Aliiiin Kieiws- Mratniit- LnilniM De Schoone Duivelin Uitgevers: N.V. v.!i. TRAPMAN &Co., Schagcn. Eerste Blad. BOERDERIJ en VEEHOUDERIJ HEERENBAAI Zaterdag 8 Juni 1929. 72ste Jaargang No. 8471 Dit blad verschijnt viermaal per week: Dinsdag, Woensdag, Donder dag en Zaterdag. Bij inzending tot 's morgens 8 uur, worden Adver- tentiën nog zooveel mogelijk in het eerstuitkomend nummer geplaatst. POSTREKENING No. 23330. INT. TEÏ.EF. No. 20. Prijs per 3 maanden f 1.65. Losse nummers 6 cent. ADVERTEN- TIcN van 1 tot 5 regels fl.10, iedere regel meer 2J1 cent (bewijsno. inbegrepen). Grootere letters worden naar plaatsruimte berekend. DIT NUMMER BESTAAT UIT ZES BLADEN. HOOIBOUW Zou er iets zijn, dat de veehouder meer interesseert dan de hooibouw. De kalmste menschen zijn dan driftig en voortvarend. Hebben zij anders wel tijd voor een praatje, in den hooibouw staan alle snaren gespannen en wordt iedereen aan het werk gezet. Geen wonder. Als de hooibouw normaal verloopt hebben de koetjes aanstaanden winter weer volop voer en is er geen zorg. Daarbij komt dat de veehou der bij het welslagen van den hooibouw in hooge mate afhankelijk is van de natuur en haar wetten. De hooibereiding is toch gebaseerd op een eeuwen oude methode: het bewaarbaar maken van voeder middelen door middel van uitdroging. Naarmate het weer tijdens den hooi-oogst gunstiger is, zal de hooi bouw meer voordeelig en meer volledig verloopen. Daar de landman het weer nu niet in de hand heeft moet zijn bedrijf zich noodzakelijkerwijze aan de na tuur aanpassen. Tijdens den hooi-oogst zien we dan ook, dat ieder zijn hooi voor nadeelige invloe den tracht te bewaren. Bij de practische hooiberei ding volgt men misschien daarom een aantal ver schillende methoden, doch bij alle is het einddoel: het uitdrogingsproces trachten te bevorderen. Volko men eenheid in werkwijze wordt bij den hooibouw dus niet gevonden. De grondsoort, de ligging, het peil van ontwikkeling eener streek hebben daarop in vloed. Vooral het laatste heeft zich merkbaar gewij zigd. Thans richt men veel meer dan vroeger den blik op het plantenbestand, terwijl de meer intensie vere bemesting den maaitijd vervroegt en het werk van vele hooibouwmachines vervangt ten deele de handenarbeid van vroeger. Thans is het streven veel meer dan vroeger om de hoogst mogelijke hoeveel heden verteerbare stoffen te oogsten En hoewel voor spellingen veelal in een slechten reuk staan, heeft oe veehouder in de radio-weerberichten veel meer dan vroeger gelegenheid om vroegtijdig maatregelen te nemen, waardoor verliezen zoo gering mogelijk be hoeven te wezen. Dit alles moet het bedrijf ten goede komen. In. een planmatig-bedrijf dienen alle, hetzij theoretische, hetzij practische factoren te wofs<5en op genomen en verwerkt. Naast andere vraagpunten willen wij ditmaal meer in het bijzonder bespreken den tijd voor maaien. Tijd voor maaien. De oude methode, waarbij de veehouder den maaitijd bepaalde naar den zaadafval, behoort tot het verledene. Gesteund door theoreti sche kennis en practische ervaring, begon hij te he grijpen. dat niet het vele goed, maar het goede veel is. Thans is het velen bekend, dat men, indien men bij de bepaling van den maaitijd alleen het oog richt op de hoeveelheid hooi, men bedrogen uitkomt. Bij het bepalen van den maaitijd spelen eenige factoren een voorname rol. En juist met die factoren moet de maaitijd worden vastgesteld. De voornaamste factor, waarbij met het bepalen van den maaitijd allereerst rekening dient te worden gehouden, is de zorg voor het verkrijgen van de grootst mogelijke hoeveelheid verteerbare voedende stoffen. In het hooi worden alle voedende verbindingen: eiwit-vetten, zetmeelachtige stoffen, ruwvezel en aschbestanddeelen aangetroffen. Hoe hooger nu het gehalte der verteerbaarheid en hoe grooter de massa is, des te grooter is ook de waarde van het hooi. Achtereenvolgens zullen we genoemde stoffen eens bespreken. Het eiwit. Uit proeven blijkt, dat het gehalte aan ruweiwit het hoogst is, als het gras zeer jong ge maaid wordt. Naarmate het gras ouder wordt, daalt ook geleidelijk het gehalte aan eiwit. Hetzelfde kan gezegd worden van de verteerbaarheid van het ei wit. Uit het gehalte en de verteerbaarheid van het eiwit zou men kunnen besluiten om zoo vroeg mo gelijk te maaien. Evenwel zou men dan iets belang rijks over het hoofd zien: de totale hoeveelheid ver teerbaar eiwit. Deze nu i9 het hoogst, als de grassen zullen beginnen te bloeien, waarna ze sterk afneemt. Ten opzichte van het eiwit is het dus gewenscht te maaien bij 't begin van den bloei. Vetten. Hiervan neemt het gehalte en de verteer baarheid tot aan den bloei toe, om daarna sterk te daien. Ook met betrekking tot de hoeveelheid ver teerbaar vet dient dus het maaien te beginnen tij dens het begin van den bloei. Zetmeelachtige stoffen. Het gehalte hiervan neemt tot aan den jiloei toe om daarna te dalen. Daar entegen neemt de verteerbaarheid van vóór den bloei tot na den bloei steeds af. Hieruit volgt dus, dat men ook met het oog op het zetmeelgehalte bij het begin van den bloei dient te maaien. Ruwvezel.. Deze verhindings-groep speelt een zeer voorname rol ten nadeele van de verteerbaarheid der voedingsstoffen. De plant is nl. opgebouwd uit cel len. Iedere cel wordt door een celwand omgeven. Deze is grootendeels opgebouwd uit celstof of cellu lose. Deze heeft voor de voeding weinig waarde, om dat vele dieren er weinig van verteren en andere er in het geheel geen nut van hebben. De voedende verbindingen: eiwit cn vetten, zetmeelachtige stoffen en aschbestanddeelen worden door den celwand om huld en zitten dus opgesloten. Zullen die voedende stoffen den dieren ten goede komen, dan dienen de celwanden door kneuzen, kauwen of'door de spijs- verteringsvochten te worden „verbrijzeld" of opge lost. Bij onderzoek is gebleken, dat het gehalte aan ruwvezèl bij de planten voor het begin van den groei tot na den bloei steeds toeneemt, terwijl de verteer baarheid juist afneemt. Daar juist de toename van het ruwvezel niet wenschelijk is en daarbij ook de verteerbaarheid afneemt, is het eveneens ten op zichte van het ruwvezelgehalte gewenscht zoo vroeg mogelijk te maaien. De aschbestanddeelen: Het gehalte van het weide- voeder aan asch of zouten neemt gedurende den groei voortdurend af. Ook dit is dus een reden om zoo vroeg mogelijk te maaien. Met het oog gericht op de totale hoeveelheid verteerbare voedende stof fen, moeten we dus als een vaste regel aannemen om zoo vroeg mogelijk, n.1. bij het begin van den bloei te maaien. Een andere factor, waarmede men bij 't bepalen van den maaitijd rekening dient te houden is het aanslaan van het nagras. lederen veehouder is 't he kend, dat, wanneer hij het maaien lang uitstelt, het nagras moeilijk aanslaat. We kennen de dorre, bruin- stoppelige graslanden, die weken nadat het hooi is FEUILLETON DET. DUNN. 3. HOOFDSTUK IH. HET TEEKEN VAN DEN BREEDEN PIJL. Terwijl de punch in de eetzaal van Lanchester Court rondging, waren de „Lanchester Jongens" of wel de klokkeluiders rond het vuur in de groote gelagkamer van de Roode Leeuw verzameld en wenschten elkaar luidruchtig een „Gelukkig Kerstmis". Zij hadden leder een beker heete eiergroc gehad en wachtten uit eer- bied voor den dominee met den tweeden, tot hij er bij zou zijn. Hij had beloofd ook bij hun feest even tegen woordig te zijn. Maar hij kwam niet en de jongens verbaasden zich daarover. „Hij komt misschien liever niet in een kroeg", veron derstelde er een. „Wat zeg je? Als hij zijn woord gegeven heeft?" riep Gaffer Gorme, de oudste luider verontwaardigd. „Ik ben het niet met alles wat hij zegt eens hij kan je leelijk de waarheid zeggen als hij het op z'n heupen heeft maar wat ie belooft, dat doet ie ook." „Ja Ja" ging het mompelend door de groep. Toen volgde een stilte. Opeens werd die verbroken door een geluid één «nkelen korten, scherpen, ongeduldigen toon. „Verdorie hoorden jullie dat?" riep Joe Raggles, de jongste „luider" met heesche stem. Die enkele klank was die van de kleinste klok van het klokkespel en er was niemand in de kamer, die niet hoorde, dat die klok door een ongeoefende hand was geluid. De „Jongens" keken elkaar onrustig aan; ieders oog zocht dat van zijn buurman en bleef eindelijk rusten op Gaffer Gorme om een uitleg van het geheim te vra gen. Gorme voelde dat hij flinkheid moest toonen. .,Je droomt, Joe Raggles," zei hij. „Ik heb niks ge hoord." Ieder verstandig rooker Heeft GOMARUS in z'n kokert SigarenSeriemerk van 5-20 ets. Gaffer werd dadelijk tegengesproken. Iedereen, be halve hijzelf, (die door jaren van klokkeluiden tamelijk doof was) hadden het geluid gehoord. „Hè? Nou wacht dan tot je het weer hoort," zei hij mopperig. Maar de klok bleef zwijgen. Vijf minuten gingen voor bij. Er gebeurde niets. De oogen dwaalden naar de deur Iedereen verwachtte den stap van den dominee te zullen hooren en zijn lange gestalte te zien binnen komen. Er naderde een stap, maar het was niet die van zijn Weleerwaarde Maurice Bradley. De deur ging een weinig open en het kogelronde hoofd van Peploe, de waard, keek de kamer in. „Zijn jullie allemaal hier?" zei hij met verschrikte stem. „Natuurlijk," antwoordde Gaffer Gorme. „Wie heeft er dan de klokken geluid?" „Klokken?" riep Joe, „het was er maar één." „Goed, één dan, maar wat beteekent dat?" antwoordde Peploe. Gaffer Gorme werd het opnieuw gevraagd. Hij kon nu niet meer tegen de zekerheid van de anderen op. „Er zijn zeker jongens in den klokkentoren aan 't spelen," bromde hij. „Hoe kan dat nou, als de kerk gesloten is?" „Als de dominee er nou nog is? Jobson heeft de sleu tels aan hem gegeven en hij heeft gezegd dat hij zou sluiten. Dat zal zoowat een half uur geleden zijn. Do minee zou daarna hier komen." „Waar blijft hij dan? Hij zal toch niet de klok geluid hebben, hè?" Dit was een vraag ,die niemand beantwoorden kon. Gorme bleef erbij, dat het een „kwajongen" was geweest „Heb je de deur niet op slot gedaan, Joe Raggles?" vroeg hij na eenig nadenken. Joe Raggles schuifelde wat met zijn voeten en zei dat hij geloofde dat hij het niet gedaan had. „Dan zul je het nou dadelijk doen," zei Gorme streng. Joe Raggles had er bijster weinig zin in. Er was nog een flinke hoeveelheid eiergroc te verorberen, maar Joe durfde Gaffer Gorme niet ongehoorzaam zijn en ging dus op weg. Het was nauwelijks een steenworp van den Rooden Leeuw naar de poort van het kerkhof. Joe Raggles had juist zijn hand op de kruk gelegd toen hij achter zich „Hallo" hoorde roepen, zóó luid, zóó duidelijk en gebie dend, en schijnbaar zóó dichtbij, dat hij zich ontsteld en bijna bevend omdraaide, denkende dat er iemand vlak achter hem stond. Maar degcen die geroepen had, stond meer dan tien geborgen, zoo goed als onwerkzaam blijven. Hoe is dit verschijnsel te verklaren? Wordt het gras afge- maaid( als bet is gerijpt, dan heeft het zijn taak vol bracht. Een zoogenaamde rustperiode treedt in. Het ondergras heeft zich tot een vrij aanzienlijke lengte ontwikkeld. Bij het maaien worden nu èn de halmen èn de scheuten afgesneden. .De ronde stoppel blijft over: De stoppel bevat óf boven of bij en in den grond slapende oogen; deze moeten tot vorming van het nagras uitloopen. De stoppel is van nature traag, zeiden we reeds, Bovendien heeft hij veel voedsel noodig voor de vorming van knoppen, en bladeren en juist dit heeft stoppel weinig. Hij toch heeft voor de instandhouding der soort veel opgeofferd. Dit is vooral 't geval met de planten, die zich alleen door zaad vermeerderen. Eerst als de groene plantendeelen weer zijn gevormd, als de voeding uit de lucht en die uit den grond plaats vinden kan het assimilatieproces volledig aanvangen. Natuurlijk kunnen hier de be mesting en het "weer het aanslaan bespoedigen. Maar in ieder geval zal men het nadeel van te laat maaien ondervinden. Wordt daarentegen gemaaid, als het gras zal beginnen te bloeien, dan zullen genoemde bezwaren worden ondervangen. De grassen zijn dan niet uitgerijpt. Een levensdrang is dan nog aanwezig en merkbaar. De maaivelden behouden dan hun groene kleur. De grasgroei is wel voor een korten tijd verstoord, maar spoedig zal hij weer sterk naar vo ren treden. In het belang van het aanslaan van het etgroen, teneinde een mooie naweide te bekomen, verdient het dus ook alle aanbeveling de hooilanden bij het begin van den bloei te maaien. Een derde factor, die van invloed is bij de bepa ling van den maaitijd, is de eventueele bestrijding van minderwaardige grassen. In vele weilanden wor den o.a. zachte dravik en reukgras gevonden. De boer dient deze gewassen en vooral de eerste als minder waardige planten, als onkruid te beschouwen. Dit gras vertoont veel overeenkomst met een onzer graansoorten, n.1. de haver. De bloeistengel is hol en. draagt een „aar". Dit gras is een eenjarige plant, die door zaad haar soort in stand moet houden. Boven dien willen we vermelden, dat het gras zeer weinig of geen ondergras, doch spoedig een bloeistengel vormt. De zachte dravik bloeit tijdig; het is een van de vroegst bloeiende onzer weidegewassen. Wanneer men nu den maaitijd bepaalt naar den tijd, waarop andere weidcplanten hun bloeistengels schieten, dan blijft een sterke vermeerdering van de zachte dravik 'ih het volgende jaar niet uit. Immers dan is de zachte dravik uitgerijpt. Het zaad zal, mede, omdat het van "nature zeer los zit, bij de veelvuldige bewerkingen, die het gras zal moeten ondergaan, voordat het oogst rijp is, voor het grootste gedeelte, zij het niet geheel, uitvallen. Dit uitgevallen zaad kiemt reeds in den nazomer. Het jonge plantje overleeft, tusschen het gras verscholen, beschut tegen ongunstige weersin vloeden, den herfst en den winter, en zal, zoodra de voorjaarszon nieuw leven wekt, fabelachtig snel op schieten, In het vroeg ontwaken, 't snel opschieten des voorjaars, de vroege zaadvorming, het dikwijls te laat maaien, den gemakkelijken zaaduitval, de ont kieming direct na den hooiopbrengst en de beschut ting van het jonge plantje tusschen den stoppel, moet de oorzaak gezocht worden voor de instandhouding en uitbreiding van de zachte dravik. Zoo dus in het weiland dit onkruid overheerschend aanwezig is, dient men den maaitijd hiernaar te richten. We willen niet verzwijgen, dat de bestrijding van zachte dravik juist omdat het 'n eenjarige plant is, zeer gemak kelijk, ook wel langs andere wegen dan hier boven genoemd, kan geschieden. Als vierde factor noemen we 't feit, dat de hooi landen niet in één week (om practische reden) kun- nen worden gemaaid. Deze factor is door den voor- Yard verder. Het was een bereden politie-agent. Een man ging half loopend, half hollend om hem bij te hou den, naast «hem. Zij waren met een scherpen hoek van den Londenschen weg afgekomen en de sneeuw lag zóó dik, dat Joe hen niet had hooren aankomen. Joe wachtte met een vreemd hartkloppen, tot ze dich terbij gekomen waren. Hij herkende den man, die te voet was; het was de dorpsveldwachter. De agent hield zijn paard in en vestigde zijn scherpe oogen op den boerenjongen. „Joe Raggles, is 't niet?" zeide veldwachter hijgend. „Heb je niet een man in een gevangenispak hier de laatste vijf of tien minuten zien voorbij komen?" „Gevangenispak? Hoe ziet dat er uit?" vroeg Joe. „Korte bruine jas, korte broek en een soort Hoog- landsche pet, met breede pijlen over het heele pak", zei de agent scherp. „Neen, mijnheer, rjje heb ik secuur niet gezien." „Domkoppen als jij zien nooit wat ze moesten zien" snauwde de agent nijdig. „Er is een ontsnapte gevangene hier in de buurt en als jij ons had kunnen vertellen waar hij is, zou dat een biljet van zestig gulden voor je heb ben beteekend. Wij hebben hem tot hier toe gevolgd, tot de sneeuw kwam. Toen zijn wij zijn spoor kwijt geraakt Zeg het aan iedereen die je kent, jongen, en laten ze hun best doen als ze dat geld willen verdienen. Kijk goed naar de voetafdrukken. Er is een breede pijl in de zooien van zijn schoenen." Hij boog zich over den hals van het paard en fluis terde iets'tegen den veldwachter en daarna gingen bei den weg. Joe Raggles was verbluft. Een ontsnapte gevangene? Het was voor hem een echte stuiversroman. En een bankbiljet van zestig gulden hij had zoo'n som nog nooit bezeten. Hij had er veel zin om maar ineens op zoek te gaan naar den gevangene. Maar je moest Gaffer gehoorzamen, en dus ging hij de kerk binnen, die een half uur geleden nog zoo licht en nu zoo don ker was. De kerk donker? Waar was de dominee dan? Waarom was hij dan niet in de Roode Leeuw gekomen? De kerkdeur was niet op slot en Joe draaide met een gevoel van angst, waar schijnbaar geen reden voor was, de zware kruk om en ging het portaal binnen. ,Ik wou, dat ik niet alleen was gekomen, 'k Wou dat een van de anderen mee wasgegaan. Ik wou dat ik niks over dien misdadiger gehoord had. Ilc wou..." Maar het gaf hem niets, hij moest gaan kijken wat er in den klokketoren niet in den haak was en zijn stallantaarn omhoog houdend, klauterde Joe de ver ECHTE FRIESCHE JJrtptaah van (fewonc (aiaAJ uitgang op landbouwgebied en als onderdeel daar van voor den hooibouw, niet meer zoo acuut als ja ren voorheen, maar mag toch niet worden verwaar loosd. Bedraagt de grootte van de te maaien opper vlakte bijv. 10 a 20 H.A., dan is het onmogelijk dat deze hooilanden in een week kunnen worden be werkt. Momenteel zouden er te veel arbeidskrachten noodig zijn. En het gras'wacht niet; dit groeit door. Zoowel bij de oude als bij de nieuwe hooibereiding dient de veehouder zijn werkwijze hiernaar te rich ten. Hij moet zich aanpassen. Een praktische werk wijze, die met succes kan worden gevolgd, zullen we schetsen. Ieder opmerkzaam landbouwer kent zijn gronden. Hij toch weet landerijen aan te wijzen, die zich ken merken door hun vroegrijpheid, terwijl daarnaast perceelen voorkomen, die zich uiterst traag ontwik kelen of het midden tusschen genoemde gronden bou wden. Met deze natuurlijke aanlegverschillen van den grond dient rekening te worden gehouden. De vroeg ontwaterde weilanden moeten worden opgedreven door ier of kunstmest of stalmest. Vooral met de eerstgenoemde twee stoffen bereikt men zeer gun stige resultaten. Allicht kan er dan twee of drie we ken eerder worden gemaaid, in tegenstelling met die weilanden, welke dood en dor liggen, als de an dere reeds groenen. Dit is een niet te onderschatten voordeel. Zonder, dat de rest der hooilanden te oud wqrdt, kan men met de behandeling daarvan bezig zijn. Na de vroeg ontwakende weilanden krijgen de mid delmatige een beurt en eindelijk wordt de langslaper onder het mes genomen. Toch kan het bij een zeer gunstigen grasgroei gebeuren, dat men bij 't volgen van deze methode te laat aan de laatst te maaien hooilanden komt. Doch ook al kunnen alle hooilan den niet tegelijk worden gemaaid, toch mogen wij onze bewering handhaven: maai, als uw gewas zal beginnen te bloeien. Aan den heer D. v. d. Stok, Nieuwe Niedorp. Ja voor den kuilhöop hebt U een maximum thermome ter noodig. In Hoorn gebruikt men die aldus. In den hoop legt men vanaf het midden een of meer bui zen (gaspijpen bijv.). Aan een dunnen ijzeren staaf bevestigt men nu een thermometer. Deze steekt men in de gaspijp tot het midden van den hoop en aldus kan men de inwendige warmte goed controleeren. Zeer waarschijnlijk zullen er wel maximum-thermo meters in den handel zijn, die speciaal voor het doel zijn gemaakt, doch ik weet niet waar die zijn te ver krijgen. Maximum-thermometers kan men in iederen instrumenthandel koopen. Wilt U een adres, schrijf dan aan Instrumenthandél v.h. G. B. Salm, Keizers gracht 642644, Amsterdam C. Aan den heer E. A. Lindenbergh te Oudesluis. Zeer zeker hebt U gelijk. Boeren, die niet gaarne kuilgras maken, kunnen dat vroege gras ook heel best tot hooi verwerken door het te drogen op klaver- ruiters. Deze werktuigen kunnen bij het winnen van „nijdig" hooi goede diensten bewijzen en worden molmde smalle wenteltrap op'. Er was een lage deur aan het eind en die duwde hij met een kloppend hart open. Hij zag niets. Poe! Waar zou hij hang voor hoeven te zijn? Hij ging een stapje verder. Een half verstikte kreet van afgrijzen ontsnapte hem. Hij stond als aan den grond genageld, zijn oogen puilden' uit zijn hoofd, zijn lichaam was verstijfd, als bevroren van schrik. Er lag een man op den grond met het gezicht naar beneden, de eene arm uitgestrekt ,een kleine glanzen de vlek dicht bij het hoofd. Bij instinct wist Joe Rag gles, dat die donkere vlek bloed was. Eindelijk dwong Joe Raggles zich om dichterbij te komen en in het «gezicht te zien. Een oogenblik wist hij niet wie daar zoo stijf en stil lag, maar hij had een somber vermoeden. De achterkant v^n het hoofd van den neergevelden man was afgewend van de deur die naar de klokkekamer leide. Het gelaat lag dicht bij het vuur. Raggles kon het met moeite zien. Hij durfde het lichaam niet aan te raken. Maar één blik was voldoende. „De hemel beware ons," hijgde hij, „het is de dominee." Bij zijn leven was Maurice Bradley's gelaat bleek ge weest en zijn holle wangen wezen op zijn ascetische ge woonten. Zijn gelaatsuitdrukking verried steeds weinig ontroering. Nu was zijn tint aschvaal, en de scherpe lij nen om mond en oogen verrieden haat en woede. De vrede van den dood ontbrak geheel. Want de dominee was dood. Zelfs Joe Raggles, niet gewend aan het zien daarvan, kon dat constateeren. Joe brak zich het hoofd niet over de oorzaak van den dood. Het kon wel een ongeluk zijn geweest. Het kon ook misdaad zijn. Hij keek zelfs niet rond. Hij dacht aan niets anders dan aan hulp roepen. „Die politie kan nog niet ver weg zijn," mompelde hij terwijl hij de trap afging. „Het paard ging stapvoets." Hij holde de kerk uit, rende het kerkhofpad over en liep zoo hard hij kon in de richting, die de agent en de dorpsveldwachter opgegaan waren. Daar zag hij een lichtstraal hier en daar over den weg flikkeren. De agenten zochten naar voetsporen. „Hela!" riep Joe. „Ik heb hem gevonden!" De lucht was stil en helder. Joe's stem droeg ver. De' mannen hoorden de woorden duidelijk. De agent wendde' zijn paard en geloppeerde terug. „Waar?" riep hij. „In de klokkenkamer... de ouwe kerk," hijgde Joe. „Verduiveld," bromde de agent, „waarom hebben we er niet aan gedacht om de klokkentoren te doorzoeken? Maar er brandde licht en dat bracht ons van de wijs. Wat heb je gedaan? Hem opgesloten?"

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1929 | | pagina 1