BOERDERIJ en VEEHOUDERIJ
Reclames.
WAARSCHUWINGSSIGNALEN.
BILLY BOO.
de wereld, zij willen haar louteren, hóóger opvoe
ren; zij willen welbewust de evolutie bevorde
ren.
En er is niets verlammender dan die fatale pre
diking van de macht der zonde (wat in wezen niet
anders is dan geloof in den duivel) die onoverwin
nelijk is. De zedelijke slapheid is ongetwijfeld daar
het grootst, waar den mcnschen maar steeds weer
wordt voorgepreekt, dat de mensch ligt in de macht
der zonde en uit zich zelf tot niets goeds in staat is.
En het is toch wel zeer merkwaardig, dat de grootste
stuwing naar schooner leven nooit komt van de zijde
van hen, die steunen op $en bijbel, die zich vast
klemmen aan hun Verlosser, maar wel van de zijde
van hen, die door kerkelijken en dogmatici voor on-
geloovigen en ongodsdienstigen worden gescholden,
maar die in werkelijkheid door hun dapper voor-
waarts-willen méér geloof tooneri in den levenden-
God-der-Evolutie dan in den dooden God der tra
ditie.
ASTOR.
OVER ZUIVELFABRICAGE EN EEN
MOOIE PROEF VAN-DE COOP. ZUIVEL-
FA3-JEK TE LUTJEWINKEL BIJ DEN
BEER E. G. WONDER AAN DE KREIL.
Wanneer we dagelijks in de gelegenheid zijn, diverse
landbouw- en veehoudersbedrijven te bezoeken en met
de bedrijfsleiders een praatje maken over den gang van
zaken, treft het ons vaak, dat er nog zooveel verschil
van inzicht is om het bedrijf tot zijn grootste opbrengst
op te voeren. De bedoelingen van allen zullen wel de
zelfde zijn, doch de wegens waarlangs men gaat, om het
beoogde doel te bereiken, kunnen toch zoo verschillend
zijn. Veel hangt in deze af voor de inzichten die men
omtrent het bedrijf heeft. Soms zijn er maar weinig
v/oorden noodig om beperkte inzichten te verruimen.
Dergelijke bedrijfsleiders kunnen zich gemakkelijk
nieuwer®1 toestanden indenken, kunnen de draagwijdte
van een of andere maatregel direct naar waarde schat
ten; doch soms gaat het veel moeilijker om den be
langhebbende te overtuigen dat een of andere maat
regel direct voordeel zal afleveren, dan zij tot nu toe
hebben kunnen bereiken, door te handelen zooals zij
tot nu toe deden. Bij zulke bedrijfsleiders zit de oude
meening wat vaster en het valt hun moeilijk om zich
aan nieuwere denkbeelden aan te passen. Toch gaan we
in deze vooruit. Misschien niet zichbaar, maar wanneer
wij ons eens voorstellen hoe het voor twintig jaar was,
en hoe het nu is op landbouw- en veeteeltgebied, zal men
moeten toegeven, dat vele verbeteringen zijn ingevoerd,
waardoor de economische toestand van de betrokkenen
merkbaar verbeterd is. Ook op het gebied van zuivel
bereiding hebben de nieuwere denkbeelden spoedig
ingang gevonden; maar toch bestaan op dit terrein nog
meeningen die wij niet kunnen beamen. In den loop
der jaren heeft vooral de fabriekmatige zuivelbereiding
grooten opgang gemaakt en met welgevallen slaan we
de verrichtingen gaande der groote zuivelfabrieken, die
door onderling overleg zijn opgebouwd en gegroeid en
zoo veel hebben bijgedragen om den welvaart van de
veehouders te verhoogen. Zeker, ze zijn er nog, de zelf-
k azende boeren, of laat ik liever zeggen: de zelf kalende
boerinnen, want op haar komt het vele werk daaraan
verbonden, vaak neer en ik kan mij verheugen in het
glundere gezicht waarmede zoo'n boerin haar product
toont. Dat is haar trots en ge kunt gerust aannemen
als eenige van zulke boerinnen bij elkaar op visite
komen, dat het gesprek vaak loopt over het kazen en
wat men daarbij heeft ondervonden. Ik mag zulke be
langstelling wel; het getuigt van een echt medeleven en
den gang der zaken op het bedrijf. Gaf niet Hildebrand
in zijn Camera Obscura al niet reeds de volgende be
schrijving van de Noordhollandsche boerin: De bestem
ming der Noordhollandsche boerin is keezen, keez/n
altijd keezen;-de-boerin-heeft bestendig te zorgen dat-de
melk, die 's ochtens en 's avonds na „melkerstaid" wordt
binnengebracht, de deur niet uitga, dan in de ge
daante van goede, gezonde en niet barstende kaas. In
dien gij zindelijkheid wilt zien, die het hart goed doet.
kom dan haar boerderij binnen. Zie deze lange rij van
ter half-manshoogte afgeschoten appartementjes, alle
spierwit en blinkend koperwerk daartegen opgehangen:
den vloer met zand bestrooid en in figuren aangeveegd.
Gij zoudt er met uw besten rok in gaan zitten. Echter
zijn dit dezelfde plaatsen waar des winters de beesten
staan. Uit de groep, die er langs loopt, zoudt ge immers
melk lusten! Maar zie nu de karn, de kaastobbe, de
pers, de kuipen, de doeken, de koppen, waarin de kaas
.haar zout en haar vorm krijgt; het is alles even zuiver
en lekker om aan te zien. Het hout is ruw en het koper
glad van 't schuren. En de boerin zelve! laat zij vrije
lijk voor uw oogen met haar blooten dikken arm in
de melktobbe roeren, waarin zij haar stremsel gegoten
heeft, de kaas zal er u niet minder om aanstaan.
De kleine kinderen, ziedaar het eenige dat vuil is.
Maar ze rollen ook den geheelen dag met de kleine
honden op de werf in 't zand. Binnenshuis is hun grond
gebied geenszins, dan om te slapen en te eten. Aller
minst in dat gedeelte der woning, waar de kaas ge
„Zoo? Dat heeft niks met mij te maken. Heb toch
niet zoo'n verd... haast. Ik moet er eens over denken."
Rag vulde een vuile steenen pijp, stak die aan en
bleef zwijgend zitten, terwijl Helston met gefronste
wenkbrauwen naar hem bleef kijken. De gedachten van
den ouden Rag waren ongeveer zóó:
Natuurlijk kon Max weer bedwelmd worden en de
diamant weggenomen, maar wat dan? Dan zou de po
litie naar dit schuilhol gebracht moeten worden. En
zou hij gek zijn om zichzelf te verraden? Vast ten stel
lig niet. Wel, deze schuilplaats van hem was goud
waard. Hier had hij al zijn gereedschap voor het val-
sche munten en hier had hij jaren lang absoluut veilig
gewerkt. De politie had nooit de minste vermoedens
gehad en zou die ook nooit krijgen.
Hij legde dit aan Helston uit en eindigde met duizend
pond te vragen. Helston kon zijn eigen ooren niet ge-
looven.
„Geen cent minder. Ik weet misschien ook wel een
beetje van dien steen af. Ik kan er ten minste wel naar
raaien. Als we de klabakken hier laten komen, is dat
hetzelfde als een eerlijk man zijn brood uit den mond
stooten. Kom over de brug met duizend pond en ik
knijp er uit hier of daar naar toe en je kunt met het
hol en met Max Barnard wat je wil."
„Je bent gek!"
„Zoo? En jij dan? Is die steen maar vijf honderd pond
waard? Tien, twintig maal zooveel, daar kun je donder
op zeggen. Nou zal ik es ronduit met je praten," snauw
de Rag. „Ik moet boter bij de visch hebben vóór ik iets
doe. Ik bedank je om de kastanjes voor jou uit het
vuur te halen. Gesnapt?"
„O, jawel," zei'Helston een vloek smorende. „Maar ik
weet niet waar ik het geld vandaan moet halen, ten
minste niet nu dadelijk. Maar het is anders zoo zeker
als wat."
„Arijt! Als het zoo zeker als wat is, is het de moeite
waard om de lui die er voor moeten werken wat voor
schot te geven. Je kunt niks zonder mij beginnen. Ik
heb den man en ik heb den diamant, en je kunt den
steen niet krijgen als de eerste niet wat inkrijgt. Als
je dus niet wilt afschuiven, dan blijft het zooals het is."
De oude Rag had kort en juist de zaak uiteen gezet.
„Hoeveel moet» je hebben?" vroeg Helston opeens.
„Twee honderd en vijftig pond geen cent minder."
„Groote hemel, denk je dat ik een Rotschild ben?"
riep Helston mee zijn vuist op tafel slaande.
„Als je dat was zou ik een stuk meer motten heb
ben", zei Rag bedaard.
„Hoor eens, ik zal probeeren je twintig pond te ge
ven, maar meer krijg je niet. Ik zeg je nog eens, de
zaak komt in orde. Doe nu maar precies wat ik je ge
zegd heb en je wordt duizend pond rijker, daar kun je
dan mee ergens op het land gaan zitten."
maakt wordt. Daar is de boerin alleen baas. En de boer.
Hij taxeerde de waarde van zijn toekomstige vrouw
naar den prijs die zijn aanstaande voor de kaas op de
markt ontving. Zijn lof over haar verkondigde hij al
dus: ik heb der'en best waif an. En keezen, dat ze kan,
ze ben der geen beter. Hoewel deze tijd ver achter ons
ligt, zijn er toch heden nog boerinnen die in hun doen
en laten veel overkomen met de teekening die Hilde
brand voor ons maakte. Echter de omstandigheden heb
ben veel veranderd. De wettelijke voorschriften waar
aan de kaas moest voldoen, de minder gunstige om
standigheden waaronder vaak gewerkt moest worden,
en denke eens aan de mindere of meerdere geschikheid
van het water, enz, en tenslotte het besef dat zich lang
zaam baan gebroken heeft, dat een boerin tenslotte ook
een mensch is, die veel te goed is om van 's morgens
tot 's avonds aan de kaastob geplaatst te worden, heeft
de zuivelfabricatie verplaatst van de boerderij naar de
fabriek. In die overgangsjaren ontstonden dus de vele
kleine fabriekjes die wel langzamerhand in aantal
verminderden, maar waaraan sommigen toch nog een
taai leven hebben. Altijd heb ik zoo'n fabriekje be
schouwd als een noodmaatregel en mijn ideaal is alle
melkleveranciers leveren hun melk aan één groote zui
velfabriek, die dan geheel naar de eischen des tijds kon
worden ingericht. Dat heeft mij altijd de goedkoopste
exploitatie geleken en de manier om de melkbestand-
deelen tot hun hoogste waarde te brengen. En zeker
mag de veehoudersstand trots zijn op die mannen die
zoo'n vooruitzienden blik hebben gehad en den durf
hebben bezeten om hier en daar groote zuivelfabrieken
te stichten. Aan het hoofd van zoo'n inrichting behoort
dan een directeur geplaatst te worden die zich geheel
aan het bedrijf kan wijden. Zoo'n directeur kan men
gerust een flink salaris geven. Als hij met zijn onder
vinding en zijn kennis van zaken een waardevol pro
duct weet te fabriceeren is hij de goedkoopste werk
kracht aan de fabriek. Toch voelen niet alle veehouders
voor één groote fabriek. Er zijn in Noordholland nog
genoeg kleine fabriekjes wier bestaan door belang
hebbenden met hand en tand verdedigd worden. Onder
belanghebbenden versta ilc in de eerste plaats de be-
stuurderen. Deze houden vaak de stichting van één
groote fabriek tegen, omdat onder hen niet de noodige
eensgezindheid bestaat. Schrijver dezes zijn voorbeelden
bekend, ik denk hier bjj aan den toestand op Wierln-
gen, waar de melkleveranciers er wel voor voelen om
één groote fabriek te stichten, doch stille, ongekende
krachten zijn daar bezig die oprichting tegen te houden.
Thans hebben de leveranciers aan kleine fabrieken, Tyier
verlangen uitgaat naar een groote fabriek, een machtig
wapen in de hand gekregen, dat door hen wel vaak
gehanteerd zal worden, totdat zij tenslotte hun doel be
reikt zullen hebben. Door de Coop. Zuivelfabriek te
Lutjewinkel is n.1. een serieuze proef opgezet, welke
een geheel jaar heeft geduurd, om de voorstanders van
kleine fabrieken te overtuigen, dat zij finantieele nadeel
hebben-door -aan kleine fabrieken te leveren. De bedoel
de proef werd genomen bij den heer E. G. Wonder
aan de Kreil in de Wieringerwaard en is begonnen
1 Mei 1928 en geëindigd 30 April 1929. De heer Wonder
is leverancier aan de kaasfabriek „de Kreil" en de be
doeling van de proef was nu, om de resultaten die hij
verkreeg aan de Kreil, te toetsen aan de resultaten,
welke zouden zijn verkregen als hij dat jaar leverancier
van Lutjewinkel werd gedurende het geheele boekjaar
eiken dag bij Wonder onderzocht.
a. Het vetgehalte van de avondmelk en van de mor-
genmelk.
b. Het vetgehalte van de afgeroomde melk en van de
„dagmelk".
c. Het vetgehalte en gewicht van de room.
Bovendien werd de eerste weken het gewicht van de
avond- en morgenmelk bepaald, om het indompen van
de avondmelk te bepalen. Dit was zoo goed als nihil.
Daar de gewichten steeds klopten met die van de kaas-
fabriek is dit niet verder voortgezet.
Door den heer Wonder werden opgaven verstrekt van
de hoeveelheid „dagmelk" welke door hem aan de Kreil
is geleverd verder welke bedragen van de kaasfabriek
en welke bedragen voor boter werden ontvangen, ter
wijl het Lutjewinkel mogelijk was, met de uitkomsten
„Nee," zei Rag beslist, „twee honderd en vijftig pond
in de palm van mijn hand of het is uit. Je hoeft mij
niks wijs te maken, Alec Helston. Je kan niet zoo'n
swiet slaan zonder dat je geld hebt. Ik weet dat je rijke
kerels genoeg hebt, die je kunt uitknijpen. Belieg die
maar."
Er was waarheid in wat hij zei, maar een oplich
ting zooals in Helstons lijn lag nam eenigen tijd weg.
Je liep niet iederen dag tegen zoo'n sukkel op.
Er was echter een onuitputtelijke bron waaruit Hel
ston altijd hulp kon krijgen Leonie, gravin van Lan-
chester. Zij had tot nu toe hem nog nooit geld gewei
gerd. Toch zag hij er tegen op nu naar haar toe te
gaan, nu hij op het punt stond een gemeen verraad
jegens haar te plegen. Bovendien had hij haar den laat-
sten. tijd totaal verwaarloosd. Zij hadden die twist,
waarbij zij hem in haar kamer geslagen had nooit bijge
legd.
Als Lady Lanchester een vrouw van het gewone type
geweest was, dan zou de schurk haar geld hebben af
geperst, maar hij wist maar al te goed, dat Leonie
Marras niet' iemand was om door chantage geld af te
zetent. Wat ze hem gaf, gaf ze uit de onbegrijpelijke
voorliefde die ze eens voor hem had, en niet omdat hij
haar vrees aanjoeg.
Hoe vervelend het ook was dat hij van haar afhan
kelijk moest zijn voor deze 250 pond, er was geen an
dere manier om aan het geld te komen.
„Het is verduiveld lam dat je me niet wilt vertrou
wen, Rag!" bromde hij. „Het houdt de zaak maar op
en ik wou het gauw afmaken. Maar als je op je stuk
staat
„Jawel", viel Rag hem in de rede.
„Ik kan niet zoo dadelijk beslissen. Ik zal er over
denken."
Het resultaat van Alec Helstons overpeinzingen was,
het beramen van een gewaagden zet!
HOOFDSTUK XXII.
DE VERZOEKING VAN CAREW.
Een air van rustigen arbeid bijna iets van ge
heimzinnigheid is een der karakteristieke eigenschap
pen van Hatton Garden. Ofschoon de transacties in dia
manten, hetzij in shares, in diamantmaatschappijen of
in glinsterende steenen zelf, per jaar in de millioenen
loopen, heerscht er geen drukte, geen opwinding in de
hoofdkwartieren van de diamantmarkt, zooals dat het
geval is op de Beurs, 's Avonds is Hatton Garden met
zijn rij sombere steenen huizen die als kantoren wor
den gebruikt en met zijn afwezigheid van winkels, stil
en donker.
In het kantoor op de eerste verdieping van een van
Het is genoemzaam bekend dat de Kreil met hare
van bovenstaande onderzoekingen onder a.b.c. ge
noemd, te berekenen, welk bedrag Wonder zou hebben
ontvangen als hij aan Lutjewinkel de melk had afgele
verd. Daarbij werd de karnemelk op waarde gesteld, ter
wijl de betere kwaliteit wei werd geacht een vergoeding
te zijn voor meerdere werk, als opnamen, karnen, bren
gen van de melk naar de fabriek enz.
Het resultaat van de proef is nu de volgende:
In totaal heeft Wonder geleverd 67615 Kg. dagmelk
met een gemiddelde vetgehalte van 2.63 dus 1776.66
Kg. vet, waarvoor werd ontvangen aan de Kreil f 5308.23
Bovendien werd verwerkt 3117 Kg. room met 18.3
vet; totaal dus 571.91 Kg., waarvoor ontvangen werd
f 1.127.86. Aan karnemelk werd berekend f 86.61, zoo
dat op die wijze in een geheel jaar werd ontvangen als
leverancier van de Kreil f 6522.60.
Was alle melk aan de groote fabriek geleverd dan zou
de rekening aldus luiden: Totaal 70732 Kg. volle melk
met gemiddeld 3.32 vet is 2.348.57 Kg. vet, waarvoor
Lutjewinkel zou hebben betaald, in eerste instantie
f 6586.02. Hierbij moet nog gevoegd worden een nabeta
ling van 12 cent per Kg. vet en een bijschrijving leden
kapitaal van V* Vo van het melkgeld, respectievelijk
f 281.83 en f 34.34, zoodat deze afrekening in totaal
sluit met f 6902.19. De Kreil heeft over het jaar 1 Jan.
19281 Jan. 1929 nog een nabetaling gedaan van f 82.28,
zoodat het eindtotaal is:
Lutje winkel f 6902.19
Kreil f 6604.88
Verschil in het voordeel van Lutjewinkel f 297.31 of
42 3/10 cent per 100 Kg. melk. Zijn de tijdsomstandig
heden er nu zoo naar om dergelijke bedragen maar zoo
te laten zwemmen. Laten de belanghebbenden deze re
kening eens goed overwegen, dan twijfel ik er niet aan
of de keuze zal niet moeilijk wezen,
kaasprijzen bijna geregeld bovenaan staat op de markt.
Waar dit niet het geval is, zal het verschil nog grooter
zijn.
Ik kom nu nog eens terug op het begin van dit schrij
ven waarin ik er op wees dat bij sommige bedrijfslei
ders de oude meening wat te vast geroest zit en dat
het hun moeilijk valt om zich aan nieuwe denkbeelden
aan te passen. Zou deze welgeslaagde proef denzulken
nu nog niet overtuigen.
Dit maal schrijf ik iets over zuivel. Ik heb het nu
toch over de Coop. Zuivelfabriek „West-Friesland" te
Lutjewinkel. Dezer dagen kwam mij daarvan het ver
slag over het boekjaar 1 Mei 1928—1 Mei 1929 onder
de oogen. Wat staat blijkens de balans deze fabriek er
financieele er prachtig voor. Veel beter dan ik zelf ooit
heb durven denken, omdat ik wel eens zeker door on-
ingewijden had hooren beweren, dat dit zoo'n dure fa
briek was. De geheele fabriek met haar moderne in
richting, al haar materiaal, directeurswoning, plus 12
arbeiderswoningen benevens het nieuw gebouwde pekel-
lokaal met daarboven geplaatst kaaspakhuis, en het
nog onbebouwde gedeelte van ruim 1 H.A. staat in zijn
geheel op de balans voor 206.000 gld. Wanneer men dan
daarbij bedenkt dat deze fabriek haar melkleverantie
heeft zien toenemen vanaf 1917 tot 1928 van 6.254.328
Kg. melk tot 10.206.866 Kg., dan bewijst dit voldoende
dat deze fabriek door velen gesteund wordt en een
prachtige toekomst tegemoet gaat Voor nog meerdere
leveranciers is er evenwel plaats. De capaciteit dezer
fabriek is nog groot genoeg. In het verslag staan nog
meerdere leerzame gegeven. Daarover zal ik het een
volgenden keer eens hebben.
S. V.
Als uw organisme zelf u door pijn en kwalen, een
duizelig gevoel, oorsuizingen en andere stoornissen
waarschuwt, dat de nieren het urinezuur en andere
vergiftige stoffen niet behoorlijk uit het bloed filtree-
ren, dient gij u in acht te nemen. Gij kunt het spoedig
genoeg zelf uitmaken:
Let er op of gij last hebt van rugpijn, rheumatische
pijnen, ischias of spit, een prikkelbaar, zenuwachtig,
afgemat gevoel, een gevoel of uw ooren suizen of gon
zen, te vaak of te weinig aandrang tot urineeren, troe
bel, te donker of te licht gekleurd water. Brandend
en pijnlijk bij de loozing. Zanderig, gruisachtig of dra
derig bezinksel.
Elk deze verschijnselen kan beteekenen, dat uw nie
ren hulp behoeven. Gebruik dan onmiddellijk Foster's
Rugpijn Nieren Pillen. Zij worden aanbevolen als het
middel, dat de verzwakte nieren opwekt, de urineloo-
zing regelt en u bevrijdt van rugpijn, rheumatiek, en
die andere ellendige verschijnselen van nieraandoening.
Verkrijgbaar fin glasverpaklcing met geel etiket
Iet hier vooral op) bij apotheken en drogisten a f 1.75
per flacon.
ONSCHULDIG VERMAAK.
(Hummel).
Wat voer ie hier uit?
Zou ik hier niet op mijn gemak op de
autobus mogen wachten?
Wat Is hier te doen?" riep Billy,
Met d'anderen voor de vlucht gereed.
Ze zagen nu vlammen lekkend stijgen
En de lucht werd gloeiend heet.
Doch hun vriend, de dwerg, snellend
Naar de grot, riep: „Lafaards, blijft staan.
Nu er levens zijn te redden.
Waarom nu van me weggegaan?"
Naar het verwijt ze luisterden.
Niemand gaat voor 'n lafaard door,
Billy shelde naar de grot nu,
Roepend: Ik zal je helpen, hoor."
Doch de rook was zoo dik geworden,
Dat Bil niets meer kon zien.
Hij kon de grotdeur niet meer vinden,
En vreesde geen hulp te kunnen biên.
Wat zal Billy doen?
de grootste huizen aan den westelijken kant, zat Pe
ter Carew de avondkrant te lezen. Zijn oog viel op de
eerste kolom van het blad, waar doorgaans het laatste
en gewichtigste nieuws van den dag op stond. Dit ar
tikel droeg het opschrift:
„LORD LANCHESTER DOOD GEVONDEN!
Het LICHAAM WERD ONTDEKT IN EEN
LEDIG HUIS!"
Behalve deze paar regels werd niets anders vermeld,
dan dat de autoriteiten van meening waren, dat alles
op zelfmoord wees. Zoo er al eenigen twijfel hierom
trent was ontstaan, dan zou de brief die op het lijk ge
vonden was en de revolver, die nog stevig omklemd
werd door de vingers van de rechterhand dit hebben
uitgemaakt.
„Verduiveld, dat is vreemd! Natuurlijk gaf Leonie
niets om hem. Hoe zou dat kunnen? Een man, die oud
genoeg was ora haar vader te zijn! Ze trouwde hem na
tuurlijk om zijn geld en nu is hij dood. Zelfmoord! Ik
ben benieuwd, of hij haar alles heeft nagelaten. Nu, ge
zien wat ik hier heb, is het misschien maar beter dat
hij er niet meer is."
Hij klopte op zijn borstzak terwijl hij sprak. In zijn
zakboekje had hij een eigenaardigen dreigenden brief,
die de reden was dat hij zoo dringend aan Lady Lan
chester had geschreven en haar gevraagd had hem om
negen uur te komen opzieken dien avond.
Ze- had niet geantwoord, en het was nu vijf minuten
over negen. Verklaarde de courant de reden daarvan
niet? Natuurlijk moest de dood van den graaf haar erg
ontsteld hebben niet alleen, maar zou die haar ook al
het andere hebben doen vergeten.
Er verliepen tien minuten. Nog kwam zij niet.
„Misschien heeft zij den brief niet gekregen," dacht
hij, zijn vochtige vingers in en uit elkaar strengelend.
„Ik heb er toch niets ingezet, wat haar kan verraden?
Ilc geloof het niet Maar als hij door een vijand geopend
werd, zou er toch heel wat moeten worden uitgelegd."
Hij was zoo opgewonden, zoo verward, dat hij zich
op dat moment niet meer de juiste bewoordingen van
zijn brief te binnen kon brengen. Terwijl hij ze trachtte
te bedenken, klonk het scherpe, gebiedende electrische
belletje.
„Daar is ze," mompelde hij.
Hij snelde de donkere ouderwetsche trap af en opende
de deur. Hij kon zich niet vergissen in de zwaar ge
sluierde gedaante die daar wachtte.
„Ah", riep hij op een opgewonden toon, „ik hoopte
dat je het zoudt zijn."
Ze antwoordde niet. maar gleed de gang binnen. Ca
rew volgde haar niet dadelijk. Hij keek de straat naar
alle kanten door. H\j ging zelfs na^ir buiten op het trot
toir om beter te zien. Na een paar minuten volgde hij
de gravin.
„Wat is er?" zei ze met zachte stem.
„Ik zal het je boven vertellen," antwoordde Hij-
Er werd geen woord meer gewisseld totdat Carew
haar in zijn kantoor had gebracht.
Zij wierp haar sluier terug en hij staarde haar ver
baasd aan, een vreemde huivering ging door zijn li
chaam.
Hij had verwacht haar bleek bedroefd, misschien in
gevallen te zien, Niets daarvan. Haar wangen gloeiden
haar oogen schitterden als vuur, zooals hij ze nog nooit
te voren had zien glanzen, en de eigenaardige tint Van
haar haar had hem nooit zoo onnatuurlijk mooi ge
schenen als nu.
Ze bemerkte de krant op tafel en haar wenkbrauwen
gingen eenigszins omhoog.
„Ik zie, dat je het al weet. Het is al de heele stad
door. Maar daar hoeven we niet over te praten. Waar
om moest je me spi'eken?"
„Misschien doe je beter met eerst dit te lezen en me
te zeggen wat je daar van denkt."
Hij nam uit zijn portefeuille een vuil stuk papier#
waar een paar regels op gekrabbeld waren in een lee-
lijk handschrift en slecht gespeld:
„Meneer. As u u dimant trug wil hebben hep ik in-
ligtingen vooru ook over de ontvlugte gevangene Maks
Barnard. Maak een afspraak en ik zal u wat vertellen
maar geen voor de gekhouwerij of u krijgt er niks uit,
scrijf aan o. k. Smitstraat 26 n.
Er was geen onderteekening.
„Wanneer heb je dit gekregen?" vroeg Leonie op
een vreemden harden toon alsof haar stem bevroren
was.
Gistermorgen. Ik schreef jou en ook aan den anno-
niemen schrijver om hier om tien uur te komen. Ik had
zoo'n idee dat je wel zoudt willen hooren wat hij te
zeggen heeft. Daarom vroeg ik je hier om negen uur
te zijn."
„Ja, dat is goed, maar ik moet hem niet zien, of
liever hij moet mij niet zien," antwoordde ze op de
zelfden dooden toon.
„Denlc je dat ik heelemaal gek ben, Leonie? Natuur
lijk zal hij je niet zien. Ik zal dat wel regelen, daar
kun je zeker van zijn."
Ze bleef eenige oogenblikken onbeweeglijk als een
standbeeld staan en toen, plotseling, alsof ze tot het le
ven terug keerde, sloeg ze haar armen om zijn hals en
kuste hem midden op den mond.
Wordt vervolgd.