Alieieci Nitiws-
Raad
Br. op Langendijk.
De Schoone Duivelin
DE SPOKEN VAN HET
SL0T-B0SCH.
Uitgevers: N.V. v.h. TRAPMAN Co., Schagen.
Eerste Blad.
Donderdag I Augustus 1929.
SCHAE
72ste Jaargang No. 8503
Dit blad verschijnt viermaal per week: Dinsdag, Woensdag, Donder
dag en Zaterdag. Bij inzending tot 's morgens 8 uur, worden Adver-
tentiën nog zooveel mogelijk in het eerstuitlcomend nummer geplaatst
POSTREKENING No. 23330. INT. TELEF. No. 23.
Prijs per 3 maanden f 1.65. Losse nummers 6 cent ADVERTEN-
TIcN van 1 tot 5 regels f 1.10, iedere regel meer 20 cent (bcwijsno.
inbegrepen). Grootere letters worden naar plaatsruimte berekend.
DIT NUMMER BESTAAT UIT TWEE BLADEN.
De Raad vergaderde Dinsdagavond.
Voorzitter Burgemeester Slot.
Secretaris de heer Schelhaas.
Alle leden waren aanwezig.
De Voorzitter heet de leden welkom en opent de
Vergadering met gebed.
De notulen worden onder dankzegging aan den
eecretaris onveranderd vastgesteld.
Van den Inspecteur der dir. belastingen te Alk
maar, was ingekomen de mededeeling, dat de gem.
inkomstenbelasting 19291930 op f 32000 was ge
raamd.
Van Ged. Staten was de goedkeuring ingekomen
van het in een vorige vergadering genomen besluit
om aan den heer De Boer het pad te verhuren a f 1
per jaar.
Van den heer E. J. Mooij was een verzoek ingeko
men met de gemeente Alkmaar een gemeenschappe
lijke regeling te treffen, teneinde zijn zoon geplaatst
te krijgen op de Openbare U.L.O. school aldaar. Liever
wenschte hij geen plaatsing op de school te Noord-
scharwoude, omdat daar geen Fransch wordt onder
wezen.
Voorzitter deelde mee, dat B. en W. de voorwaar
den aan Alkmaar hadden gevraagd, doch nog geen
antwoord hadden ontvangen.
De wed. Schagen, wier overleden echtgenoot vroe
ger kantoorhouder was, vroeg wederom een toeslag
van f50.op haar pensioen.
Op voorstel van B. en W. werd gunstig beschikt.
Ingekomen was het bekende adres van de gemeente
Noordscliarwoude, om over te gaan tot het instellen
van een ophaaldienst.
B. en W. stelden voor daarop niet in te gaan. Voor
eerst meent voorzitter, dat het vuil uit onze gemeente
niet in Noordscharwoude terecht komt. Dat de Po
litieverordening In dezen niet wordt nageleefd, kun
nen B. en W. niet onderschrijven. Bovendien is de
toestand zeer veel verbeterd, doordien afval van
tuinbouwproducten, zooals aardappelloof enz. niet in
de sloot wordt geworpen, doch op de akkers bijeen ge
zameld.
De heer Kamp kan niet geheel met de voorstelling
en motiveering van B. en W. meegaan. Eerstens
wordt de vaart door het werpen van vuil ondiep en
dus moeilijk bevaarbaar. Velen missen de gelegen
heid van hun vuil en rommel af teraken; bij een
ophaaldienst zou die moeilijkheid vervallen.
De heer Zuijdam uit zich ongeveer in denzelfden
geest en vindt ook, dat de menschen vaak niet we
ten, waar met hun vuil te blijven.
De heer Ooijevaar meent dat er verschillende be
zwaren aan verbonden zijn en is van oordeel, dat
men dan een dagelijkschen ophaaldienst zou moeten
hebben.
De heer Kamp meent, dat als er een man voor aan
gesteld werd en hij er niet voldoende werk aan had,
hem nog wel andere werkzaamheden zouden kun
nen worden opgedragen.
De voorzitter zegt, dat verschillende polderslooten
uitloopen op de Burggracht, en daardoor veel vuil te
recht komt. Door asch en andere afval krijgt men
FEUILLETON
DET. DUNN.
33.
„Op een nacht, een maand of drie geleden, zag ik dat
een vrouw iets begroef In een pas gedolven graf op het
kerkhof van Lanchester. Ik groef dat zakje op, nadat
ze weg was gegaan en vond daarin wat Ik voor een
stuk glas hield. Ik had geen flauw idee dat het een
echte diamant was. Het was veel te groot. Ik wist niet3
van Uw verlies af. Er gingen heel wat weken voorbij
eer ik iets over die Parkestonzaak las en pas vanmor
en las ik in een openbare leeszaal de bijzonderheden. Ze
betroffen mij."
Hij zweeg. Hij sprak als iemand, die een van buiten
geleerd lesje opzegt, mechanisch en pijnlijk langzaam.
Zijn oogen verraadden niets van zijn gedachten. Zij wa
ren starend. Na een poos ging hij verder.
„Vanmorgen beschreven de kranten een pistool van
een eigenaardige constructie, die de politie in Helston's
kamer heeft gevonden. Dat pistool was een uitvinding
van mij. De naam Max Barnard staat op het hand
vat. Er bestaat geen ander wapen als dit op de wereld.
Het werd klaarblijkelijk gebruikt om den man, die Uw
diamant by zich had, en den dominee van Lanchester
te vermoorden. Welke gevolgtrekking maakt U daaruit,
mijnheer Carew?"
Voor het eerst toonde de veroordeelde teekenen van
ontroering. Zijn stem beefde, zijn voorhoofd was voch
tig. Zijn handen kneep hij in elkaar om zich te be-
heerschen.
„Ik wil er liever geen maken. Ik wil alleen zeggen,
dat omdat het pistool in beide gevallen hetzelfde was,
de man, die de moorden beging, daarom nog niet den
uitvinder behoeft te zijn."
„Dank U. Helston heeft het pistool van me gestolen
vlak voordat ik in arrest werd genomen voor wat hier
in deze kantoren gebeurd is. Ik heb het na dien tijd
nooit meer terug gezien."
„Mag ik vragen wat Uw bedoeling was met de uitvin
ding van zoo'n duivelsch wapen?"
„In het geheel geen bedoeling, behalve een oefening
in duivelsche vindingrijkheid. Ik was niet de eenige
man, die gedurende den oorlog moordzuchtig werd. De
niet die vervuiling, doch meer door veldvruchten,
enz. Hierin brengt de ophaaldienst geen verande
ring. B. en W. zijn daarom van oordeel, dat de voor-
deelen niet tegen de kosten zullen opwegen.
Het voorstel in stemming gebracht, wordt verwor
pen met 5 tegen 2 stemmen, die der heeren Smak en
Kamp.
Van den Commissaris der Koningin was een schrij
ven ingekomen, waarin werd meegedeeld, dat door
hem een commissie was benoemd inzake de bekende
kwestie der Lichtbedrijven te Noordscharwoude,
welke bestaat uit de heeren Oldenburg, Ochtman en
baron van Haarsholten. Nog wordt in dit schrijven
meegedeeld, dat notulen, rekeningen enz. in haar be
zit zijn gesteld.
B. en W. stellen den Raad voor, dit schrijven voor
kennisgeving aan te nemen en er niet verder op in
te gaan. Mochten er inlichtingen aan den Raad wor
den gevraagd, dan zullen deze worden verstrekt.
Van de Vereen, v. Onvolwaardige Arbeidskrachten
was een verzoek ingekomen als lid te willen toetre
den of een bijdrage te verleencn van V2 cent per in
woner.
B. en W. stellen voor, hierop nog niet in te gaan,
omdat individueele gevallen toch door de gemeente
moeten worden verzorgd.
De heer Smak is van een ander oordeel en vindt
steun een algemeen belang, al is het dan niet een
plaatselijk belang.
Besloten wordt er niet op in te gaan.
Aangeboden worden de Gemeenterekening met een
ontvangst van f 77.127.89,uitgaaf f 71.898.631/^, alzoo
batig saldo f 5229.25^25 voor den gewonen dienst;
f70291.30 en f 70.1-45.30 voor den kapitaaldienst, saldo
alzoo f 146.
Lichtbedrijven hadden een winst van f5133.57 voor
het gasbedrijf en f 1834.47 voor het el. bedrijf.
Goedgevonden werd deze rekeningen te laten na
zien door alle raadsleden, uitgezonderd de wethou
ders.
Aangenomen werd een voorstel van B. en W. om
het voorstel tot wijziging van de bouwverordening af
te voeren.
Op voorstel van de betreffende commissie werd
goedgevonden niet in te gaan op het verzoek van
den heer Blok tot aankoop van het achter zijn per
ceel gelegen water.
Besloten werd op voorstel van Ged. Staten de geld-
leening groot f31050.af te lossen in 30 jaar, voor
wat betreft het bedrag noodig voor schoolaanbouw.
Op een verzoek van de Vereen, 't Belang der Jeugd,
om een afzonderlijke onderwijzeres in de handwer
ken aan te stellen, werd afwijzend beschikt, omdat
nadere inlichtingen hadden uitgewezen, dat de rege
ling nu goed was en de onderwijzeres zelf geen klach
ten had.
De heer Zuijdam vindt het vreemd, dat Belang der
Jeugd dit verzoek doet, terwijl nu blijkt, dat de onder
wijzeres met de bestaande regeling tevreden is.
De heer Smak merkt op, dat op de Ouderavond toch
den indruk is gewekt, dat het werk voor de onder
wijzeres te zwaar was.
De heer Ooijevaar licht nader toe, dat dit verzoek
gedaan was buiten medeweten van de onderwijzeres.
Voorzitter deelt mee, dat aan den heer Zaal, hoofd
de O. L. school een verlengd ziekteverlof is veneend
tot 11 September.
Van den Inspecteur van het L. O. was een advies
ingekomen om de openbare school te moderniseeren.
B. en W. hebben den gemeente-opzichter een op
gaaf gevraagd van de kosten, die dit met zich zou
brengen.
Bij de rondvraag zegt de heer Smak, dat, door de
vernieuwing der brug bij de sluis de oprit voor fiet
sers zeer gevaarlijk is.
Voorzitter zegt een nader onderzoek toe.
Daarna wordt de vergadering onder dankzegging
gesloten.
flechette of piil, die uit een vliegtuig geworpen in staat
zou zijn man en paard te doorboren, werd beschouwd
als een vooruitgang op ontplofbare bommen. Turpinitie,
dat een heel regiment kon uitmoorden en iederen man
staande kon dooden, werd met gejuich begroet..."
„Ja. maar dat waren fabeltjes," viel Carew hem on
geduldig In de rede.
„Wat hindert dat? De koorts van wetenschappelijken
moord heerschte overal. Hij kreeg ook mij te pakken
en erg ook. Ik hoopte dat het ministerie van oorlog
mijn uitvinding zou aannemen. Zij hebben er om ge
lachen."
„En terecht. Kijk eens Barnard. laten we nu eens
verstandig praten. Je hebt mijn firma een onschatbaren
dienst bewezen en nu zou ik graag weten wat ik voor
je kan doen."
„Het is uw plicht mij bij de politie aan te geven. Heb
ik geen moorden begaan? De schijn is absoluut tegen
me. Het naald-pistool was een uitvinding van mij. Het
draagt mijn naam. Niemand zal mijn verhaal hoe ik
aan dien diamant kom gelooven. Dat ik hem in mijn
bezit had is al voldoende om me te hangen voor den
Parkestonmoord. Zat ik niet verborgen in den kolkke-
toren toen de dominee vermoord werd. Wie kan hem
anders gedood hebben, dan ik?"
„Je zit er leelijk in, dat geef Ik toe, maar ik denk er
niet aan om te trachten je hier te houden. Ik geloof je
verhaal, al wil ik liever niets meer hooren. Ik neem
aan, dat je jezelf in veiligheid wilt brengen?"
„Ik zou niet weten hoe."
„Zou je het liever niet eens probeeren? Hoe staat
het met geld?"
„Ik heb het niet noodig." viel de veroordeelde hem
in de rede. „Als U me een dienst wilt bewijzen zeg me
dan eens wie is die dame van de groote wereld, waar ze
in de courant over schrijven."
„Ik weet het niet," zei Carew de schouders ophalend.
Het onverschillige air van Carew misleidde zijn be
zoeker niet In zijn oogen flikkerde de hartstocht op.
„U weet het wel," barstte hij uit, „waarom zou ze
in deze zaak genoemd worden als ze niet de kameraad
van Helston was. Er is maar één vrouw in de wereld
die met zoo'n laffen ploert in zee zou gaan. Die vrouw
was mijn ondergang. Je hebt haar gekend, Carew, vóór
ik ln dat net van slechtheid verward raakte, dat mij
naar den kelder heeft geholpen.
Carew zat leelijk in het nauw. Het was ellendig dat
Barnard wist van zijn bekendheid met Leonie.
„Ik verwijt U niets. U was alleen maar een van dc
vele gekken die naar haar pijpen dansten. Ze was mijn
vrouw. Was mijn vrouw? Is mijn vrouw. Vervloekt!
Droomend liep Hans over de Kurassiers-hei, het
groote uitgestrekte heideland tusschen Rijn en Oos
terhout, Hans kende er elk plekje, want het was zijn
geboortestreek. Hij kende er de. zeldzame bloemen die
tusschen het heidekruid opschoten en die nog geslo
ten waren onder schuchtere streeling der ochtend
zon. Hij verstond het droevig zuchten van de suizende
abeclen langs de bermen van den landweg en hij wist,
wat 't takgeknap van het dorrend hout, onder het
gelend loover van den eikenwaï beduidde.
Ook nu hoorde hij hot en zag er een konijntje dar
telen. En hij had daar wel wat strikken willen zet
ten, maar de zotte Koba, die men in het dorp de
zwarte heks noemde, was in de buurt en had Hans
in de gaten.
Ilé Koba, zei Hans.
Kijk Hans, zei ze met droge stem, al zoo vroeg
op den kuier?
En gij dan, Koba?
Ikke, 'k was vanmorgen om vier uur al in 't
slot-bosch om gras te snije, 'k heb ze weer gezien
wor!
Wé hedde gezien, Koba?
Wel, de spoken op het slot, 't is toch wel bar,
éh, en dé lupt daer zoo mar eiken naacht rond. 't Is
vur ginne mins om non te zien.
'k Kan er niks aon doen Koba, mar 'k geloof
er niks van wor.
Wel gao dan dur jonge, as ge me toch nit ge-
loove wilt.
Kwaad mopperend en dwaas gebarend trok Koba
verder. Hans sloeg er geen acht op, want hij wist,
dat het oude mensch maalde en kwaad werd, als
men haar geen gelijk gaf. Wel had Kate-Mui, de
meid van de Iveeten-hoeve, hem in allen ernst ver
teld, dat Koba een echte tooverheks was en dat men
altijd moest vermijden, haar driemaal op een dag te
ontmoeten, omdat zulks een nabije dood zou betee-
kenen: maar Hans had daarom hartelijk gelachen
en gezegd, dat hij aan zulke dwaze dingen niet ge
loofde.
Traag rees het dorp uit de wazige nevel sluiers van
den opkomenden dag. Het reuzengevaarte van den
stompen toren der groote kerk stak als een logge
zwarte massa tegen de lichte wolken af. Vergeleken
met het kleine, maar gracieuze spitstorentje van het
klooster Sinte Catherine-dal, dat nu ook uit de verte
oprees, leek de plompe toren der hoofdkerk een
wandrochtelijke gestalte. En peinzend over de nala
tigheid van de kerkmeesters, die het zoo schoon be
gonnen werk van den grootschen torenopzet onvol
tooid lieten, stapte Hans verder
Het uiterlijk van Oosterhout heeft weinig van een
dorp. Naar het heet heeft men eenvoudig vergeten,
er een stad van te maken. En het veronachtzaamde
stedeke heeft er door geleden. Nu fleurt het wel weer
wat op, maar toendertijd want ons verhaal spreekt
van jaren her gingen handel en verkeer zichtbaar
achteruit en het jolige leven kwijnde er weg. Zoo
leefde er de verloren grootheid alleen nog na in de
oude monumenten van kasteelen en patriciërshuizen,
die de tijd spaarde of in puinhoopen herschiep. In de
omgeving van den Heuvel en de Bauwelenstraat
staan nog van die oude. voorname woningen, geheel
gaaf in hun antieke deftigheid, en het kasteel „De
Slotjes", met breede wallen omgeven, verschijnt er
als een middeleeuwsch ridderslot, waarbij een cen-
turium oude eiken de wacht houden.
De legende wil, dat bij avond, als de majestueuze
witte zwanen het zwarte water hadden verlaten, en
Ik stond haar in den weg de drank, Carew. de drank
en ze wou van me af en verraadde me. Ik was het
niet die den ouden Burrows neersloeg. Ik stond op de
trap om te waarschuwen als er iemand aankwam.
Maar wat gaf het of ik dat aan de rechters zei? Ik was
de zondebok en ik kon er voor opdraaien. Maar niei.
lang. Dat heb ik gezworen toen ik uit de beklaagden
bank werd weggeleid. Ik ik ik
Hij zou gevallen zijn als Carew hsm niet had opge
vangen. Zijn gezicht werd rood, Carew zette hem in
een leunstoel en haalde brandewijn, die hij wist, dat de
oude van Buren, die een hartkwaal had, altijd voor een
aanval gereed had staan.
Barnard herstelde zich, maar kon niet spreken. Zijn
ademhaling ging langzaam en met tusschenpoozen.
Eindelijk bedaarde de benauwdheid wat.
„Mijnheer Carew," fluisterde hij heesch, „ik wil alleen
lang genoeg leven om me te wreken op de gemeenste
vrouw van de wereld. Daarna
Hij hief met moeite de hand op en wenkte Carew om
dichterbij te komen.
Carew gehoorzaamde en hoorde hem mompelen:
„Daarna komt de andere wereld, als er een is. Waar
Is het goed voor dat een moordenaar blijft leven? Hij
heeft het leven van een ander genomen; laat hij nu
het zijne in ruil geven. Is het niet zoo?"
Wat kon Carew antwoorden tegen iemand, die
schijnbaar zoo dicht bij den dood was.
„Die man in de klokkekamer. Die heb ik vermoord.
Maar hoe kon ik weten dat het mijn broer was?"
„Je broer? Onmogelijk!"
„Het is zoo. Het was niet mijn hand die hem neer
velde, en toch was het in zekeren zin toch wel mijn
hand. Maurice Bradley was de beste broeder van de
wereld, en ik, zijn moordenaar, de slechtste."
HOOFDSTUK XXXII.
WAAR DE BANKNOTEN VAN CAREW BLEVEN.
De mededeeling van den veroordeelde dat Leonie zijn
vrouw was, was geen verrassing voor Carew. Helston
had in zijn verklaring hetzelfde gezegd en dit was voor
de politie aanleiding geweest cm tot arrestatie over te
gaan. Maar de relatie tusschen den voortvluchtige en
den vermoorden predikant was wat anders. Geen won
der, dat Carew even verbaasd als ontsteld keek. Wal
school er voor geheim achter de vreemde woorden van
Clement Bradley?
„Ik begrijp je niet," zei hy aarzelend.
„Natuurlijk niet. Er is.in de couranten heel wat ge
in de lanen geen voetstappen meer werden gehoord,
er een geheimzinnige witte dame door liet kasteel
dwaalde. Zij ontstak de gele waskaarsen in de gulden
kroonluchters en zette zich neer aan het oude, ver
molmde klavier. Dan klonk er een vreemde melodie
in een mengeling van droefgeestige accoorden, dio
de herinnering aan verloren tijden opriep. En als de
muziek, eindigend in den angstkreet van een schril
le» dissonant, als een doodenzang wegstierf, zag men
weer de schaduw van de witte dame achter het ge
heim van de gesloten gordijnen.
Zij doofde de bleeke waslichten en verdween als
een spook in het graf van den nacht.
Zoo schiep de verbeelding van het volk om de
grootheid van het verleden te herdenken, fantastische
spoken. Kwaadaardiger dan de vreedzame, nachte
lijke verschijning van de musiceerende witte dame
op de „Slotjes" waren de griezelige spoken op de
ïuine van het kasteel Duyvenvoorde.
Zij mishandelden kleine kinderen en joegen de
grooten op de vlucht. En Hans, die van dit alles
niets geloofde, was nu op weg naar de ruine van het
slot-bosch.
Het ging naar twaalf uur en de zon, die al hooger
oprees, zette het stille marktplein in de blanke klaar
te vau den middag. Op een der arduinen banken wil
de Hans zich neerzetten, om wat uit te. rusten.
Dag Hans, klonk plotseling een droge stem.
Het was Koba, die voorbijging. Hans begreep er
niets van. Zou Koba hem gevolgd zijn? In de verte
hoorde hij de kinderen roepen:
Zwarte heks, tooverheks.
Hans kon een vreemde onrust niet onderdrukken.
Ilij dacht aan de woorden, van Kate-Mui:
Als ge Koba drie keer op eencn dag tegenkomt,
zult ge dood zijn, eer t avend is.
En mijmerend over de dwaasheid dezer bewering,
sloeg Hans de dreef in, rechts van de kerk de te
genwoordige Torenstraat die toegang gaf tot het
slotbosch.
Toen Hans aan de ruine van het kasteel Duyvcn-
voorde kwam, meende hij een oude vrouw te zien,
die schielijk tusschen 't struikgewas verdween. Een
oogenblik dacht hij nog aan de zotte Koba, maar
dan vermande hij zich en hurkte onverschillig neer
aan den voet van den onttakelden hoektoren, de
eenige, die nog overeind gebleven was.
Aan de binnenzijde was een muur bezweken, maar
het aanzien van den toren leed er weinig onder,
want hij stak nog fier, als getuigend van oude
kracht, hoog boven de omgeving uil. Ilij stond daar
als een grijze, gekwetste ridder, als een die deernis
had met de omgeving, met de eeuwenoude eiken,
die men neerhaalde met moordende hand, waarvan
elke bijlslag ook hem doorsidderde en hem opnieuw
deed bloeden uit de vele wonden, die de tijd gesla
gen had.
Het was niet de eerste maal, dat ïlatis op de
ruine kwam. Hij was dikwijls genoeg op den toren
geklommen, om er de nesten te verwoesten van rle
raven en de katuilen, dio er in de kijkgaten huis
den. En beneden, tusschen de diepe bogen van de
keldergewelven of in de met buntgras begroeide
.muurspelonken, had hij dikwijls jacht gemaakt op
'egels, salamanders; en hagedissen, die daar in groote
menigte verblijf hielden. Maar sinds er spoken rond
doolden, was hij er niet meer geweest. Niet, omdat
hij bevreesd was voor spoken, want hij geloofde er
niet aan. Ilij wist, dat men 111 het dorp sprak, van
het bestaan van kostbare schatten, die in de kelders
van de slot-ruine verborgen zouden zijn en hij acht
te het zeer goed mogelijk, dat er dwazen waren, die
's nachts naar de vermeende schatten zochten. Dat
dezulken zich als spoken verkleedden, om bij hun
heimelijken arbeid niet gestoord te worden, kon Hans
zich heel goed voorstellen. Maar als hier nachtelijke
arbeid verricht werd, dan moesten daarvan sporen
achterblijven en door die te ontdekken, meende Hans
schreven over mijn ontvluchting -en mijn verblijf in do
klokkekamer toen Maurice werd vermoord. Een deel er
van is waar, de rest is verzinsel. Ik zal u zeggen wat
er gebeurd is. Ik lag doodop voor het vuur in de klok
kekamer, toen ik iemand de trappen hoorde op komen.
Ik sprong op en snelde naar de trap van de klokke-
toren, waar ik me verborg. Ik kon voetstappen hooren
in de klokkekamer beneden en het geluid van het vuur
dat werd uitgedoofd. Toen weerklonken er meer voet
stappen en stemmen booze stemmen een ervan
was die van een vrouw. Een paar woorden maar een
soort van schermutseling en een zwaren val en alles
was stil."
De veroordeelde hijgde naar adem. Zijn stem was heel
zwak en de inspanning om te spreken en zijn opwin
ding hadden hem grootendeels uitgeput. Hij was schijn
baar uiterst zwak. Eindelijk ging hij voort:
„Na een poos keerde ik naar de klokkekamer terug,
De smeulende sintels gaven licht genoeg om den man,
die op den grond lag, te zien. Zijn onbewegelijkheid, zijn
houding, het bloed op den vloer bij zijn hoofd, maakten
me bang. Het kon een ongeluk zijn geweest, maar ook
misdaad. Als dit laatste het geval was, was ik in een
vreeselijke positie. Als ik daar gevonden werd. zou ik
natuurlijk beschuldigd worden. Was ik niet een ont
snapte gevangene? Vlucht was het eenige dat me over
bleef. Ik ging naar de kerk, zag de offerbus, nam wat
er in zat, en liep zoo hard als ik kon naar de bosschen.
Toen ik dacht, dat ik veilig kon doen, keerde ik naar
den klokketoren terug en belef daar, omdat ik wel be
greep, dat ze dien niet voor de tweede maal zouden
doorzoeken. De man, die ik daar had laten liggen, was
natuurlijk al weggebracht. Ik had er geen idee van wat
er gebeurd was. Mijn eenigste gedachte was geweest om
weg te komen. Als U in mijn plaats was geweest, zou
U dan ook niet zoo gedacht hebben?"
„Ik denk het wel." zei Carew, „in ieder geval ben je
gevlucht. Ik zal je maar niet vragen, waar je al dien
tijd gezeten hebt?"
„Dat zou ik ook niet vertellen. Het komt er niets op
aan. Door toeval las ik een stuk krant, dat bij de twee
moorden hetzelfde wapen was gebruikt. Dat wapen,
mijnheer Carew, was mijn uitvinding, zooals ik U ver
telde. Daarom zeg ik, dat ik de moordenaar van Mau
rice ben en en
Het hoofd van den man zonk op zijn borst, die moei
lijk op en neer ging.
Carew hield de brandewijn aan zijn lippen en hij
dronk eenige druppels.
Wordt vervolgd.