(ups)
Raad
Noordscharwoude.
JAN PIETERSZOON COEN.
SCHAGER IJZERHANDEL
BOERDERIJ en XEEHOUDERIJ
Naar de Schoolbanken.
Door de sluitboomen gereden.
1629. SEPTEMBER 1929.
„daar can in Indien wat
groots verricht worden".
DE STICHTER VAN BATAVIA.
Op 21 September 1929 is het drie honderd Jaar geleden,
dat Jan Pieterszoon Coen, stichter van Batavi en
bevestiger van ons gezag in Nederlandsch Oost Indië
overleed. Hij werd op 5 Januari 1587 geboren te Hoorr
Standbeeld van Jan Pietersz. Coen te Batavia.
Op 14-jarigen leeftijd trad hij in dienst van een koopman
te Rome, alwaar hij 4 jaar bleef. In het jaar 1607
ondernam hij als onderkoopman een reis naar Indië,
vanwaar hij in Maart 1611 terugkeerde. Zijn superieuren
waren zeer tevreden over hem, als blijk waarvan zij hem
op zijn tweede reis naar Indië den rang van opperkoop
man verleenden. Hij kwam in het begin van de maand
Februari in Indië aan. Door zijn uitstekende capaciteiten
Kriel hij aanstonds op. De gouverneur-generaal Pieter
Both (de eerste gouverneur-generaal van Oost-ïndië)
benoemde Coen tot boekhouder-generaal en directeur te
Bantam en Jacatra. De opvolger van Pieter Both,
de gouverneur-generaal Reynst benoemde Coen tot
directeur-generaal van alle kantoren van de Oost-Indi
sche Compagnie in Indië. De opvolger van Reynst voerde
vier jaar het bewind (16151619) en gaf het in 1619
over aan Coen, die dus de vierde gouverneur-generaal
van Ned. Oost-Indië is. Jan Piterszoon Coen breidde
ons gezag met kracht uit, en wendde zich vooral tegen
de nieuwe mededingers, de Engelschen, die inmiddels
ook een Oost-Indische Compagnie hadden opgericht". Aan
het hoofd van een kleine macht wist hij de Engelschen
en de met hen verbonden Javanen met uit de Molukken
gehaalde hulp bij Jacatra te verslaan. Op de puinhoopen
van deze stad stichtte hij Batavia. In Holland was men
het niet eens met alle doortastende maatregelen van
den nieuwen gouverneur-generaal. Jn het bijzonder
vreesde men de Engelschen te zeer te verbitteren; dit
wilde men voorkomen door een fusie van de Holland-
sche met de Engelsche Oost-Indische Compagnie, welke
dan ook op 17 Juli 1619 tot stand kwam. Een opstand
op de Banda-eilanden werd op zeer strenge wijze onder
drukt, waarbij de bevolking voor een groot deel werd
uitgeroeid. Aan de bevolking der Molukken werd groote
schade toegebracht door de zoogenaamde Hongi-tochten,
waarbij overal de kruidnagelboomen werden uitgeroeid,
om aan de Oost-Indische compagnie de alleen-handel
van de kruidnagelen te verzekeren. In 1622 nam Coen
ontslag en keerde naar Holland terug. Einde Septem
ber 1627 trad hij wederom als gouverneur—generaal op.
Intusschen hadden in de Oost eenige belangrijke ge
beurtenissen plaats gehad. De samenwerking met de
Engelschen liet veel te wenschen over. Herhaaldelijk
kwam het tot conflicten. Toen op Amboina tien van
samenzweering verdachte Engelschen na foltering be
kenden, werden zij terechtgesteld. Ook uit Bantam wer
den de Engelschen verdreven. Tenslotte lieten de En
gelschen de Oost-Indische Compagnie vrij spel in den
Archipel. De „Ambonsche moord" werd eerst voorgoed
geregeld bij den vrede van Westminster, toen wij aan de
erfgenamen van de terechtgestelden schadeloosstelling
moesten uitkeeren. Coen's tweede bewind als gouver
neur-generaal liep van 16271629. De belangrijkste ge
beurtenissen gedurende deze tweede ambtsperiode waren
wel de twee belegeringen van Batavia door den vorst
van Mataram, die bijna geheel midden- en oost-Java
beheerschte. De aanvallen werden echter afgeslagen.
In den nacht van 20 op 21 September 1629 overleed Jan
Pieterszoon Coen. Het is niet zeker, waaraan hij ge
storven is, hoewel het vermoeden veld wint, dat hij als
slachtoffer van de cholera is gevallen.
Coen was een krachtige, soms iets te wreede per
soonlijkheid, die met moed de moeilijkheden onder de
oogen dorst te zien. Zijn lijfspreuk was: „DIspereert
niet, ontsiet uwe vijanden niet; daar can in Indiën
wat groots verricht worden."
Donderdagavond kwam de gemeenteraad in openbare
vergadering bijeen.
Voorzitter Jhr. A. L. v. Spengler, Secretaris de heer
K. G. Reinders.
De Voorzitter opent de vergadering, doch kan tot zijn
spijt geen welkom toeroepen tot den heer Broersen, die
nog steeds ongesteld is. Voorz. wenscht hem een spoe
dig herstel toe.
De notulen worden onveranderd goedgekeurd.
Mededeelingen en ingekomen stukken.
Verslagen over 1928 van het West-Friesch Museum,
van den Keuringsdienst voor Waren; van het Ned. Ge
nootschap tot zedel. verb. van gevangenen; van de ver-
eeniging tot bevordering van vakonderwijs in West-
Friesland, en van de commissie van de Malaria-bestrij-
ding.
Van Ged. Staten is bericht van goedkeuring ingeko
men der suppletoire begrooting 192S;
Van de woningbouwvereeniging Algemeen Belang een
dankbetuiging voor de verleende subsidie;
EEN UITGAVE INEENS,
EEN LEVENSLANG GENOT.
L. VAN RIJSWIJK.
van het fanfarecorps „Genot door Kunst" een dank
betuiging voor de beschikbaar gestelde medaille;
van den Bond van adm. personeel bij de belastingen
een adres inzake opheffing der belastingkantoren;
van de commissie, welke is samengesteld door den
commissaris der Koningin in verband met de kwestie
der 5 pet. genoten, door den directeur der gasfabriek,
die verzocht ten einde deze zaak te behandelen, schrif
telijke mededeelingen van op- of aamerkingen;
van dezelfde commissie een schrijven waarin medege
deeld wordt, dat Zaterdag 14 Sept aasa om 10 uur een
zitting gehouden zal worden in de Bestuurskamer der
gasfabriek. Zij die er prijs op stellen om te worden
gehoord kunnen dit voor 9 September schriftelijk opge
ven aan genoemde commissie, welke zetelt ten kantore
van het Prov. Waterleiding Bedrijf te Bloemendaal;
van bewoners der Handelskade is een verzoek inge
komen om de brug en de straat aldaar in gemeente
eigendom over te nemen.
Verder zijn adressanten bereid eventueele verbeterin
gen daarvoor in orde te brengen. De Voorzitter stelt voor
dit adres in handen van B. en W. te stellen om prae-
advies, ook in verband met de ongesteldheid van den
gemeenteopzichter;
van de Kamer van Koophandel een verzoek om een
onderhoud over de kanalisatie, daarbij beoogende een
hoogere subsidie. Voorzitter zegt dat destijds een sub
sidie is toegezegd van f 1000, gedurende 40 jaren. Na
breedvoerige besprekingen i» men het hierover eens ge
worden, zoodat thans geen Aanleiding wordt gevonden
een hoogere bijdrage te verleenen. Tegen een onderhoud
is geen bezwaar, doch spr. verwacht hier weinig resul
taten van. Het adres werd voor kennisgeving aangeno
men. i
Aan de sociëteit „Vriendenkring" werd in verband
met de a.s. kolfwedstrijden van den Ned. Kolfbond een
gouden medaille toegezegd.
Een verzoek van de vereen. A.V.O. om subsidie zal
behandeld worden bij de begrooting 1930.
Op een zelfde verzoek van den Bond voor de pluim-
veeteelthouderij werd afwijznd beschikt
Van de gemeentebesturen van Broek op Langendijk,
Koedijk en Zuidscharwoude, is bericht ingekomen dat
op het adres van deze gemeente om een ophaaldienst
van vuilnis in het leven te roepen, afwijzend beschikt is
Aan de gezondheidscommissie te Schagen is reeds be
richt dat hier een ophaaldienst van vuilnis functioneert
Op verzoek van den heer N. C. Kuiper werd een half
jaar ontheffing van hondenbelasting verleend.
De rekeningen over 1928.
De gemeenterekening vermeldt aan ontvangsten
flÖ7350.27%, uitgaven f 90752.53%, batig saldo f 16597.74
van den gewonen dienst; kapltaaldienst ontvangsten
f 4194.7, uitgaven f 4154.73, alzoo een batig saldo van
f 40.—.
Rekening Burgerlijk Armbestuur: ontvangsten
f 2224.64, uigaven f 3014.42%, nadeelig saldo f 789.78%.
Lichtbod rijven.
De rekening van het gas- en electrische bedrijf sluit
met een netto winstsaldo van respectievelijk f 51.33.57,
en f 1834.47.
Rondvraag.
De heer De Geus vraagt of het niet wenschelijk
is om een verzoek te richten tot de andere Langendij-
ker gemeenten om personen, die op de zwartelijst staan
voor cafébezoek bij verhuizing te doen overschrijven.
De Voorzitter antwoordt, wel eenigszins pessimistisch
te staan tegenover verzoekschriften aan andere gemeen
ten, doch er niettemin wel voor te zijn. Spr. acht het
gewenscht dat de andere gemeenten dan ook bij even
tueele verhuizingen bericht zenden.
De heer Barten vraagt hoe de andere gemeenten han
delen tegenover personen die hier op de zwartelijst staan
De Voorzitter zegt dat deze personen daar ook ge
weigerd worden.
De gevaarlijke hoek bij de Oosterstraat.
De heer Kooij, vestigt de aandacht op de gevaarlijke
hoek bij het begin der Oosterstraat Spr. zou vanaf de
brug tot dorpsstraat het fietsen willen verbieden.
De Voorzitter zou dit willen aanhouden in verband
met de vraag of het gewenscht is dat de Oosterstraat
al of niet gemeente-eigendom wordt
Hierna volgde sluiting.
Wintertijd is leertijd.
Als deze regelen gedrukt onder de oogen der ge
achte lezers komen van de Schager Courant, schrij
ven wij 31 Augustus en welclra zal September, de
Herfstmaand haar intrede doen. Hoewel het weer de
•laatste weken buitengewoon, mooi js. kan. men aan
het langer wórden der avonden al goed zien, dat wij
niet meer midden in den zomer zijn. Bovendien komt
over de gansche natuur al een weinig herfststem-
ming, die de voorhoede is van vergaan en verworden.
Schuren worden volgetost met velerlei vruchten van
veld, en akker en de bedrijvige landbouwer gaat weer
een stille en rustige wintertijd tegemoet, vergeleken
ten minste bij het rusteloos streven dat de zomerdag
van hem vraagt. Hij en zijn gezin verkrijgen nu weer
meer tijd om aan lectuur en geestelijke ontwikkeling
te denken. Zoo heeft ook de Regeering haar taak be
grepen toen zij voor een 30-tal jaren terug er toe
overging om voor de jonge landbouwers landbouw-
winterscholen te stichten, scholen dié bevolkt worden
en op gang gebracht worden als de werkzaamheden
in het bedrijf wat verminderen en als de lange avon
den als het ware zelf vragen naar nuttige en ver
standige geestelijke ontwikkeling. Dan behooren alle
jonge landbouwers plaats te nemen op de schoolban
ken om te luisteren naar hen die uit een schat van
waardevolle gegevens mededeelingen kunnen doen,
die voor de jonge boeren van veel belang en voor
deel kunnen zijn.
Over een maand ongeveer zet ook de Rijksland-
bouwwinterschool te Schagen weer hare deuren open
voor alle jongèlui uit den boerenstand, die voor 1
Jan. a.s. 16 jaar zijn geworden. Gezien het aantal dat
er is van dergelijke jongelui, die men bij sommige
gelegenheden kan aantreffen in de onderscheidene
plaatsen onder den rook van Schagen, moest de
school al vele jaren te klein zijn, want als alle jon
gelui van 16 jaar en ouder, die belang hebben bij een
boerenbedrijf en woonachtig .zijn te Schagen, Barsin-
gerhorn, Waard- en Groetpolder, Winkel, Nieuwe en
Oude Niedorp, Wieringerwaard, Anna Paulowna,
Zype en Koegras, St. Maarten, Dirkshorn en Haren
karspel zich eens aanmelden, dan konden wij toch
zeker wel 5 klassen van 20 leerlingen formeeren met
leerlingen juist van het goede kaliber, want het
meest hebben wij aan jongens die ten nauwste aan
het bedrijf zijn verbonden.
En waarom zijn er nu zooveel jongelui, die van
verre blijven. Och daarvoor zijn onderscheidene re
denen op te noemen. Nu eens zijn het de ouders, dan
weer de jongens zelf die een gang naar de school in
den weg staan. Vader meent zijn jongen niet goed te
kunnen missen; moeder houdt haar jongen liever bij
zich en de jongen zelf ziet het belang van een vol
doende landbouwkundige ontwikkeling nog niet goed
in. Deze en nog veel meer redenen zijn de oorzaak
dat velen nog van verre blijven staan. Bij onze be
zoeken in den zomer aan de onderscheidene bedrij
zen om ter plaatse adviezen te verstrekken wordt
de Landbouwschool en het onderwijs aldaar gegeven,
meerdere malen naar voren gebracht en onder de
aandacht gebracht van belanghebbenden. Zeker, we
zijn er van overtuigd dat we daarmede niet allen be
reiken. Dat ligt toch wel in onze bedoeling. Zoo is
dit schrijven bedoeld voor allen, groot en klein, rijk
cn arm; allen die met mij van gedachte zijn dat een
boer vakkennis behoort te bezitten moeten eens met
ons komen praten. Velerlei bezwaren die nu het be
zoeken van de school in den weg staan, kunnen dan
mogelijk worden weggewerkt. Ambachtsscholen wor
den er al meer en meer gesticht en uitgebreid. Een
ambachtsman weet vakonderwijs voor zijn kinderen
te waardeeren. Is dit voor een boer minder noodig?
Ik weet heel goed dat de wasdom cn de groei in
de natuur buiten 'smenschen kennis omgaat; doch
ik weet ook, dat de mensch voor zich zelf verplicht
is om de omstandigheden waaronder die groei en
wasdom plaats vindt, zoo gunstig mogelijk te maken.
En het zij mij vergund het te zeggen, hiertegen wordt
nog te vaak gezondigd. De bemestinig, de veevoe
ding; de plantenteelt, de grondbewerking, om alleen
deze onderdeelen van het bedrijf maar eens te noe
men getuigen op vele bedrijven van een te kort aan
kennis. Betreft dit tekort aan landbouwkundige ont
wikkeling ouderen van dagen, die in hun jeugd geen
landbouwonderwijs hebben kunnen volgen, dan en
fin, maar jammer, zeer te beireurcn is zulks, voor
een jongen boerenzoon, die nog aan het begin van
zijn loopbaan staat; die zal nu de landbouwkundige
ontwikkeling moeten verkrijgen in de harde leer
school van het leven, hetgeen zeer vaak een te duur
gekochte ontwikkeling is; alleen reeds daarom om
dat de goedkoope ontwikkeling die op school was
te verkrijgen indertijd versmaad is. Want inder
daad: het bezoeken van de school is niet kostbaar.
Jongelui uit plaatsen hierboven vermeld kunnen per
fiets, trein, tram en autobus Schagen bereiken. Wat
een mirakel voor jongelui van dien leeftijd. Voor hen
die van verre komen wordt het wat kostbaarder.
Maar toch zeker ook nog niet te duur. Ik wil de kos
ten voor de twee winterhalfjaren begrooten op to
taal 1000 gld. Welnu: waaraan zal onze jonge boer
meer hebben als hij later zelf een bedrijf moet leiden.
Aan 1000 gld. meer of minder geld, of aan de kennis
die hij voor 1000 gld. heeft verkregen? Staat hij la
ter aan het hoofd van een bedrijf zonder voldoende
kennis van zaken, dan is 1000 gld. gauw verkeken.
Geloof dat vrij.
En dan nog dit ten slotte. De uitkomsten der be
drijven zijn vaak niet rooskleurig. Ik spreek nu niet
over het heden, maar ik heb mijn blik in de toekomst
gericht. Iemand met voldoende landbouwkundige
ontwikkeling staat daar dank zij zijn verruimden
blik heel anders tegenover. Die weet het roer bij tijds
om te gooien en durft wat aan te pakken, waar ande
ren niet aan denken. Hij met zijn meerdere kennis
van zaken, weet aldus verlies in winst om te zetten,
door een zoodanige wijziging in het bedrijf aan te
brengen dat weer loonend kan worden gewerkt. De
onervaren leider mist daarvoor het noodige door
zicht en inzicht. Aangewezen altijd op eigen krach
ten heeft hij vaak niet meer geleerd dan in zijn eigen
bedrijf noodzakelijk noodig was. Dat zijn buurman
de bakens verzat als het getij verloopt is voor hem
onmogelijk, door zijn tekort aan valtkennis.
Is dit argument ook weer niet belangrijk? En nu
ten slotte nog het volgende. Vaak wordt als reden
opgegeven, waarom men zijn jongen niet naar de
landbouwschool zendt: de jongens worden daar te
veel heer;'het werken wordt bijzaak, kijk maar eens
naar die en tiie; wat is daar van terecht gekomen.
Helaas het is waar. Niet alle oud-leerlingen der
school schieten het er even best af. Doch dit is geen
wonder. Ik meen dat er nu al meer dan 600 oud-leer
lingen zijn. Als daar een zeker percentage bij is dat
niet aan de verwachtingen heeft beantwoord is dit
niets bijzonders. Dat zal altijd wel zoo blijven. Men
kan niet zeggen dat het mislukken derzulken veroor
zaakt is door het volgen van de school. Verre van
dat. Want dan wijs ik naar de honderden oud-leer
lingen die hier en in den vreemde een sieraad zijn
geworden van hun stand, juist door diezelfde school
te bezoeken, die door anderen zoo wordt versmaad.
Of men slaagt in de wereld of niet is vaak afhanke
lijk van persoonlijke invloeden en een gevolg van
diverse omstandigeheden. De school juist, geeft aan
de zwakke broeders, in de eerste plaats, wijze en ver
standige raadgevingen, die hen kunnen behoeden
voor de gevaren des levens. Want ook dit is een
eisch om het onderwijs, dat men in het schoolver
bond juist op een daarvoor ontvankelijken leeftijd,
karakters vormt en vervormt. Onstuimige geesten
worden wat getemperd, terwijl de zwakkelingen meer
zelfvertrouwen in eigen kunnen verkrijgen.
De Landbouwvoorlichtingsdienst heeft in Noord-
Holland een aangename taak. Door de messte land
bouwers en veehouders wordt aan hen die bij den
Voorlichtingsdienst zijn betrokken vertrouwen ge
schonken. Meerdere malen mochten wij zelf ervaren
dat gegeven adviezen nauwkeurig waren opgevolgd.
Zulks doet prettig aan en is een aansporing mede
om de adviezen zoo praktisch mogelijk te geven. Ver
trouwen bezitten is alles, dan gaat het werk soepel
en gemakkelijk. Welnu, ouders van leerlingen en toe
komstige leerlingen: Schenk de school het grootste
bewijs van vertrouwen dat ge geven kunt Stuur er
heen Uw zoon, Uw pupil, Uw neef. Kortom allen voor
wien een breedere landbouwkundige ontwikkeling
noodzakelijk kan worden geacht. Bestaat er eenigen
twijfel, alvorens ge het vertrouwen wilt schenken,
komt dan eens praten. Directeur en leeraren staan U
daarbij gaarne ten dienste. Laat overvolle klassen
het bewijs zijn dat Noord-Holland zijn landbouw
school lief heeft en dat het ten volle vertrouwen stelt
in het daar gegeven onderwijs.
S. V.
Verschenen is het Verslag van de gesubsidieerde
Landbouwproefvelden in Noord-Holland gedurende
19271928. In dit verslag staan de uitkomsten ver
meld van tal van proefnemingen op onderscheidene
bedrijven en het zou jammer wezen als deze schat
van materiaal niet in ruimen kring werd bekend ge
maakt. Zoo op het eerste gezicht maakt een of ander
verslag een ietwat dorren indruk; het is een opsom
ming vaak van getallen, die zich ietwat moeilijk la
ten lezen. Voor hen, die daar niet van houden zul
len wij daarom in deze rubriek van tijd tot tijd eenige
uitkomsten nader onder de oogen zien en daaraan
de voor de hand liggende conclusies verbinden.
Allereerst dan vragen onze aandacht: bemestings
proefvelden en daarvoor komen in de eerste plaats
in aanmerking de ierproefvelden, omdat deze al reeds
vanaf 1908 een belangrijk aandeel hebben in het werk
van den Voorlichtingsdienst in N.-H. Velen zijn door
de propaganda overtuigd geworden van het voordeel
en de goede werking van ier. En toch, geachte lezer,
zijn er zelfs in Noord-Holland nog bedrijven, flinke
groote zelfs, waar men de ier maar laat wegvloeien.
Op zulke menschen kunnen wij natuurlijk niet wach
ten. Eerst waren de proeven er op ingesteld om aan te
toonen de voordeelen van een ierbemesting en nadat
deze genoegzaam waren toegelicht, zijn de proeven
allengs veranderd in hun opzet. Het lag nu toch voor
de hand om uit te zoeken wanneer, op welk tijdstip
van aanwending heeft men van ier de grootste voor
deelen te verwachten. Dat weten wij allang, zegt de
praktijk. Vlak voor het begin van den grasgroei, dus
in April bijv., geeft de ier de meeste voordeelen. Ja,
zoo lijkt het, geachte lezer, maar zijt gij wel zoo ze
ker van uw zaak. Weet je wat er gaat gebeuren bij
laat ieren? Luister eens. Bij laat ieren gaat het ge
was in normale omstandigheden zeer snel aan net
groeien. Het vliegt den grond uit als het ware en bij
aanhoudende gunstige weersomstandigheden staat
ons een geel gewas te wachten, dat spoedig gaat le
geren en wat hebben wij dan? Geen opbrengstver
meerdering meer en verlies aan qualiteit. Bovendien
wordt door zoo te handelen de grasvloer wreed cn
tijlig. Late iering moge dus op het oog groote voor
deelen opleveren, zij kan het als regel niet houden
tegen een evenredig sterke wat vroeger gegeven
iering, in Februari bijv. En dat is ook wel te begrij
pen. In dien tijd begint in normale jaren de gras-
groei toch al eenigszins. De ier wordt alsdan gelei
delijk omgezet en de grasplanten mogen zichtbaar
nog niet welig groeien, zij bouwen zich als het ware
vierkant op en winnen iederen dag aan stevigheid.
De uitloopers enz. vormen eerst een volledig wortel
gestel en tegen den eigenlijken groei staat daar nu
een forsche grasplant met een solied onderstel. Zulk
gras legert veel minder, komt in betere conditie over
en geeft ook in den groei van het nagras meerdere
voordeelen. Nu zijn de resultaten hiervan wel eenigs
zins afhankelijk van de grondsoort.
Wanneer wij het gemiddelde berekenen van alle
proefpolders vanaf 190S, komen wij voor de onder
scheidene grondsoorten tót de volgende getallen die
de meeropbrengsten aan hooi per II.A. aangeven per
K.G. aangewende ierstikstof.
Gemiddelde op- Dec. Jan. Febr. Mrt. Apr.
brengst op iering iering iering iering iering
Zand 34.0 19.2 44.4 64.4 37,5
Laag veen 35,2 30,9 38,3 39.4 28,7
Klei 15.8 23,9 26,9 27,9 23,1
Hieruit blijkt dus dat de Febr. en Maart-aanwen
ding op alle grondsoorten gemiddeld betere resulta
ten heeft opgeleverd dan de April-iering.
Hoe sterk is kelderier wel? Dat hangt natuurlijk
af van het soort vee, van het gebruik van het vee
en van het voeder. Doch op een normaal bedrijf in
de Zijpe bijv. kan als gemiddelde opgegeven worden
0.32 later in het voorjaar wordt de ier op deze
bedrijven wat zwaarder en zijn getallen van 0.45
normaal. Laten wij het getal 0.32 stikstof maar als
uitgangspunt gebruiken voor onze beschouwingen.
1 M3. ier is 1000 Liter. Met een gehalte van 0,32
stikstof komt in zulke ier dus voor 3,2 K.G. stikstof.
Wordt deze ier in Februari uitgestrooid dan groeit
daarvan op zandgrond 3,2 X 44,4 ruim 140 K.G.
hooi meer dan op onbeierd land. In Maart aange
wend 3,2 X 64,4 is ruim 200 K-G. Gerekend tegen 4
cent per K.G. wordt dit dan f 5.60 f 8 per M3. ier.
Voor kleigrond schijnt men ,de waarde van ier, ge
zien de daarmede verkregen uitkomsten iets lager te
moeten stellen. Ik ben mij bewust een oud liedje
weer eens op een nieuw wijsje te hebben bezongen.
Het was noodig, niet voor hen die de waarde van
ier kennen, maar voor die eigenaars van bedrijven,
die hetzij zelf, of hetzij hun huurder maar zonder
ierkelder laten voortsukkelen. Die moeten het nog
eens hooren: Kelderier is in het bedrijf waard ruim
7 gld. per M3. Zetter wil je dit laatste s.v.p. goed
dik afdrukken.
Dit is het eerste verhaaltje uit het proefveldenver-
slag. Later weer een stukje.
MIJNHARDT's
Hoofdpijn-Tabletten 60 ct.
Laxeer-Tabletten 60 ct.
Zenuw-Tabletten 75 ct.
Staal-Tabletten 90 ct.
Maag-Tabletten 75 ct.
Bij Apoth. en Drogisten.
Aan den gesloten overweg bü de
Kleverlaan onder Bloemendaal.
AUTO DOOR DEN TREIN GEGREPEN. GEEN
PERSOONLIJKE ONGELUKKEN.
Gisteravond omstreeks half 12 is een auto, bestuurd
door den chauffeur A. J. H. te Haarlem, met een snelle
vaart door een gesloten overweg bij de Kleverlaan onder
Bloemendaal gereden. De auto bleef op het eerste spoor
staan. De chauffeur trachtte den auto uit de rails te
krijgen, maar zijn poging had geen resultaat. Zoowel
uit Haarlem als uit Bloemendaal naderde een trein. Een
baanwachter greep een roode lantaarn en liep daar
mee den stoomtrein uit de richting Bloemendaal tege
moet. De machinist bemerkte het en wist den trein juist
voor den auto tot stilstand te brengen. De baanwach
ter ging toen ook den electrischen trein uit Haarlem
met het roode licht tegemoet, doch het was te laat; de
trein reed op den auto in en sleurde dezen 40 a 50 meter
mee. De auto werd aan de voorzijde vernield. De bot
sing was zóó hevig, dat de motorwagen ernstig bescha
digd was en de trein niet verder kon. Hij is, getrokken
door een locomotief, naar Haarlem teruggebracht en
de passagiers zijn met een anderen trein aar LJmuiden
vertrokken.
De chauffeur had geen letsel, doch verkeerde in
overspannen toestand. Per ziekenauto is hg naar zijn
woning gebracht. De politie te Bloemendaal heeft pro
ces-verbaal opgemaakt.
Nadere bijzonderheden.
Omtrent dit ernstige ongeluk, dat gelukkig geen men-
schenlevens heeft gekost, worden nog de volgende bij
zonderheden gemeld:
De chauffeur A. J. H. reed met een auto, die aan
een garagehouder te Bloemendaal behoorde, over de
Kleverlaan met zeer groote snelheid. De afsluitboomen
van den overweg waren neergelaten daar de laatste
electrische trein van Haarlem naar IJmuiden moest
passeeren, benevens eens stoomtrein uit IJmuiden.
De chauffeur heeft door tot dusverre onopgehelderde
oorzaak niets van de gesloten boomen bemerkt en reed
door. Er volgde een hevige botsing, waardoor de geheele
afsluitboom met fundeering en al afgerukt en aan den
kant van den weg werd geslingerd.
Midden op de spoorbaan kwam de auto tot stilstand
De chauffeur stapte er uit een trachtte tevergeefs den
wagen weg te duwen, hetgeen mislukte.