Alieieci Nitiws- Raad Br. op Langendijk. De Schoone Duivelin DE SPOKEN VAN HET SL0T-B0SCH. Uitgevers: N.V. v.h. TRAPMAN Co., Schagen. Eerste Blad. Donderdag I Augustus 1929. SCHAE 72ste Jaargang No. 8503 Dit blad verschijnt viermaal per week: Dinsdag, Woensdag, Donder dag en Zaterdag. Bij inzending tot 's morgens 8 uur, worden Adver- tentiën nog zooveel mogelijk in het eerstuitlcomend nummer geplaatst POSTREKENING No. 23330. INT. TELEF. No. 23. Prijs per 3 maanden f 1.65. Losse nummers 6 cent ADVERTEN- TIcN van 1 tot 5 regels f 1.10, iedere regel meer 20 cent (bcwijsno. inbegrepen). Grootere letters worden naar plaatsruimte berekend. DIT NUMMER BESTAAT UIT TWEE BLADEN. De Raad vergaderde Dinsdagavond. Voorzitter Burgemeester Slot. Secretaris de heer Schelhaas. Alle leden waren aanwezig. De Voorzitter heet de leden welkom en opent de Vergadering met gebed. De notulen worden onder dankzegging aan den eecretaris onveranderd vastgesteld. Van den Inspecteur der dir. belastingen te Alk maar, was ingekomen de mededeeling, dat de gem. inkomstenbelasting 19291930 op f 32000 was ge raamd. Van Ged. Staten was de goedkeuring ingekomen van het in een vorige vergadering genomen besluit om aan den heer De Boer het pad te verhuren a f 1 per jaar. Van den heer E. J. Mooij was een verzoek ingeko men met de gemeente Alkmaar een gemeenschappe lijke regeling te treffen, teneinde zijn zoon geplaatst te krijgen op de Openbare U.L.O. school aldaar. Liever wenschte hij geen plaatsing op de school te Noord- scharwoude, omdat daar geen Fransch wordt onder wezen. Voorzitter deelde mee, dat B. en W. de voorwaar den aan Alkmaar hadden gevraagd, doch nog geen antwoord hadden ontvangen. De wed. Schagen, wier overleden echtgenoot vroe ger kantoorhouder was, vroeg wederom een toeslag van f50.op haar pensioen. Op voorstel van B. en W. werd gunstig beschikt. Ingekomen was het bekende adres van de gemeente Noordscliarwoude, om over te gaan tot het instellen van een ophaaldienst. B. en W. stelden voor daarop niet in te gaan. Voor eerst meent voorzitter, dat het vuil uit onze gemeente niet in Noordscharwoude terecht komt. Dat de Po litieverordening In dezen niet wordt nageleefd, kun nen B. en W. niet onderschrijven. Bovendien is de toestand zeer veel verbeterd, doordien afval van tuinbouwproducten, zooals aardappelloof enz. niet in de sloot wordt geworpen, doch op de akkers bijeen ge zameld. De heer Kamp kan niet geheel met de voorstelling en motiveering van B. en W. meegaan. Eerstens wordt de vaart door het werpen van vuil ondiep en dus moeilijk bevaarbaar. Velen missen de gelegen heid van hun vuil en rommel af teraken; bij een ophaaldienst zou die moeilijkheid vervallen. De heer Zuijdam uit zich ongeveer in denzelfden geest en vindt ook, dat de menschen vaak niet we ten, waar met hun vuil te blijven. De heer Ooijevaar meent dat er verschillende be zwaren aan verbonden zijn en is van oordeel, dat men dan een dagelijkschen ophaaldienst zou moeten hebben. De heer Kamp meent, dat als er een man voor aan gesteld werd en hij er niet voldoende werk aan had, hem nog wel andere werkzaamheden zouden kun nen worden opgedragen. De voorzitter zegt, dat verschillende polderslooten uitloopen op de Burggracht, en daardoor veel vuil te recht komt. Door asch en andere afval krijgt men FEUILLETON DET. DUNN. 33. „Op een nacht, een maand of drie geleden, zag ik dat een vrouw iets begroef In een pas gedolven graf op het kerkhof van Lanchester. Ik groef dat zakje op, nadat ze weg was gegaan en vond daarin wat Ik voor een stuk glas hield. Ik had geen flauw idee dat het een echte diamant was. Het was veel te groot. Ik wist niet3 van Uw verlies af. Er gingen heel wat weken voorbij eer ik iets over die Parkestonzaak las en pas vanmor en las ik in een openbare leeszaal de bijzonderheden. Ze betroffen mij." Hij zweeg. Hij sprak als iemand, die een van buiten geleerd lesje opzegt, mechanisch en pijnlijk langzaam. Zijn oogen verraadden niets van zijn gedachten. Zij wa ren starend. Na een poos ging hij verder. „Vanmorgen beschreven de kranten een pistool van een eigenaardige constructie, die de politie in Helston's kamer heeft gevonden. Dat pistool was een uitvinding van mij. De naam Max Barnard staat op het hand vat. Er bestaat geen ander wapen als dit op de wereld. Het werd klaarblijkelijk gebruikt om den man, die Uw diamant by zich had, en den dominee van Lanchester te vermoorden. Welke gevolgtrekking maakt U daaruit, mijnheer Carew?" Voor het eerst toonde de veroordeelde teekenen van ontroering. Zijn stem beefde, zijn voorhoofd was voch tig. Zijn handen kneep hij in elkaar om zich te be- heerschen. „Ik wil er liever geen maken. Ik wil alleen zeggen, dat omdat het pistool in beide gevallen hetzelfde was, de man, die de moorden beging, daarom nog niet den uitvinder behoeft te zijn." „Dank U. Helston heeft het pistool van me gestolen vlak voordat ik in arrest werd genomen voor wat hier in deze kantoren gebeurd is. Ik heb het na dien tijd nooit meer terug gezien." „Mag ik vragen wat Uw bedoeling was met de uitvin ding van zoo'n duivelsch wapen?" „In het geheel geen bedoeling, behalve een oefening in duivelsche vindingrijkheid. Ik was niet de eenige man, die gedurende den oorlog moordzuchtig werd. De niet die vervuiling, doch meer door veldvruchten, enz. Hierin brengt de ophaaldienst geen verande ring. B. en W. zijn daarom van oordeel, dat de voor- deelen niet tegen de kosten zullen opwegen. Het voorstel in stemming gebracht, wordt verwor pen met 5 tegen 2 stemmen, die der heeren Smak en Kamp. Van den Commissaris der Koningin was een schrij ven ingekomen, waarin werd meegedeeld, dat door hem een commissie was benoemd inzake de bekende kwestie der Lichtbedrijven te Noordscharwoude, welke bestaat uit de heeren Oldenburg, Ochtman en baron van Haarsholten. Nog wordt in dit schrijven meegedeeld, dat notulen, rekeningen enz. in haar be zit zijn gesteld. B. en W. stellen den Raad voor, dit schrijven voor kennisgeving aan te nemen en er niet verder op in te gaan. Mochten er inlichtingen aan den Raad wor den gevraagd, dan zullen deze worden verstrekt. Van de Vereen, v. Onvolwaardige Arbeidskrachten was een verzoek ingekomen als lid te willen toetre den of een bijdrage te verleencn van V2 cent per in woner. B. en W. stellen voor, hierop nog niet in te gaan, omdat individueele gevallen toch door de gemeente moeten worden verzorgd. De heer Smak is van een ander oordeel en vindt steun een algemeen belang, al is het dan niet een plaatselijk belang. Besloten wordt er niet op in te gaan. Aangeboden worden de Gemeenterekening met een ontvangst van f 77.127.89,uitgaaf f 71.898.631/^, alzoo batig saldo f 5229.25^25 voor den gewonen dienst; f70291.30 en f 70.1-45.30 voor den kapitaaldienst, saldo alzoo f 146. Lichtbedrijven hadden een winst van f5133.57 voor het gasbedrijf en f 1834.47 voor het el. bedrijf. Goedgevonden werd deze rekeningen te laten na zien door alle raadsleden, uitgezonderd de wethou ders. Aangenomen werd een voorstel van B. en W. om het voorstel tot wijziging van de bouwverordening af te voeren. Op voorstel van de betreffende commissie werd goedgevonden niet in te gaan op het verzoek van den heer Blok tot aankoop van het achter zijn per ceel gelegen water. Besloten werd op voorstel van Ged. Staten de geld- leening groot f31050.af te lossen in 30 jaar, voor wat betreft het bedrag noodig voor schoolaanbouw. Op een verzoek van de Vereen, 't Belang der Jeugd, om een afzonderlijke onderwijzeres in de handwer ken aan te stellen, werd afwijzend beschikt, omdat nadere inlichtingen hadden uitgewezen, dat de rege ling nu goed was en de onderwijzeres zelf geen klach ten had. De heer Zuijdam vindt het vreemd, dat Belang der Jeugd dit verzoek doet, terwijl nu blijkt, dat de onder wijzeres met de bestaande regeling tevreden is. De heer Smak merkt op, dat op de Ouderavond toch den indruk is gewekt, dat het werk voor de onder wijzeres te zwaar was. De heer Ooijevaar licht nader toe, dat dit verzoek gedaan was buiten medeweten van de onderwijzeres. Voorzitter deelt mee, dat aan den heer Zaal, hoofd de O. L. school een verlengd ziekteverlof is veneend tot 11 September. Van den Inspecteur van het L. O. was een advies ingekomen om de openbare school te moderniseeren. B. en W. hebben den gemeente-opzichter een op gaaf gevraagd van de kosten, die dit met zich zou brengen. Bij de rondvraag zegt de heer Smak, dat, door de vernieuwing der brug bij de sluis de oprit voor fiet sers zeer gevaarlijk is. Voorzitter zegt een nader onderzoek toe. Daarna wordt de vergadering onder dankzegging gesloten. flechette of piil, die uit een vliegtuig geworpen in staat zou zijn man en paard te doorboren, werd beschouwd als een vooruitgang op ontplofbare bommen. Turpinitie, dat een heel regiment kon uitmoorden en iederen man staande kon dooden, werd met gejuich begroet..." „Ja. maar dat waren fabeltjes," viel Carew hem on geduldig In de rede. „Wat hindert dat? De koorts van wetenschappelijken moord heerschte overal. Hij kreeg ook mij te pakken en erg ook. Ik hoopte dat het ministerie van oorlog mijn uitvinding zou aannemen. Zij hebben er om ge lachen." „En terecht. Kijk eens Barnard. laten we nu eens verstandig praten. Je hebt mijn firma een onschatbaren dienst bewezen en nu zou ik graag weten wat ik voor je kan doen." „Het is uw plicht mij bij de politie aan te geven. Heb ik geen moorden begaan? De schijn is absoluut tegen me. Het naald-pistool was een uitvinding van mij. Het draagt mijn naam. Niemand zal mijn verhaal hoe ik aan dien diamant kom gelooven. Dat ik hem in mijn bezit had is al voldoende om me te hangen voor den Parkestonmoord. Zat ik niet verborgen in den kolkke- toren toen de dominee vermoord werd. Wie kan hem anders gedood hebben, dan ik?" „Je zit er leelijk in, dat geef Ik toe, maar ik denk er niet aan om te trachten je hier te houden. Ik geloof je verhaal, al wil ik liever niets meer hooren. Ik neem aan, dat je jezelf in veiligheid wilt brengen?" „Ik zou niet weten hoe." „Zou je het liever niet eens probeeren? Hoe staat het met geld?" „Ik heb het niet noodig." viel de veroordeelde hem in de rede. „Als U me een dienst wilt bewijzen zeg me dan eens wie is die dame van de groote wereld, waar ze in de courant over schrijven." „Ik weet het niet," zei Carew de schouders ophalend. Het onverschillige air van Carew misleidde zijn be zoeker niet In zijn oogen flikkerde de hartstocht op. „U weet het wel," barstte hij uit, „waarom zou ze in deze zaak genoemd worden als ze niet de kameraad van Helston was. Er is maar één vrouw in de wereld die met zoo'n laffen ploert in zee zou gaan. Die vrouw was mijn ondergang. Je hebt haar gekend, Carew, vóór ik ln dat net van slechtheid verward raakte, dat mij naar den kelder heeft geholpen. Carew zat leelijk in het nauw. Het was ellendig dat Barnard wist van zijn bekendheid met Leonie. „Ik verwijt U niets. U was alleen maar een van dc vele gekken die naar haar pijpen dansten. Ze was mijn vrouw. Was mijn vrouw? Is mijn vrouw. Vervloekt! Droomend liep Hans over de Kurassiers-hei, het groote uitgestrekte heideland tusschen Rijn en Oos terhout, Hans kende er elk plekje, want het was zijn geboortestreek. Hij kende er de. zeldzame bloemen die tusschen het heidekruid opschoten en die nog geslo ten waren onder schuchtere streeling der ochtend zon. Hij verstond het droevig zuchten van de suizende abeclen langs de bermen van den landweg en hij wist, wat 't takgeknap van het dorrend hout, onder het gelend loover van den eikenwaï beduidde. Ook nu hoorde hij hot en zag er een konijntje dar telen. En hij had daar wel wat strikken willen zet ten, maar de zotte Koba, die men in het dorp de zwarte heks noemde, was in de buurt en had Hans in de gaten. Ilé Koba, zei Hans. Kijk Hans, zei ze met droge stem, al zoo vroeg op den kuier? En gij dan, Koba? Ikke, 'k was vanmorgen om vier uur al in 't slot-bosch om gras te snije, 'k heb ze weer gezien wor! Wé hedde gezien, Koba? Wel, de spoken op het slot, 't is toch wel bar, éh, en dé lupt daer zoo mar eiken naacht rond. 't Is vur ginne mins om non te zien. 'k Kan er niks aon doen Koba, mar 'k geloof er niks van wor. Wel gao dan dur jonge, as ge me toch nit ge- loove wilt. Kwaad mopperend en dwaas gebarend trok Koba verder. Hans sloeg er geen acht op, want hij wist, dat het oude mensch maalde en kwaad werd, als men haar geen gelijk gaf. Wel had Kate-Mui, de meid van de Iveeten-hoeve, hem in allen ernst ver teld, dat Koba een echte tooverheks was en dat men altijd moest vermijden, haar driemaal op een dag te ontmoeten, omdat zulks een nabije dood zou betee- kenen: maar Hans had daarom hartelijk gelachen en gezegd, dat hij aan zulke dwaze dingen niet ge loofde. Traag rees het dorp uit de wazige nevel sluiers van den opkomenden dag. Het reuzengevaarte van den stompen toren der groote kerk stak als een logge zwarte massa tegen de lichte wolken af. Vergeleken met het kleine, maar gracieuze spitstorentje van het klooster Sinte Catherine-dal, dat nu ook uit de verte oprees, leek de plompe toren der hoofdkerk een wandrochtelijke gestalte. En peinzend over de nala tigheid van de kerkmeesters, die het zoo schoon be gonnen werk van den grootschen torenopzet onvol tooid lieten, stapte Hans verder Het uiterlijk van Oosterhout heeft weinig van een dorp. Naar het heet heeft men eenvoudig vergeten, er een stad van te maken. En het veronachtzaamde stedeke heeft er door geleden. Nu fleurt het wel weer wat op, maar toendertijd want ons verhaal spreekt van jaren her gingen handel en verkeer zichtbaar achteruit en het jolige leven kwijnde er weg. Zoo leefde er de verloren grootheid alleen nog na in de oude monumenten van kasteelen en patriciërshuizen, die de tijd spaarde of in puinhoopen herschiep. In de omgeving van den Heuvel en de Bauwelenstraat staan nog van die oude. voorname woningen, geheel gaaf in hun antieke deftigheid, en het kasteel „De Slotjes", met breede wallen omgeven, verschijnt er als een middeleeuwsch ridderslot, waarbij een cen- turium oude eiken de wacht houden. De legende wil, dat bij avond, als de majestueuze witte zwanen het zwarte water hadden verlaten, en Ik stond haar in den weg de drank, Carew. de drank en ze wou van me af en verraadde me. Ik was het niet die den ouden Burrows neersloeg. Ik stond op de trap om te waarschuwen als er iemand aankwam. Maar wat gaf het of ik dat aan de rechters zei? Ik was de zondebok en ik kon er voor opdraaien. Maar niei. lang. Dat heb ik gezworen toen ik uit de beklaagden bank werd weggeleid. Ik ik ik Hij zou gevallen zijn als Carew hsm niet had opge vangen. Zijn gezicht werd rood, Carew zette hem in een leunstoel en haalde brandewijn, die hij wist, dat de oude van Buren, die een hartkwaal had, altijd voor een aanval gereed had staan. Barnard herstelde zich, maar kon niet spreken. Zijn ademhaling ging langzaam en met tusschenpoozen. Eindelijk bedaarde de benauwdheid wat. „Mijnheer Carew," fluisterde hij heesch, „ik wil alleen lang genoeg leven om me te wreken op de gemeenste vrouw van de wereld. Daarna Hij hief met moeite de hand op en wenkte Carew om dichterbij te komen. Carew gehoorzaamde en hoorde hem mompelen: „Daarna komt de andere wereld, als er een is. Waar Is het goed voor dat een moordenaar blijft leven? Hij heeft het leven van een ander genomen; laat hij nu het zijne in ruil geven. Is het niet zoo?" Wat kon Carew antwoorden tegen iemand, die schijnbaar zoo dicht bij den dood was. „Die man in de klokkekamer. Die heb ik vermoord. Maar hoe kon ik weten dat het mijn broer was?" „Je broer? Onmogelijk!" „Het is zoo. Het was niet mijn hand die hem neer velde, en toch was het in zekeren zin toch wel mijn hand. Maurice Bradley was de beste broeder van de wereld, en ik, zijn moordenaar, de slechtste." HOOFDSTUK XXXII. WAAR DE BANKNOTEN VAN CAREW BLEVEN. De mededeeling van den veroordeelde dat Leonie zijn vrouw was, was geen verrassing voor Carew. Helston had in zijn verklaring hetzelfde gezegd en dit was voor de politie aanleiding geweest cm tot arrestatie over te gaan. Maar de relatie tusschen den voortvluchtige en den vermoorden predikant was wat anders. Geen won der, dat Carew even verbaasd als ontsteld keek. Wal school er voor geheim achter de vreemde woorden van Clement Bradley? „Ik begrijp je niet," zei hy aarzelend. „Natuurlijk niet. Er is.in de couranten heel wat ge in de lanen geen voetstappen meer werden gehoord, er een geheimzinnige witte dame door liet kasteel dwaalde. Zij ontstak de gele waskaarsen in de gulden kroonluchters en zette zich neer aan het oude, ver molmde klavier. Dan klonk er een vreemde melodie in een mengeling van droefgeestige accoorden, dio de herinnering aan verloren tijden opriep. En als de muziek, eindigend in den angstkreet van een schril le» dissonant, als een doodenzang wegstierf, zag men weer de schaduw van de witte dame achter het ge heim van de gesloten gordijnen. Zij doofde de bleeke waslichten en verdween als een spook in het graf van den nacht. Zoo schiep de verbeelding van het volk om de grootheid van het verleden te herdenken, fantastische spoken. Kwaadaardiger dan de vreedzame, nachte lijke verschijning van de musiceerende witte dame op de „Slotjes" waren de griezelige spoken op de ïuine van het kasteel Duyvenvoorde. Zij mishandelden kleine kinderen en joegen de grooten op de vlucht. En Hans, die van dit alles niets geloofde, was nu op weg naar de ruine van het slot-bosch. Het ging naar twaalf uur en de zon, die al hooger oprees, zette het stille marktplein in de blanke klaar te vau den middag. Op een der arduinen banken wil de Hans zich neerzetten, om wat uit te. rusten. Dag Hans, klonk plotseling een droge stem. Het was Koba, die voorbijging. Hans begreep er niets van. Zou Koba hem gevolgd zijn? In de verte hoorde hij de kinderen roepen: Zwarte heks, tooverheks. Hans kon een vreemde onrust niet onderdrukken. Ilij dacht aan de woorden, van Kate-Mui: Als ge Koba drie keer op eencn dag tegenkomt, zult ge dood zijn, eer t avend is. En mijmerend over de dwaasheid dezer bewering, sloeg Hans de dreef in, rechts van de kerk de te genwoordige Torenstraat die toegang gaf tot het slotbosch. Toen Hans aan de ruine van het kasteel Duyvcn- voorde kwam, meende hij een oude vrouw te zien, die schielijk tusschen 't struikgewas verdween. Een oogenblik dacht hij nog aan de zotte Koba, maar dan vermande hij zich en hurkte onverschillig neer aan den voet van den onttakelden hoektoren, de eenige, die nog overeind gebleven was. Aan de binnenzijde was een muur bezweken, maar het aanzien van den toren leed er weinig onder, want hij stak nog fier, als getuigend van oude kracht, hoog boven de omgeving uil. Ilij stond daar als een grijze, gekwetste ridder, als een die deernis had met de omgeving, met de eeuwenoude eiken, die men neerhaalde met moordende hand, waarvan elke bijlslag ook hem doorsidderde en hem opnieuw deed bloeden uit de vele wonden, die de tijd gesla gen had. Het was niet de eerste maal, dat ïlatis op de ruine kwam. Hij was dikwijls genoeg op den toren geklommen, om er de nesten te verwoesten van rle raven en de katuilen, dio er in de kijkgaten huis den. En beneden, tusschen de diepe bogen van de keldergewelven of in de met buntgras begroeide .muurspelonken, had hij dikwijls jacht gemaakt op 'egels, salamanders; en hagedissen, die daar in groote menigte verblijf hielden. Maar sinds er spoken rond doolden, was hij er niet meer geweest. Niet, omdat hij bevreesd was voor spoken, want hij geloofde er niet aan. Ilij wist, dat men 111 het dorp sprak, van het bestaan van kostbare schatten, die in de kelders van de slot-ruine verborgen zouden zijn en hij acht te het zeer goed mogelijk, dat er dwazen waren, die 's nachts naar de vermeende schatten zochten. Dat dezulken zich als spoken verkleedden, om bij hun heimelijken arbeid niet gestoord te worden, kon Hans zich heel goed voorstellen. Maar als hier nachtelijke arbeid verricht werd, dan moesten daarvan sporen achterblijven en door die te ontdekken, meende Hans schreven over mijn ontvluchting -en mijn verblijf in do klokkekamer toen Maurice werd vermoord. Een deel er van is waar, de rest is verzinsel. Ik zal u zeggen wat er gebeurd is. Ik lag doodop voor het vuur in de klok kekamer, toen ik iemand de trappen hoorde op komen. Ik sprong op en snelde naar de trap van de klokke- toren, waar ik me verborg. Ik kon voetstappen hooren in de klokkekamer beneden en het geluid van het vuur dat werd uitgedoofd. Toen weerklonken er meer voet stappen en stemmen booze stemmen een ervan was die van een vrouw. Een paar woorden maar een soort van schermutseling en een zwaren val en alles was stil." De veroordeelde hijgde naar adem. Zijn stem was heel zwak en de inspanning om te spreken en zijn opwin ding hadden hem grootendeels uitgeput. Hij was schijn baar uiterst zwak. Eindelijk ging hij voort: „Na een poos keerde ik naar de klokkekamer terug, De smeulende sintels gaven licht genoeg om den man, die op den grond lag, te zien. Zijn onbewegelijkheid, zijn houding, het bloed op den vloer bij zijn hoofd, maakten me bang. Het kon een ongeluk zijn geweest, maar ook misdaad. Als dit laatste het geval was, was ik in een vreeselijke positie. Als ik daar gevonden werd. zou ik natuurlijk beschuldigd worden. Was ik niet een ont snapte gevangene? Vlucht was het eenige dat me over bleef. Ik ging naar de kerk, zag de offerbus, nam wat er in zat, en liep zoo hard als ik kon naar de bosschen. Toen ik dacht, dat ik veilig kon doen, keerde ik naar den klokketoren terug en belef daar, omdat ik wel be greep, dat ze dien niet voor de tweede maal zouden doorzoeken. De man, die ik daar had laten liggen, was natuurlijk al weggebracht. Ik had er geen idee van wat er gebeurd was. Mijn eenigste gedachte was geweest om weg te komen. Als U in mijn plaats was geweest, zou U dan ook niet zoo gedacht hebben?" „Ik denk het wel." zei Carew, „in ieder geval ben je gevlucht. Ik zal je maar niet vragen, waar je al dien tijd gezeten hebt?" „Dat zou ik ook niet vertellen. Het komt er niets op aan. Door toeval las ik een stuk krant, dat bij de twee moorden hetzelfde wapen was gebruikt. Dat wapen, mijnheer Carew, was mijn uitvinding, zooals ik U ver telde. Daarom zeg ik, dat ik de moordenaar van Mau rice ben en en Het hoofd van den man zonk op zijn borst, die moei lijk op en neer ging. Carew hield de brandewijn aan zijn lippen en hij dronk eenige druppels. Wordt vervolgd.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1929 | | pagina 1