Aliiiin Kieiws-
Mratniit- LnilniM
De Schoone Duivelin
Uitgevers: N.V. v.!i. TRAPMAN &Co., Schagcn.
Eerste Blad.
BOERDERIJ en VEEHOUDERIJ
HEERENBAAI
Zaterdag 8 Juni 1929.
72ste Jaargang No. 8471
Dit blad verschijnt viermaal per week: Dinsdag, Woensdag, Donder
dag en Zaterdag. Bij inzending tot 's morgens 8 uur, worden Adver-
tentiën nog zooveel mogelijk in het eerstuitkomend nummer geplaatst.
POSTREKENING No. 23330. INT. TEÏ.EF. No. 20.
Prijs per 3 maanden f 1.65. Losse nummers 6 cent. ADVERTEN-
TIcN van 1 tot 5 regels fl.10, iedere regel meer 2J1 cent (bewijsno.
inbegrepen). Grootere letters worden naar plaatsruimte berekend.
DIT NUMMER BESTAAT UIT ZES BLADEN.
HOOIBOUW
Zou er iets zijn, dat de veehouder meer interesseert
dan de hooibouw. De kalmste menschen zijn dan
driftig en voortvarend. Hebben zij anders wel tijd
voor een praatje, in den hooibouw staan alle snaren
gespannen en wordt iedereen aan het werk gezet.
Geen wonder. Als de hooibouw normaal verloopt
hebben de koetjes aanstaanden winter weer volop
voer en is er geen zorg. Daarbij komt dat de veehou
der bij het welslagen van den hooibouw in hooge
mate afhankelijk is van de natuur en haar wetten.
De hooibereiding is toch gebaseerd op een eeuwen
oude methode: het bewaarbaar maken van voeder
middelen door middel van uitdroging. Naarmate het
weer tijdens den hooi-oogst gunstiger is, zal de hooi
bouw meer voordeelig en meer volledig verloopen.
Daar de landman het weer nu niet in de hand heeft
moet zijn bedrijf zich noodzakelijkerwijze aan de na
tuur aanpassen. Tijdens den hooi-oogst zien we
dan ook, dat ieder zijn hooi voor nadeelige invloe
den tracht te bewaren. Bij de practische hooiberei
ding volgt men misschien daarom een aantal ver
schillende methoden, doch bij alle is het einddoel:
het uitdrogingsproces trachten te bevorderen. Volko
men eenheid in werkwijze wordt bij den hooibouw
dus niet gevonden. De grondsoort, de ligging, het peil
van ontwikkeling eener streek hebben daarop in
vloed. Vooral het laatste heeft zich merkbaar gewij
zigd. Thans richt men veel meer dan vroeger den
blik op het plantenbestand, terwijl de meer intensie
vere bemesting den maaitijd vervroegt en het werk
van vele hooibouwmachines vervangt ten deele de
handenarbeid van vroeger. Thans is het streven veel
meer dan vroeger om de hoogst mogelijke hoeveel
heden verteerbare stoffen te oogsten En hoewel voor
spellingen veelal in een slechten reuk staan, heeft oe
veehouder in de radio-weerberichten veel meer dan
vroeger gelegenheid om vroegtijdig maatregelen te
nemen, waardoor verliezen zoo gering mogelijk be
hoeven te wezen. Dit alles moet het bedrijf ten goede
komen. In. een planmatig-bedrijf dienen alle, hetzij
theoretische, hetzij practische factoren te wofs<5en op
genomen en verwerkt. Naast andere vraagpunten
willen wij ditmaal meer in het bijzonder bespreken
den tijd voor maaien.
Tijd voor maaien. De oude methode, waarbij de
veehouder den maaitijd bepaalde naar den zaadafval,
behoort tot het verledene. Gesteund door theoreti
sche kennis en practische ervaring, begon hij te he
grijpen. dat niet het vele goed, maar het goede veel
is. Thans is het velen bekend, dat men, indien men
bij de bepaling van den maaitijd alleen het oog richt
op de hoeveelheid hooi, men bedrogen uitkomt. Bij
het bepalen van den maaitijd spelen eenige factoren
een voorname rol. En juist met die factoren moet de
maaitijd worden vastgesteld.
De voornaamste factor, waarbij met het bepalen
van den maaitijd allereerst rekening dient te worden
gehouden, is de zorg voor het verkrijgen van de
grootst mogelijke hoeveelheid verteerbare voedende
stoffen.
In het hooi worden alle voedende verbindingen:
eiwit-vetten, zetmeelachtige stoffen, ruwvezel en
aschbestanddeelen aangetroffen. Hoe hooger nu het
gehalte der verteerbaarheid en hoe grooter de massa
is, des te grooter is ook de waarde van het hooi.
Achtereenvolgens zullen we genoemde stoffen eens
bespreken.
Het eiwit. Uit proeven blijkt, dat het gehalte aan
ruweiwit het hoogst is, als het gras zeer jong ge
maaid wordt. Naarmate het gras ouder wordt, daalt
ook geleidelijk het gehalte aan eiwit. Hetzelfde kan
gezegd worden van de verteerbaarheid van het ei
wit. Uit het gehalte en de verteerbaarheid van het
eiwit zou men kunnen besluiten om zoo vroeg mo
gelijk te maaien. Evenwel zou men dan iets belang
rijks over het hoofd zien: de totale hoeveelheid ver
teerbaar eiwit. Deze nu i9 het hoogst, als de grassen
zullen beginnen te bloeien, waarna ze sterk afneemt.
Ten opzichte van het eiwit is het dus gewenscht te
maaien bij 't begin van den bloei.
Vetten. Hiervan neemt het gehalte en de verteer
baarheid tot aan den bloei toe, om daarna sterk te
daien. Ook met betrekking tot de hoeveelheid ver
teerbaar vet dient dus het maaien te beginnen tij
dens het begin van den bloei.
Zetmeelachtige stoffen. Het gehalte hiervan
neemt tot aan den jiloei toe om daarna te dalen. Daar
entegen neemt de verteerbaarheid van vóór den
bloei tot na den bloei steeds af. Hieruit volgt dus,
dat men ook met het oog op het zetmeelgehalte bij
het begin van den bloei dient te maaien.
Ruwvezel.. Deze verhindings-groep speelt een zeer
voorname rol ten nadeele van de verteerbaarheid der
voedingsstoffen. De plant is nl. opgebouwd uit cel
len. Iedere cel wordt door een celwand omgeven.
Deze is grootendeels opgebouwd uit celstof of cellu
lose. Deze heeft voor de voeding weinig waarde, om
dat vele dieren er weinig van verteren en andere er
in het geheel geen nut van hebben. De voedende
verbindingen: eiwit cn vetten, zetmeelachtige stoffen
en aschbestanddeelen worden door den celwand om
huld en zitten dus opgesloten. Zullen die voedende
stoffen den dieren ten goede komen, dan dienen de
celwanden door kneuzen, kauwen of'door de spijs-
verteringsvochten te worden „verbrijzeld" of opge
lost. Bij onderzoek is gebleken, dat het gehalte aan
ruwvezèl bij de planten voor het begin van den groei
tot na den bloei steeds toeneemt, terwijl de verteer
baarheid juist afneemt. Daar juist de toename van
het ruwvezel niet wenschelijk is en daarbij ook de
verteerbaarheid afneemt, is het eveneens ten op
zichte van het ruwvezelgehalte gewenscht zoo vroeg
mogelijk te maaien.
De aschbestanddeelen: Het gehalte van het weide-
voeder aan asch of zouten neemt gedurende den
groei voortdurend af. Ook dit is dus een reden om
zoo vroeg mogelijk te maaien. Met het oog gericht
op de totale hoeveelheid verteerbare voedende stof
fen, moeten we dus als een vaste regel aannemen om
zoo vroeg mogelijk, n.1. bij het begin van den bloei
te maaien.
Een andere factor, waarmede men bij 't bepalen
van den maaitijd rekening dient te houden is het
aanslaan van het nagras. lederen veehouder is 't he
kend, dat, wanneer hij het maaien lang uitstelt, het
nagras moeilijk aanslaat. We kennen de dorre, bruin-
stoppelige graslanden, die weken nadat het hooi is
FEUILLETON
DET. DUNN.
3.
HOOFDSTUK IH.
HET TEEKEN VAN DEN BREEDEN PIJL.
Terwijl de punch in de eetzaal van Lanchester Court
rondging, waren de „Lanchester Jongens" of wel de
klokkeluiders rond het vuur in de groote gelagkamer
van de Roode Leeuw verzameld en wenschten elkaar
luidruchtig een „Gelukkig Kerstmis". Zij hadden leder
een beker heete eiergroc gehad en wachtten uit eer-
bied voor den dominee met den tweeden, tot hij er bij
zou zijn. Hij had beloofd ook bij hun feest even tegen
woordig te zijn.
Maar hij kwam niet en de jongens verbaasden zich
daarover.
„Hij komt misschien liever niet in een kroeg", veron
derstelde er een.
„Wat zeg je? Als hij zijn woord gegeven heeft?" riep
Gaffer Gorme, de oudste luider verontwaardigd. „Ik
ben het niet met alles wat hij zegt eens hij kan je
leelijk de waarheid zeggen als hij het op z'n heupen
heeft maar wat ie belooft, dat doet ie ook."
„Ja Ja" ging het mompelend door de groep. Toen
volgde een stilte.
Opeens werd die verbroken door een geluid één
«nkelen korten, scherpen, ongeduldigen toon.
„Verdorie hoorden jullie dat?" riep Joe Raggles, de
jongste „luider" met heesche stem.
Die enkele klank was die van de kleinste klok van het
klokkespel en er was niemand in de kamer, die niet
hoorde, dat die klok door een ongeoefende hand was
geluid.
De „Jongens" keken elkaar onrustig aan; ieders oog
zocht dat van zijn buurman en bleef eindelijk rusten
op Gaffer Gorme om een uitleg van het geheim te vra
gen.
Gorme voelde dat hij flinkheid moest toonen.
.,Je droomt, Joe Raggles," zei hij. „Ik heb niks ge
hoord."
Ieder verstandig rooker
Heeft GOMARUS in z'n kokert
SigarenSeriemerk van 5-20 ets.
Gaffer werd dadelijk tegengesproken. Iedereen, be
halve hijzelf, (die door jaren van klokkeluiden tamelijk
doof was) hadden het geluid gehoord.
„Hè? Nou wacht dan tot je het weer hoort," zei hij
mopperig.
Maar de klok bleef zwijgen. Vijf minuten gingen voor
bij. Er gebeurde niets. De oogen dwaalden naar de deur
Iedereen verwachtte den stap van den dominee
te zullen hooren en zijn lange gestalte te zien binnen
komen. Er naderde een stap, maar het was niet die van
zijn Weleerwaarde Maurice Bradley.
De deur ging een weinig open en het kogelronde hoofd
van Peploe, de waard, keek de kamer in.
„Zijn jullie allemaal hier?" zei hij met verschrikte
stem.
„Natuurlijk," antwoordde Gaffer Gorme.
„Wie heeft er dan de klokken geluid?"
„Klokken?" riep Joe, „het was er maar één."
„Goed, één dan, maar wat beteekent dat?" antwoordde
Peploe.
Gaffer Gorme werd het opnieuw gevraagd. Hij kon
nu niet meer tegen de zekerheid van de anderen op.
„Er zijn zeker jongens in den klokkentoren aan 't
spelen," bromde hij.
„Hoe kan dat nou, als de kerk gesloten is?"
„Als de dominee er nou nog is? Jobson heeft de sleu
tels aan hem gegeven en hij heeft gezegd dat hij zou
sluiten. Dat zal zoowat een half uur geleden zijn. Do
minee zou daarna hier komen."
„Waar blijft hij dan? Hij zal toch niet de klok geluid
hebben, hè?"
Dit was een vraag ,die niemand beantwoorden kon.
Gorme bleef erbij, dat het een „kwajongen" was geweest
„Heb je de deur niet op slot gedaan, Joe Raggles?"
vroeg hij na eenig nadenken.
Joe Raggles schuifelde wat met zijn voeten en zei dat
hij geloofde dat hij het niet gedaan had.
„Dan zul je het nou dadelijk doen," zei Gorme streng.
Joe Raggles had er bijster weinig zin in. Er was nog
een flinke hoeveelheid eiergroc te verorberen, maar Joe
durfde Gaffer Gorme niet ongehoorzaam zijn en ging
dus op weg.
Het was nauwelijks een steenworp van den Rooden
Leeuw naar de poort van het kerkhof. Joe Raggles had
juist zijn hand op de kruk gelegd toen hij achter zich
„Hallo" hoorde roepen, zóó luid, zóó duidelijk en gebie
dend, en schijnbaar zóó dichtbij, dat hij zich ontsteld en
bijna bevend omdraaide, denkende dat er iemand vlak
achter hem stond.
Maar degcen die geroepen had, stond meer dan tien
geborgen, zoo goed als onwerkzaam blijven. Hoe is
dit verschijnsel te verklaren? Wordt het gras afge-
maaid( als bet is gerijpt, dan heeft het zijn taak vol
bracht. Een zoogenaamde rustperiode treedt in. Het
ondergras heeft zich tot een vrij aanzienlijke lengte
ontwikkeld. Bij het maaien worden nu èn de halmen
èn de scheuten afgesneden. .De ronde stoppel blijft
over: De stoppel bevat óf boven of bij en in den
grond slapende oogen; deze moeten tot vorming van
het nagras uitloopen. De stoppel is van nature traag,
zeiden we reeds, Bovendien heeft hij veel voedsel
noodig voor de vorming van knoppen, en bladeren
en juist dit heeft stoppel weinig. Hij toch heeft voor
de instandhouding der soort veel opgeofferd. Dit is
vooral 't geval met de planten, die zich alleen door
zaad vermeerderen. Eerst als de groene plantendeelen
weer zijn gevormd, als de voeding uit de lucht en die
uit den grond plaats vinden kan het assimilatieproces
volledig aanvangen. Natuurlijk kunnen hier de be
mesting en het "weer het aanslaan bespoedigen. Maar
in ieder geval zal men het nadeel van te laat maaien
ondervinden. Wordt daarentegen gemaaid, als het
gras zal beginnen te bloeien, dan zullen genoemde
bezwaren worden ondervangen. De grassen zijn dan
niet uitgerijpt. Een levensdrang is dan nog aanwezig
en merkbaar. De maaivelden behouden dan hun
groene kleur. De grasgroei is wel voor een korten tijd
verstoord, maar spoedig zal hij weer sterk naar vo
ren treden.
In het belang van het aanslaan van het etgroen,
teneinde een mooie naweide te bekomen, verdient het
dus ook alle aanbeveling de hooilanden bij het begin
van den bloei te maaien.
Een derde factor, die van invloed is bij de bepa
ling van den maaitijd, is de eventueele bestrijding
van minderwaardige grassen. In vele weilanden wor
den o.a. zachte dravik en reukgras gevonden. De boer
dient deze gewassen en vooral de eerste als minder
waardige planten, als onkruid te beschouwen. Dit
gras vertoont veel overeenkomst met een onzer
graansoorten, n.1. de haver. De bloeistengel is hol en.
draagt een „aar". Dit gras is een eenjarige plant, die
door zaad haar soort in stand moet houden. Boven
dien willen we vermelden, dat het gras zeer weinig
of geen ondergras, doch spoedig een bloeistengel
vormt. De zachte dravik bloeit tijdig; het is een van
de vroegst bloeiende onzer weidegewassen. Wanneer
men nu den maaitijd bepaalt naar den tijd, waarop
andere weidcplanten hun bloeistengels schieten, dan
blijft een sterke vermeerdering van de zachte dravik
'ih het volgende jaar niet uit. Immers dan is de zachte
dravik uitgerijpt. Het zaad zal, mede, omdat het van
"nature zeer los zit, bij de veelvuldige bewerkingen,
die het gras zal moeten ondergaan, voordat het oogst
rijp is, voor het grootste gedeelte, zij het niet geheel,
uitvallen. Dit uitgevallen zaad kiemt reeds in den
nazomer. Het jonge plantje overleeft, tusschen het
gras verscholen, beschut tegen ongunstige weersin
vloeden, den herfst en den winter, en zal, zoodra de
voorjaarszon nieuw leven wekt, fabelachtig snel op
schieten, In het vroeg ontwaken, 't snel opschieten
des voorjaars, de vroege zaadvorming, het dikwijls te
laat maaien, den gemakkelijken zaaduitval, de ont
kieming direct na den hooiopbrengst en de beschut
ting van het jonge plantje tusschen den stoppel, moet
de oorzaak gezocht worden voor de instandhouding
en uitbreiding van de zachte dravik. Zoo dus in het
weiland dit onkruid overheerschend aanwezig is,
dient men den maaitijd hiernaar te richten. We willen
niet verzwijgen, dat de bestrijding van zachte dravik
juist omdat het 'n eenjarige plant is, zeer gemak
kelijk, ook wel langs andere wegen dan hier boven
genoemd, kan geschieden.
Als vierde factor noemen we 't feit, dat de hooi
landen niet in één week (om practische reden) kun-
nen worden gemaaid. Deze factor is door den voor-
Yard verder. Het was een bereden politie-agent. Een
man ging half loopend, half hollend om hem bij te hou
den, naast «hem. Zij waren met een scherpen hoek van
den Londenschen weg afgekomen en de sneeuw lag zóó
dik, dat Joe hen niet had hooren aankomen.
Joe wachtte met een vreemd hartkloppen, tot ze dich
terbij gekomen waren.
Hij herkende den man, die te voet was; het was
de dorpsveldwachter. De agent hield zijn paard in en
vestigde zijn scherpe oogen op den boerenjongen.
„Joe Raggles, is 't niet?" zeide veldwachter hijgend.
„Heb je niet een man in een gevangenispak hier de
laatste vijf of tien minuten zien voorbij komen?"
„Gevangenispak? Hoe ziet dat er uit?" vroeg Joe.
„Korte bruine jas, korte broek en een soort Hoog-
landsche pet, met breede pijlen over het heele pak", zei
de agent scherp.
„Neen, mijnheer, rjje heb ik secuur niet gezien."
„Domkoppen als jij zien nooit wat ze moesten zien"
snauwde de agent nijdig. „Er is een ontsnapte gevangene
hier in de buurt en als jij ons had kunnen vertellen waar
hij is, zou dat een biljet van zestig gulden voor je heb
ben beteekend. Wij hebben hem tot hier toe gevolgd, tot
de sneeuw kwam. Toen zijn wij zijn spoor kwijt geraakt
Zeg het aan iedereen die je kent, jongen, en laten ze
hun best doen als ze dat geld willen verdienen. Kijk
goed naar de voetafdrukken. Er is een breede pijl in de
zooien van zijn schoenen."
Hij boog zich over den hals van het paard en fluis
terde iets'tegen den veldwachter en daarna gingen bei
den weg.
Joe Raggles was verbluft. Een ontsnapte gevangene?
Het was voor hem een echte stuiversroman. En een
bankbiljet van zestig gulden hij had zoo'n som nog
nooit bezeten. Hij had er veel zin om maar ineens
op zoek te gaan naar den gevangene. Maar je moest
Gaffer gehoorzamen, en dus ging hij de kerk binnen,
die een half uur geleden nog zoo licht en nu zoo don
ker was.
De kerk donker? Waar was de dominee dan? Waarom
was hij dan niet in de Roode Leeuw gekomen?
De kerkdeur was niet op slot en Joe draaide met een
gevoel van angst, waar schijnbaar geen reden voor was,
de zware kruk om en ging het portaal binnen.
,Ik wou, dat ik niet alleen was gekomen, 'k Wou dat
een van de anderen mee wasgegaan. Ik wou dat ik
niks over dien misdadiger gehoord had. Ilc wou..."
Maar het gaf hem niets, hij moest gaan kijken wat
er in den klokketoren niet in den haak was en zijn
stallantaarn omhoog houdend, klauterde Joe de ver
ECHTE FRIESCHE
JJrtptaah van (fewonc (aiaAJ
uitgang op landbouwgebied en als onderdeel daar
van voor den hooibouw, niet meer zoo acuut als ja
ren voorheen, maar mag toch niet worden verwaar
loosd. Bedraagt de grootte van de te maaien opper
vlakte bijv. 10 a 20 H.A., dan is het onmogelijk dat
deze hooilanden in een week kunnen worden be
werkt. Momenteel zouden er te veel arbeidskrachten
noodig zijn. En het gras'wacht niet; dit groeit door.
Zoowel bij de oude als bij de nieuwe hooibereiding
dient de veehouder zijn werkwijze hiernaar te rich
ten. Hij moet zich aanpassen. Een praktische werk
wijze, die met succes kan worden gevolgd, zullen we
schetsen.
Ieder opmerkzaam landbouwer kent zijn gronden.
Hij toch weet landerijen aan te wijzen, die zich ken
merken door hun vroegrijpheid, terwijl daarnaast
perceelen voorkomen, die zich uiterst traag ontwik
kelen of het midden tusschen genoemde gronden bou
wden. Met deze natuurlijke aanlegverschillen van den
grond dient rekening te worden gehouden. De vroeg
ontwaterde weilanden moeten worden opgedreven
door ier of kunstmest of stalmest. Vooral met de
eerstgenoemde twee stoffen bereikt men zeer gun
stige resultaten. Allicht kan er dan twee of drie we
ken eerder worden gemaaid, in tegenstelling met
die weilanden, welke dood en dor liggen, als de an
dere reeds groenen. Dit is een niet te onderschatten
voordeel. Zonder, dat de rest der hooilanden te oud
wqrdt, kan men met de behandeling daarvan bezig
zijn.
Na de vroeg ontwakende weilanden krijgen de mid
delmatige een beurt en eindelijk wordt de langslaper
onder het mes genomen. Toch kan het bij een zeer
gunstigen grasgroei gebeuren, dat men bij 't volgen
van deze methode te laat aan de laatst te maaien
hooilanden komt. Doch ook al kunnen alle hooilan
den niet tegelijk worden gemaaid, toch mogen wij
onze bewering handhaven: maai, als uw gewas zal
beginnen te bloeien.
Aan den heer D. v. d. Stok, Nieuwe Niedorp. Ja
voor den kuilhöop hebt U een maximum thermome
ter noodig. In Hoorn gebruikt men die aldus. In
den hoop legt men vanaf het midden een of meer bui
zen (gaspijpen bijv.). Aan een dunnen ijzeren staaf
bevestigt men nu een thermometer. Deze steekt men
in de gaspijp tot het midden van den hoop en aldus
kan men de inwendige warmte goed controleeren.
Zeer waarschijnlijk zullen er wel maximum-thermo
meters in den handel zijn, die speciaal voor het doel
zijn gemaakt, doch ik weet niet waar die zijn te ver
krijgen. Maximum-thermometers kan men in iederen
instrumenthandel koopen. Wilt U een adres, schrijf
dan aan Instrumenthandél v.h. G. B. Salm, Keizers
gracht 642644, Amsterdam C.
Aan den heer E. A. Lindenbergh te Oudesluis.
Zeer zeker hebt U gelijk. Boeren, die niet gaarne
kuilgras maken, kunnen dat vroege gras ook heel
best tot hooi verwerken door het te drogen op klaver-
ruiters. Deze werktuigen kunnen bij het winnen van
„nijdig" hooi goede diensten bewijzen en worden
molmde smalle wenteltrap op'.
Er was een lage deur aan het eind en die duwde hij
met een kloppend hart open. Hij zag niets. Poe! Waar
zou hij hang voor hoeven te zijn?
Hij ging een stapje verder. Een half verstikte kreet
van afgrijzen ontsnapte hem. Hij stond als aan den
grond genageld, zijn oogen puilden' uit zijn hoofd, zijn
lichaam was verstijfd, als bevroren van schrik.
Er lag een man op den grond met het gezicht naar
beneden, de eene arm uitgestrekt ,een kleine glanzen
de vlek dicht bij het hoofd. Bij instinct wist Joe Rag
gles, dat die donkere vlek bloed was.
Eindelijk dwong Joe Raggles zich om dichterbij te
komen en in het «gezicht te zien. Een oogenblik wist hij
niet wie daar zoo stijf en stil lag, maar hij had een
somber vermoeden. De achterkant v^n het hoofd van
den neergevelden man was afgewend van de deur die
naar de klokkekamer leide. Het gelaat lag dicht bij het
vuur. Raggles kon het met moeite zien. Hij durfde het
lichaam niet aan te raken. Maar één blik was voldoende.
„De hemel beware ons," hijgde hij, „het is de dominee."
Bij zijn leven was Maurice Bradley's gelaat bleek ge
weest en zijn holle wangen wezen op zijn ascetische ge
woonten. Zijn gelaatsuitdrukking verried steeds weinig
ontroering. Nu was zijn tint aschvaal, en de scherpe lij
nen om mond en oogen verrieden haat en woede. De
vrede van den dood ontbrak geheel.
Want de dominee was dood. Zelfs Joe Raggles, niet
gewend aan het zien daarvan, kon dat constateeren.
Joe brak zich het hoofd niet over de oorzaak van den
dood. Het kon wel een ongeluk zijn geweest. Het kon
ook misdaad zijn. Hij keek zelfs niet rond. Hij dacht aan
niets anders dan aan hulp roepen.
„Die politie kan nog niet ver weg zijn," mompelde hij
terwijl hij de trap afging. „Het paard ging stapvoets."
Hij holde de kerk uit, rende het kerkhofpad over en
liep zoo hard hij kon in de richting, die de agent en de
dorpsveldwachter opgegaan waren.
Daar zag hij een lichtstraal hier en daar over den
weg flikkeren. De agenten zochten naar voetsporen.
„Hela!" riep Joe. „Ik heb hem gevonden!"
De lucht was stil en helder. Joe's stem droeg ver. De'
mannen hoorden de woorden duidelijk. De agent wendde'
zijn paard en geloppeerde terug.
„Waar?" riep hij.
„In de klokkenkamer... de ouwe kerk," hijgde Joe.
„Verduiveld," bromde de agent, „waarom hebben we
er niet aan gedacht om de klokkentoren te doorzoeken?
Maar er brandde licht en dat bracht ons van de wijs.
Wat heb je gedaan? Hem opgesloten?"