v.ROSSEM's ZEEPAARD 15» K! De Verloren Koffer Reclames. STOP DIE RHEÜMATIEK! BILLY BOO. x e d e 1 ij k bewustzijn wordt beleedlgd. En zooaïs hij zijn er duizenden. En dit bewijst mij, dat er in den mensch iets is, dat dringt naar hooger en beter. De onvoldaanheid met het leven zóó, als het is, heeft als ondergrond het besef dat het anders kan en anders moet. En is het niet ongerijmd om aan te nemen dat er een verlangen, een heimwee naar beter en hooger menschelijkheid zou leven in ons zonder dat het ooit -in vervulling zou kunnen komen? Is het niet in strijd, met wat de biologie ons leert? Maar dan kan ook voor den redelijken mensch het troostelooze pessimisme geen bestaansrecht hebben. Dan maakt dit plaats voor rustig, stil geloof. Dit geloof is in diepste wezen Godsgeloof. Want- ihet is onbestaanbaar zonder de aanvaarding van de gedachte dat alle krachten, welke in de menschheid niet alleen, maar in al 1 e s werken, tenslotte samen vloeien in één drijvende oerkracht, welke wij op ver schillende wijzen kunnen benoemen, daaraan gewend den naam van Algeest, Wereldrede, Alziel, God. Maar wat is een naam? Hoe verder wij denken, hoe meer we vervuld worden van stillen eerbied voor wat de kleine mensch wel nimmer zal begrijpen, maar waarvan hij de machtige stuwing ervaart in de we reld en in zichzelf. ASTOR. P.S. Aan E. S. te Alkmaar. Veel dank voor uw brief. Gaarne zal ik bij gelegenheid eens iets schrijven over het door u genoemde. Maar geduld er zijn andere onderwerpen die vóór gaan. Aan J. K. L. te Hipp. Brief en blaadje ontvan gen. Ik hoop binnen niet te langen tijd daarop te reageeren. Naar het Engelsch van FRANK MAXWELL. De kleine miss Minifer leunde uit het geopende por tierraampje en vroeg den stationskruier of hij zeker, heel zeker wist dat haar bagage in de goederenwagen was, waarin ze zijn moest Maak U zich maar niet ongerust, juffie, was het geruststellende antwoord. Dank je wel, hoor. Miss Minifer haalde haar beursje voor den dag, nam er een slxpence uit en drukte die in de knoestige, be haarde hand van den kruier. De locomotief gaf op het zelfde moment het puffende teeken dat zij zich in bewe ging ging zetten en met een schokje kwam miss Minifer op haar plaats terecht. Ze zette haar kleinen, grijzen hoed reöht voor zoover een moderne dameshoed ooit „recht" zit die haar linkeroog vrijwel onzichtbaar maakte en fronste haar zichtbare wenkbrauw tegen de rest van haar coupé. Die „rest" was overigens niet groot een groote heer met bruin haar en een tweed-pak aan, die gedeeltelijk verborgen was achter een courant Miss Minifer slaakte een zucht van verlichting: waarschlijk had haar mede reiziger niet gezien op wat voor -weinig elegante wijze ze haar zitplaats had ingenomen. Want voor niets ter wereld .zou miss Minifer willen dat aan haar waardig heid werd'te kort gedaan... vooral niet in tegenwoordig heid van een man. Toen drong het tot haar door dat de krant een onder deel van een centimeter gezakt was en dat de oogen van den man haar aankeken over den rand. Grijze oogen waren het, merkwaardig helder in een zon-ge- bruind gezicht, oogen met een jolige tinteling erin. Miss Minifer bloosde. Dus hij had het gezien! En hij lachte haar uit! Ze haatte hem uit den grond van haar hart. Haar kleine, spitse kin wipte omhoog, Haar kleine, rechte neus ging in de lucht. Zij keek het verachtelijke creatuur met een vernietigenden blik aan en draaide toen haar hoofd om. Ze stond op, nam haar kleinen handkoffer van de bank en, op de teenen staande, poogde ze hem in het bagagenet te zetent. Achter haar ritselde de krant, toen volgde het geluid van iemand, die zich bewoog en een diepe, heel-prettlge stem zei: Neemt me niet kwalijk. Kan ik U misschien hel pen? Er volgde niet onmiddellijk antwoord. Met een Sim- sonsverzuchtlng duwde ze een hoek van den koffer over den rand van het net, tilde hem nog wat op, duwde en wist hem tegen de achterzijde te wurmen. Als om haar werk te bekronen, legde ze haar parapluie er boven op en draaide zich tromfantelljk om. Dank U, zei ze en haar toon was zoo koud en zoo op een afstand als de ijsbergen uit de Noordelijke IJs zee. Over het gezicht van den man gleed een vluchügen glimlach die in de verte familie was van een grijns. Ze zag dat hij een jeugdig man was, en onder andere om standigheden zou ze hem verre van onsympathiek ge vonden hebben. Maar blijkbaar was hij geen „heer", want ten eerste had hij haar uitgelachen en in de twee de plaats had hij een aanleiding gezocht om een gesprek te beginnen, zonder zich voorgesteld te hebben. Dit wa ren dingen die,naar miss Minifer's, door een degelijke en ouderwetsche opvoeding geschoolde meening, een „heer" niet deed. De jeugdige man stond midden in het compartiment, maar de jongedame negeerde hem volkomen, ging zit ten en keek uit het raampje. Eh, zei de jongeman aarzelend, mag ik u mis schien wat lectuur aanbieden? -Dank U, klonk het koud. Hm, hm, zei de jonge man en zette zich weer neer. Miss Minifer ging voort met hem te negeeren. Het landschap waardoor de trein heendaverde, scheen haar uitermate te boelen. Barsea! riepen de schorre schreeuwstemmen van de conducteurs, toen de trein stopte. Miss Minifer veerde overeind en keek naar den jon gen man. Hij was bezig zijn kranten bij elkaar te pak ken. Ze stapte onverschrokken boven op de bank, het was de minst-belachelijke manier om haar eigendommen op te visschen, vond ze, greep haar parapluie en haar handkoffer, stapte van de bank af en... botste tegen haar medereiziger met het Jeugdige gezicht aan. Eh...: begon deze. Maar voor hij iets meer kon uitbrengen, dan dit onge articuleerde keelgeluid, glipte ze langs hem heen en liep met resolute pasjes naar den bagagewagen. Zooals de lezer al wel begrepen zal hebben, had de Londensche stationskruier, ondanks zijn geruststellende verzekeringen, de bagage van miss Minifer natuurlijk toch in den verkeerden wagen gedeponeerd. Een ge bergte van koffers, handtasschen, suit-cases, tasschen met gólfstokken, manden, kinderwagens en fietsen ver rees op bet perron, maar miss Minifer's keurige groote koffer en haar niet minder keurige bruine suite-case bevonden zich er niet bij. Lieve hemel! zuchtte miss Minifer. Eh, zei opeens een prettige, diepe stem, een stem die ze wel pas kort, maar toch al heel goed kende, de stem van haar reisgenoot, met de heldere oogen. U schijnt moeilijkheden te hebben. Kan Ik iets voor U doen? Bent U Uw bagage kwijt? Miss Minifer keek naar de perronoverkapping. Ja, maar de kruiers zullen me wel helpen. Dank U. Maar... hield hy aan. Miss Minifer keek noch luisterde. Ze zag een koffer die eenige familiegelijkenis vertoonde met de hare en wijdde er haar belangstelling aan. De jonge man haalde de schouders op, nam zijn hoed af en verdween. Het resultaat van een gesprek met den stationschef was dat deze waardigheidsbekleder verklaarde „dat het wel in orde zou komen". Dat geloof ik ook wel, erkende miss Minifer, de vraag is maar, wanneer? Zou ik de bagage vanavond nog kunnen krijgen? O, neen, juffrouw, op z'n vroegst morgen. Ik zal mijn best doen. En als ze er morgen niet is, dan toch in elk geval overmorgen. Meestal moet U drie dagen rekenen voor bagage, die in een verkeerd rijtuig is ge raakt! Goede hemel! riep het meisje verschrikt uit. Het was dan ook inderdaad allesbehalve aangenaam. Ze stond op den drempel van een drieweeksch vacantie- verblijf in een „mondaine" badplaats en dat verblijf moest ze beginnen met geen andere garderobe tot haar beschikking dan wat ze aan had: een grijs tricot pak en een grijzen vilthoed. Ze had dit aangedaan als een ge schikt reistoilet, maar had er het nu al ongemakkelijk warm in. Strandkleeding was het allerminst en bo vendien, men „kleedde" zich voor het diner in „The Towers", het selecte familiepension, waar ze haar in trek zou nemen. Mevrouw Fleet, de eigenares van „The Towers" be groette miss Minifer met een blik, waaruit beleefde ver wondering sprak. Tot nu toe was miss Minifer altijd gearriveerd in een taxi, beladen met haar hebben en houden. Mevrouw Fleet had weloverwogen bezwaren te gen gasten zonder bagage, zelfs als ze ze kende. Met ingehouden verontwaardiging deed miss Minifer het verhaal van haar wedervaren. En ik heb dien ellendigen kruier nog wel een slx pence gegeven, klaagde ze. Ik zou me er niet zoo over opwinden, troostte me vrouw Fleet, Die koffers zullen heusch wel weer bo ven water komen. Maar wat moet ik in dien tusschentijd beginnen? jammerde het diepongelukkige meisje. Wat moet Ik vanmiddag aan tafel aantrekken? Wat doe ik morgen aan het strand aan? Ik kan natuurlijk wel het een en ander koopen, maar dat is zoo yreeselijk zonde van het geld. Ik heb een heeleboel nieuwe kleeren in mijn kof fer! En het zou mijn heele vacantle-budget in de war brengen. Wat moet ik in vredesnaam beginnen? Mevrouw Fleet zei dat ze het niet wist Maar ze wist het wel! Terwijl miss Minifer bezig was haar kammen en borstels op de toilettafel te arrangeeren, klopte mevrouw Fleet op haar deur en kwam binnen. Miss Minifer, begon ze ik heb nogeens nage dacht en... Ze wachtte even. Ja? Over Uw kleeren. Ik weet niet of het U wat schelen kan kleeren van een ander aan te trekken. Maar als het U niet schelen kan... dan was het misschien niet zoo verkeerd... natuurlijk moet U het zelf weten... maar als ik in Uw plaats was... .Ja? vroeg miss Minifer nog eens, ongeduldig nu. Ze kende mevrouw Fleet. Ziet U; ze heeft haar rekening niet betaald en daarom zijn haar koffers hier achtergebleven. Ik zou niet durven zeggen dat haar kleeren-au. juist Uw stijl zijn, maar ze was ongeveer van Uw lengte. Maar als U er werkelijk geen bezwaar tegen h&b't,- kunt U ze met plezier krijgen. Ik denk niet dat zeer iets tegen zal heb ben. Ik geloof dat de politie haar op het oogenblik zoekt wegens oplichting.... Miss Minifer vond het oogenblik gekomen om den woordenstroom van de pensionhoudster te stuiten. Dus U bedoelt, dat U me de kleeren van iemand anders wilt leenen? vroeg ze een klein beetje geschrok ken. Ja, omdat U niets hebt om aan te trekken. Maar de kleeren zijn heel goed. We hebben de koffers nage zocht, ziet U, of er ook tafelzilver van ons in zat. Ze verdween zoo plotseling. Er is een avondjapon bij van donker cerise georgette met een overkleed van zilver gaas. Cerise georgeette met een overkleed van zilvergaas, echode miss Minifer. Toen stampvoette ze. Ik zou liever ik-weet-niet-wat dragen dan zooiets! Enfin; ik zal U den koffer laten bovenbrengen, dan kunt U zelf zien. En mevrouw Fleet verliet de kamer. Miss Minifer haalde de avondjapon van cerise georgette met zilvergaas uit den koffer, spreidde haar uit op het bed en keek ernaar. Het eenvoudige en streng ouder wetsche meisje rilde. O, neen, riep ze, ik zou het gewoonweg niet kun nen; ik heb nog nooit in mijn leven zulke kleuren ge dragen. Toen weifelde ze... en ze was verloren. Ze trok haas tig haar gebreide pak uit, glipte in de cerise japon en liet haar tot haar knieën vallen. Dat wil zeggen: zoo ver als zij vallen wou en dat was niet heel ver! Ik geloof toch, dacht miss Minifer blozend, dat die ander een stuk kleiner geweest moet zijn dan Ik. Ze ging voor den grooten spiegel staan en bestu deerde haar eigen beeld. Ze keek. Ze staarde. Ze blééf staren. Wel lieve deugd .overpeinsde ze. Dat zou ik nooit gedacht hebben. Ik geloof heusch dat Ik er aardig uitzie. Heusch, ik vind warempel dat hij me staat. Als alleen maar... Het leek wel of de cerise japon zei: Stel je niet aan, kind. Je ziet er tip-top uit. Als je je altijd maar beter kleedde... Haar onderjurk kwam ongeveer zes centimeter onder den rand van de verrukkelijke avondjapon uit En dan die hals... en geen mouwen, fluisterde miss Minifer. En toen keek ze weer in den spiegel. Hij staat me eigenlijk vreeselijk leuk, bekende ze zichzelf. Maar natuurlijk, ik zou niet kunnen... Toe, schei hou uit, zei de mooie japon weer. Je wilt me toch niet wijsmaken dat je naar beneden gaat om te dineeren in dat oude gebreide ding daar! Miss Minifer was al voor driekwart in de macht van den duivel der vrouwelijke ijdelheid. Maar die onderrok, stribbelde ze nog tegen. Kijk maar eens in den koffer, verleidde - het ge waad van oerlse georgette. Er was een onderrok in den koffer, of beter gezegd, een onderjurk van een soort; die in miss Minifer's de gelijke garderobe niet vertegenwoordigd was. Maar hoe dan ook... na een paar minuten had ze den droom van cerise en zilver weer aan met het pronkjuweel van een onderjurk er onder. Oh! zei ze, toen ze klaar was en blozend nog eens in den spiegel keek, ik zie er uit... ik zie er uit als een balletmeisje! Ze ging naar beneden om te dineeren; een beetje laat al. Ze kwam de eetaal binnen, in bange vrees dat de oogen van haar medegasten alle op haar gericht zouden zyn. Het gaf een gevoel van onuitsprekelijke verlichting, toen ze merkte, dat dit niet zoo was. Ze waren gebogen over hun soep. De dienster wees haar een plaats aan een tafeltje voor twee personen. Met neergeslagen oogen liep miss Minifer er naar toe, gingzitten en met een gevoel van dankbaarheid stak ze haar beenen onder de tafel. Toen, nog steeds blozend, maar niet meer zoo angstig- beschaamd, waagde ze het op te kyken en... keek in het gebruind gezicht van den jongeman, met de jolige oogen, van den jongeman die geen'„heer" was, die haar had uitgelachen en getracht had een gesprek met haar aan te knoopen. en die er in zijn smoking nog aan merkelijk leuker uitzag dan vanmiddag Hij keek naar haar met onverholen Verrassing en even onverholen bewondering. Miss Minifer in cerise en zilver was een heel ander wezen dan miss Minifer in grijze wol. Miss Minifer zag den blik van haar over buurman en voelde iets van een niet onprettige, koude rilling over haar rug. Nog nooit had een man haar op die manier aange keken en ze had een vaag gevoel dat ze zich behoorde te verzetten tegen een zco openhartige bewondering van een volkomen vreemde. In haar grijs-wollen pakje zou ze het zeker hebben gedaan, maar in het cerise-en zilver van een andere vrouw kwam ze er eenvoudig niet toe. En ze deed het dan ook niet. Is Uw bagage nog boven water gekomen? infor meerde haar tafelbuur vrijpostig. Of had U dit in Uw handkoffertje? Toen was hij zoo kiesch om e blozen. Neemt U mij niet kwalijk, zei hij nederig. Dat had ik niet moeten zeggen. Maar het is nu eenmaal gebeurd. Ik flap er altijd alles uit wat me voor den mond komt. Hij keek zóó schuldig, dat miss Minifer, met al haar gevoel van waardigheid, onmogelijk boos op hem kon blijven. Ze vertelde hem hoe ze aan die japon gekomen was, minder kon ze met goed fatsoen al niet doen onder deze omstandigheden. Dat was 'n allemachtige bof, dacht de jongeman. Als je eens wist dat je niets beters kon overkomen dan dat je bagage aan den wandel is geraakt! Maar hij was zoo verstandig om dat niet te zeggen. Wat hy zei, klonk heel neutraal: Dat was gelukkig! Een oogenschijnlijk onbenullige, maar als je er goed over nadenkt, toch heel tactvolle opmerking. Van dat oogenblik af was het ijs gebroken. Miss Mi nifer de preutsche miss Minifer, vertelde hem hoe zij heette, en wat ze deed, ze was secretaresse bij een oude, kurk-droge professor en bracht de helft van haar dagen door in het Britsch museum. Ook hij noemde zijn naam Neville Standish hij was ingenieur pas terug uit het onherbergzaamste deel van Britsch- Indië, waar hij een spoorweg aangelegd had. Na het diner dronken ze samen hun koffie op de wa randa en toen gingen ze er samen op uit in den milden zomeravond. Miss Minifer de oorrecte bescheiden, de gelijke miss Minifer, deed een opvallende avondcape om uit den koffer van de slecht-befaamde onbekende! En dat was alleen nog maar het begin. De volgenden morgen bekeek ze met crltlsche oogen haar grijs wollen pak. Neen, op zoo'n stralende dag kon ze dat op 't strand niet aanhebben. Ze trok een van de andere japonnen uit den koffer aan, een vroo- lijke, lichte jurk en ze had zich al verzoend met de korte rokken. Na het ontbijt vergezelde Standish haar naar het station. Haar koffers waren er natuurlijk nog niet Laten we met de tour-auto een tocht maken stelde Standish voor. Dan zien we wat van de streek. O! zei miss Minifer. Maar ze gingen en lunchten in een landelijke herberg en dronken 's middags samen thee en waren net op tijd voor het diner terug. Er waren gasten die veelbe- teekenende blikken wisselden toen ze binnenkwamen. En miss Minifer,.. trok zich er niets van aan. Zoo ver was ze al heen. En wat deed ze den volgenden morgen na een nieuw vruchteloos bezoek aan het station. Ze ging met meneer Standish zwemmen! En na de lunch rqeiden zij samen de rivier op en 's avonds gingen ze naar den met lampions verlichten concerttuin en luisterden naar de muziek van het stedelijk orkest. En toen Standish zijn hand op haar hand legde, vergat de preutsche miss Minifer die terug te trekken. Toen de muziek uit was, wandelden ze het pad af naar de hekken. Plotseling hoorden ze een luide, ordinaire stem achter hen zeg gen: Wel allemachtig, daar heb je Kiki! Ik ken haar mantel uit duizenden. Een groote ruige hand kwam neer op miss Minifer's schouder en trok haar achteruit Dezelfde stem zei: Zeg, waarom heb je ons niet laten weten dat je terug was? Miss Minifer schrok en hevig-beleedigd staarde ze In het gezicht van een bleelcen, lummelachtigen jongen met een gemeen gezicht. Achter hem stonden er nog twee van hetzelfde soort O! zei miss Minifer met een gilletje. Schel uit, zei een van dit edele tweetal, je bent mis, BUI Het is Kiki niet Standish bemoeide zich met het geval. Wat moet dat voor den duivel? Neem je hand weg van den schouder van die dame. De „aanvaller" Het zijn hand langs zijn zij vallen, alsof miss Minifer's schouder roodgloeiend was. Maar hij bleef haar aanstaren. Het is Kiki niet, zei hij norsch, maar het is haar mantel. Daar wil Ik mijn kop onder verwedden. Wat moet zij met Kiki's mantel? Bedaard, maar met een heel snelle beweging, pakte Standish den man bij de schouders en trok hem achteruit Maak dat je wegkomt! commandeerde hij. Hij slingerde den bleeken jongeling van zich af, zoo dat deze terzijde van het pad in een bloembed terecht kwam. De twee anderen, met een schuwen blik naa Standish, maakten aanstalten om af te druipen. Heeft een van de heeren nog iets op net hart Informeerde Standish. Het heerschap in het bloembed scheen niets meer te brengen te hebben; zijn beide metgezellen evenmin, want die waren verdwenen. En miss Minifer was dat ook. Zij was een donker zijpad ingerend en snikte, snikte van schaamte omdat zy, Janet Minifer, het middelpunt was geweest van een publieke scène en gehouden was voor een of andere obscure jongedame, Kalm maar aan, kleine meid, zei een prettige stem naast haar, 't is in orde hoor, ze zullen Je verder niet meer lastig vallen. Miss Minifer balde haar kleine knulsten en stampte op den grond met haar kleine voet. Ik heb het land aan iedereen, zei ze gedecideerd. Aan mij ook? informeerde Standish op drogen toon. Ja, verklaarde het meisje. Maar na een seconde voegde ze er aan toe: Neen, dat meende ik niet Dat was heel onaardig van me. Het zijn die ellendige kleeren. Ik wou dat ik ze aan flarden gescheurd had, dat ik ze nooit i^jh mijn leven gezien had... Zeg dat niet protesteerde Standish, want anders... Miss Minifer hield den adem in. Het oogenblik was gekomen, sneller dan ze verwacht had en vóór ze ge reed was. Maar ze zag het onverschrokken in de oogen. Want anders zou U geen notitie van me hebben genomen, bedoelt U? zei ze op uitdagenden toon en ze wachtte met kloppend hart. Ze had het gevoel of het uren duurde voor zijn ant woord kwam. Neen, dat niet, zei hij langzaam, ik nam al in den trein notitie van je, ik bewonderde je direct. Maar Je was zoo ijskoud tegen me, dat ik niet geloof, dat ik een tweede poging had durven wagen. Maar In die snoezige japon... Dacht je dat ik anders was, nietwaar? vulde ze aan. Neen, dat niet, maar eenvoudig onweerstaanbaar. Ik zou alles gedurfd hebben... Dus daaruit moet Ik opmaken dat het mijn kleeren zijn die je bewondert en niet mezelf, constateerde miss Minifer met merkwaardige tegenwoordigheid van geest Geen sprake van. Als je op dit oogenblik ineens weer dat stoffige grijze ding aanhad... Wel, wat dan? Zou ik precies hetzelfde doen wat ik nu doen ga! En op het duistere pad sloeg hij zijn armen om haar heen, trok haar naar zich toe, boog het hoofd en kuste haar. O! zei miss Minifer. En hij deed het nog eens. De vermiste bagage kwam den volgenden ochtend vroeg boven water. Zij werd in dé kamer van miss Minifer gebracht, juist toen zij na het ontbijt op het punt stond om uit te gaan met Standish. Met een gilletjee van vreugde sloot zij den koffer open, lichtte het deksel op, diepte in een wervelwind haar nette, degelijke japonnen eruit op en smeet ze, de een na den ander, terzijde. Neen, zei ze, hij zei dat het geen verschil maakte, maar... Ze duwde haastig haar hoed op het hoofd en rende de trappen af, met nog steeds de korte, kleu rige japon van de andere vrouw aan. Standish wachtte ln de hall. Hallo! begon hij. Ik dacht... Ik heb geen tijd Neville, hijgde ze. Het duurt maar even, maar ik heb nu geen tijd. Maar waar ga je in vredesnaam naar toe? Ik kom zoo terug. Heusch. Maar ik moet eventjes de stad in om een paar behoorlijke jurken te koopen. Verwaarloos nimmer de geringste aanval van rheumatiek. Die kan u maandenlang pijn en onge mak kosten. Ofschoon weinig menschen bij vochtig of koud weer geheel van rheumatiek bevrijd blij ven, behoeft deze kwaal niet die kwelling te zijn als het geval is. De oorzaak is gewoonlijk urinezuur, en zooals bekend, is het de taak der nieren om dit urinezuur en andere schadelijke bestanddeelcn uit het bloed te filtreeren. Men kan derhalve in het al gemeen zeggen, dat men bevrijd kan blijven van rheumatiek, als de nieren gezond en geregeld wer ken. Bij slecht weer en na een gevatte koude, of als ongewone inspanning de nieren vezwakt heeft, is derhalve de eenige veilige weg om de werking dezer allerbelangrijkste organen te versterken. Daarvoor wordt geen middel sterker aanbevolen dan Foster s Rugpijn Nieren Pillen, want tenzij de nieren ge zond zijn en goed werken, hebt gij kans niet van rheumatiek verschoond te blijven Verzuim geen kostbare tijd. Neem Foster's Pillen zoodra gij de minste rheumatische pijn voelt; wek de trage nie ren op en versterk ze, en bevrijd u zoodoende van nierverschijnselen, als rugpijn, spit, ischias, rheu matiek en die ellendige urinestoornissen. Verkrijgbaar (in glasverpakking met geel etiket let hier vooral op) bij apotheken en drogisten f 1.75 per flacon. Jerry was ook aan het droomen, Zijn staart was heelema&l kaal. Was opgekruld en gekronkeld, Als een ijzeren spiraal. Als een springveer uit een meubel, Uit een stoel of canapee. En die veer sprong heen en weder. En die Jerry moest wel mee. Jerry sprong over boomen, hulzen Al hooger, hooger ging zijn vlucht Eerst vond hij 't niet onaardig, Tenslotte vreesde hij geducht Hij voelde, dat hem iets zou overkomen Als zijn vlucht niet werd gestaakt Hij zou zeker nederploffen, Werd hieraan geen eind gemaakt. Ik ben benieuwd, hoe dat zal afloopen.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1929 | | pagina 2