Geestes-Sport en Hersen-Gymnastiek m m De schitterende uitvlucht... VOOR ONZE DAMMERS. VOOR ONZE SCHAKERS. EVENTJES DENKEN. VACANTIE. Vraagstuk No. 380. m 8 li 8 H H! Hf H m Hl JU S H B Hl s iü m 11 B 11 S gg S üm m §1 0 m Hf Hl Wm w m H Vraagstuk No. 381. jppp pijp lp!? iH&H H 'mm vpsp §®g BjB ■Pil ÏÜJ mm Vraagstuk No. ?78. Vraagstuk No. 379. WARE WOORDEN. - „yTTTw Bijvoegsel der Schager Courant van Zaterdag 27 Juli 1929. No. 8500. onder leiding van GEO VAN DAM. van H. J. A. van Gelder, Rotterdam. Zwart: 2. Wit: 3. De diagramstand ln cijfers behoort te zijn: Zwart 2 sch. op 24 en 39. Wit 2 sch. op 35, 45 en een dam op 49. Wit speelt en forceert de winst. OPLOSSING PROBLEEM No. 368, van Th. H u i z e r, Den Haag. De diagramstand in cijfers was: Zwart 6 schijven ©p 4, 21—23, 28, 33. Wit 6 schijven op 14, 19, 32, 37, 41 en 43. Wit speelt hier achtereenvolgens 4338, 4136 en 19X26 wint met een aardig motief. van A. dO r v i 11 e. Zwart: 3. f g a b c d e Wit: 4. De diagramstand in cijfers behoort te luiden: Wit Kc6, Tb8, en twee pionnen op b3, en c2. Zwart Ka5, en twee pionnen op a6, c7. Wit speelt en geeft mat ln vier zetten. OPLOSSING PROBLEEM No. 369, van S. Loyd. De diagramstand in cijfers was: Wit Kbl, Lgl, Pf4, Pf3 en vier pionnen op e4, g2, h2, en h6. Wit speelt hier als sleutelzet Lhlc5. Op zwart 1. Pc5x. Wit dan 2. Da7. Speelt zwart een anderen zet, dan wit: 2. Dd7, waarna eveneens op den derden zet mat volgt Hier moet de lijn gl—a7 worden geruimd, daar op Pc5 niet Dd7 volgen kan. Was er voorbij a7 een veld, waarheen Lgl kon gaan, dan hadden we een antl-bristol. Thans v/ordt de looper op c5 geofferd en verdwijnt zijn ver stoppende aanwezigheid in 't niet! Of, zoo men wil, in den buik van het zwarte monster, dat na 2. Da7 wel van zijn plaats moet om de dame te laten profi- teeren van de door hemzelf geruimde diagonaal. EEN RANGSCHIKKINGSPUZZLE. Er wordt gevraagd om tien dubbeltjes of andere geldstukken zoodanig te rangschikken, dat zij vijf rijen vormen, elk van vier geldstukjes, waarbij echter géén rijen mogen voorkomen, die uit meer dan vier geld stukjes bestaan. De rijen moeten tenslotte (wat eigen lijk vanzelfsprekend is) rechtlijnig zijn! Daarenboven mogen de geldstukjes natuurlijk niet op elkaar liggen. Er zijn veel eigenaardige getallen, niet waar? Doch het getal, dat wij bedoelen, is al een zeer bijzonder getal. Telt men nu bij dit getal negen op dan zijn de beide cijfers onderling van plaats verwisseld! Welk getal bedoelen wij hier? 0PL05SSINGEN DER PUZZLES Nos. 366 en 367. No. SCO. „DE SLIMME KOSTSCHOOLJONGENS". Onderstaande figuren geven het plan der kostschool aan met de wijze, waarop de leerlingen zich telkens over de kamers moesten verdeelen, om bij de vier bezoeken van den directeur steeds met niet meer dan 9 man in elke 3 kamers langs iedere zijde van het schoolgebouw te zijn. In figuur I is alles in orde, figuur II geeft de school na het vertrek van vier leerlingen; terwijl figuur 3 de situatie laat zien, nadat deze vier met evenveel kameraden zijn teruggekomen en tenslotte geeft figuur 4 de verdeeling te zien, nadat er zich nog vier vrienden hebben bijgevoegd. Zooals men ziet, sproot de dwaling van den direc teur daaruit voort, dat hij telkens tweemaal elke hoekkamer medetelde tegen slechts ééns de middelste kamers. Naarmate de jongens talrijker waren dan ge woonlijk, hadden zij zich slechts in grooter aantal te vereenigen in de vier middelste vertrekken, wanneer zy daarentegen niet allen present waren dan moesten zij zich hoofdzakelijk in de hoek-vertrekken opstellen, teneinde te bewerkstelligen, dat de directeur als altijd slechts negen leerlingen in elke drie kamers langs iedere zijde van het vierkante gebouw telde. Figuur I Figuur II Figuur Hl Figuur IV 333 414 252 171 33 11 55 77 333 414 252 171 No. 367. „UIT DE GRIEKCHE HELDEN GESCHIEDENIS. Het aantal appelen, dat Eris van den Helikon had gehaald bedroeg niet minder dan 3360. Om aan te toonen dat dit alleen het juiste aantal is, geven wi] hieronder een proef op de som. Clio stal een vijfde, dus 3360:5= 672 Euterpe stal een twaalfde, dus 3360:12= 280 Thalia nam een achtste, dus 3360:8= 420 Melpomene raapte een twintigste op 3360:20= 168 Terpischore ging er van door met een 4de, 3360:4= 840 Erato nam een zevende, dus 3360:7= 480 Polyhymnla bemachtigde nog 30 Urania zelfs nog 120 Calliope eigende er zich toe 300 Eros zelf behield nog maar 50 Tesamen geteld geeft dit in totaal appels, wat de juiste uitkomst Is! 3360 De dingen zijn niet als zij schijnen, De worm zit binnen heerlijk ooft; Een levend kleur bedekt venijnen, Hij doolt zeer licht, die licht gelooft. (Vondel). o Is alles toegeven niet goed, niets toegeven is nog slechter; vooral omdat het in strijd is met de ont wikkeling van een betamelijk begrip van vrijheid en zelfstandigheid, en ook omdat algemeene regelen om trent datgene wat het kind al of niet mag doen, toch niet te geven zijn. o Schrijf met krijt, wat u misdaan werd, maar met een diamant uw eigen ongelijk jegens anderen. o Zaai kleine diensten en lieflijke herinneringen zullen er uit groeien. o De kunst is aristocratisch van natuur. Zij schuwt het lage, platte, plompe, grove en onbeschaafde. o De meest succesvolle zakenmenschen hebben een ge heimzinnige macht, om met een minimum aantal mis tastingen. geschikte employés aan te nemen. Zij ont dekken leiders onder jongste bedienden, terwij! hun minder sensitieve concurrenten vechten om kant en klaar afgeleverde chefs en hun vijfmaal den prijs be talen. Vacantie, vacantie, o heerlijke tijd, Wat word je weer bar door je vrienden benijd! We huren een huisje heel lief aan het strand, (Dat past bij je straat en dat hoort bij je stand!) Of wel je trekt land'lijk heel knus „en pension", Je vrouw koopt een nieuwe vacantie-japon, Zelf steek je je beenen in keurig flanel. En past eens een bril, want de zon schijnt zoo fel! Vacantie, vacantie, je hunkert naar rust, Je bent je de toekomst al rustend bewust, Je knapt er een uiltje," vol zorg'loos plezier, Denkbeeldig althans,tusschen 2 en half 4. Je zult wat gaan wand'len, je bent immers vrij, Vergeet je belasting, je gaat in de wei!! Je wilt nu eens tijdloos en kinderlijk zijn, En heerlijk verlost van maatschapp'lijken schijn! Vacantie, vacantie,... je blijft de papa, De kinderen dreinen je 's morgens al na, Ze zijn vaak wat lastig, wat dartel en druk, Ze morsen aan tafel, of breken wat stuk. Dan smeekt er je vrouwtje van louter plezier: „Toe vader, kom jij nou eens eventjes hier!" Je stapt in pension-stap er deftig op af, En snel en geruischloos voltrek je de straf! Vacantie, vacantie, je bent in de weer, Je vrouwtje gaat „rusten", dat doet ze wel meer. Dan ga je leergierig de kippen bezien, Of speelt met je kroost opvoedkundig wat „kien"! 't Is stil in de wereld, je voelt je wat klein, En fluit onbestemd steeds hetzelfde refrein. Je vrouwtje herleeft en je nuttigt je thee, Vervolgens verwerk j' een lawaaiig diner! Vacantie, vacantie, 't wordt 's avonds wat laat, Want boven zijn ook nog de klnd'ren paraat! Een trammetje glijdt traag en klein door het land, Dan loeien de koeien vlak achter je krant! Je vindt soms de nachten benauwd en geducht, (Wat kou op de maag door verand'ring' van lucht!) Je jongste danst 's morgens weer vroeg op je bed, Al heb je de wekker op 9 gezet! Vacantie, vacantie, het eind van je plicht, Je graait in je koffers en perst ze weer dicht. Je komt van den trein met een zonnig gelaat, (Licht kom je een kennis straks tegen op straat!) „Ja, schitterend weertje, 't is heerlijk geweest, „Lichamelijk moe, maar zeer frisch naar den geest, „En ook voor de kind'ren een pracht-medicijn, «Wat was 't een genot met vacantie te zijn!" Juli 1929. KROES. (Nadruk verboden). Vrij naar het Engelsch, bewerkt door SIROLF. (Nadruk verboden). Karei Fietersen draaide wat zenuwachtig aan den slinger - an den gramofoón, plantte den naald wat on handig op de plaat, zoodat er een valsch-krassend ge luid ontstond, en liet voor de zooveelste maal de „Op- marsch der Gladiatoren" afdraaien. Toen de plaat af- geloopen was, draaide hij opnieuw aan den slinger en hij scheen zoo met zijn gedachten elders te zijn, dat hij niet eens merkte, dat hij de plaat niet omgekeerd had en dat de „gladiatoren" opnieuw aan het opmar- cheeren gingen. Doch hij zou het gauw genoeg ont dekken; mevrouw Pietersen kwam uit de keuken ge- DE Ï:ZZ." ZES (Pages Gaies.) DT EEUWIGE PROFESSOR. (Lustige Sachse) Ik wou de los Ju. zes _ven spreken. Goed, ik zal mevrouw even waarschuwen. Agent: Waarom is u in uw pyama op straat? Professor: Wacht nog even en Iaat mij het raden. stormd, met rood vlammend gelaat en beet hem toe: Ben je krankzinnig geworden, om die plaat aldoor achter elkaar af te draalen? Is het niet erg genoeg al, dat je eiken dag, zoodra je uit kantoor komt. het heele repertoire afdraait?" Karei Pietersen keek verschrikt op, stopte den gramofoon en zei, na eenige aarzeling: „Hm, lieverd, ik had er geen erg in, het Was geen moedwil, heusch* Maarre... luister eens, ik moet je wat vertellen: Mevrouw Pietersen trok verschrikt haar fraaie don kere wenkbrauwen op en zei: „Nu, wat is er dan?" Weet je nog, dat ik je beloofde dat gouden hals snoer met dien éénen diamant voor je te koopen, als we tien jaar getrouwd zouden zijn? O, ja, dat weet ik heel goed. En dat is morgen.. en nu, wat is er mee? Het spijt me heel erg, lieverd, maar... ik... zal hem je niet kunnen geven... O, maar Karei, je heb het me toch beloofd? Dat je me met Sinterklaas een fleschje eau de cologne gaf. yan drie kwartjes heb ik heelemaal niet erg ge vonden, want je zei me, dat je aan het sparen was, om die 150 gulden bij elkaar te krijgen voor het hals snoer. Je hebt toch gespaard, nietwaar? Ja, hm, dat heb ik ook. Maar kijk eens, dat zit zoo. Gisteren loop Ik op straat, net dat ik uit kantoor kwam en wie loop ik daar tegen het lijf? Die goeie ouwe Kees, Kees Brommert mijn ouwe, trouwe school kameraad, waarmee ik lief en leed gedeeld heb, waar mee ik samen in dienst ben geweest. We waren als broers samen... Nou, hij zag er toch zóó ellendig uit. Hij was getrouwd, zes kinderen, en al drie jaar zonder werk. En nou kon ie voor een honderdvijftig gulden een aardig zaakje koopen, een winkeltje in grutters waren. Dat was zijn' eenigste kans, en hij wist nie- ma, die hem aan die 150 pop kon helpen, die arme, ouwe Kees. Nou, wat moest Ik doen? Ik had ze in mijn zak, om je halssnoer te koopen, dat toch altijd een luxe was, nietwaar? En daar stond die ouwe Kees met zijn zes kinderen en zijn zwakke vrouw, in zijn ver sleten plunje en keek me aan met zijn smeekende oogen... Wat moest ik doen? Ik begreep, dat ik hem moest helpen, en dat je natuurlijk niet boos zou zijn er om, jij met je goeie hart, lieverd... Karei Pietersen keek naar zijn vrouw, en hij scheen warempel tranen in haar groote bruine oogen te ont dekken. En hij ging voort: „Kon ik anders doen? Ik w«u, dat je gezien had, hoe dankbaar hij was, toen ik hem de 150 pop in zijn hand drukte, die arme, ouwe kameraad..." „Alles goed en wel," zei mevrouw Pietersen einde lijk en haar toon wzs niet bepaald medelijdend: „Maar ik heb aan alle kennissen en buren verteld, dat ik dat snoer zou krijgen, wat moet ik nou zeggen?" „Maar lieverd, dat is nou heelemaal niets voor jou, om zoo iets te zeggen, jij met je goeie hart". „Loop naar de maan met je goeie hart," zei mevrouw ijskoud, met vlammende bruine oogen, „waarom heb je dan je gramofoon met al die tweehonderd platen niet verkocht, als je je ouwe vriend Kees Brommert zoo graag wilde helpen? Dat had toch zeker wel 150 gulden opgebracht!" „Maar lieverd, daar heb ik niet aan gedacht, en bo vendien, ik wilde je natuurlijk niet die gramofoon af nemen..." „Je zoudt mij niets hebben afgenomen, als je dat el lendige ding waar je eeuwig mee zit te spelen, had verkocht. Je had me alleen van een plaag verlost! Maarre, hoe heette die vriend ook weer, Kees Krom- mert, Brommert?" „Juist, Kees Brommert heette hij, goeie, ouwe Kees, mijn beste kameraad...", zuchtte meneer, wel wat op gelucht Toen mevrouw Pietersen de kamer verlaten had, mompelde meneer Karei Pietersen: Ziezoo, hèhè, dat heb ik er nog eens goed afgebracht. Dat was me effa een schitterende uitvlucht Nou, ik kon haar toch ook onmogelijk vertellen, dat ik op den laatsten dag van de loterij, terwijl de honderdduizend er nog ln zat, twee heele loten voor f 150 kocht; als ik een beetje geluk had gehad, had ik een honderddertig duizend gulden gewonnen! En wie kon nu denken, dat ik er niet twee nieten uit zou komen? Hm, ja, toch goed, als je een beetje fantasie hebt...

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1929 | | pagina 17