De Wereldreis van Dicky en Dirrekie Durf De Schatkamer van Eet Noorden. Alaska, bet wonderlijke gewest in het gebied van eeuwige sneeuw en ijs. DE GOLD-RÜSH VAN 1898. IN HET DAL VAN DE TIENDUIZEND ROOKZUILEN. Wanneer ook de minst belangrijke dingen van de aardrijkskundige lessen uit vroeger dagen nog niet geheel en al door U verloren zijn gegaan, zult U zich herinneren, dat de meest Noord-Westelijke punt van Noord-Amerika gevormd wordt door het reus achtige, voor het grootste gedeelte echter onher bergzame, schiereiland Alaska. Misschien, dat U zich ook nog herinnert, dat dit oord, dat inmiddels eenige tientallen maal zoo groot is als ons eigen land vroeger aan Rusland behoord heeft, maar voor ruim 60 jaar terug, in 1867, door Amerika is ge kocht. Ja, gekocht, voor 18 millioen gulden. Een stuk grond van 1.530.000 vierkante kilometers, dus nog geen 12 cent per hectare, wat niet veel is, als men bedenkt, dat ze voor een hectare bollenland bij ons hier 10.000 gulden durven te vragen. Maar zoo als gezegd, het is een onherbergzaam oord en voor een groot deel met sneeuw en gletschers bedekt. Er werd dan ook indertijd danig over deze transactie gespot. Wie kocht er nu een woestenij? En dan voor 18 millioen gulden! Maar Uncle Sam wist ook toen reeds, wat zaken doen was. Terwijl de Russen zich in hun handen wre ven over de millioenen, die ze in ruil hadden gekre gen voor het groote doch niets-meer-voortbrengende Alaska, dat ze meenden geheel leeggehaald te heb ben, wisten de handige Yankees wel wat ze deden. „Als twee ruilen, moet er één huilen". Dat spreek woord, gecombineerd met het overbekende „Wie het laatst lacht, lacht het beste", geeft een duidelijk beeld van de situatie, zooals die al spoedig bleek te zijn De Vereenigde Staten van Amerika waren voor een appel en een ei in het bezit van „de groote schat kamer van het Noorden" gekomen. Goud, goud Niet direct zou Alaska de naam van „de schat kamer van het Noorden" waardig worden. Dertig jaar nog zou het duren alvorens de kreet door de wereld ging, dat er goud was gevonden in Klondijke, het onbekende, geheimzinnige gewest, hoog in Noord-Amerika, in Alaska. Goud, goud Het was een roep, die weerklank vond in alle lan den, een leuze, vol aantrekkingskracht, toen er be richten kwamen over onuitputtelijke goudlagen in Klondijke, waarover men sprak, alsof men de goud schat met eigen oogen aanschouwd had. Dat was in 1898. Het maakte de menschen dol van opwinding. De stof, en het goud in de eerste plaats, beheerschte de wereld, ze was de meesteres van de gedachten, aldus leerden de wijsgeeren uit dien tijd. Twee jaar hiervoor had een zekere Cormack, in de kiezel- en zandbanken van de Klondyke, een zijri vier van de machtige Jockon, goud ontdekt. In 1897 brachten de goudgravers voor twee en een halve millioen dollars aan de oppervlakte, in 1898 reeds voor 10 millioén. Het goud lag zoo maar in den grond, voor het oprapen, werd er beweerd De menschen waren niet langer te houden. Ze werden als aangetrok ken door het „beloofde land", waarvan ze niet wisten dat het de ijswoestijnen van het Noorden waren. Duizenden trokken door de bergen over den hoogen Chilkootpas, een oord van verschrikking. Ve len vonden hier hun einde, voor ze het beloofde land hadden aanschouwd. Nog meerderen stierven in Dawson-city, de goudgraversstad, een ellendigen dood Maar er kwamen steeds anderen. En steeds meer ontdekkingen werden er ook gedaan, steeds meer plaatsen waar door duizenden gezwoegd en gevochten werd om in het bezit te komen van dat gele metaal, dat kostbare goud, dat hen geen moment met rust liet, wanneer ze half dood van kommer en ellende hun afgematte lichamen over den harden, bevroren grond voortsleepten. Het heette een wedloop naar geluk en rijkdom maar het werd er een naar den dood, waarbij slechts enkelen als overwinnaars uit het strijdperk te voorschijn traden. Dit was de gold-rush van 1898, de gold-rush naar Klondyke, die nog tot op den huidigen dag schrij vers en filmregisseurs zou inspireeren, vereeuwigd zou worden van Jules Verne tot Charley Chaplin.... Thans zijn het andere schatten. Edoch, ook aan den goudvoorraad van Klondyke zou een einde komen, maar daarmee behoorde nog geenszins de rijkdom van Alaska tot het verleden. Nog steeds is Alaska een schatkamer. Alleen is hij een beetje anders ingericht als ten tijde van den gold-rush. Dit neemt echter niet weg, dat het tot dus ver gewonnen goud reeds vijftig voudig de eens voor Alaska betaalde achttien millioen gulden overtreft. En nog steeds wordt een zesde deel van de geheele opbrengst van Alaska door de goudwasscherijen ge vormd. Maar het eens schijnbaar ontoegankelijke oord be vat nog andere kostbaarheden. Daar is bijvoorbeeld de zalmvisscherij, die jaarlijks, naar geschat wordt, honderd millioen gulden opbrengt. Buiten hetgeen nog wat de uitgebreide pelterijenhandel oplevert. En dit is nog lang niet alles, want het staat vast, dat de bodem uitgestrekte lagen kopererts bevat, die wellicht de rijkste ter wereld zijn en eenmaal aan alle vraag zullen kunnen voldoen. De voorraad steen kolen, in den grond verborgen, dus nu het „zwarte goud", wordt op 150 billioen ton geschat, wat een nauwelijks voor gewone menschenhersenen te om vatten hoeveelheid beteelcent. Nog meer! De uitge strekte wouden dicht bezet met boomen van reus achtige afmetingen, vormen een begeerd domein, een onuitputtelijken leverancier voor papierfabrieken en voor den scheepsbouw. Er groeien aardbeien en mooie bloemen tusschen het ijs. Toen de ontdekkers van Alaska, stoutmoedige Russische zeevaarders, dit laatste in hun vaderland vertelden, dreigde men hen in de gevangenis te wer pen, wanneer ze voortgingen, met dergelijke leugens te verkoopen Alaska is, als Noorwegen, het land van de Mid dernachtzon en, terwijl Noorwegen door den warmen Atlantischen golfstroom wordt bespoeld, ontvangt het barre Alaska warmte van den Japanschen stroom. Daardoor is het mogelijk, dat de inwoners van Sitka, Alaska's hoofdstad, zich er op beroemen kun nen, dat het bij hen 's zomers even warm is als te Los Angelos, 1800 mijlen Zuidelijker. Maar, in den winter daalt de temperatuur in Alaska gemiddeld tot twintig graden en in de Noor delijkste streken zelfs tot zeventig graden on der nul De bevolking van heel dit reusachtige rijk telt ongeveer honderd duizend zielen. Noorwegen, dat minder hulpbronnen bezit en een slechts weinig gun stiger klimaat, heeft ongeveer twee-en-een-half mil lioen inwoners. Derhalve zal de bevolking van Alaska snel kunnen vermeerderen en het gaat dan ook dien kant uit, en zal Alaska binnen afzienbaren tijd een welvarend, groote rijkdommen voortbren gend land zijn. De bewoners van het land vóór de ontdekking. Alvorens Alaska door de Russen werd ontdekt, waren „de eigenaars van het land" de Eskimo's en de Indianen, welke beide volksstammen ook nu nog voor het overgroote deel de bewoners uitmaken. Het land met zijn bosschen, rivieren en meeren, die een overvloed van voedsel verschaffen, is voor de Eskimo's die tusschen twee haakjes over een enorme eetlust beschikken een eldorado. Een staaltje van deze eetlust is het volgende: Toen een pelsjager eens bij een Alaska-Eskimo op bezoek kwam en ze samen uit visschen waren geweest, zag hij tot zijn verbazing pelsjagers weten intusschen ook wel wat eten is hoe zijn gastheer veertien pond rauwe zalm naar binnen sloeg. De Eskimo vertelde er nog bij, dat hij maar even „geproefd" had, om te constateeren, of de visch goed was. Door de Alaska-Indianen worden ze dan ook de „rauwe vleesch-eters" genoemd. Inmiddels zijn deze rauwe vleesch-eters heel gezellige lui, want ze zingen graag en maken ook graag grapjes, terwijl de In diaan daarentegen altijd even somber is. In Alaska is het dus nog zoo kwaad niet, om Eskimo te wezen. Zeker niet, zoolang de goede Es kimo-godin, Sedna, volgens het naieve geloof van dit volkje, op den bodem van de zee blijft wonen en vandaar den mensch de voor zijn levensonderhoud dienende dieren naar boven stuurt! De Alaska-Eskimo's zijn de aristocraten onder de Eskimo's: hun kunstzin is merkwaardig, nergens wor den in het barre Noorden zulk mooi snijwerk, mooiere teekeningen op been en rijkere sieraden aan getroffen als bij hen. En hun huizen zijn van hout, niet van sneeuw. De Indianen, die in de herbergzaamste gedeelten van Alaska wonen, worden tegenwoordig door de Amerikaansche regeering beschermd. Vroeger onder de Russen, hadden ze het hard te verantwoorden. Op de eilandenreeks der Aleoeten een voortzetting van het schiereiland Alaska woont een Indianenvolk, dat tijdens de Russische overheersching van 25000 tot 1000 zielen slonk De vallei van de duizenden rookzuilen. Ondanks de hevige koude die er heerscht in dezen barren Noordhoek van sneeuw en ijs, braakt ook hier het binnenste der aarde van tijd en wijle zijn gloeiende massa's uit. Er zijn op Alaska dan ook een reeks van rspuwende bergen, waarvan de Katmai den grootsten krater op de wereld heeft. Aan den voet van dezen berg strekt zich de vallei der tienduizend rookzuilen uit. In 1912 was dit dal nog een lieflijke oase. Bosschen wisselden er met weiden af. Bloemen bloeiden overal. Door dit dal liep de weg van den Stillen Oceaan naar de Beringstraat. Geregeld trokken Eskimo's, In dianen en pelsjagers er door heen. In voor-histori sche tijden togen wellicht de landverhuizers langs dezen weg, toen ze van Azië uit, Amerika bevolkten. Het was er één en al groen. Karibou's, muskus ossen, beren en rendieren verschaften steeds een goe de jacht. Tot in het jaar 1912 de Katmai plotseling open barstte en in den bodem van de vallei zich ontel bare g£ten openden. Slechts één man was van dit grootsche natuurge beuren getuige. Dat was „American Pete", een oude Indiaan. Later heeft hij zijn wedervaren verteld aan de onderzoekers, die de „valley of de thousand smokes" verkenden. „Katmai sprong in de lucht met veel vuur", ver telde de Indiaan in zijn gebroken Engelsch. „Vuur kwam naar beneden. Veel rook. Ik gauw weg. Kon niets zien. Heete doch viel. Ik weg in bidanka (In- diaansche kano)!.... De onderzoekers vonden het verhaal van ^Ameri can Pete" wat erg simpel en hadden graag gewild, dat hij wat beter om zich heen gekeken had. Maar vermoedelijk zou hem dit zijn leven gekost hebbenl De uitbarsting van 1912 moet volgens gedane on derzoeking onder de grootste gerangschikt worden, die ooit op den aardbol hebben plaats gevonden. Meer dan 1000 kilometers verder hoorden de meri- schen de explosies en in heel het Noorden werd het zonlicht belangrijk verduisterd. Toch was deze erup tie slechts de laatste faze van een geweldige uit barsting.... Thans is de vallei van de duizenden rookzuilen wellicht het schoonste natuurwonder ter wereld. Het gesteente heeft er de prachtigste tinten, alle kleu ren van den regenboog. En heel die kleurenweelde straalt onder een loodgrauwen hemel. Overal, uit ontelbare holen, stijgen rookzuilen op. Rookwolken hangen over heete rivieren en bronnen, over kokend zand en over geweldige lagen ijs. In dit ver laten land van intense koude gloeit de grond, kookt men eieren en bakt men brood in de hitte van den bodem. Dit is Alaska, de schatkamer van het Noorden, het wonderlijke gewest in het gebied van eeuwige sneeuw en ijs DAT KON KORTER. (Lustige Köllner Zeitung) je bent een halfuur te laat, Meijer. Waardoor komt dat? Ik ben van de trappen gevallen, mijnheer. Onzin. Daar heb je geen uur voor noodig. Pas op uo uu.^ ü.it uc.iC L.U- bhem, als de auto in volle vaart het bord nadert Maar Dicky ls niet te houden. Hij verbeeldt zich dat de agent uit Volvettendam nog altijd op zijn hielen zit en hij zou het heele stadhuis omver rijden, als het hem in den weg kwam. Pang... daar ligt het bord tegen de vlakte. Nou, jal bln een geweldenaor! zegt Gerrit een beetje beduusd, maar het volgend oogenblik schiet hij als een snoek door de lucht, want de auto is vast gezogen in de teer en stopt plotseling. Gerrit grijpt - i -u ter wijl Sirnon Stompkop van schrik en entzetting ver steend staat Heb je geen oogen meer, moppert Pieter, terwijl hij aan zijn bezem rukt, die Gerrit nog altijd teeder omhelst Er staat toch een bord, jij grasnikker. Nee baos, antwoordt Gerrit, het hor retje legt mit uwes ferlof plat op zijn boikie. Alleen de fliegmesjlenes hebbe d'r wat an, as ze niet te hard fliege... Pieter ZTu.raiaDan wil uerm te njr en Stompkop schiet zijn kameraad te hulp. Gaif em gas, Dlck, roept Gerrit wanhopig. As we hier blaive, zitte we net as een vlieg In de stroop. Frisschles op, ouwe jonge. Nu, Dicky doet wat hij kan. Hij laat dt motor ronken om er bang van te worden. Ha, daar schiet de auto vooruit Het gaat eerst nog langzaam, maar er zit toch weer gang In. Gerrit heeft Intusschen de teerkwast uit Pieter Pruimtabak's handen gerukt Hij springt met zijn vreeselijk wapen achter op de auto en geeft Pieter en Simon ieder een verjsche lik in hun gezichtjes. Daar zijn ze zóó tevreden mee, dat ze heelemaal verzuimen om de auto verder na te loopen. Daar komt al een beetje meer gang in, maar het gaat toch nog lang niet snel. De banden kleven aan den weg en laten vleze teersparen achter. Daar i.„~c de auto vlak achter de hooiwagen van boer Kobus Kceienaar. Gerrit krijgt opeen3 een prachtinval. Daar heeft hij a 11 ij d aan gesukkeld. Ga het maar eens aan zijn moeder vragen als je het soms niet ge looft. Het mensch zal je heel wat staaltjes vertellen, waar je van omvalt. Nu roept Gerrit tegen boer Kobus aan den anderen kant van den „barg": Baos, mag ik 'n paor bossles hooi? Boer Kobus, die de kwaadste niet is, antwoordt giuuwencl': Gae je gang, as het maer n iet te veul is. Mooi, grinnikt Gerrit Hij springt van zijn kastje en legt om iedere autoband een keurige hul3 van hooi. Nou semme geen naorigheid meer hebbe mit de ap- pelestroop, zegt hij. Prebeer d'r maor faurbij te komme, kapteln. En zegevierend neemt Gerrit zijn plaats weer in, vóór op de auto. Rrrr... rr... rrtèrètètè, daar raast de auto voor bij. Het paard van boer Kobus schrikt en steekt zijn ooren op. Dan ziet het trouwe dier de vreemdsoortige autobanden van het voorbijsnellende vliegding. Een dergelijke verspilling van kostelijk paard en voedsel gaat boven zijn begrip. Het oude paard ziet om alsof het boer Kobus ragen wilde: „Is het die lui daar heelemaal in d'r bovenkamer geslagen?" En boer Ko bus Koeienaar is het in alle opzichten met zijn trouwe metgezel eens. Hij zet een veelbeteeltenend snuitwerk en wijst naar zijn eigen bol, die er toch niks aan doen kan. Ja, d'r bennen tegenwoordig een heeleboel halve garen, Janus, zegt hij tegen het oude paard. De wereld loopt op zijn eind hebt m'n grootje al gezegd. En in het laatst der dagen zal je vreemde gezichten zien... Janus knikt, want hij begrijpt zijn baas volko men. Moeizaam sjokt hij voort, terwijl Kobus verder gaat met prakkezeeren over de vette varkeni..

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1929 | | pagina 19