PUROL
- De Wereldreis van -
Dicky en Dirrekie Durf
Uit een Balkan-staat.
POLDER
WIERINGERWAARD.
In Uw Zadeltasch
Vergadering van Dijkgraaf en Heemraden met Hoofd
ingelanden op Woensdagmiddag onder leiding van Dijk
graaf Haringhulzen. Afwezig Heemraad Jb, Waiboer
met kennisgeving van verhindering.
De door den heer Sleutel voorgelezen notulen worden
onveranderd vastgesteld. In verband met de notulen
wordt door den heer Groneman opgemerkt dat in de
vorige vergadering werd besloten dat de heer Nicolal
de wegen op dezelfde manier zou behandelen, als in
Koegras is gedaan, doch dat gebleken is, dat dit niet
waar is.
Dijkgraaf zegt dat de behandeling overeenkomt met
de behandeling op den Westfrieschen dijk en gelooft
toch wel dat we deze wijze van werken kunnen goed
keuren. De heer Groneman constateert dat de weg op
het oogenblik nog lang niet mooi is, waarop de Dijk
graaf antwoordt, dat het ook nog eens over gedaan
moet worden. We krijgen nu nog even een wegenpraatje
.wat in den loop der vergadering nog wordt voortgezet
Van Ged. Staten is ingekomen:
a. Een afschrift van het Kon. Besluit waarbij de heer
Zijp is herbenoemd als Heemraad en de heer P. Visser
als zoodanig is benoemd. Door den heer Visser werd de
eed afgelegd, en in de vorige vergadering werden de
heeren reeds gelukgewenscht.
b. Goedkeuring van het besluit inzake stroopilevering.
c. Goedkeuring op het besluit van Hoofdingelanden
om 't crediet bij de Boerenleenbank met f 8800 te ver-
hoogen.
d. Goedkeuring over de wijze van reservebemallng.
e. Een verslag van de N.V. Spoor(tram)-weg Wierin-
genSchagen. Hierbij wordt door den Voorzitter mede
gedeeld dat de Polder 4 pet. dividend zal ontvangen, be
nevens 5.91 pet. terugbetaling van het voorschot Dit
bedraagt f 15000, zoodat dit over dit jaar nog een aar
dig bedrag wordt.
Door den heer P. Blaauboer wordt rapport uitge
bracht van de vergadering der vennootschap.
Dan werd nog door Ged. Staten goedkeuring verleend
inzake de waterloozlng.
Dijkgraaf deelt mede dat de overeenkomst met Anna
Paulowna is gesloten. Door Ged. Staten werden nog
enkele wenken gegeven' betreffende den sluisbouw, waar
van de teekening ter tafel wordt gelegd.
Door het Dag. Bestuur wordt aan Hoofdingelanden
voorgesteld het plan goed te keuren met inachtneming
der wenken door Ged. Staten gegeven. Dit wordt goed
gevonden.
Van de vereenlging van den Bond v. Waterschappen
is een schrijven ontvangen in zake het nieuwe ontwerp
Provinciaal reglement. Door den Bond worden op ver
schillende artikelen aanmerkingen gemaakt en wijzigin
gen voorgesteld aan Ged. Staten.
Deze wijzigingen betreffen de artikelen 5, 13, 27, 28,
32, 34, 46, 121, 129, 180, 181, 183 en 184 en worden door
Voorzitter allen voorgelezen.
Na voorlezing zegt Dijkgraaf dat het Dag. Bestuur
wel kan instemmen met deze aangebrachte wijzigingen
en vraagt of de vergadering ook nog andere opmerkin
gen heeft.
De heer Groneman vindt o.a. artikel 7, waarbij wordt
bepaald dat b.v. een secretaris of penningmeester of
ook bestuursleden tot in den 2en graad geen familie
mag zijn. Het kan toch voorkomen dat In kleine Polders
de keuze zoo gering is, dat men bijna niet anders kan.
Na eenige discussie hierover wordt er door den heer
Groneman een voorstel van gemaakt om deze opmer
king aan Ged. Staten te maken, welke voorstel met 1
stem tegen en 2 blanco wordt aangenomen.
Ook wordt nog besloten voor te stellen aan art. 7
toe te voegen, dat bij gebleken wenschelijkheld van den
persoon ontheffing van het desbetreffend artikel kan
worden verleend.
In verband met de wegenbelasting wordt door Ged.
Staten gevraagd om in kennis te worden gesteld met
de bedragen, welke in 1928 door onzen Polder voor we
gen en bruggen zijn betaald.
Dijkgraaf deelt mede dat over 1927 een bedrag van
t 4700 aan den Polder is uitgekeerd.
Dijkgraaf en Heemraden hebben inmiddels een staat
opgemaakt van de uitgaven over 1928. We zullen dus
nader wel hooren hoeveel we zullen krijgen.
Volgende punt Is: Vaststellen te sluiten leening.
Door het Dag. Bestuur wordt voorgesteld om, voor
zooveel noodig, kasgeld te leenen om later definitief
het bedrag vast te stellen. Deze kasgeldleenlng aan te
vragen bij de Boerenleenbank alhier. Aldus besloten.
Dan zegt Dijkgraaf in verband met links en rechts
verkeer, waaraan door zeer velen reeds wordt voldaan,
door het Dag. Bestuur is overwogen om den toegang
tot den West-Barslngerweg, beter In orde te maken! Er
zal dan een boom verwijderd moeten worden en de weg
ter plaatse verbreed, 't Dag. Bestuur vraagt machtiging
der Hoofdingelanden om dat werk te doen uitvoeren.
Algemeene instemming.
Alsnu wordt het wegenpraatje voortgezet, tusschen
het Dag. Bestuur eenerzijds en de heeren C. J. Blaauboer
en' Groneman anderzijds.
Voorzitter begint te zeggen dat de Molenweg over 300
behoort op fietstochten, voor verzachting
en genezing bij doorzitten en zonnebrand
steeds een doos of tube
I. V.. 30-60 90 <3. T.K »0O.J||*I-0'-°-D'°9i""'
meter onder profiel is gebracht en de Barsingerweg
voor een gedeelte is geteerd. We zouden het reeds ge
teerde nog eens willen overteeren en daarvoor willen
aanschaffen extra wegenteer, b.v. 10.000 K.G., benevens
een verwarmingsketel.
De heer C. Blaauboer: Dus niet de methode Koegras,
waarom nu niet?
Voorzitter: Deze teer wordt heter geoordeeld dan
koolteer.
De heer Blaauboer: Ik ben 't niet met u eens.
Voorz.: We hebben ook andere deskundigen gehoord
van 't Hoogheemraadschap.
De heer Groneman: Hoogheemraadschap teert ook
duurder.
Voorz.: Dat zal de heer Groneman hebben te bewijzen.
De heer Groneman: Ik kan 't aantoonen uit hetgeen
de Dijkgraaf aldaar heeft gezegd en als wij nu weten
dat ln Koegras alles zoo perfect In orde ls, waarom dan
nu weer op andere manier te beginnen.
Door den Dijkgraaf wordt nu nog opgemerkt dat we
't Juist gedaan hebben als in Koegras, waarna de heer
Groneman weer zegt dat ze 't daar drie keer met kool-
teer achter elkaar hebben gedaan.
De heer P. Visser zegt dat de Sllkkerdijk met warme
teer is gedaan en deze toch zeker schitterend kan wor
den genoemd.
Dit praatje wordt nog een poos voortgezet waarbij
de heer Groneman nog opmerkt meer te gelooven aan
eigen oogen en praktijk, dan aan beweringen van des
kundigen wat we nog niet hebben gezien.
Voorzitter zegt dat de Heemraden waarschijnlijk geen
bezwaar zullen hebben om dan een gedeelte nog eens
een paar maal met koolteer te bewerken. We zien even
wel geen kans om teer te krijgen dat zoo over den weg
gedaan kan worden, zoodat een verwarmingsketel zeer
gewenscht is.
Ten slotte wordt een voorstel van 't Dag. Bestuur
om een verwarmingsketel aan te schaffen en nog eens
twee proeven te nemen met algemeene stemmen aange
nomen.
Dan deelt de Dijkgraaf nog mede dat de brug aan 't
einde der tetjesweg is weggebroken en de toegang tot
dien weg, is verbreed. Dit is zeker een groote verbete
ring en het is gebeurd nog binnen 't bedrag der begroo
ting.
De aanbesteding der andere 3 bruggen is ook geschied
Ook dit is met inbegrip van het grondwek binnen de
begrooting gebleven.
Rondvraag.
De heer C. Schenk vindt 't onbillijk dat zij als land
eigenaren zooveel moeten bijdragen aan de kosten van
het wegenonderhoud en vraagt of het niet mogelijk zou
zijn dat b.v. de Gemeente subsidie verleent.
Ook de heer T. Wonder gevoelt daar veel voor.
Dijkgraaf wil dit wel in gedachten houden en daar
ter gelegener tijd op terug komen.
De heer Schenk zegt niet de bedoeling te hebben ge
had direct met een voorstel te komen, doch om het
n¥aar eens In bespreking te brengen.
De heer C. Blaauboer heeft Zaterdag na de vorige
vergadering opgemerkt dat er 's middags geen volk op
den weg was. Dit heeft me verbazend verwonderd.
Moet het Polderbestuur nu beginnen met een vrijen
Zaterdagmiddag. Ik begrijp niet de houding van het
Dag. Bestuur, wat toch voor 't meerendeel uit boeren
bestaat, om buiten de Hoofdingelanden om, een vrijen
Zaterdagmiddag te geven.
Dijkgraaf licht toe, dat 't Dag. Bestuur dit na ernstig
beraad heeft gedaan. Voor de losse arbeiders is 't ver
lichtend, zoodat het ten slotte alleen neerkomt voor
de twee vaste arbeiders. We hebben een nieuwe dienst
regeling gemaakt, het aantal diensturen is hetzelfde
gebleven. We zullen deze regeling nog moeten wijzi
gen, omdat we deze feitelijk te ruim hebben gemaakt.
De nieuwe dienstregeling ls ter goedkeuring verzonden.
Er wordt echter evenveel werk gedaan dan voorheen.
De heer Blaauboer vindt de verhouding tegenover
de boerenarbeiders bedroevend,en wil later, wanneer
de groote werkzaamheden zijn afgeloopen, wel met een
voorstel komen om dat weer te veranderen.
De heer Groneman vraagt waarom er op de nieuwe
borden staat vermeld: Twee wegen, in plaats van: Wie-
ringerwaard.
Voorzitter zegt dat dit een abuis is geweest van de
Wielrijdersbond.
Verder vraagt de heer Groneman of de herstelling aan
het Polderhuls reeds gedaan ls, waarop toestemmend
wordt geantwoord.
Dan heeft de heer Groneman nog gehoord, zelf heeft
hij 't niet bij ondervinding, dat het water gedurende de
laatste droogperiode niet voldoende is geweest voor het
Hierop zegt de Dijkgraaf dat hij 't water den laatsten
tijd in verband met de droogte steeds blijven 2.60 heeft
gehouden en meende daarmee goed te hebben gehan
deld, wat dan ook door de vergadering werd beaamd.
Er volgt nog een uitgebreid waterpraatje tusschen
koeboeren en bouwboeren, waarbij de heer P. Visser
nog opmerkt: Laten de klagers dan water inmalen, dan
kunnen ze zooveel water krijgen als ze willen hebben.
Wij malen uit wat veel meer kosten meebrengt.
Dan wordt de openbare vergadering opgeheven om
in comité nog eenige mededeellngen van den Dijkgraaf
te vernemen.
HET ONBEKENDE LAND. SCHILDPADDEN ALS
SLAAPKAMERADEN. OVER DE GRENS.
- BIJ DE ALBAANSCHE GRENSWACHT. -
(Van onzen reizenden correspondent.)
Skoder (Skutari), Juli 1929.
Eigenaardig: nog op twintig, dertig kilometer van
de gi-ens van Albanië kon niemand ons eenige
nauwkeurige inlichtingen geven over dat land, als
lag het niet in de nabijheid, doch ergens op de
maan. Zelfs de eenvoudige vraag, welk geld men er
had, wist men niet, met zekerheid te beantwoorden.
Er zijn oude zilveren Oostenrijksche kronen in om
loop, beweerde er een, doch een ander sprak dit te
gen en vertelde, dat de Fransche zilveren francs er
het betaalmiddel was. De commissaris van politie te
Kctor had ons medegedeeld, dat men een visum
voor Albanië aan de grens kon krijgen; op 18 K.M.
van de grens zeide ons een Montenegrijnsche kaste
lein, dat aan de grens geen visum werd gegeven en
dat men het aan moest vragen bij den Albaanschen
consul te Belgrado. We zouden dus zeer zeker niet
in het land worden toegelaten zonder een visum.
Een prettig vooruitzicht was dat niet
Om zeker te zijn van mijn zaak had ik me reeds
vroeger schriftelijk gewend tot den Nederlandschen
honorairen consul te Belgrado om inlichtingen en
voorspraak bij den Albaanschen consul. Ik had hem
een brief geschreven in het Nederlandsch, doch er
ter alle zekerheid een Fransche vertaling bijge
voegd. Hierop kwam een in het Duitsch geschreven
antwoord, waaruit bleek, dat de consul noch mijD
Nederlandschen brief, noch de Fransche vertaling
goed had begrepen. Ik schreef hem daarop in het
Duitsch, doch toen er na veertien dagen wachten
nog geen antwoord was, had ik het opgegeven en
trok er op goed geluk op uit. Achttien kilometer
van de grens moest ik nu hooren, dat we niet zouden
worden toegelaten in Albanië zonder een visum.
We bevonden ons in een dun bevolkte streek met
hier en ddar rotsgebergte en weinig akkers, dat
vroeger tot Montenegro behoorde. Veel meer dan
honderd kilometers hadden we reeds gemarcheerd
en verkeersmiddelen waren daar niet. Wat te doen?
„Voorwaarts meende mijn reismakker en aldus
besloten we. Verder trokken we te voet, als steeds
de laatste dagen van gloeihitte. Telkens gedurende
dien dagenlange marsch was onze veldflesch weder
leeg. Dan luisterden we scherp. Hoorden wij ergens
het ruischen van een beek, dan dronken we ons vol
aan helder, frisch water, vulden de veldflesch en
zetten dan den tocht voort. Dikwijls ook legden we
op een plaats, waar water was, een vuurtje aan, en
mijn reismakker kookte een zonderling middag-
potje: macaroni met spek en uien. Het was het le
ven van echte zwervers uit een romantischen tijd en
we waren hiertoe wel gedwongen, daar vanaf Anti-
vari tot aan de Albaansche grens in de richting van
Skoder geen hotels zijn. Den laatsten nacht in Joego
slavië sliepen we in een rotslandschap op een met
dun gras begroeide plaats. Eerst echter zochten we
de naaste omgeving af naar slangen, die hier niet
zeldzaam zijn. Een oud Montenegrijnsch Komi-
tadsji-aanvoerder had ons verteld, dat de slangen
niet uit zichzelf naar de menschen toe komen, doch
dat men vermijden moet zich dicht bij hun ver
blijfplaats neder te leggen. Op de ervaring van de
zen ouden bendenaanvoerder, die in zijn veelbewo
gen leven tegen Turkije, Albaneezen, Bulgaren, Oos
tenrijkers en Duitschers gestreden had, vertrouw
den we.
Slangen hadden we tegen het vallen van den
avond al eenige malen gezien, er zelfs reeds drie
gedood, slangen van ruim een meter lengte, maar
bij onze bivakplaats vonden we er geen; wel zagen
we er twee schildpadden, zoo groot als een soep
bord, die in het geheel geen angst schenen te heb
ben. Toen we ze met een stok aanraakten, trokken
ze kop en poten onder hun schilden, waarop men
kon gaan staan, zonder dat het hun scheen te deren.
We trokken onze colberts uit, die als dekens voor
het bovenlichaam dienden. Over onze beenen had
den we elk een jas. Dicht naast me legde ik mijn
stevigen wandelstok, tusschen mijn reismakker en
mij een geladen revolver, sigaretten, lucifers en de
met water gevulds veldflesch. We bleven natuurlijk
geheel gekleed, alleen ontdeed ik me van mijn le
deren beenkappen, die me als hoofdkussen dienen
moesten, terwijl mijn reismakker onze tot een soort
rugzak omgevormde bagage als hoofdkussen be
nutte.
Dien nacht stormde het. Over de bergen ging met
het daverend geweld van duizenden dravende paar-
den> de storm, maar wij lagen tamelijk beschut; wol
ken joegen langs den hemel en de nog zwakke maan
dreef met hen een grillig spel van licht en schaduw.
Maar tegen den morgen, toen het Ijzig koud werd,
ging de wind liggen en toen de eerste stralen der
zon de aarde rozig kleurden, stonden we op. Was-
schen konden we ons uit gebrek aan water niet,
maar na een korten marsch vonden we een beekje.
Daar maakten we toilet, schoren ons, poetsten zelfs
onze schoenen. Als ontbijt hadden we een stuk mais-
brood en een blikje goulash, dat we boven een
vuurtje warmden. Frisch, helder water hadden we
in overvloed en zoo sterkten we ons.
Dan weder verder: richting grens, nog goed tien
kilometer. Onze sigaretten waren opgerookt, maar
aan de grens, zoo meenden we, zou wel een dorp
zijn, waar we alles zouden kunnen koopen, wat we
noodig hadden.
Dan eindelijk de grens: een paar huisjes met stroo-
daken, onoogelijke boerderijtjes, een Joego-Slavische
douane-post. Na een kort onderzoek van onze wei
nige bagage bracht een douanier ons naar de post
der grenstroepen. Een glas water kon men er krij
gen, een sigaret bood men ons gaan, doch er was
niets te koop.
Ook de formaliteiten bij de Joego-Slavische grens
troepen duurde kort en we wandelden verder in de
brandende zon, richting Albaansche grens, die zich
op nog geen kilometer afstand bevond. Daar stond
op een heuvel een wit huisje, waarvoor in de scha
duw zat een soldaat met een geweer naast zich.
In dat huisje zou de beslissing vallen: konden wa
verder gaan of moesten we teruglceeren totdat we te
Belgrado onze paspoorten zouden hebben laten vi-
seeren?
Onze nadering scheen den zittenden soldaat niet
te verontrusten, en zelfs toen hij ons wenkte naar
boven te komen, deed hij dat met de minst moge
lijke beweging.
We beklommen den heuvel en gingen op aanwij
zing van den in goede khaki-uniform gekleeden
schildwacht het huisje binnen. Op een tiental veld
bedden lagen met losgeknoopte kleederen soldaten,
waarvan eerf enkele bij ons binnentreden het hoofd
oplichtte en ons in het Servisch zeide te gaan zit
ten. Aangezien er geen stoel was, zetten we ons op
den rand van een bed, Fen andere soldaat wreef
zich de oogen uiten keek ons verbaasd aan. Daarna
rolde hij twee sigaretten en gaf ze ons, waarbij hij
eenige woorden in het Albaneesch zeide, die wel een
beleefdheid zullen zijn geweest. Onze paspoorten
moesten we toonen en steeds meer soldaten ont
waakten uit hun dommel. We spraken Servisch,
Italiaansch en Fransch vermengd, terwijl mijn
reisgezel in vloeiend zeemans-Engelsch vertelde, dat
we wenschten naar Tirana te gaan, een uiteenzet
ting waarvan de soldaten alleen het woord Tirana
verstonden. Koppen werden bij elkander gestoken,
er werd beraadslaagd, gezocht in de paspoorten, na
tuurlijk naar een Albaansch visum, maar dat was
er niet, Eindelijk zeide een der intelligentste solda
ten: „geen visum, niet passeeren
Dat was een slag: veel geld had ik niet meer. De
volgende zending zou komen te Tirana, waarheen
ik nu niet zou kunnen gaan.
Plotseling verscheen een nieuye figuur op het too-
neel: een onder-officier, de wacht-commandant met
open tuniek en verslapen oogen. Blijkbaar was hij
door ons praten gewekt. Hij liet zich alles verklaren
en vond vooral merkwaardig, dat ik uit Nederland
en mijn reismakker uit Denemarken kwam, twee
landen waarvan hij blijkbaar nog nooit had ge
hoord. Hij schudde het hoofd, dacht lang na, wenk
te ons in zijn kamer en telefoneerde naar Skoder
met den commandant. Hij sprak van een Fransch-
man en een Spanjaard, die er waren en bevel kwam
ons door te laten.
De onder-officier en de soldaten waren even ver
heugd als wij over deze beslissing. Weder werden
sigaretten voor ons gemaakt en we trokken verder
Albanië lag voor ons open.
Behouden komen Dioky, Dirrekie en Gerrit voor de
uitspanning „De drie dorstige harten". Hier stappen
we uit, roept Dirrekie, als ze de stoeltjes en tafeltjes
in het aardige prieëeltje ziet. Mijn maag knort van
de honger en mijn keel Is heelemaal droog. Nou,
ik wil auk wel 'n stukkie bikke, verzekert Gerrit en
Dicky is het volkomen met hem eens. Dus rijdt hij de
auto naar de garage. Het edele drietal stapt uit, neemt
plaats onder het looverdak en bestelt bij de juffrouw
van de „Drie dorstige harten" drie glazen melk, voor
leder dorstig hart één. Ook laat Dicky krentenboter-
hammen aanrukken en een schaal appelen voor het
dessert. Zoo'n rei» om de wereld kun je niet volbrengen
met een leege maag. Dan komt er niets van terecht.
De bikkesemente motte ln orde weze", beweert Ger
rit. Nu, daar mankeert niets aan in „De drie dorstige
harten". Alles prima kwaliteit. „Matige prijzen" staat
er in de advertentie. En daar houdt de juffrouw zich
aan.
Gerrit, Dicky en Dirrekie zitten nog fijn te schran
sen. Ze hebben voorloopig niet genoeg. Maar Intusschen
is hun auto in groot gevaar geraakt Want Stmon
Swaantjesjager is vlak in de buurt en hij ls zoo ver
liefd op rijwielen en auto's dat hij ze op 1 K.M. af
stand ruikt Kijk maar, hij loert al bij de poort van
de garage... De weg loopt verder naar het Volvetten-
dhmsche kanaal. Er 1b een leuk ophaalbrugje, dat om
hoog getrokken wordt als er een boot of een schuH
door moet Dan komt Gijsbertus Grlmbaard, die
vroeger schipper was op een pontje. Hij spuwt eres ln
zijn handen, bijt eres op zijn tanden en trekt dan aan
den slinger van de brug. Dat is een mak leven, want
niemand denkt er over om ermee weg te loopen. Bo
vendien wordt de brug trouw bewaakt door diender
Ludovicus Lenigheid, die op een stoel voor zijn wacht
huisje een pijpje heerenbaai smookt en zijn krantje
leest Als er niets te doen Is, lijkt diender Lenig
heid wel een kalme baas. Maar pas op, wanneer er on
raad in de buurt ls!