[ij Scheren VERMAKELIJKE KRONIEK De Wereldreis van Dicky en Dirrekie Durf W vROSSEM1 ZEEPAARD ISCT. mCpATEH^E^AKK?NC HET EINDE VAN DE WERELDREIS '^PU ROL Ingezonden Stukken. K VAN Groot Gortbuikenburg, door DIRK DUYVEL Junior. Hoofdstad van Opper-Kafferstein DE „GRAF ZEPPELIN" TE LAKEHURST AANGEKOMEN. Schitterend uitgevoerde landing door een reusachtige menigte gadegeslagen. HEDENAVOND WEER NAAR DUITSCHLAND. Na het volbrengen van zijn reis om de wereld is het Buitsche luchtschip, de „Graf Zeppelin", Donderdag morgen eenige minuten voor negen (dat is 2.10 's mid dags Amsterdamsche tijd) te Lakehurst aangekomen. Het was toen 21 dagen en 5 uur geleden, dat het luchtschip van Lakehurst vertrok. Te Lakehurst had zich reeds in de vroege morgen uren een enorme menschenmenigte verzameld, ten einde getuige te zijn van den terugkeer der Zeppelin na de wereldreis. Talrijke diplomaten, regeeringsvertegen- woordigers en meer dan honderd journalisten wachtten op de komst van het luchtschip, terwijl 450 matrozen en mariniers zich gereed hielden om bij de landings manoeuvres behulpzaam te zijn. De landing van de „Graf Zeppelin" is op schitteren de wijze en zeer vlot geschied. Eerst ging de neus eenigszins naar beneden en daarna het staartgedeelte; het luchtschip werd gelijkgebracht door een van de waterreservoirs te ledigen. Dit had ten gevolge, dat eenige der landingsmanschappen kletsnat werden.>. Om 8.40 was de luchtreus in den hangar onderge bracht Twintig minuten ongeveer na de landing lag de „Graf Zeppelin" in een gunstige positie voor de hal. De passa giers van het luchtschip stonden nagenoeg allen voor de vensters der gondels en toen het publiek dr. Ecke- ner ontwaarde, ging een groot gejuich op. Een vertegenwoordiger der Amerikaansche regeering overhandigde dr. Eckener een brief van president Hoo- ver, waarin deze zijn bewondering uitspreekt voor de prestaties van de Graf Zeppein en het Duitsche volk en in.het bijzonder dr. Eckener met den geslaagden tocht om de wereld gelukwenschL De afgelegde trajecten. Hieronder volgen eenige gegevens omtrent de afge legde trajecten. Het traject LakehurstFriedrichtshafen, 8100 kilome ter, werd in 54 uur en 40 minuten afgelegd. Het traject FriedrichshafenKasumigaura, 1274 kilometer, in 101 uur 49 min., het traject KasumigauraLos Angeles, 9653 kilometer, in 69 uur 54 min., het traject Los An gelesLakehurst, 4737 kilometer, in 51 uur 13 min. Al deze tijden zijn recordtijden. De wereldreis werd afge legd in 21 dagen en 5% uur. In drie weken rodom de wereld... Het grootsche feit volbracht. Het grootsche feit is dus volbracht. Voor het eerst heeft een luchtschip een reis om de wereld tot een goed einde gemaakt. Wat Jules Verne nog niet had durven droomen is geschied. Niet als een doldriftig avontuur, op het kantje af van er op of er onder, maar met de kalme zekerheid van een half wetenschappelijke, half commercieele onderneming, waarbij de kwade kansen, zorgvuldig waren uitgeschakeld, voor zoover zulks mo gelijk is. Wanneer het eerlang tot geregelde luchtvaar ten over een groot deel van den aardbol zal zijn geko men, zal men daarbij nog aanzienlijk verder kunnen gaan, gelijk men ook de scheepvaart in het natte ele ment van steeds betere voorliohtings- en veiligheids diensten is gaan voorzien. Maar toch, nu reeds, welk een schitterende verrich ting. Hier hebben inderdaad techniek en wetenschap samengewerkt om hun grootste triomphen te behalen. Waarbij men moet bedenken, dat de reis zelf nog geen twee weken geduurd heeft, wanneer men de rust- poozen er aftrekt. In nog geen twee weken dus... Nog geen eeuw geleden reed nergens ter wereld een trein. Amper een kwart eeuw geleden vloog nergens ter wereld een motorisch vliegtuig, of het nu zwaarder of lichter was dan de lucht En thans? De wereld raakt meer en meer inge vlochten in een net van ijzeren staven. En van het luchtverkeer kan men zeggen, dat het er is. Maar het is er in geen grooter mate dan het spoorwegverkeer na zijn allereerste ontwikkeling. Hoe zal na een halve eeuw het luchtverkeer zich hebben uitgebreid? Want dit is de Voornaamste beteekenis van de ge weldige prestatie van Eckener en zijn helpers: dat zij naar de toekomst wijst Niemand kan bevroeden, hoe aangrijpend van geweldigheid die toekomst der techniek zal zijn. Maar wel is in iedereen, bewust of onbewust de bede, dat die technische groei nimmer tot onheil moge strekken, maar altijd tot gerief en soms zelfs tot geluk De „Graf Zeppelin" hedenavond weer naar DultschlancL Naar N.T.A. meedeelt, gaat dr. Eckener niet met het luchtschip naar Europa terug, maar blijft hij eenige weken in Amerika, om o.a. een bezoek te brengen aan Akron (Ohio), de zetel van de Goodyear Zeppelin Com- pany, de maatschappij die het Zeppelinpatent voor Amerika heeft en binnenkort twee reuzenluchtschepen voor de Amerikaansche marine bouwt. De Graf Zeppelin zal Zaterdag(heden)avond onder leiding van kapitein Ernst Lehmann naar Friedrichs hafen vertrekken. I geen stukgaan en pijn meeren ook geen naschrijnen der huid. als men vóór het inzeepen de huid even inwrijft met slechts een weinig In dooien van 30-60 Bi| Apoih. et i 90 et Tube 80 ct. Drogisten.. Een krant dient tot inlichting en voorlichting van het publiek, behalve die als de „Tribune" de belan gen voorstaan van een dievenbende als de commu nistische partij. Nu komt in de Schager Courant van 22 Augustus 1929 een artikel voor onder het opschrift „Benoeming van burgemeesters". Er komt daarin een zoo verre gaande onjuistheid voor, dat men aanvankelijk zou denken, dat de schrijver dat alles als een grapje heeft bedoeld, maar uit den ernstigen toon van het geheele stuk moet men opmaken, dat hij meent wat hij zegt, en dat hij zijn zienswijze als degelijke kost wenscht op te dienen. Aan het begin van het stuk staat woordelijk: „Aan het hoofd van de gemeente staat de gemeenteraad". Deze regel houdt een volmaakte onjuistheid in, want: „Aan het hoofd van de gemeente staat de burgemeester, en niemand anders. Deze is de eenige verantwoordelijke persoon voor den goeden gang van zaken in de gemeente. Nu zullen 99 van de lezers gedacht hebben, de man of de vrouw, die dat stukje heeft geschreven, is niet goed wijs. Ieder weet, dat de burgemeester het hoofd is van de gemeente, maar er zullen misschien nog stumpers zijn, die zeggen, heb ik het nu mijn heele leven zoo mis gehad. Zelfs een kind uit de 6e of 7e klasse van de lagere school weet, dat de bur gemeester het hoofd is van de gemeente, en zelfs zij, die in een lagere klasse, de tweede of derde, zitten, komen wel eens thuis met de tijding: „Moeder, de burgemeester is in de school geweest", maar nooit met het bericht: „Moeder, de gemeenteraad is in de school geweest". En gelukkig maar voor die on schuldige wurmen, dat ze van het bestaan van zoo n saggerijnige menschenverzameling als een gemeente raad nog lange jaren niets afweten. Dat een raad het hoofd is, is alleen het geval in het tegenwoordige Sovjet-Rusland en moge ons land tot in lengte van dagen voor zoo n regeering(?) be spaard blijven. Ongeveer aan het slot vergast de schrijver ons nog op een waardig oordeel over het burgemeestersambt. Na nog eens aangedikt te hebben de zeer onjuiste bewering, dat de gemeenteraad het hoofd is der ge- gemeente, is volgens hem de burgemeester de verte genwoordiging naar buiten. Gelukkig is het voor ieder, die Nederlandsch kent, onduidelijk, wat hij daarmee bedoelt. Maar je zou zoo zeggen, als de bur gemeester wat vertegenwoordigt, dan vertegenwoor digt hij de regeering (voor toepassing van wetten, enz.) juist binnen de gemeente. Maar wie daarop let is een kniesoor. Ik stel me de zaak verder nog zoo voor Ik meen, dat de burge meester noodzakelijk het hoofd is der gemeente, en ik meen ook, dat als in sommige gemeenten, waar ze nu stikken van de schulden, de gemeenteraad eens voor een jaar of tien werd afgeschaft, dat zoo'n gemeente er in die 10 jaren aardig boven op zou krabbelen. En nu de benoeming van den burgemeester door den gemeenteraad, zoo noodig volgens den schrijver. Daarop hebben 75 van de „burgers" ook nog wel wat af te dingen en laten we hopen, dat die 75 van de „burgers" voet bij stuk houden, want van de keuze van een burgemeester door een gemeenteraad, waarvan de leden het heelemaal niet met elkaar eens zijn en dan nog maar voor vier jaren „zitten", is zeker niet veel goeds te verwachten. D. N. De geachte inzender neemt den mond wat al te vol. Dat staat niet netjes en loopt meestal uit op verslikken. Dan &ordt het gehoest en geproest en het figuur, dat men slaat, is niet bepaald schitterend. Was de inzender maar zoo verstandig geweest even de Grondwet en de Gemeentewet, na te slaan! In de eerste kan hij vinden (Derde Afdeeling: Van de gemeentebesturen): Aan het hoofd der gemeente staat een raad,.- Als onze lezers nu nog even willen nalezen wat de inzender beweert, dan zullen ze ons toegeven, dat hij van „degelijke kost" niet veel verstand moet hebben. Worth a crown. De origineele pepermunt IOcts.perrol 20cts.perons Art. 1 van de Gemeentewet luidt: „Het bestuur van elke gemeente bestaat uit een Raad, een Burgemeester en Wethouders". De Raad komt dus allereerst. Art. 134 bepaalt: „Aan den Raad behoort, met betrekking tot de re geling en het bestuur van de huishouding der ge meente, alle bevoegdheid die niet bij deze of eenige andere wet aan den Burgemeester of aan Burge meester en Wethouders is opgedragen." Alweer: de Raad voorop! Natuurlijk heeft ook de Burgemeester heel wat macht. Wij hebben ook niet verzuimd daarop te wij zen, maar aan het hoofd der gemeente staat niet hij, maar de Raad. De fout van den inzender is, dat hij schrijft over dingen, die hij niet beheerscht en dat hij niet goed leest. Wij pleitten er voor, dat de burgers niet alleen den Raad zullen kiezen, het werkelijke hoofd der ge meente, maar ook den vertegenwoordiger naar bui ten, den burgemeester. De inzender maakt er van, dat wij den burgemees ter willen laten kiezen door den Raad en de betee kenis van „naar buiten" ontgaat hem absoluut. Ontvangt de gemeente hoog bezoek, dan is het de burgemeester in de eerste plaats, die voor haar als gastheer optreedt. Moet er namens de gemeente gesproken worden, no. 1 is de burgemeester „In alle regtsgedingen, de gemeente betreffende, treedt hij, namens de gemeente, als eischer of ver weerder op, en worden de vonnissen en gewijsden voor of tegen hem uitgesproken en ten uitvoer ge legd" Zoo bepaalt art. 71 der Gemeentewet. Ons dunkt, we kunnen het hierbij laten. Eenige reden om op D. N.'s fascistische neigingen in te gaan, voelen wij niet. Waarom zouden wij oolr? Ieder diertje zijn pleiziertje! Al trekt een aap een nog zoo opgeblazen snuit Zün ongebroekte billen wijzen toch zijn soort wel uit Wed. Jb. Cats geboren Bitter. Geachte luisteraars. Groot Gortbuikenburger burgers zijn dappere kerels! Dat heb ik aan de hand van roemrijke historische ge gevens de vorige week reeds zonneklaar en maanhelder aangetoond en de feiten van dezen tijd schijnen die reputatie van ongeslagen Lef-record in alle opzichten te handhaven. Je moet ze hooren schelden op den gemeenteraad op den Hoofdcommissaris, op de politie, maar boven al op den inspecteur van de inkomstenbelasting! Gortsiejela, als die ambtelijke bok van alle belasting zonden al de liefelijkheden kon hooren die de Grootgort- burgers hem zondags en in de week naar het hoofd slingeren, dan moet hij wel nacht en dag den Mexi- caanschen hond in zijn kop hooren huilen! Maar hij hoort het beslist niet! Gelukkig voor zijn gezondheid en hersenrust! Want de Grootgortburgers, die brullende Leeu wen en huilende wolven, opensperrend hun muilen en de tanden toonend als 'n nijlpaard voor een versche Jaapies-peen, ze zijn zoo wiedes niet, om kapsones te verkoopen, als ze worden uitgenoodigd om hun bil... ik bedoel natuurlijk, hun boeken eens bloot te leggen. Als ze dan om drie uur 's middags opgeroepen wor den ter verantwoording, dan zitten ze om 8 uur 's mor gens al te zweeten en de gespierde vuist, die zoo ge weldig kon beuken op de bittertafel is klam en te krachteloos om zelfs zijn sokkenophouder vast te stem men. Zijn geweldige stenstorstem, die bulderend de ruimte vulde van het biljart tot de tapkast, klinkt zoo dof als 'n veeren hoofdkussen en in plaats dat hij raast als 'n dronken hottentot: ik verd... dit, ik verd... da*, ik zal 'm zus, ik zal 'm zoo, zegt hij met zwakke piep stem, van morgen maar geen eitje, vrouw, ik lijk wel niet veel trek te hebben... En vrouwlief, die al ofgemieters goed ziet; waar 'm de schoen wringt, smoest medelijdend: Neem strakkies maar 'n beetje broomkali centje, dat zal je heusch wel goed doen! En in welken toestand ze thuiskomen van de visite bij den inspecteur van inkomsten- en vermo gensbelasting, zal ik maar niet in welsprekende bewoor dingen afschilderen, maar de situatie kostelijk aandui den met dit enkele woord: Direct met 'n warme kruik naar bed. Koortsig en kou gevat kan wel alastrim .worden, nu de Spaansche Griet weer uit de mode is. Maar ik wil met alles alleen maar aantoonen dat mijn dappere mede Grootgortbuikenburgers evengoed als alle inwoners van Opperkafferstein 'n reuze muil kunnen opzetten, maar als ze even leelyk aangekeken worden, krimpen ze in elkaar als 'n tuinslak, die onder zijn buik wordt gekieteld. Daar heb je nou de nieuwe uitvinding van onzen nooit volprezen minister van financiën. Zijn excellentie, die eerst met 'n reuzestos geklessioneerd heeft: .Hier heb jullie de sleutel van de brandkast Stik met je rom mel, 't is mij weer mooi genoeg! En hij heeft z'n hoed opgezet, is 'n straatje omgeloopen en is toen weer naar binnen gewipt, heeft zijn geniaal hoofd met de lampen poetsertjes door de kier van de deur gestoken en ge zegd: Kiek, kiek, daar ben ik weer! Was de mop niet goed? Deze staatsbestuurder van Opperkafferstein is bij voorbeeld van meennig dat een automobilist 'n object is om zooveel mogelijk te worden uitgeknepen en weg gepest. Een tijd lang hebben ze zich kinderlijk vermaakt met de Oweërs. En toen ze die speuldingetjes hadden plat getrapt, kregen de autobezitters 'n beurt. Ongeacht of het een met fikse spië volgepropte Indi sche tabaksplanter was in zijn „Hispania Swies" of 'n aan gestampte piepers met koolraap en blauwbandsaus verslaafden reiziger in kanariebreukbandjes in z'n ford- beskwieblikkie; ze worden allemaal ingedeeld bij de kapitalisten. Evenals de bioscoopondernemers, ock uiterst ge schikte exemplaren om gemangeld, platgestreken en ge negerd te worden, worden die „ellendehnge::", tot alles in staat geacht en zoo veei mogelijk uitgebuit om de zoo te zeggen, altijd aan geeuwhonger lijdende schatkist voldoening te geven. Nu is eensklaps de minister tot de ontstellende ont dekking gekomen, dat het gewicht der automobielen en motorrijwielen in ambtelijke taal, die altijd mooi is en dichterlijk, genoemd motorrijtuigen op twee of meer wielen vermoedelijk niet juist is aangegeven, en moet er eensklaps 'n ambtelijke weging plaats hebben. Van de auto's die verdacht worden, denk je? Niks hoor, van allemaal! Goed of niet goed, juist ge wicht of te kort, allemaal moeten ze er aan gelooven! Nu zou je zoo zeggen, dat,als zijne exellentie meent dat ie bezwendeld wordt, en het blijkt dat ie er tusschen is genomen, hij den valschen aangever dubbel en dwars te grazen zal nemen, maar daarentegen als ie merkt dat ie abuis is, beleefd zijn steek af zal nemen en zijn excuus zal maken, maar maak je niet ongerust. J? hebt netjes, al is je wormenbakkie ook 50 pond beneden het vereischte gewicht, ijskoud 'n daalder weegloon te be talen, terwijl die ambtenaren zich, je zou haast zeggen, „in 't zweet werken" om te meten, te wegen en miere- pikken, kaartjes in te vpllen en allerlei processen ver baal op té maken. Wat toch weer 'n onnoodige kosten en verkladding van den Opperkaffersteinschen tijd. Ik zeg maar als 'n fordje van 1924 het gewicht heeft schoon aan den haak van 805 kilogram, dat weten ze toch, dat al die wagens dat gewicht hebben, laat daar Ford maar voor tippelen, waarom vraag ik, moeten dan al die andere bezitters van zulke kinderwagens nu ook naar die moderne varkenswaag worden gedreven. Maar zuur ben je, als je je kop in den wind gooi, want ieder oogenblik hangt het gevaar boven je knik kerbol, dat je wordt aangehouden, met de boodschap: Wat, geen ambtelijke, gewichtskaartje, alsjeblieft, komt u maar meer, we zullen je d'res even op de weegschaal zetten. Terwijl ze vooruit weten, dat er niks aan kan mankeeren, want op de wegenbelastingkaart (ook 'n mooi zaakje) kunnen ze controleeren of motor en chassisnummer met elkaar kloppen en of de kleur en kwaliteit overeenkomen. Nou moeten zelfs de bussen, „de auto's" zeggen de plattelanders met lang niet mis- plaatsten trots, opnieuw worden nagewogen, niettegen staande ze onder toezicht van meneer Bakker, de bus- senexpert, zijn gewogen en niet te zwaar bevonden. Maar het wegen van zoo'n autobus kost 'n knaak? Voel je de kneep of voel je 'm niet? Dan zou Ik zeggen dat je haaienvel hebt. Tot slot van deze Dirk Duijvelskroniek wil ik u Ed. nog 'n reuzegijn vertellen, waarom alle Grootbuiken- burgers zich een bochel met 7 verdiepingen zullen grijnzen. Altijd, als ze in de mafkast leggen en de gor dijnen zijn toegeschoven. Er is Zondagavond, terwijl er volop kermisfeest werd gevierd, ingebroken! Raad 'eres bij wien?... Bij den inspecteur van de Inkomsten- en vermogens belasting! Ha, ha, ha. Is ie effe tof? De politie, die nu onmisbaar is, heeft er een van de drie kunnen pakken, 't waren Moltummers of Marokka nen, maar Goddank, geen Grootgortbuikenburgers... D. D. Jr. Deze vermetele daad van Simon Swaantjesjager kost de bedreigde menschheid vier Goudsche pijpen. De eerste was het eigendom van den kapitein op het bootje. Hij schrikt verschrikkelijk en door deze schrik opent hij zijn mond. Dadelijk duikt zijn pijp onder in de onstuimige baren, waar de visschen leven, die toch geen heerenbaai lusten. De tweede pijp was troost en toeverlaat van den brugwachter. Ook hij gaapte van ontzetting en zijn dierbare neuswarmer plofte op den harden grond en fcrak ln stukken. Is het geen zonde van de pijp, waar Gijs al dertien jaar uit gerookt heeft? Het derde verlies wordt geleden door Barend Baars, die aan den oever van het kanaal zit te visschen. Net had hij een brasem van drie pond opgehaald, toen er een vloedgolf kwam, die tegen den kant opspatte. Barend schreeuwde van angst en dadelijk dook zijn pijp kopje ender... Ze is wel niet naar de haaien, want die zwem men niet in het kanaal, maar toch wel naar de palin gen en kikvorschen. En de vierde pijp, die om zeep gaat, behoorde toe aan niemand minder dan aan Ludovicus Lenigheid, den agent. Wel schrok hij natuurlijk niet dat zou hij niet eens kunnen, maar hy werd één, twee, drie, zoo nijdig als een woedende stiear. Oei, oei, oei, wat is hy boos: Als iemand zóó'n haast heeft is zijn bovenkamer niet in orde of hij heeft een boevenstuk uitgehaald, denkt Ludovicus Lenigheid. En in beide gevallen moet i k er bij zijn. Laat ik dus geen seconde verliezen... Hup, één, daar werpt Ludovicus zich met stoel en al achterover... Hup twee, daar ligt hij met zijn rug op den grond... Hup, drie, daar gaat hy over den kop... En hup vier, daar zit hij op zijn motorfiets. In minder dan een seconde raast die over den weg. Laat Simon Swaantjesjager nu maar oppassen! Nog nooit heeft Lu dovicus een boef laten ontsnappen. By hem hebben ze eenvoudig geen kans. Als zijn knevels jechtop gaan staan is hy onweerstaanbaar. Dan rijdt hij zelfs de stoomtram voorbij!

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1929 | | pagina 15