m
W>,
m m
m
m
m
m
m
m m
m
m
m
'M
m
m
m
m m m
w
m
m
Zomertijd.
Meneer Holland.
CENTJES DENKEN.
J )0R ONZE SCHAKERS.
VOOR ONZE DAMMERS.
ij ui
fH
Vraagstuk No. 346.
Vraagstuk No. 347.
Vraagstuk No. 348.
Vraagstuk No. 349.
8
Ét
ffgf
ui
H
Hf
in
8
m
iH
II
a
§j§
w
üi
H
8
n
!P gp
ÉS
a
Éf
ft
üf
SU 11 üf
üt
it
81
üf
8
n
in m b
pp
H Ui
iH lil Hl
WARE WOORDEN.
Bijvoegsel der Schager Courant van Zaterdag 1 Juni 1929. No. 8467.
>tm
ha
bos
eke
en
EEN KAN GSCHIKKINGSFUZZLE.
vraagd om twaalf centen zoodanig te schikken,
telkens vier in een rechte lijn staan in 7 ver
lende richtingen. Het spreekt vanzelf, dat de geld-
jes niet op elkaar gelegd mogen zijn en de rijen
min in eikaars verlengde mogen liggen.
EEN ZAKGELD-KWESTIE.
'ee vriendjes hadden het over hun zakgeld: „Als
lij een stuiver geeft," zei Jantje, „heb ik net twee-
zooveel als jij." „Dat is niet eerlijk deelen", zei
imy," geef jij liever een stuiver aan mij, dan heb-
we beiden evenveel". Hoeveel geld had elk?
üi jnigen tijd later kwamen Jantje en Tom weer sa-
„Nu heb ik nèt tweemaal zooveel als jij", zei
tje, maar als je me nu één stuiver geeftfheb ik
driemaal zooveel als jij." „Nee, dank je," ant-
n t rdde Tommy, „geef mij nu liever een dubbeltje, dan
:n we weer beiden evenveel!"
i^jloeveel had elk bij dezen keer?
I
eer
OPLOSSINGEN DER PUZZLES
uit cns vorig nummer.
kle
,en
n i
te
ge*
ipr<
No. 342. „EEN TOOVER-VIERKANT".
eru et onderstaand diagram brengt een der manieren
i-fel, ieeld, waarop aan de voorwaarden van deze opgave
ieu won3en volt*aan en de oplossing tevens gevonden
ten
geul 1 15
opr
No.343. „EEN LASTIGE VRAAG?"
let als men goed weet te lezen! Om 12 uur staan
wijzers van de klok op elkaar. Wanneer zal DAT
het eerst weer gebeuren? Natuurlijk over 12^uur!
tl
rett
/■lm
'inl
van H. Rübesamen.
nge
d e
Zwart: 5.
Wit: 6.
De diagramstand behoort te luiden: Wit Ka2, Ta4,
EU1K 'li Pf2, Pf8 en een pion op a3. Zwart Kh4, Th6,
8 ie pionnen op a4, f5 en h5. Wit speelt en geeft op in-
ressante wijze mat in zeven zetten,
gen
ndf
van J. H. d e V o s, Rotterdam.
Zwart: 9.
1
'0
m
5
6
10
11
15
16
wÊi.
20
21
25
26
30
31
wpu,
35
36
40
41
45
46
50
Wit: 8.
De diagramstand in cijfers behoort te zijn: Zwart 8
schijven op 3, 7—10, 12, 17, 26 en een dam op 50. Wit
8 schijven op 23, 29, 31, 33, 38, 39, 41 en 43. Wit speelt
en wint!
De minderheid
Wint met beleid
Van domme kracht
Der overmacht!
OPLOSSING PROBLEEM No. 344,
De diagramstand in cijfers was: Zwart twee schijven
op 11 en 37. Wit twee schijven op 23 en 33, een dam
op 29. In dit leerzaam eindspel wint wit op de volgende
manier, die wel het onthouden waard is.
Wit 33—38, 11—17. Op 37—41 volgt dadelijk 29—47 en
47—42! Wit 29—47, 17—21; 23—19, 21—27; 19—14, 27—
31; 14—10, 31—36; 10—5, 36—41; 47X36, 37—42; 3C—47,
42—48; 4842 en wint! Een bekende doch steeds te
veel verontachtzaamde methode.
EINDSPEL VAN ISIDORE WEISS.
(Oud-Wereldkampioen).
In onderstaande positie: Zwart twee schijven op 6 en
37. Wit vier schijven op 26, 32, 41 en 47, wint wit op een
geestige wijze, die lang niet voor de hand ligt en toch
in wezen feitelijk zoo eenvoudig is. Alweer een voor
beeld te meer hoe goed in het eindspel moet worden
uitgekeken naar eventueele winst- of remise-mogelijk
heden. Wit speelt 4742! Zwart heeft nu keus. 37X28
verliest natuurlijk direct, er blijft dus over 37X46 of 48.
Op het eerst volgt 42—37, 6—11 en 26—21!! En op het
tweede wit 41—37, 48X31 en 26X37!!
Zwart: 2.
OPLOSSING PROBLEEM No. 345,
'an M. N i e m e ij e r en J. J. P. A. Seilberger.
diagramstand was: Wit Kb8, De4, Th6, Pg8, en
pionnen op b5, c6 en d4. Zwart Kd6, Le6, Lf6 en
fljJJen pion op-f 7. Wit speelt als sleutelzet c6c7! en
r'at thans op elk antwoord van zwart door mat op den
'eeden zet. Het vraagstuk geeft het half-peninngs-idée
ay *®nvoudig en zuiver weer; na Ld4: Dd4 is de pen-
jes! van Le6 effectief en na Ld5 en d7, 2. De7 en e54-
igei lie van Lf6. Voor een zuivere halfpin is d i t noodig, dat
beide stukken op hun beurt in verschillende varl-
UU effectief gepend staan door het weggaan van het
idere" stuk.
Heb je den diefstal alleen gepleegd?
Ja. men kan tegenwoordig niemand
vertrouwen.
We zijn weer kinderen van 't licht.
Daar werd een uur geboren,
Dat ons een schrede voorwaarts brengt,
Het daglicht met een uur verlengt,
Maar ook het voor- en nadeel mengt,
Zooals een jaar tevoren!
We voelen 's avonds ons patent,
Het daglicht wil niet dooven,
Maar 's morgens als de wekker gaat,
En 'n uur te vroeg te rink-len staat,
Trekt er een wolk langs ons gelaat,
En komt iets wrangs naar boven!
Nu is dit lang het ergste niet,
Daar zijn nog wranger zaken,
Die, onbelangrijk op 't gezicht,
't Betreft toch maar een uurtje licht,
Van waarde zijn door hun gewicht,
En grondbeginsels raken!
Want ligt niet 't ideaal vergruisd
Van Neerlands flekellnger,
Van Braat, die in onsparlement,
Geen teeder mededoogen kent,
Maar hard zich tot de massa wendt
Als zomertijd-bedwinger?!
En ieder jaar weer staat hij pal,
Steeds blijft het hem gegeven,
Om in een zomertijd-debat,
Wel „landelijk", maar nimmer „plat"
Doorwrocht, bezonnen en gevat,
Voor 't vaderland te leven!
O mensch, die in den morgenstond,
Voelt wat hij heeft verkorven,
Bedenkt, dat heel Uw resultaat,
Uw uurtje licht van Vader Staat,
Slechts over 't staatsmans-lijk van Brac'
Zelfzuchtig is verworven!
En als eens de historie richt
Naar 't geen er Is gekeuveld,
Dan zegt Braat's politieke faam,
Hij is, onsterflijk blijft zijn naam,
Als ridder zonder vrees of blaam
In 't harrenas gesneuveld!!
(Nadruk verboden).
Heb je het graf naast je man voor Je
zelf gereserveerd?
Nee mijn man snurkt altijd aoo ver#
schrikkeliik.
Een vreemde historie, door SIROLF.
(Nadruk verboden. Alle rechten voorbehouden).
Mekeer Knarrep geneerde zich verschrikkelijk. Dat
was het eenige waarvan hij zich op dit oogenblik be
wust was. Als jongen kan het je weinig schelen, of de
mensohen je in je badpakje zien. Maar als je vijf en
vijftig bent en je hebt een kale kruin en een welgedaan
buikje en je bent een gezien en geacht makelaar in
suiker, sinds dertig jaar aan de beurs, dan is het wel
te begrijpen, dat je je niet op je gemak voelt, als je in
je baedpak staat, met geen andere beenbekleeding dan
je sok-ophouders, en om je heen al de lui van de beurs,
ook en vooral de dames, die op de beurs komen, de
bedienden van de firma's, van je klanten en je concur
renten! En daar stond de oudste beursbezoeker, de ouwe
van Kralingen (in rubber) boven op een bank, en riep:
„Stilte, stilte, dames en heeren, niet dringen daar die
dames! Achter elkaar, dan kun je straks langs hem
heen loopen en hem van dichtbij bewonderen, ieder op
zijn beurt! Nou, stilte! Dames en heeren, we zijn
hier na de beurs bijeengebleven om den mooisten man
te kiezen, die den naam zal dragen van „meneer Hol
land". Gü weet natuurlijk, waarom wij iemand uit
beurskringen wilden hebben daarvoor. Immers, „me
neer Holland" moest alle goede mannelijke eigenschap
pen ln zich vereenigen: zakentalent, kracht en schoon
heid! Bij een voorlooplge keuze, die de jury gemaakt
heeft, is een drietal heeren uitgekozen. Daaruit moet
thans „meneer Holland" gekozen worden! Dames en
heeren, ik stel U hier voor, als candidaat voor den titel
„meneer Holland", ons geachte beurslid Knarrep, make
laar in suiker! En nu dames en heeren, gelieve U in
een rij langs hem heen te trekken, één voor éen, en
zijne trekken goed in U op te nemen, om straks Uw
oordeel te kunnen vellen! Hédaar, niet vechten die
dames daar, ieder op haar beurt, en niet zóó dringen!
Meneer Knarrep schaamde zich ontzettend. De dames
trokken In een lange, elndelooze rij langs hem heen,
en verslonden hem met hare onbescheiden blikken.
„Wat een snoezig buikje heeft hij", lispelde een blondje.
„O, en kijk eens, wat staan die blauwe sokophouders
vreeselljk leuk op zijn dunne beenen!", riep een bru
nette opgeien. „Och...", fluisterde een zwart meiske
met donkere, gloedvolle oogen, „kijk toch eens wat een
honneponnig likdoorntje hij daar op zijn rechter-kleine
teentje heeft: Is het geen snoesje?" „Het is me wat
moois!" zei hardop een van de heeren het was
Snokkers, ook makelaar in suiker, een concurrent dus!
„wat een leelijke kerel, het lijkt wel één groote eelt-
knobbel!"
„Kijk naar je eigen, wrat!" riep meneer Knarrep
boos, daarbij doelend op den wrat op Snokker's neus.
Gekheid, je hoefde nu wel niet verwaand te wc-zen,
maar die Snokkers moest zich niets verbeelden, en het
was natuurlijk alleen maar jaloezie van hem!
Op eens ontdekte meneer -Knarrep, dat op een andere
bank nog twee heeren in badpak stonden, de andere
twee candidaten voor den titel „meneer Holland". „Wat
verbeelden die lui zich wel", liet hij zich hardop ont
vallen, „die leelijke vent van een Daalders met zijn
spillebeenen, en die Mokman met zijn varkensvangers!
Het is wat moois! Moet je die Daalders zich in bochten
zien wringen, pas op, man, zoometeen breek je nog
door! Hé, Mokman, je moet naar het circus Hagen
beek gaan, dan kun je je verhuren om een hond door
je becnen te laten springen!"
„Kijk je naar je zelf, zeekwal!", riep Daalders boos.
Maar Mokman fluisterde hem iets in het oor, dat hem
dadelijk deed grijnzen. Plotseling steeg een oorverdoo-
vend gejuich op: „Hoeraaa voor „meneer Holland"!
Knarrep is gekozen! Hoera voor meneer Holland,
hoera!!!"
Een man drong zich door de menigte dames heen,
die Knarrep omringden en probeerden het likdoorntje
van zijn kleine teen aan te raken, wat echter zóó krie
belde, dat meneer Knarrep stond te dansen en t§
springen, terwijl hij riep: „Niet kriebelen, niet kriebelen,
daar kan ik niet tegen!" De man duwde de dames
achteruit, pakte meneer Knarrep's broek en jas en vest
en overhemd en schoenen weg, die op zijn stoel aan
zijn voeten lagen, en rende ermee heen. Hij was dadelijk
spoorloos verdwenen. Toen drong er een andere man
door de menigte heen, en riep: „Leve Meneer Holland!
We zullen hem in optocht door de stad leiden, en dan
gaan we twee keer de Kalverstraat op en neer en mid
den op den Dam zullen we hem huldigen!"
„Nooit van me leven! Geef me mijn broek terug!
Houd de dief, mijn broek en mijn halfhemdje mot ik
hebben!" brulde meneer Knarrep. Maar niemand lette
op hem, en voor hij wist wat er gebeurd was, was hij
al door tientallen vrouwenhanden met tafeltje en al
omhoog geheven en daalde nu de treden van de Koop
mansbeurs af, onder oorverdoovend gejuicht van de
menigte. Op den Dam stond het zwart van de men-
schen. Zakdoeken wuifden, er werd met petten én
hoeden gezwaaid, en dames wierpen hem kushandjes
toe. Jaloersche heeren wisten echter af en toe tot hem
door te dringen, en knepen hem stiekum in zijn bloot»
beenen, zoodat hij af en toe danste en hinkte van pijn.
En dan laaiden de toejuichingen der dames nog leven
diger op! Midden op den Dam hield de stoet stil, op de
plek, waar vroeger het standbeeld van „Naatje" stond.
Eensklaps gilde en jankte meneer Knarrep van pijn.
Temand had een ontzettende klap op zijn likdoorn op
zijn kleine teen gegeven. Toen hij omkeek, zag hij een
geweldige, groote politie-agent staan, met opgeheven
knuppel, die hem toebeet: „Geen volksverzamelingen
hier! Wat mot dat beduiden? Wat doet zoo'n misbaK-
sel van een oud konijn hier op zoo'n schandalige manier
rond te loopen, waar is je broek? En je jas? En je
vest? "Vooruit, zeg het gauw, of ik..." Weer ging de
stok dreigend omhoog, en voordat Knarrep nog had
kunnen antwoorden, kreeg hij een ontzettende slag bo
ven op zijn hoofd Hij wilde zich verweren, m^ar
Iemand gaf hem een stomp in zijn zij, zoodat hij bijna
omsloeg, terwijl een ander aan zijn arm begon te ruk
ken en trekken..."
Toen werd noeneer Knarrep wakker. Hij keek ver-
sohrikt op, en ontwaarde den conducteur van den auto
bus, die hem wakker had geschud, en die zei: „Eind
punt meneer, als U Uw trein wil halen, moet U voort
maken. Ik heb nog nooit iemand zóó vast zien slapen!"
Op den grond lag de krant, waarin Knarrep daar
straks over Miss Holland gelezen had; er naast lag zijjn
koffer, die uit het net gevallen was. En ietwat verwe
zen en beschaamd snelde hij den autobus uit, het station
binnen.
Zwijgen is een geneesmiddel voor veel onaangenaams
en menige dwaas gaat zelfs voor wijs door, als hij
zwijgt.
o
Tracht fierheid bij uw kind te wekken en in het leven
1 te houden.