schril geluidje piengelde door
het stille vertrek. Op dat geluld kwam mijn gastvrouw
binnen... in een ritselend, ouderwetsch zijden k'eed,
bet volle, zilverwitte haar in een kunstig kapsel, waarin
eigens een diamant schitterde...
O nee, ze speelde niet op het spinet, ofschoon ze het
vroeger wel gedaan had. Haar blik dwaalde even naar
het schilderij erboven. Ja, dat was zij, bijna zestig jaar
geleden... in haar jeugd. Die jonge man was haar
verloofde... gestorven in China aan de gele koorts. Ja,
hij was een zee-officier... Zeker, ze woonde hier heele-
maal alleen in het oude huis. O, maar weineen, ze
voelde zich niets eenfcaam. Ze was immers nooit alleen!
Het huis was zóó vol met herinneringen... lieve her^
lnneringen... alles leefde. O, ze wilde gaarne met mij
soupeeren. Ze boog gracieuselijk. Ja, de menschen vroe
gen haar dit niet dikwijls meer tegenwoordig. Ja, ze
ontving af en toe wel gasten, omdat ze het wel aan
genaam vond eens met Iemand te praten^ met men
schen die reisden, en wat vertelden van de wereld
daarbuiten... en bovendien, bet dorp had geen hotel...
ze had eenj meer dan voldoende jaargeld...
Er sprankelden vroolijke glimmerlichtjes ln de won
derlijk heldere blauwe oogen van de oude vrouw met
het oude en toch jeugdige gezicht... de bron harer
herinneringen vloeide over... Drie zusters waren ze
geweest, maar de andere twee waren getrouwd en zij
bleef alleen over, om voor haar vader te zorgen, een
oude, lieve man... Ja, verloofd was ze ook geweest...