v.ROSSEM's ZEEPAARD 15» K!
De Verloren Koffer
Reclames.
STOP DIE RHEÜMATIEK!
BILLY BOO.
x e d e 1 ij k bewustzijn wordt beleedlgd. En zooaïs
hij zijn er duizenden. En dit bewijst mij, dat er
in den mensch iets is, dat dringt naar hooger en
beter. De onvoldaanheid met het leven zóó, als het
is, heeft als ondergrond het besef dat het anders kan
en anders moet.
En is het niet ongerijmd om aan te nemen dat er
een verlangen, een heimwee naar beter en hooger
menschelijkheid zou leven in ons zonder dat het ooit
-in vervulling zou kunnen komen?
Is het niet in strijd, met wat de biologie ons leert?
Maar dan kan ook voor den redelijken mensch het
troostelooze pessimisme geen bestaansrecht hebben.
Dan maakt dit plaats voor rustig, stil geloof.
Dit geloof is in diepste wezen Godsgeloof. Want-
ihet is onbestaanbaar zonder de aanvaarding van de
gedachte dat alle krachten, welke in de menschheid
niet alleen, maar in al 1 e s werken, tenslotte samen
vloeien in één drijvende oerkracht, welke wij op ver
schillende wijzen kunnen benoemen, daaraan gewend
den naam van Algeest, Wereldrede, Alziel, God.
Maar wat is een naam? Hoe verder wij denken, hoe
meer we vervuld worden van stillen eerbied voor wat
de kleine mensch wel nimmer zal begrijpen, maar
waarvan hij de machtige stuwing ervaart in de we
reld en in zichzelf.
ASTOR.
P.S. Aan E. S. te Alkmaar. Veel dank voor uw
brief. Gaarne zal ik bij gelegenheid eens iets
schrijven over het door u genoemde. Maar
geduld er zijn andere onderwerpen die vóór
gaan.
Aan J. K. L. te Hipp. Brief en blaadje ontvan
gen. Ik hoop binnen niet te langen tijd daarop
te reageeren.
Naar het Engelsch
van
FRANK MAXWELL.
De kleine miss Minifer leunde uit het geopende por
tierraampje en vroeg den stationskruier of hij zeker,
heel zeker wist dat haar bagage in de goederenwagen
was, waarin ze zijn moest
Maak U zich maar niet ongerust, juffie, was het
geruststellende antwoord.
Dank je wel, hoor.
Miss Minifer haalde haar beursje voor den dag, nam
er een slxpence uit en drukte die in de knoestige, be
haarde hand van den kruier. De locomotief gaf op het
zelfde moment het puffende teeken dat zij zich in bewe
ging ging zetten en met een schokje kwam miss Minifer
op haar plaats terecht. Ze zette haar kleinen, grijzen
hoed reöht voor zoover een moderne dameshoed ooit
„recht" zit die haar linkeroog vrijwel onzichtbaar
maakte en fronste haar zichtbare wenkbrauw tegen de
rest van haar coupé.
Die „rest" was overigens niet groot een groote heer
met bruin haar en een tweed-pak aan, die gedeeltelijk
verborgen was achter een courant Miss Minifer slaakte
een zucht van verlichting: waarschlijk had haar mede
reiziger niet gezien op wat voor -weinig elegante wijze
ze haar zitplaats had ingenomen. Want voor niets ter
wereld .zou miss Minifer willen dat aan haar waardig
heid werd'te kort gedaan... vooral niet in tegenwoordig
heid van een man.
Toen drong het tot haar door dat de krant een onder
deel van een centimeter gezakt was en dat de oogen
van den man haar aankeken over den rand. Grijze
oogen waren het, merkwaardig helder in een zon-ge-
bruind gezicht, oogen met een jolige tinteling erin.
Miss Minifer bloosde. Dus hij had het gezien! En hij
lachte haar uit! Ze haatte hem uit den grond van haar
hart. Haar kleine, spitse kin wipte omhoog, Haar kleine,
rechte neus ging in de lucht. Zij keek het verachtelijke
creatuur met een vernietigenden blik aan en draaide
toen haar hoofd om.
Ze stond op, nam haar kleinen handkoffer van de
bank en, op de teenen staande, poogde ze hem in het
bagagenet te zetent.
Achter haar ritselde de krant, toen volgde het geluid
van iemand, die zich bewoog en een diepe, heel-prettlge
stem zei:
Neemt me niet kwalijk. Kan ik U misschien hel
pen?
Er volgde niet onmiddellijk antwoord. Met een Sim-
sonsverzuchtlng duwde ze een hoek van den koffer over
den rand van het net, tilde hem nog wat op, duwde en
wist hem tegen de achterzijde te wurmen. Als om haar
werk te bekronen, legde ze haar parapluie er boven op
en draaide zich tromfantelljk om.
Dank U, zei ze en haar toon was zoo koud en zoo
op een afstand als de ijsbergen uit de Noordelijke IJs
zee.
Over het gezicht van den man gleed een vluchügen
glimlach die in de verte familie was van een grijns. Ze
zag dat hij een jeugdig man was, en onder andere om
standigheden zou ze hem verre van onsympathiek ge
vonden hebben. Maar blijkbaar was hij geen „heer",
want ten eerste had hij haar uitgelachen en in de twee
de plaats had hij een aanleiding gezocht om een gesprek
te beginnen, zonder zich voorgesteld te hebben. Dit wa
ren dingen die,naar miss Minifer's, door een degelijke
en ouderwetsche opvoeding geschoolde meening, een
„heer" niet deed.
De jeugdige man stond midden in het compartiment,
maar de jongedame negeerde hem volkomen, ging zit
ten en keek uit het raampje.
Eh, zei de jongeman aarzelend, mag ik u mis
schien wat lectuur aanbieden?
-Dank U, klonk het koud.
Hm, hm, zei de jonge man en zette zich weer neer.
Miss Minifer ging voort met hem te negeeren. Het
landschap waardoor de trein heendaverde, scheen haar
uitermate te boelen.
Barsea! riepen de schorre schreeuwstemmen van de
conducteurs, toen de trein stopte.
Miss Minifer veerde overeind en keek naar den jon
gen man. Hij was bezig zijn kranten bij elkaar te pak
ken. Ze stapte onverschrokken boven op de bank, het
was de minst-belachelijke manier om haar eigendommen
op te visschen, vond ze, greep haar parapluie en haar
handkoffer, stapte van de bank af en... botste tegen
haar medereiziger met het Jeugdige gezicht aan.
Eh...: begon deze.
Maar voor hij iets meer kon uitbrengen, dan dit onge
articuleerde keelgeluid, glipte ze langs hem heen en liep
met resolute pasjes naar den bagagewagen.
Zooals de lezer al wel begrepen zal hebben, had de
Londensche stationskruier, ondanks zijn geruststellende
verzekeringen, de bagage van miss Minifer natuurlijk
toch in den verkeerden wagen gedeponeerd. Een ge
bergte van koffers, handtasschen, suit-cases, tasschen
met gólfstokken, manden, kinderwagens en fietsen ver
rees op bet perron, maar miss Minifer's keurige groote
koffer en haar niet minder keurige bruine suite-case
bevonden zich er niet bij.
Lieve hemel! zuchtte miss Minifer.
Eh, zei opeens een prettige, diepe stem, een stem
die ze wel pas kort, maar toch al heel goed kende, de
stem van haar reisgenoot, met de heldere oogen. U
schijnt moeilijkheden te hebben. Kan Ik iets voor U
doen? Bent U Uw bagage kwijt?
Miss Minifer keek naar de perronoverkapping.
Ja, maar de kruiers zullen me wel helpen. Dank
U.
Maar... hield hy aan.
Miss Minifer keek noch luisterde. Ze zag een koffer
die eenige familiegelijkenis vertoonde met de hare en
wijdde er haar belangstelling aan. De jonge man haalde
de schouders op, nam zijn hoed af en verdween.
Het resultaat van een gesprek met den stationschef
was dat deze waardigheidsbekleder verklaarde „dat het
wel in orde zou komen".
Dat geloof ik ook wel, erkende miss Minifer, de
vraag is maar, wanneer? Zou ik de bagage vanavond
nog kunnen krijgen?
O, neen, juffrouw, op z'n vroegst morgen. Ik zal
mijn best doen. En als ze er morgen niet is, dan toch
in elk geval overmorgen. Meestal moet U drie dagen
rekenen voor bagage, die in een verkeerd rijtuig is ge
raakt!
Goede hemel! riep het meisje verschrikt uit.
Het was dan ook inderdaad allesbehalve aangenaam.
Ze stond op den drempel van een drieweeksch vacantie-
verblijf in een „mondaine" badplaats en dat verblijf
moest ze beginnen met geen andere garderobe tot haar
beschikking dan wat ze aan had: een grijs tricot pak en
een grijzen vilthoed. Ze had dit aangedaan als een ge
schikt reistoilet, maar had er het nu al ongemakkelijk
warm in. Strandkleeding was het allerminst en bo
vendien, men „kleedde" zich voor het diner in „The
Towers", het selecte familiepension, waar ze haar in
trek zou nemen.
Mevrouw Fleet, de eigenares van „The Towers" be
groette miss Minifer met een blik, waaruit beleefde ver
wondering sprak. Tot nu toe was miss Minifer altijd
gearriveerd in een taxi, beladen met haar hebben en
houden. Mevrouw Fleet had weloverwogen bezwaren te
gen gasten zonder bagage, zelfs als ze ze kende.
Met ingehouden verontwaardiging deed miss Minifer
het verhaal van haar wedervaren.
En ik heb dien ellendigen kruier nog wel een slx
pence gegeven, klaagde ze.
Ik zou me er niet zoo over opwinden, troostte me
vrouw Fleet, Die koffers zullen heusch wel weer bo
ven water komen.
Maar wat moet ik in dien tusschentijd beginnen?
jammerde het diepongelukkige meisje. Wat moet Ik
vanmiddag aan tafel aantrekken? Wat doe ik morgen
aan het strand aan? Ik kan natuurlijk wel het een en
ander koopen, maar dat is zoo yreeselijk zonde van het
geld. Ik heb een heeleboel nieuwe kleeren in mijn kof
fer! En het zou mijn heele vacantle-budget in de war
brengen. Wat moet ik in vredesnaam beginnen?
Mevrouw Fleet zei dat ze het niet wist Maar ze wist
het wel!
Terwijl miss Minifer bezig was haar kammen en
borstels op de toilettafel te arrangeeren, klopte mevrouw
Fleet op haar deur en kwam binnen.
Miss Minifer, begon ze ik heb nogeens nage
dacht en... Ze wachtte even.
Ja?
Over Uw kleeren. Ik weet niet of het U wat schelen
kan kleeren van een ander aan te trekken. Maar als
het U niet schelen kan... dan was het misschien niet
zoo verkeerd... natuurlijk moet U het zelf weten... maar
als ik in Uw plaats was...
.Ja? vroeg miss Minifer nog eens, ongeduldig nu.
Ze kende mevrouw Fleet.
Ziet U; ze heeft haar rekening niet betaald en
daarom zijn haar koffers hier achtergebleven. Ik zou
niet durven zeggen dat haar kleeren-au. juist Uw stijl
zijn, maar ze was ongeveer van Uw lengte. Maar als
U er werkelijk geen bezwaar tegen h&b't,- kunt U ze met
plezier krijgen. Ik denk niet dat zeer iets tegen zal heb
ben. Ik geloof dat de politie haar op het oogenblik zoekt
wegens oplichting....
Miss Minifer vond het oogenblik gekomen om den
woordenstroom van de pensionhoudster te stuiten.
Dus U bedoelt, dat U me de kleeren van iemand
anders wilt leenen? vroeg ze een klein beetje geschrok
ken.
Ja, omdat U niets hebt om aan te trekken. Maar
de kleeren zijn heel goed. We hebben de koffers nage
zocht, ziet U, of er ook tafelzilver van ons in zat. Ze
verdween zoo plotseling. Er is een avondjapon bij van
donker cerise georgette met een overkleed van zilver
gaas.
Cerise georgeette met een overkleed van zilvergaas,
echode miss Minifer. Toen stampvoette ze. Ik zou
liever ik-weet-niet-wat dragen dan zooiets!
Enfin; ik zal U den koffer laten bovenbrengen, dan
kunt U zelf zien.
En mevrouw Fleet verliet de kamer.
Miss Minifer haalde de avondjapon van cerise georgette
met zilvergaas uit den koffer, spreidde haar uit op het
bed en keek ernaar. Het eenvoudige en streng ouder
wetsche meisje rilde.
O, neen, riep ze, ik zou het gewoonweg niet kun
nen; ik heb nog nooit in mijn leven zulke kleuren ge
dragen.
Toen weifelde ze... en ze was verloren. Ze trok haas
tig haar gebreide pak uit, glipte in de cerise japon en
liet haar tot haar knieën vallen. Dat wil zeggen: zoo
ver als zij vallen wou en dat was niet heel ver!
Ik geloof toch, dacht miss Minifer blozend, dat
die ander een stuk kleiner geweest moet zijn dan Ik.
Ze ging voor den grooten spiegel staan en bestu
deerde haar eigen beeld.
Ze keek. Ze staarde. Ze blééf staren.
Wel lieve deugd .overpeinsde ze. Dat zou ik nooit
gedacht hebben. Ik geloof heusch dat Ik er aardig uitzie.
Heusch, ik vind warempel dat hij me staat. Als alleen
maar...
Het leek wel of de cerise japon zei:
Stel je niet aan, kind. Je ziet er tip-top uit. Als je
je altijd maar beter kleedde...
Haar onderjurk kwam ongeveer zes centimeter onder
den rand van de verrukkelijke avondjapon uit
En dan die hals... en geen mouwen, fluisterde miss
Minifer. En toen keek ze weer in den spiegel.
Hij staat me eigenlijk vreeselijk leuk, bekende
ze zichzelf. Maar natuurlijk, ik zou niet kunnen...
Toe, schei hou uit, zei de mooie japon weer.
Je wilt me toch niet wijsmaken dat je naar beneden
gaat om te dineeren in dat oude gebreide ding daar!
Miss Minifer was al voor driekwart in de macht van
den duivel der vrouwelijke ijdelheid.
Maar die onderrok, stribbelde ze nog tegen.
Kijk maar eens in den koffer, verleidde - het ge
waad van oerlse georgette.
Er was een onderrok in den koffer, of beter gezegd,
een onderjurk van een soort; die in miss Minifer's de
gelijke garderobe niet vertegenwoordigd was. Maar hoe
dan ook... na een paar minuten had ze den droom van
cerise en zilver weer aan met het pronkjuweel van
een onderjurk er onder.
Oh! zei ze, toen ze klaar was en blozend nog eens
in den spiegel keek, ik zie er uit... ik zie er uit als
een balletmeisje!
Ze ging naar beneden om te dineeren; een beetje
laat al. Ze kwam de eetaal binnen, in bange vrees dat
de oogen van haar medegasten alle op haar gericht
zouden zyn.
Het gaf een gevoel van onuitsprekelijke verlichting,
toen ze merkte, dat dit niet zoo was. Ze waren gebogen
over hun soep.
De dienster wees haar een plaats aan een tafeltje
voor twee personen. Met neergeslagen oogen liep miss
Minifer er naar toe, gingzitten en met een gevoel
van dankbaarheid stak ze haar beenen onder de tafel.
Toen, nog steeds blozend, maar niet meer zoo angstig-
beschaamd, waagde ze het op te kyken en... keek in het
gebruind gezicht van den jongeman, met de jolige
oogen, van den jongeman die geen'„heer" was, die haar
had uitgelachen en getracht had een gesprek met haar
aan te knoopen. en die er in zijn smoking nog aan
merkelijk leuker uitzag dan vanmiddag
Hij keek naar haar met onverholen Verrassing en
even onverholen bewondering. Miss Minifer in cerise en
zilver was een heel ander wezen dan miss Minifer in
grijze wol. Miss Minifer zag den blik van haar over
buurman en voelde iets van een niet onprettige, koude
rilling over haar rug.
Nog nooit had een man haar op die manier aange
keken en ze had een vaag gevoel dat ze zich behoorde
te verzetten tegen een zco openhartige bewondering
van een volkomen vreemde. In haar grijs-wollen pakje
zou ze het zeker hebben gedaan, maar in het cerise-en
zilver van een andere vrouw kwam ze er eenvoudig
niet toe. En ze deed het dan ook niet.
Is Uw bagage nog boven water gekomen? infor
meerde haar tafelbuur vrijpostig. Of had U dit in
Uw handkoffertje?
Toen was hij zoo kiesch om e blozen.
Neemt U mij niet kwalijk, zei hij nederig. Dat
had ik niet moeten zeggen. Maar het is nu eenmaal
gebeurd. Ik flap er altijd alles uit wat me voor den
mond komt.
Hij keek zóó schuldig, dat miss Minifer, met al haar
gevoel van waardigheid, onmogelijk boos op hem kon
blijven. Ze vertelde hem hoe ze aan die japon gekomen
was, minder kon ze met goed fatsoen al niet doen
onder deze omstandigheden.
Dat was 'n allemachtige bof, dacht de jongeman.
Als je eens wist dat je niets beters kon overkomen
dan dat je bagage aan den wandel is geraakt! Maar hij
was zoo verstandig om dat niet te zeggen. Wat hy zei,
klonk heel neutraal:
Dat was gelukkig!
Een oogenschijnlijk onbenullige, maar als je er goed
over nadenkt, toch heel tactvolle opmerking.
Van dat oogenblik af was het ijs gebroken. Miss Mi
nifer de preutsche miss Minifer, vertelde hem hoe zij
heette, en wat ze deed, ze was secretaresse bij een oude,
kurk-droge professor en bracht de helft van haar
dagen door in het Britsch museum. Ook hij noemde
zijn naam Neville Standish hij was ingenieur
pas terug uit het onherbergzaamste deel van Britsch-
Indië, waar hij een spoorweg aangelegd had.
Na het diner dronken ze samen hun koffie op de wa
randa en toen gingen ze er samen op uit in den milden
zomeravond. Miss Minifer de oorrecte bescheiden, de
gelijke miss Minifer, deed een opvallende avondcape om
uit den koffer van de slecht-befaamde onbekende! En
dat was alleen nog maar het begin.
De volgenden morgen bekeek ze met crltlsche oogen
haar grijs wollen pak. Neen, op zoo'n stralende dag
kon ze dat op 't strand niet aanhebben. Ze trok een
van de andere japonnen uit den koffer aan, een vroo-
lijke, lichte jurk en ze had zich al verzoend met de
korte rokken.
Na het ontbijt vergezelde Standish haar naar het
station. Haar koffers waren er natuurlijk nog niet
Laten we met de tour-auto een tocht maken stelde
Standish voor. Dan zien we wat van de streek.
O! zei miss Minifer.
Maar ze gingen en lunchten in een landelijke herberg
en dronken 's middags samen thee en waren net op
tijd voor het diner terug. Er waren gasten die veelbe-
teekenende blikken wisselden toen ze binnenkwamen.
En miss Minifer,.. trok zich er niets van aan. Zoo
ver was ze al heen.
En wat deed ze den volgenden morgen na een nieuw
vruchteloos bezoek aan het station. Ze ging met meneer
Standish zwemmen! En na de lunch rqeiden zij samen
de rivier op en 's avonds gingen ze naar den met
lampions verlichten concerttuin en luisterden naar de
muziek van het stedelijk orkest. En toen Standish zijn
hand op haar hand legde, vergat de preutsche miss
Minifer die terug te trekken. Toen de muziek uit was,
wandelden ze het pad af naar de hekken. Plotseling
hoorden ze een luide, ordinaire stem achter hen zeg
gen:
Wel allemachtig, daar heb je Kiki! Ik ken haar
mantel uit duizenden.
Een groote ruige hand kwam neer op miss Minifer's
schouder en trok haar achteruit Dezelfde stem zei:
Zeg, waarom heb je ons niet laten weten dat je
terug was?
Miss Minifer schrok en hevig-beleedigd staarde ze In
het gezicht van een bleelcen, lummelachtigen jongen
met een gemeen gezicht. Achter hem stonden er nog
twee van hetzelfde soort
O! zei miss Minifer met een gilletje.
Schel uit, zei een van dit edele tweetal, je bent
mis, BUI Het is Kiki niet
Standish bemoeide zich met het geval.
Wat moet dat voor den duivel? Neem je hand weg
van den schouder van die dame.
De „aanvaller" Het zijn hand langs zijn zij vallen,
alsof miss Minifer's schouder roodgloeiend was. Maar
hij bleef haar aanstaren.
Het is Kiki niet, zei hij norsch, maar het is
haar mantel. Daar wil Ik mijn kop onder verwedden.
Wat moet zij met Kiki's mantel?
Bedaard, maar met een heel snelle beweging, pakte
Standish den man bij de schouders en trok hem
achteruit
Maak dat je wegkomt! commandeerde hij.
Hij slingerde den bleeken jongeling van zich af, zoo
dat deze terzijde van het pad in een bloembed terecht
kwam. De twee anderen, met een schuwen blik naa
Standish, maakten aanstalten om af te druipen.
Heeft een van de heeren nog iets op net hart
Informeerde Standish.
Het heerschap in het bloembed scheen niets meer
te brengen te hebben; zijn beide metgezellen evenmin,
want die waren verdwenen. En miss Minifer was dat
ook. Zij was een donker zijpad ingerend en snikte,
snikte van schaamte omdat zy, Janet Minifer, het
middelpunt was geweest van een publieke scène en
gehouden was voor een of andere obscure jongedame,
Kalm maar aan, kleine meid, zei een prettige
stem naast haar, 't is in orde hoor, ze zullen Je verder
niet meer lastig vallen.
Miss Minifer balde haar kleine knulsten en stampte
op den grond met haar kleine voet.
Ik heb het land aan iedereen, zei ze gedecideerd.
Aan mij ook? informeerde Standish op drogen
toon.
Ja, verklaarde het meisje. Maar na een seconde
voegde ze er aan toe:
Neen, dat meende ik niet Dat was heel onaardig
van me. Het zijn die ellendige kleeren. Ik wou dat ik
ze aan flarden gescheurd had, dat ik ze nooit i^jh mijn
leven gezien had...
Zeg dat niet protesteerde Standish, want anders...
Miss Minifer hield den adem in. Het oogenblik was
gekomen, sneller dan ze verwacht had en vóór ze ge
reed was. Maar ze zag het onverschrokken in de oogen.
Want anders zou U geen notitie van me hebben
genomen, bedoelt U? zei ze op uitdagenden toon en ze
wachtte met kloppend hart.
Ze had het gevoel of het uren duurde voor zijn ant
woord kwam.
Neen, dat niet, zei hij langzaam, ik nam al in
den trein notitie van je, ik bewonderde je direct. Maar
Je was zoo ijskoud tegen me, dat ik niet geloof, dat ik
een tweede poging had durven wagen. Maar In die
snoezige japon...
Dacht je dat ik anders was, nietwaar? vulde ze aan.
Neen, dat niet, maar eenvoudig onweerstaanbaar.
Ik zou alles gedurfd hebben...
Dus daaruit moet Ik opmaken dat het mijn kleeren
zijn die je bewondert en niet mezelf, constateerde miss
Minifer met merkwaardige tegenwoordigheid van geest
Geen sprake van. Als je op dit oogenblik ineens
weer dat stoffige grijze ding aanhad...
Wel, wat dan?
Zou ik precies hetzelfde doen wat ik nu doen ga!
En op het duistere pad sloeg hij zijn armen om haar
heen, trok haar naar zich toe, boog het hoofd en
kuste haar.
O! zei miss Minifer.
En hij deed het nog eens.
De vermiste bagage kwam den volgenden ochtend
vroeg boven water. Zij werd in dé kamer van miss
Minifer gebracht, juist toen zij na het ontbijt op het
punt stond om uit te gaan met Standish.
Met een gilletjee van vreugde sloot zij den koffer
open, lichtte het deksel op, diepte in een wervelwind
haar nette, degelijke japonnen eruit op en smeet ze,
de een na den ander, terzijde.
Neen, zei ze, hij zei dat het geen verschil maakte,
maar... Ze duwde haastig haar hoed op het hoofd en
rende de trappen af, met nog steeds de korte, kleu
rige japon van de andere vrouw aan.
Standish wachtte ln de hall.
Hallo! begon hij. Ik dacht...
Ik heb geen tijd Neville, hijgde ze. Het duurt
maar even, maar ik heb nu geen tijd.
Maar waar ga je in vredesnaam naar toe?
Ik kom zoo terug. Heusch. Maar ik moet eventjes
de stad in om een paar behoorlijke jurken te koopen.
Verwaarloos nimmer de geringste aanval van
rheumatiek. Die kan u maandenlang pijn en onge
mak kosten. Ofschoon weinig menschen bij vochtig
of koud weer geheel van rheumatiek bevrijd blij
ven, behoeft deze kwaal niet die kwelling te zijn als
het geval is. De oorzaak is gewoonlijk urinezuur, en
zooals bekend, is het de taak der nieren om dit
urinezuur en andere schadelijke bestanddeelcn uit
het bloed te filtreeren. Men kan derhalve in het al
gemeen zeggen, dat men bevrijd kan blijven van
rheumatiek, als de nieren gezond en geregeld wer
ken.
Bij slecht weer en na een gevatte koude, of als
ongewone inspanning de nieren vezwakt heeft, is
derhalve de eenige veilige weg om de werking dezer
allerbelangrijkste organen te versterken. Daarvoor
wordt geen middel sterker aanbevolen dan Foster s
Rugpijn Nieren Pillen, want tenzij de nieren ge
zond zijn en goed werken, hebt gij kans niet van
rheumatiek verschoond te blijven Verzuim geen
kostbare tijd. Neem Foster's Pillen zoodra gij de
minste rheumatische pijn voelt; wek de trage nie
ren op en versterk ze, en bevrijd u zoodoende van
nierverschijnselen, als rugpijn, spit, ischias, rheu
matiek en die ellendige urinestoornissen.
Verkrijgbaar (in glasverpakking met geel etiket
let hier vooral op) bij apotheken en drogisten
f 1.75 per flacon.
Jerry was ook aan het droomen,
Zijn staart was heelema&l kaal.
Was opgekruld en gekronkeld,
Als een ijzeren spiraal.
Als een springveer uit een meubel,
Uit een stoel of canapee.
En die veer sprong heen en weder.
En die Jerry moest wel mee.
Jerry sprong over boomen, hulzen
Al hooger, hooger ging zijn vlucht
Eerst vond hij 't niet onaardig,
Tenslotte vreesde hij geducht
Hij voelde, dat hem iets zou overkomen
Als zijn vlucht niet werd gestaakt
Hij zou zeker nederploffen,
Werd hieraan geen eind gemaakt.
Ik ben benieuwd, hoe dat zal afloopen.