Geestes-Sport en VOOR ONZE DAMMERS. w '0 M wk w. ¥M VW m 8'~ md" "ma vm mm wm. Wk EVENTJES DENKEN. VOOR ONZE SCHAKERS. Hl JÜ §1 iP i Hf m u m 11 i il 'Wm. ^jfjjg HÉ il 11 li iHH IS# mp H GRABBELTON. AETHER-POLITIEK. Vraagstuk No. 368. H It Hü B §n Ét IÉ Hf iü It 11 H' gH iü 18 n 18 ui tl 11 iü H 11 Ui Ét ui Vraagstuk No. 366. Vraagstuk No. 367. Vraagstuk No. 369. WETENSWAARDIGHEDEN. Maar dan natuurlijk een heel lief schoolmeisje...." „liet is wat moois om me zoo te hespionneeren, als ik dat geweten had, zou ik me er wel voor gewacht hebben me zóó in den tuin te vertoonen, maar ik dacht het is nog zoo vroeg en die luie jongeman van hiernaast is nog lang niet op. Maar U moest U scha men..." „Ik heb heusch niet gespionncerd", verdedigde Henk Verschuur zich kwasi-wanhopig, „maar toch zag ik U, in het voorbijgaan, juffrouw Suus, en ik kan toch niet helpen, dat U mij niet ziet?" „Was U dan al zoo vroeg op pad? Het is haast niet te gelooven! Heeft U dan ook die reusachtige luxe-renwagen gezien, die hier eiken morgenin de vroegte voorbijsnort, met een man erin, die bijna ge heel gemaskerd is met een renkap en een groote autobril? „Ja, zeker, dien auto heb ik gezien, een aardig wagentje, vind U niet?", vroeg Henk. „Een aardig wagentje? Het is gewoonweg een ju weel! Ik heb nog nooit zoo iets moois gezien. Ik wed dat dat „wagentje" meer kost, dan U en ik sa men in 5 jaar verdienen!", lachte Suus. „Dat weet ik natuurlijk niet, want ik weet niet wat U verdient, maar als het U interesseert, kan ik U wel zeggen, dat het ding op den kop af zeventien duizend gulden kost", merkte Henk droog op. „Haha, hoe weef U dat?", vroeg Suus, die het ver makelijk vond dat die jongen, die net zoo n kantoor- werkezel was als zij, zóó over die weelde-dingen sprak, alsof hij er dagelijks mee omging. „Och, hm, ik heb er wel eens in een auto-zaak zien staan", zei hij een beetje verward. Dien avond kwamen Suus en Henk heel toevallig tegelijkertijd de hekken van hun respectievelijke tui nen uit, en wandelden dus samen langs den stillen landweg naar het strand. Toen ze een bocht omgin gen, stiet het meisje eensklaps een kreetje van ver bazing uit. Want daar stond, geheel verlaten, de prachtige luxe sportauto aan den kant van den weg. Er was niemand in de buurt, zoodat ze bewonderend samen om den wagen heenliepen, de schitterende leer- bekleeding bewonderden, den machtigen motorkap, de kolossale koplampen.... Henk werd overmoedig. „Er is toch niemand in de buurt, laat nu eens kijken, hoe dat staat, als U in zoo'n wagen zit!" stelde hij voor. „Ben je dwaas!", riep Suus, zonder dat ze het be merkte hem met „jij" aansprekend. Het was ook zoo'n dol voorstel van dien brutalen jongen. Maar die rekel had snel een portier geopend en haar naar binnen geduwd. En voordat ze besefte, wat er gebeurde, sprong hij naast haar, liet bliksemsnel den motor zoemen en daar stoof de prachtige wagen als een pijl uit een boog heen! Suus gaf een gil: „Wat doe je!? Ben je krankzinnig! Je bentje bent.... een autodief! Hou op, hou op, ik wil er uit!" Maar onverstoorbaar reed Henk voort. Suus zat heel bleek naast hem. Opeens sloeg hij een vrije arm om haar heen, drukte haar sidderend figuurtje zacht jes tegen zich aan en zei ernstig: „Dat woord moet je intrekken, Suus, dat van „autodief" „Maar het is toch zoo, je bent het toch!" stootte ze uit. Ze durfde zich niet verweren, uit vrees hem zijn stuur te doen verliezen. „Je hebt dien auto wegge nomen, en als straks de eigenaar komt, o vreeselijk, dan pakken ze je op!" „Geen kans!", lachte Henk overmoedig. „Maar waarom dan niet?" vroeg Suus angstig. „Omdat.... die auto van mij is!..." En toen kreeg het meisje het wonderlijkste moderne sprookje te hcoren, dat men zich denken kan. Om niet bij ellcen pas „over een kellner of portier te val len", had Henk Verschuur, de schatrijke jongen, be sloten zijn zomervacantie nu eens niet in een mode badplaats in een deftig hotel door te brengen, maar als het ware incognito, als een eenvoudig jongmensch in een bescheiden pension in een landelijk, stil plaatsje, om heerlijk vrij en ongehinderd van de na tuur en de zon en de zee te genieten Ouders had hij niet meer en hij stond feitelijk geheel alleen op de wereld. Maar dat zou niet lang meer duren. Want toen de eerste bladeren van de boomen omlaag dwarrelden en de natuur in schitterenden herfstttinten te prijken stond, reed de „autodief" met zijn veroverd bruidje naar het stadhuis. onder leiding van van C. Th. Huize r, Den Haag. Zwart: 6. Wit: 6. De diagramstand in cijfers behoort te luiden: Zwart 6 schijven op 4, 2123, 28 en 33. Wit 6 schijven op 14, 19, 32, 37, 41 en 43. Wit speelt en wint.' EEN FRAAIE LOKZET. In het April-nummer van het bekende maandblad „Het Damspel", het steeds zoo leerzame, interessante en keurig geïllustreerde orgaan van den Ned. Dambond troffen wij de volgende fraaie combinatie aan van den heer A. de Graag, te Heusden. Zwart 15 schijven op 1—4, 7—9, 12—14, 17, 19, 20, 23 en 36. Wit 16, 25, 28, 32, 33, 35, 37—40, 42, 45 en 47—49. Wit heeft als laatsten zet 4349 gespeeld, de vraag is nu, mag zwart de aangeboden combinatie uitvoeren? Het antwoord luidt: „Neen, want op 24—29 (33X15), 711 (16X18) en 13X44 volgt 4034!, zwart 4450 ge dwongen, 25—20 (14 X 25), 15—10 (4X15), 49—44 (50 X 30) en wit wint met 35X4!" De ontleding is een zeer aardige Variatie op een thema van den vermaarden problemist en oud-wereldkampioen Isidore Weiss, Parijs. Wm.r „DE SLIMME KOSTSCHOOLJONGENS". Een kostschoolhouder had 24 leerlingen, die elke. ge legenheid aangrepen ona kattekwaad uit te halen. De leerlingen hadden hun zit-slaapkamers op de tweede étage van het vierkante schoolgebouw. Zij waren daar ondergebracht in 8 vierkante kamers; aan elke van de 4 zijden van het gebouw lagen 3 kamers, in eiken hoek was namelijk een kamer en tusschen elke twee hoeken lag ook een kamer (zie figuur), terwijl in het midden van het gebouw een lichtkoker was, waaromheen een gang liep, zooals op de figuur is aangegeven. In elke kamer sliepen drie leerlingen, maar het was den pensio- r.aires veroorloofd bij elkaar op de kamer te komen. Niettegenstaande zijn streng verbod komt het den di recteur ter oore, dat er leerlingen zijn, die nu en dan het instituut verlaten en zelfs wel eens niet-inwonende vrienden op hun kamer ontvangen. Vast van plan zijn controle te verdubbelen, bezoekt hij dadelijk de kamers en als altijd zijn er drie leerlingen in elke kamer en tezamen 9 in elke drie kamers van het gebouw. De directeur voelt zich dan ook weer gerust gesteld. Nau welijks heeft hij echter de deur van zijn kamer achter zich dicht gedaan of 4 jongens loopen weg. De 20 ove rigen schikken zich nu zoodanig, dat toen de directeur een paar uur later opnieuw de rondte deed, hij weder 9 leerlingen in de drie kamers langs elke zijde van het gebouw telde. Vermoedend, dat men gelasterd heeft, gaat hij gerust zijn werk hervatten. Een oogenblik later komen de vier vluchtelingen stil binnen, niet om rustig te gaan studeeren, maar om vroolïjk den avond verder door te brengen. Daartoe brengen zij vier ka meraden mede, zoodat er thans 28 jongelui in de kamers moeten geborgen worden, zonder dat de directeur (die erg bijziende is) dit kan bemerken, terwijl er toch geen gelegenheid is eenigen te verbergen. Zij weten zich echter ook nu weer zóódanig over de kamers te ver- deelen, dat in de drie kamers van elke zijde van he'. gebouw niet meer dan 9 jongens zijn. Er komen zich later op den avond nog vier vrienden aan het vroolij- ke gezelschap toevoegen. Zij worden zoodanig onder de overigen geplaatst, dat de directeur bij zijn laatste ronde toch nog slechts 9 leerlingen in de drie kamers aan elke zijde van het gebouw telt, hoewel er nu in plaats van 24 twee en dertig jongens in huis zijn! Zijn rondgangen overtuigen hem, dat er slechts gelas terd kan zijn, terwijl de ondeugende knapen blijven voortgaan hun gasten „weg te moffelen" en af en toe zelf de plaat te poetsen. Wie onder onze lezeressen en lezers kan uitmaken hoe die jongelui het klaarspelen hun directeur zóó te bedrisgcr.? SITUATIE-SCHETS. 3 3 3 3 3 3 3 3 „UIT DE GRIEKSCHE HELDEN-GESCHIEDENIS". Eens sprak Kypris tot Eros, die zeer bedroefd op haar afkwam: „Welk verdriet kwelt je, mijn kind?" En Eros antwoordde: „Ik had appelen gehaald van den Helikon, toen mij de Muzen plotseling dartelend om ringden en mij de vruchten ontstalen. Van mijn schat stal Clio een vijfde en Euterpe het twaalfde, maar de fiere Thalia een achtste en Melpomene raapte daarna r.og een twintigste op. Terpsichore ontstal mij een vierde; toen greep Erato een zevende en droeg het weg als haar deel. Doch ook Polyhymnia bemachtigde er niet minder dan 30, honderd en twintig ontstal mij Urania; zwaarder beladen nog, sloop Calliope weg met drie maal honderd als buit. Moeder, thans kom ik tot U met bijna ledige handen, want de baldadige troep liet er mij zelf nog slechts 50". Hoeveel appelen waren Eros ontstolen? van Leonid Kubbel. Zwart: 5. abcdef g h Wit: 3. De diagramstand behoort te luiden: Wit Kbl, Df5 en Pg4. Zwart Kh3, De7, Pc5 en twee pionnen op a4 en c6. Het paard kan hier aftrekschaak geven, maar waar heen zal het gaan? Het is nergens beschermd, want de dame die den koning moet aanvallen, mag er geen tijd mede verliezen. Daar komt het motief: koning en dame in een lijn, te hulp. Bijgevolg mag het paard zich onge dekt in de lijn van de zwarte dame opstellen. En nu ontstaat een weefsel van motieven, dat blijkbaar de idee van den componist weergeeft. Aan onze oploss(t)ers de eer de fraaie afwikkeling te zoeken! Wit speelt en forceert de winst! Is het U bekend: dat Milaan de eenige stad in Europa is, waar alle telefoons automatisch zijn? d a t de tulp oorspronkelijk uit Azië afkomstig is? d a t hij 300 jaar geleden (of nog langer) naar Euro pa werd overgebracht? dat Holland al die eeuwen daarna het centrum van de bollencultuur is geweest? d a t de zijdenrupsenteelt in Japan al vanaf het jaar 199 d a t de eerste eitjes er gebracht werden uit China? dat de antiloop het vlugste landdier van Noord- Amerika is? dat de otter evenwel de snelste zwemmer is? d a t er door de Amerikaansche padvinders een fonds van 10 millioen gevormd wordt? dat dit fonds gedeeltelijk bestemd is voor de stich ting van een school voor padvindersleiders, alsook voor een pensioenfonds voor beroepsleiders? Een doktersgrapje. Een bekende Parijzenaar medicus kwam op een goe den dag Moliëre op straat tegen. „Meester", zei de Esculaap, „Ik ben zeer verheugd u te ontmoeten. Doop een eind met me mee, ik heb u een interessante ervaring uit mijn practijk te vertellen. U kunt me gelooven, maar zoo iets is me nog nooit in m'n leven overkomen." Molière lachte even oolijk en vroeg: „Is een van je patiënten soms beter geworden?" Voorheen en thans. Zij: Herinner je nog wel eens den tijd, dat Je mij zoo aanminnig onder de kin kon strijken? Hij: Ja, lieve kind, maar toen had je er ook maar één! ONVERWACHT (l.uütisre Köllner Zeituns). Hy had het begrepen. Kolonel (tot rekruut): Je moet begrijpen, man, dat we in het leger één groote familie zijn, één groot ge zin en je moet vertrouwen hebben in je meerderen. Ik ben de vader van het regiment, snap je dat? Recruut: Ja, pa! De zwarte kippen het verstandigst. Ansje: Zwarte kippen zijn veel knapper, dan witte hè, mams? Moeder: Waarom denk je dat? Ansje: Nou mams, omdat zwarte kippen wel witte eieren kunnen leggen, maar witte kippen geen zwarte eieren.' Voor den rechter. Een jonge vrouw moest voor de rechtbank komen. „Hoe oud bent U?" vroeg de rechter. De dame aarzelde. „Aarzel maar niet," zei de onverbiddelijke man, „elke seconde wordt het erger!" De wijsgeer. „Waarom sta je zoolang naar die Zebra te kijken?" „Wel, ik wil voor mij zelf uitmaken of het dier wit is met zwarte strepen, of dat het zwart is met witte strepen." Nog lager Boer: Tjonge, jonge wat een slecht weer hebben we toch den laatsten tijd. De boel wil niet groeien. Wil je wel gelooven, dat mijn koren nog geen vijf centimeter hoog staat?! Buur: Vijf centimeter? Nou, mijn koren staat zóó laag, dat de musschen op hun knieën moeten gaan lig gen, om er wat van af te pikken!! Wat een mensch nog niet geleerd heeft! De schrijver van een artikel over de vorderingen van de aviatiek verklaarde onlangs, dat de mensch nu alles kan doen, wat een vogel doet. Behalve natuurlijk, dat hij nog niet geleerd heeft, om op zijn gemak op een hek van prikkeldraad te zitten. EEN GELUKSVOGEL. (Moustique). Hoe gaat het met je Kan niet beter. Mijn vrouw is weer béter, mijn schoonmoeder is begraven en ik. heb juist de honderdduizend getrokken. Zou ie een gek om zijn geld willen trouwen O! Te voorstel komt zoo plotseling (Nuttige nabetrachting). We kregen dus de politiek Van Neerland's grootste zonen, Door middel van de radio, Uit hoog're regionnen. Het luchtruim daverde bepaald Van krachtige principes Door zwaar getroffen microfoons In allerhande types! De radio verstond haar taak Als koningin der luchten, Er was geen kans op tegenspraak, En geen debat te duchten, Dies zei men krachtig, wat men wou, Of „de partij" 'em raakte, 't Neutrale toestel rild' er van, En de antenne kraakte! Men stookte, wiss'lend per kwartier, Het politieke vuurtje, Zoo tusschen zeven en half acht Was 't een gemengd halfuurtje! De kleuren wemelden dooreen In wondere schakeering, Op lange en op korte golf Tot stichting en tot leering! 'k Genoot van 't politiek half uur, Al werd ik niet veel wijzer, 'k Besefte best m'n waardigheid, Ik was als k ie zer, k ei zer! Men sprak toen speciaal voor mij, Men vroeg mijn steun persoonlijk, En 'k was geen blinde luistervink, Gewoon, zooals gewoonlijk.' 'k Beheerschte 't nieuwe kabinet, Omdat ik nog moest stemmen, En met m'n Mexieaansche hond Behoorlijk nog kon remmen! 't Program hing wel wat in de lucht, Maar kon men mij ontberen? Men zocht m'n radio-kiezersgunst, Ik kon nog genereeren! Maar nu de slag is uitgewoed, Na allerhande rampen, Zit ik als radio-k(n)iezer stil Met doorgeslagen lampen! Ik luister en ik hoor niets meer, Ik blijf in stilte hopen... De accu van m'n apparaat, Is hoop'loos leeg geloopenü (Nadruk verboden).

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1929 | | pagina 6