Alieneei Nieuws- Mmttniit- LnHgntlii. BRIEVEN OVER ENGELAND. te DE TEGENWOORDIGE JEUGD. EEN VR00LIJKE ROMANCE L püpeis®| Uitgevers: N.V. v.h. TRAPMAN Co, Schagen. Eerste Blad. BEZOEKT IE BOOM- EN BLQEMKWEEKERI1 Zaterdag 31 Augustus 1929. 72ste Jaargang No. 8520 Dit blad verschijnt viermaal per week: Dinsdag, Woensdag, Donder dag en Zaterdag. Bij inzending tot 's morgens 8 uur, worden Adver- tentiën nog zooveel mogelijk in het eerstuitkomend nummer geplaatst. POSTREKENING No. 23330. INT. TELEF. No. 20. Prijs per 3 maanden fl.65. Losse nummers 6 cent. ADVERTEN- TIüN van 1 tot 5 regels f 1.10, iedere regel meer 20 cent (bevvijsno. inbegrepen). Grootere letters worden nnar plaatsruimte berekend. DIT NUMMER BESTAAT UIT VIER BLADEN. Vele ouderen van dagen zijn slechts matig inge nomen met de tegenwoordige jeugd en ze hebben dan niet zoo zeer het oog op de kinderen, als wel op de jongelingschap, zoo van 13, 14 jaar tot omstreeks twintig. Die jongelingen en jonge dochters zijn hun le vrij, te vrijmoedig, om niet te zeggen: vrijpostig. Zij zijn klaar met hun oordeel en flappen het er uit, eer de bedachtzame oudere kan beginnen met: „Ja, weet u Eerbied voor den ouderdom, alleen omdat hij oud is, is hun vreemd. Bescheidenheid is een deugd, die niet hoog staat aangeschreven. Met levensvragen van de hoogste importantie zijn ze klaar in een hand-omdraaien. Het ouderlijk gezag wankelt, als het al niet in puin ligt neergestort. Dit zijn, waarschijnlijk niet volledig, de bezwaren der ouderen tegen den geest dezer eeuw, die wel pralend wordt genoemd: de eeuw in het kind, hoewel het juister zou zijn om te zeggen: de eeuw van de jeugd. Hoe staan nu de zaken: hebben de ouderen gelijk, die zich, mokkend of gelaten, maar moeilijk met den nieuwen geest kunnen verzoenen, of die er tegen toornen en hem terug trachten te dringen, of is het gelijk aan de jeugd, die stormend vooruit rent op den weg, aan welks einde zij verwacht het schoone land der toekomst, vrij van oude vormen en gedachten? Of hij het inderdaad heeft gezegd of geschreven, weet ik niet, maar uit jeugdkringen heb ik dj bewe ring gehoord, dat Prof. Casimir getuigt: „De jeugd heeft gelijk. „De jeugd heeft altijd gelijk." En het Kamerlid Gerhard, ook een bekend en er kend opvoedkundige, die de 7 kruisjes al achter den rug heeft, doch die op een zijner jubilea terecht nog werd ingedeeld bij de „rijperejeugd, de heer Ger hard moge het niet op die wijze hebben gezegd, zijn heele leven getuigt er van, dat hij eischt: plaats, ruimte, bewegingsvrijheid voor de jeugd! Met de bescheidenheid, die mij voegt tegenover zulke eminente paedagogen de lezer ziet, dai ik het tijdperk der jeugd reeds ontgroeid moet zijn sluit ik mij bij hun opvatting aan. Trouwens, waar moest het heen met den vooruit gang, als het gelijk niet was aan de zijde van de jeugd? Aan haar is de toekomst. Wat voor ons nog zijn idealen, oogenschijnlijk on vervulbare wenschcn, moet zij tot levende werkelijk FEUILLETON door P. G. WODEHOUSE. 16. HOOFDSTUK V. L De express van. 4.15 gleed langzaam uit het station Paddington, en Ashe zat in een hoekje van zijn derde klasse compartiment. Tegenover hem, was Joan Valen- tine begonnen een magazine te lezen. In den corridor van een eerste klasse rookafdeeling, stak Mijnheer Pe ters een groote, zwarte sigaar aan. Een eind verder in dien corridor, in een eerste klasse niet-rookafdeeling, zat Aline Peters uit het raampje te kijken en aan vele dingen te denken. Ashe voelde zich merkwaardig opgeruimd. Hij wou dat hij dat magazine niet voor Joan gekocht en zich aldus voor een tijd van het genoegen van een gesprek met haar beroofd had, maar dat was de eenige scha duwzijde van zijn gevoel van welzijn. Zoodra de trein vertrokken was, en dus aangenomen mocht worden dat de kiesche en gevaarlijke onderneming die zijn doel was, een aanvang genomen had, was hij degelijk tot de ge volgtrekking gekomen dat een leven van avontuur juist een kolfje naar zijn hand was. Hij had dit menigmaal gedacht, maar de tegenwoordige ervaring was noodig geweest om hem zekerheid te brengen. Bijna méér dan persoonlijken moed, behoort de avon turier een hooge mate van nieuwsgierigheid te bezit ten, de eigenschap van zich niet uitsluitend alleen met zijn zaken te bemoeien, en bij Ashe was deze eigenschap zeer ontwikkeld. Van jongs af aan, had hij altijd be lang gesteld in dingen, die hem niets aangingen. En het is juist een eigenschap, die den hedendaagschen jongen man, in den regel, jammerlijk ontbreekt. De hedendaagsche jongeman zal zich aan avonturen wagen als zij hem opgedrongen worden, maar, laat men het aan hem over, dan maakt hij zich stil uit de voeten en kijkt den anderen kant uit, telkens wanneer de Go din van Avontuur hem toelacht. Opvoeding en traditie trekken hem tegelijk aan de mouw en vermanen hem zich niet bespottelijk aan te stellen. En louter van angst heid trachten te maken, die niet kan zijn het einde van alle groei en alle wijsheid, doch die de bron moet worden van nieuwe heilige begeerten, opdat de zware weg naar het onbereikbare volmaakte steed3 met nieuwen moed en nieuwe kracht kan worden ver volgd. Kent u het boek „De Opstandigen"? Daarin teekent de schrijfster den bevrijdingsstrijd van de vrouw en het kind, die zich ontworstelen aan het drukkend gezag van den man en vader. Volstreden is deze strijd nog niet en de moderne opvattingen hebben haar sanctie in de wet nog niet gekregen. Maar dat Vader denkt, spreekt en ueslist voor liet gezin en dat de kinderen wachten op zijn be slissing en zich daaraan onderwerpen, al is het met den dood in het hart, die tijd behoort gelukkig bijna geheel tot den volmaakt verleden tijd. Er komt een ander evenwicht in de verhoudingen. Het gebod van het hoofd des gezins moet plaats ma ken voor liet onderling overleg, waarin ook de jeugd meespreekt. Natuurlijk dreigt hier gevaar. Maat houden is nu eenmaal moeilijk en het recht om te spreken beteekent niet, dat luisteren overbodig is geworden. Dit geldt echter eveneens voor de ouderen, ook al worden in jeugdigen overmoed dingen verkondigd, waarover men graag het grijze hoofd zou schudden. De wereld heeft echter naast onze berekenende om zichtigheid ook noodig de spontane geestdrift der jeugd, die niet vraagt naar wat het voordeeligst is. maar warm loopt voor wat zij recht acht, rechtvaar dig en schoon. Als wij, ouderen, met verantwoorde lijkheid ook voor het welzijn van anderen, onze ge voelens in toom houden en red ene er en, vóór we handelen, dan is dat niet meer dan onze plicht. Jong volk dat al zoo berekenend is, brengt het misschien ver in de wereld, maar dat het de wereld vooruit zal brengen op den weg naar hooger iaealen, is niet erg waarschijnlijk. Materialistisch scheldt men den geest van onzen tijd, ja mammonnistisch. Het geld regeert, niet Ko ning Dollar alleen in het verre Amerika, maar ook Koning Gulden in deze lage landen aan de zee. Wie zal ontkennen, dat er waarheid schuilt, en veel waarheid, in deze beschuldiging? Gelukkig ontsnapt de jeugd aan de greep van deze heerschers en als we lezen, eerst, dat tienduizenden A.J.C.-ers samenstroomden in Weenen om daar uiting te geven aan hun zekerheid, dat een betere wereld komende is, en nu pas, dat tienduizenden Padvinders uit alle deelen der wereld in Engeland komen getuigen voor broederschap en voor vrede, dan wordt het ook ons weer warm om het hart en willen we erkennen, dat Prof. Casimir toch zeker wel gelijk moet hebben. Zeker, de weg van de menschheid naar schooner idealen gaat niet altijd omhoog. Er zijn inzinkingen cn dan schijnt verloren te gaan, wat we reeds ge wonnen achten. Vrije wandeling, zonder verplichting. Massa voorraad. Uiterste prijzen. ■MM TUINARCHITECTUUR mmm over de aantijging dat hij zijn neus in de zaken van anderen steekt, vervalt hij tot een ijskoud negeren van alles wat buiten het gewone en opwindende ligt. Hij maakt zich wijs dat de gil uit het eenzame huis waar hij zooeven voorbij liep, niets anders was dan een schrille noot van een amateur-zangeres en dat het meisje in nood. door een booswicht met een mes in de hand achtervolgd, een rol speelt voor de film. En hij vervolgt bedaard zijn weg, rechts nog links ziende. Ashe bezat niets van dezen ontaarden afkeer van avonturen. Het is waar dat de welsprekendheid van Joan Valentine er voor noodig geweest was om hem uit zijn sleur te laten ontwaken, maar dat kwam om dat hij tegelijkertijd lui was. Hij was dol op nieuwe gezichten en nieuwe ervaringen. Ja, hij was gelukkig. Het ratelen van den trein klonk hem als muziek in de ooren. Hij zei bij zich zelf dat hij de ware bezigheid in de Lente voor een jongen man gevonden had. Intusschen liet Joan, achter haar magazine verschanst, ook haar gedachten den vrijen loop. Zij las in 't geheel niet in het magazine; zij hield het voor zich als een. scherm, want zij wist dat zoodra zij het neerlegde, Ashe een gesprek met haar beginnen zou. En in dit oogenblik had zij allerminst lust in een gesprek. Evenals Ashe, hield zij beschouwingen over de naaste toekomst, maar niet zooals hij, deed zij het niet met evenveel genoegen. Zij had er oprecht spijt van dat zij aan de verleiding omf dezen jongen man uit zijn dagelijkschen sleur te laten ontwaken geen weerstand geboden had, en wenschte dat zij hem stilletjes gelaten had in de kalme rust waarin zij hem aangetroffen had. Het is eigenaar dig hoe menigmaal onze pogingen tot opwekking en verheffing in deze wereld op ons eigen hoofd neerko men en de slagen van het berouw ons beuken. De aan wezigheid van Ashe was het onmiddellijk gevolg van haar lesje over Ondernemingsgeest, en zij maakte een reeds ingewikkeld waagstuk nog veel ingewikkelder. Zij deed haar best tegenover Ashe eerlijk te zijn. Het was zyn schuld niet, dat hij er op uit was om haar te berooven van haar duizend pond, die zij als haar per soonlijk eigendom was gaan beschouwen. Maar, onlo gisch, was zij toch een weinig vijandig jegens hem ge stemd. Over het magazine heen wierp zij tersluiks een blik op hem, maar trof helaas een ongelukkig oogenbilk, waarop hij juist naar haar keek. Hun oogen ontmoetten elkaar, en er bleef niets anders over dan een gesprek te beginen. Ze bergde haar vijandige gezindheid dus tijdelijk op in een cel van haar hersens, waar zij haar gemakkelijk zou kunnen terugvinden als het bij tijd en wijle noodig was, en was voor het oogenblik bereid om vriendelijk te zijn. Goed beschouwd, en daargelaten dat Uit de diepte van het dal wenkt echter de lichtende top van steeds hooger bergen en de jeugd zal het zijn, die ze verovert. Met onze ervaring, met onze wijsheid kan zij daar bij baar voordeel doen, doch onze taak is het, om te zorgen, dat wijsheid en bezadigdheid haar niet het stijgen beletten. 24 Augustus 1929. In een klein stadje in Wales, met een voor Wales zeer bescheiden naam: Aberystwyth (want de landgenooten van Lloyd George geven bij voorkeur de langst moge lijke namen aan de kleinst mogelijke plaatsen, namen als Llanfihangel Bryn Pabuan en Llansantffraid Cwm- deuddwr) bevindt zich de universiteit van dit gedeelte van het Vereenigd Koninkrijk. Wij, buitenlanders, den ken gewoonlijk aan Oxford en Cambridge, als we van Engelsche universiteiten hooren, maar in werkelijkheid zijn er heel wat meer, en Aberystwyth is er een van. Aan deze universiteit nu is verbonden een Instituut voor het kweeken van planten, the Plant Ereeding In- stltute, aan het hoofd waarvan staat Professor Staple- don. Zooals te begrijpen is, houdt Professor Stapledon zich dus bezig met: het kweeken van planten. Er zijn meer menschen, die daaraan doen. Zelf kweek ik o.a. boerenkool, om aan de rupsen, en andijvie, om aan de emelten een genoegelijken ouden dag te bezor gen, en tegelijkertijd mijn eigen onden dag veel te vroeg tijdig te doen aanbreken, zoodat ik op dit gebied ze ker mijn sporen ook wel heb verdiend. Zelfs ben ik al jaren lang bezig, zonder ooit geweten te hebben, dat ik het deed, met in de voetsporen van Professor Stapledon te treden. Immers. Professor Stapledon kweekt gras. Zooals ik reeds zei, heb ik dit niet eerder geweten. On getwijfeld had de professor op dit gebied nog heel wat van mij kunnen leeren. Ik heb bijvoorbeeld al gemerkt, dat Ik veel meer aanleg heb in deze richting dan hij. Professor Stapledon doet nota bene zijn best om gras te kweeken, en heeft daarbij min of meer succes. Ik doe mijn best om het niet te kweeken, en heb desal niettemin een overweldigend succes. U hadt laatst mijn wortelenbed moeten zien! Als ik geen gegronde reden had om te vermoeden, dat de leverancier van mijn tuinzaden dezen brief onder de oogen krijgt, zou ik zeggen, dat hij mij een gazonmengsel inplaats van Am- sterdamschen bak had geleverd. Nu evenwel onthoud ik mij ten strengste van dergelijke insinuaties. Jaren geleden heb ik eens gemerkt, dat er veel soor ten van gras zijn. Dat was, toen ik nog trouw aan plantkundige studiën deed en heel wat uren doorbracht met de flora's van Heukels en Hijmans en Thijsse. Op zekeren kwaden dag, toen ik meende, dat ik het in het determineeren al aardig ver gebracht had, begon ik een bepaalde grassoort tot slachtoffer van mijn ontleed kunst te maken. Verder dan 'beginnen heb ik het niet gebracht. Maar, dat kan ik nog steeds verzekeren: de soorten gras zijn legio. Van de namen, die ik toen onder mijn oogen kreeg, heb ik er gelukkig maar een of twee onthouden: beemdgras en raaigras. Maar elk lid van de familie, dat ik in mijn tuin tegenkom, ben ik zoo vrij kort en goed bij zijn Of haar achternaam te noemen. En ik doe er tegenwoordig ook heel wat an ders mee dan determineeren. In dit opzicht schijn ik dan wel eenigszins af te wij ken van Professor Stapledon. Het artikel, dat ik pas over hem gelezen heb, wemelt in elk geval van namen. Engelsche namen van- soorten van gras. Ik heb maar hij haar mededinger was, was hij een aangenaam en onderhoudend jonkman, een jonkman, die, tot hij haar genaderd was met de mededeeling die haar gehecle houding jegens hem gewijzigd had, zich in een warm gevoel van vriendschap van haar kant had mogen ver heugen. Ja, een héél warm gevoel van vriendschap. Hij had iets over zich waardoor haar het gevoel bekroop dat zij gaarne moederlijk de hand over zijn haren gestreken, zijn das recht geschoven zou hebben, om in een in de schemering gehulde kamer bij het open haardvuur een van die gezellige praatjs met hem te maken en hem zijn innerlijkste gedachten te laten opbiechten en hem op te wekken tot iets dat in dit leven werkelijk de moeite waard is maar, dit, zei zij bij zichzelve, was al leen het instinct van een edelmoedige natuur om vrien delijk en behulpzaam te zijn, zelfs tegenover een betrek- kelijken vreemde. „Wel, Mijnheer Marson," zei zij, „daar zijn wij nu op weg." „Precies hetzelfde wat ik dacht," zei Ashe. Hij was zich bewust van een merkbare toename van de opgewektheid waarin hij bij de afreis verkeerd had. In het diepst van zijn gemoed, bekende hij zich, had voortdurend een soort van teleurstelling gesluimerd over de veranderde houding, die dit meisje jegens hem aangenomen had. Tijdens het korte onderhoud, waarbij hij haar verteld had deze nieuwe betrekking aanvaard te hebben, en nog slechts een paar minuten geleden, op het perron van het station Paddington, had hij een koelheid, een zekere vijandigheid in haar opgemerkt, zoo geheel verschillend van haar prettige ongekunsteld heid bij hun eerste ontmoeting. Nu gedroeg zij zich weer op haar oude manier, en hij stond verbaasd over het verschil dat dit bij hem uitmaakte. Hij voelde zich jeugdiger, vuriger. Het ge ratel van de wielen leek hem nu een wilde rag-time. Dat was eigenaardig, want Joan was niets meer dan een vriendin. Hij was niet op haar verliefd. Men wordt 'niet verliefd op een meisje dat men pas voor de derde maal ontmoet. Men voelt zich aangetrokken, o ja, maar op haar verliefd worden nooit! Een oogenblik van nadenken vergunde hem zijn ge voelens nauwkeurig te ontleden. Die dwaze aanvechting om van de bank op te springen en Joan te kussen was geen liefde. Zij was alleen het natuurlijk verlangen van een braven jongen man om zijn hartelijkheid jegens zijn medeschepselen te betoonen. „En wat denkt ge van de heele geschiedenis, Mijnheer Marson?" zei Joan. „Berouwt het u, of zijt gij blij dat ge u door mij hebt laten overhalen iets zoo geks te doen? Ik voel me verantwoordelijk voor u, weet ge. Als ik er niet geweest was, zoudt ge nu rustig in Arun- niet de moeite genomen ze op te zoeken. Tien tegén een, dat de vertaling, die het woordenboek.geeft, toch niet goed is. Eerlijk gezegd betwijfel ik het, of Professor Staple don wel de ware belangstelling zou toonen. voor de grassoorten in mijn tuirr. Hij schijnt op dit gebied een heel verfijnden smaak te hebben. Zooals andere men schen raspaarden, raskoeien of rashonden fokken, kweekt hij rasgrassen. Nu, dan mort hij bij mij heusch niet zijn. Voor zoover ik weet, kruist zich het gras in mijn tuin ongehinderd met doperwtjes, kropsla en blauwmanen. Professor Stapledon verricht zijn werkzaamheden in een voor hem zeer gunstige omgeving. Wales is voor een groot gedeelte een grasland. Het doel van de Plant Breeding Institute aan de Universiteit van Aberystwyth is, dat gras van eeh veel betere soort te maken, dan het tot nu toe is geweest. Als hij daarin slaagt, en er schijnt alle reden te zijn om te vermoeden, dat hij zal slagen, zal er voor de tallooze kleine boertjes in Wales een veel betere tijd gaan aanbreken. Ik zei „boertjes" met opzet, want de boerderijen in Wales zijn meest alle maar heel klein. En er is veel meer gras dan vroeger. Akkers, die voorheen met graan bezaaid werden, zijn thans in weiden veranderd, soms als tijdelijke maatregel, dikwijls voor goed. Gedurende de zomermaanden grazen de schapen op de berghellin gen, maar zoodra het koude jaargetijde aanbreekt, i3 de boer verplicht zijn kudden naar beneden te halen, naar do voormalige akkers. Geld, of liever gebrek aan geld, speelt hierbij een groote rol. Schapenfokkerij is een belangrijk middel van bestaan in Wales. Alles hangt voor den boer af van het aantal schapen, dat hij gedurende twintig winteiweken in leven kan houden. Moet hij ze wegzen den naar andere streken, waar het klimaat zachter is, dan kost hem dit tusschen de vijf en zes gulden per schaap voor de winterweken. Om deze kosten te ont- loopen, zijn massa's akkers in weiden herschapen. Deze akkers zijn dus bezaaid met gras. Of het nu ligt aan de grondsoort in Wales weet ik niet, maar volgens het artikel, dat ik gelezen heb, verandert het gezaaide gras zeer snel van kwaliteit. Reeds het tweede jaar is het hard achteruit gegaan. De hooge kosten van op nieuw ploegen en zaaien zijn oorzaak, dat men het gras maar laat achteruit gaan, drie, vier, vijf en zelfs nog wel meer jaren. Maar die zuinigheid wreekt zich natuurlijk in steeds hoogere mate. Hier is het nu, dat het werk van Professor Stapeldon begint. Het land moet behoorlijk bemest worden, dat stelt hij voorop. Trouwens, welke boer zal hem dat ook maar voor een oogenblik betwisten? Dus, eerst mesten! En daarna gras zaaien. Maar niet huis-, tuin, of keuken gras, dat na een of twee jaar is gedegenereerd tot bin nenplaatsjesgras. Het gras, dat wil zeggen, het ras gras, dat Professor Stapledon na langdurige proeven heeft weten voort te brengen, en dat volgens hem het weiland tien, twaalf, vijftien jaren in uitstekenden toe stand houdt. Nu moeten evenwel de onderzoekingen van den pro fessor aan de praktijk getoetst worden. De rasechte grassen moeten rasecht gehouden worden. Dat gaat smaakt als room dell Street gezeten hebben, bezig met het schrijven van. uw „Staf des Doods." „Ik ben blij." „Voelt ge heelemaal geen spijt nu ge letterlijk knech tendiensten zult moeten gaan verrichten?" „Geen zier." Tegen haar wil, moest Joan om de beslistheid waar mee hij zijn verzekeringen uitte lachen. Deze jonge man mocht haar mededinger zijn, maar zijn houding aan den vooravond van gevaarlijke tijden beviel haar^ Dit was de geest dien zij gaarne zag en dien zij bewonderde dat onvervaarde onder de oogen zien van alles, wat er ook mocht gebeuren. Het was de geest waarmee zij zich zelve in het avontuur gestoken had, en het deed haar aangenaam aan dat zij er Ashe ook mee bezig bezield vond. Maar, het viel niet te ontkennen dat er ook na* deelen aan verbonden waren. Het maakte zijn mededin ging des te gevaarlijker. Deze overweging riep een zweem van de oude vijan digheid in haar houding terug. „Ik ben benieuwd of ge zoo dapper zult blijven." „Wat wilt ge daarmee zeggen?" Joan bemerkte dat zij gevaar liep van te ver te gaan. Zij wenschte Ashe niet te ontmaskeren ten koste van het prijsgeven van haar eigen geheim. Zij moest weer stand bieden aan de verleiding hem te laten doorsche meren dat zij het zijne ontdekt had. „Ik bedoelde," hervatte zij snel, „dat, na hetgeen ik van hem gezien heb, Mijnheer Peters een lastig heer schap schijnt te zijn om het hem naar den zin te ma ken." Het gezicht van Ashe verhelderde zich. Eén oogen blik had hij bijna gevreesd dat zij zijn doel geraden had. „Ja. Dat verbeeld ik me ook. Hij is wat men noemt kort aangebonden. H.J lijdt aan dyspepsie, dat is u ze ker bekend." „Ja." „Hij is iemand die behoefte heeft aan overvloed van frissche lucht en niet aan sigaren, en een geregelden cursus in die Larsenoefeningen, die door u zoo grappig gevonden werden." Joan lachte. „Zijt ge van plan Mijnheer Peters over te halen om zicii ook zoo in bochten te wringen? Als dat gebeurt, roep mij er dan bij." „Ik wou dat ik dat kon." „Stel het hem voor." „Zou hij zich dat van zijn kamerdienaar laten welge vallen?" „O, ik vergat dat ge zijn kamerdienaar zijt. Ge lijkt in 't geheel niet op een kamerdienaar." .Mijnheer Peters vond juist van wel. Hij maakte mii

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1929 | | pagina 1