De Gascorruptie te Schagen.
DE KOE ALS
HUWELIJKSMAKELAAR.
Groote brand in een Poolsche vliegtuigen-
fabriek.
Brand op een Duitsche werf.
Mr. J. Buiskool contra
Mr. W. C. Bosman.
'dat de boot lek was, zoodat het water binnendrong.
De bemanning 13 man passagiers waren niet aan
boord had het vliegtuig vóór dien tijd kunnen
verlaten. De bergingswerkzaamheden zijn in vollen
gang. Men hoopt de boot binnen niet al te langen
tijd naar Travemünde terug te kunnen brengen.
Hierna zal een onderzoek plaats vinden. De vlieg-
boot, waarde ongeveer 1 millioen mark, is niet ver
zekerd, maar men neemt aan dat de schade niet zeer
groot is.
22 VLIEGTUIGEN DOOR DE VLAMMEN
VERWOEST.
Een schade van ongeveer 10 millioen zloty.
V.D. vernam d.d. Donderdag uit Warschau:
Naar uit Posen wordt gemeld, is gistermorgen in de
vliegtuigfabriek Samolot brand uitgebroken. Hoewel
al het bluschmateriaal terstond uitrukte, was het
tengevolge van de groote hitte en de ontploffende ben
zine- en olievoorraden niet mogelijk de brandende
gebouwen te bereiken. Het blusschingswerlc bleef
derhalve beperkt tot het voorkomen van verdere uit
breiding. Voor zoover thans vaststaat zijn er 22 vlieg
tuigen door de vlammen verwoest, terwijl boven
dien een groot gedeelte van den fabrieksinventaris een
prooi der vlammen werd. Naar verluidt bedraagt de
schade ongeveer 10 millioen zloty.
De oorzaak van den brand kon nog niet worden
vastgesteld.
VERSCHEIDENE MOTOREN DOOR HET VUUR
VERNIELD.
Geweldige schade aangericht.
Donderdagmiddag is na het sluiten van den werk
tijd, te 5.20 uur, een geweldige brand uitgebroken
op de Germania Werf van Friedrich Krupp te Kiel.
Het vuur ontstond in een der groote, onmiddellijk
aan de haven gelegen hallen, waarin zich motoren
bevonden. De vlammen, grepen snel om zich heen en
-legden de hal volkomen in asch en uit andere hallen
'sloegen reeds vlammen.
Een geweldige rook golfde over de haven en dui
zenden menschen kwamen aangeloopen om het
1 grootsche schouwspel te zien.
Ook van een vlak bij de plaats van den brand
staande twintig meter hqoge kraan vatten de hou-
ten deelen vlam. Brandweerlieden maakten het hout-
r werk van het ijzeren geraamten los en wierpen het
j in de haven waar het sissend zonk.
K Alle plaatselijke beroepsbrandweren onder leiding
Van den brandweercommandant Sibe, geholpen door
V'eon drijvende brandspuit en door de vrijwillige brand-
^fweer, zijn met het blusschingswerk bezig. Gelukkig
f bevond zich geen schip op dit gedeelte van de werf
in reparatie.
Een nader H. N.-telegram uit Kiel meldt:
De brand ontstond in een groote hal en breidde
zich, daar het hout met olie was doordrenkt, zeer
snel uit. De telefoon was dan ook onbruikbaar, toen
imcn de brandweer wilde waarschuwen. Het dak van
de hal is voor het grootste gedeelte ingestort.
Kort na het uitbreken van den brand hadden twee
kleine ontploffingen plaats, vermoedelijk van twee
cylinders met samengeperste lucht.
Voor de brandweer was de toestand af en toe zeer
gevaarlijk, daar zich op het terrein ook een opslag
plaats van carbid bevond, die beschermd moest
worden.
Tegen 7 uur was echter het voornaamste gevaar
bedwongen, hoewel uit enkele brandhaarden af en
toe nog vlammen opstegen. Twaalf Dieselmotoren,
die voor Manilla bestemd waren, zijn zwaar bescha
digd en gedeeltelijk geheel vernield.
De schade is nog niet te overzien, doch wordt in de
millioenen marken geraamd. De oorzaak is vermoe
delijk kortsluiting of zelfontbranding van materiaal.
JUWEELENDIEFSTAL TE BERLIJN.
Uit Berlijn, 12 September:
In den afgeloopen nacht is in de Kantstrasse te
Charlottenburg een groote juweelendiefstal gepleegd.
De daders wisten zich voor een waarde van ongeveer
20.000 Mk. aan sieraden toe te eigenen en konden
ontkomen. De brandkast was met behulp van een
zuurstofapparaat opengebroken.
In de vergadering van den Raad van Vrijdagavond,
waarvan in dit nummer een uitvoerig verslag is op
genomen, is o.a. aan de orde geweest het voorstel
van de raadsleden Bakker en Lookman, om het
raadsbesluit, waarbij den gasdirecteur inzake do
genoten z.g. steekpenningen zijn finantieele straf werd
kwijtgescholden, in te trekken. Zooals bekend is over
deze kwestie door B. en W. een advies gevraagd aan
Mr. W. C. Bosman te Alkmaar, waartegen thans op
verzoek van enkele raadsleden Mr. J. Buiskool te
Schagen een contra-advies heeft inigebracht.
Hoe Mr. Bosman er over denkt.
Namens Uw College Is door Uw Burgemeester in mij
ne handen gesteld het geheele dossier inzake den Di
recteur uwer lichtbedrijven, W. Blaeser, met verzoek
daaromtrent als practiseerend advocaat te dienen
van advies.
Burgemeester en Wethouders hebben in December
1927 aan den Raad der Gemeente een voordracht ge
daan, waarbij zij ten aanzien van den directeur der
Lichtbedrijven zijn gekomen tot de volgende conclu
sies:
I. De houding van den directeur tijdens het onder
zoek was niet sympathiek. De wethouders, die zich
waarschijnlijk méér dan de feiten en omstandigheden
gedoogden door humane gevoelens lieten leiden, heb
ben zeer zeker recht gehad een eerlijker houding van
den directeur tegenover zich te vinden.
II. De door de justitie in een tweetal gevallen bij
leveranciers in beslag genomen boeken, leveren zoo
danige gegevens, dat geen andere indruk mogelijk is
dan dat de door v. d. Stel genoemde percentsgewijs
berekende retourcommissies werkelijk in de praktijk
worden uitgekeerd.
III. De bekentenissen van den directeur gaan
blijkbaar juist zoover, als hij meende dat bij het ver
dere onderzoek toch zou uitkomen.
IV. Doordat de inbeslagname van boeken door de
justitie beperkt bleef tot de gevallen Wilson en
Gautsch is buiten het geval Berghuys' Kolenhandel,
geen bewijs aanwezig, dat van nog meerdere firma s
retourcommissies, opzetgelden, of douceurs zijn ont
vangen. Het is echter zeer moeilijk aan te nemen, dat
de corruptieve handelingen aan onze Gasfabriek zich
precies tot de drie genoemde leveranciers zouden be
palen.
V. De bekentenissen van den directeur en de uit
komsten van het justitioneele onderzoek geven recht
als bewezen te beschouwen het toucheeren door den
directeur van de volgende retourcommissies:
van Wilson's Gasmeterfabriek f 919.50
Van Gautzsch Indust. Maatschappij f 317.60
van Berghuys' Kolenhandel f 1028.75
Totaal f 22G6.85
VI. De gemeente is in den loop der jaren door het
systeem der retourcommissies zonder twijfel voor be
langrijke bedragen benadeeld. Het feit dezer benades-
ling is niet weg te praten door te wijzen op de alge
meenheid van het systeem; dit kan voor den indivi
dueel en gasdirecteur hoogstens als verzachtende om
standigheid gelden. Noch door te wijzen op vaste ver
koopprijzen. Er valt niet te twijfelen aan een zoo
danige algemeenheid van het kwaad, dat de retour
commissies eenvoudig een geijkt onderdeel van kost
prijs of verkoopprijs zijn geworden.
Deze conclusies hebben Burgemeester en Wethou
ders aanleiding gegeven het volgende voorstel aan
den Raad te doen:
a. den directeur thans niet te ontslaan;
b. het in conclusie V gemelde bedrag ad f2266.85
op den directeur te verhalen, met dien verstande dat
uiterlijk binnen 10 jaar na 1 Januari 1928 het totale
bedrag in de kas van het gasbedrijf moet zijn gestort
en dat bij eventueel eerder ontslag of eindiging van
het dienstverband op andere wijze, het eventueel dan
nog resteerende bedrag op de bestaande borgstelling
zal worden verhaald;
c. den directeur schriftelijk zeer ernstig te beris
pen, met de mededeeling dat in geval later blijkt dat
nog of wederom retourcommissies, douceurs of opzet
gelden worden getoucheerd, ongeacht tot welke be
dragen, onmiddellijk eervol ontslag zal kunnen vol
gen;
d. een nieuwe instructie voor den directeur der
Lichtbedrijven vast te stellen, waarin voor zooveel
noodig en mogelijk het sub b en c bedoelde wordt om
schreven en welke instructie door den directeur voor
accoord moet worden geteekend;
e. bij weigering van den directeur om het bedrag
ad twee duizend twee honderd zes en zestig gulden
vijf en tachtig cent (f2266.85) aan het bedrijf te resti-
tueeren, hem oneervol te ontslaan en gemeld bedrag
voor zooveel mogelijk op de bestaande borgstelling te
verhalen.
Dit voorstel is door den Raad aangenomen en aan
dit raadsbesluit is uitvoering gegeven, onder meer
door vaststelling van een nieuwe instructie voor den
directeur, welke door dezen is onderteekend voor „ge
zien en accoord bevonden."
In deze instructie is in art. 20 opgenomen de vol
gende civielrechtelijke regeling, die tusschen de ge
meente en hem is overeengekomen:
„Voor den tegenwoordigen titularis, den heer W.
„A. P. F. L. Blaeser, gelden nog bijzonderlijk de na
volgende bepalingen:
„a. Hij betaalt wegens genoten retourcommissies
„enz., aan het gasbedrijf terug een bedrag van Twee
„duizend twee honderd zes en zestig gulden vijf en
„tachtig cent (f2266.85) en wel ieder jaar 1/10 van ge-
„noemd bedrag, met dien verstande, dat uiterlijk
„binnen tien jaar na 1 Januari 1928 genoemd bedrag
„in totaal in de kas van het gasbedrijf moet zijn ge-
„stort en dat, bij eventueel eerder ontslag of eindi
ging van het dienstverband op andere wijze, het
„eventueel dan nog resteerende bedrag op de be
staande borgstelling zal worden verhaald;
„b. enz."
In eene instructie behoorde deze civielrechtelijke
regeling tusschen de gemeente en den heer Blaeser
niet thuis; zij had in afzonderlijke overeenkomst
vastgelegd moeten worden. Nu zij eenmaal daarin
staat is zij niettemin als een civielrechtelijke over
eenkomst op te vatten. Waaruit dan deze gevolgtrek
king is op te maken, dat met de betaling door Blae
ser van de f2266.85 alle verdere aanspraken van de
gemeente op het veel grooter bedrag, dat Blaeser
ongetwijfeld in den loop der jaren heeft geincas-
seerd, zijn vervallen.
Bij de behandeling van deze zaak is te veel nadruk
gelegd op het justitieel onderzoek en uit het oog
verloren, dat dit niet onontbeerlijk was om de
knoeierijen van den directeur te bewijzen.
Het strafrechterlijk onderzoek en de strafrechter
lijke vervolging staan op een geheel andere basis.
Daar is het alléén de vraag, of een bepaald artikel
van de Strafwet is overtreden. Is dat niet het geval,
of is het bewijs daarvan twijfelachtig, dan kan de
Ambtenaar van het Openbaar Ministerie besluiten
niet tot vervolging voor den Strafrechter over te
gaan.
De Strafwet bepaalt alleen bepaalde handelingen,
niet in het algemeen oneerlijkheid, valschheid, mis
draging, onrechtmatige handelingen, benadeeling of
wat verder in de samenleving afkeurenswaardig
wordt geacht. Iemand kan een groote schurk zijn en
toch niet strafbaar voor den Strafrechter. Het niet
vallen onder het bereik van den Strafrechter be
wijst allerminst, dat iemand is een eerlijk en onbe
rispelijk mensch of ambtenaar.
In dit bijzonder geval springt dit onderscheid
scherp in het oog.
De ontrouwe ambtenaar, die steekpenningen heeft
aangenomen, is alleen dan strafbaar door den Rech
ter, wanneer zijne handelingen vallen onder artikel
362 of artikel 363 van het Wetboek van Strafrecht.
Art. 362 luidt: De ambtenaar die eene gift of belofte
aanneemt, wetende dat zij hem gedaan wordt tenein
de hem te bewegen, om, zonder daardoor in strijd met
zijn plicht te handelen, in zijne bediening iets te
doen of na te laten, wordt gestraft met gevangenis
straf van ten hoogste drie maanden of geldboete van
ten hoogste drie honderd gulden.
Art. 363 luidt: Met gevangenisstraf van ten hoogste
vier jaren wordt gestraft de ambtenaar:
le. die eene gift of belofte aanneemt, wetende dat
zij hem gedaan wordt ten einde hem te bewegen om,
in strijd met zijn plicht, in zijne bediening iets te
doen of na te laten;
2e. die eene gift aanneemt, wetende dat zij hem
gedaan wordt ten gevolge of naar aanleiding van
hetgeen door hem, in strijd met zijn plicht, in zijne
bediening is gedaan of nagelaten.
Voor toepassing van het eerste artikel is noodig het
bewijs: le. dat hem (den ambtenaar) een gift of be
lofte wordt gedaan, om hem te bewegen iets te doen
of na te laten.
2e. dat de ambtenaar de strekking van deze be
doeling kent;
3e. dat hij, wetende die bedoeling, toch de gift
aanneemt.
Het bewijs van die bedoeling van den gever en van
de wetenschap van den begiftigde is natuurlijk zeer
moeilijk te leveren.
De eischen van het tweede artikel, 363 S.R., zijn
nog veel zwaarder.
Nu heeft het strafrechterlijk, zoowel als het civiel-
Kort verhaal
Naar het Engelsch van
A. A. THOMSON.
(Nadruk verboden.)
Een stier in een porcelein-winkel, is een spreekwoor-
delijk-onaangename bezoeker, maar wat Phyllis dien
zomerochtend ontdekte, was bijna even erg. Een koe in
de garage! Het was een heel kleine, onaanzienlijke ga-,
rage en het was een erg groote koe. Het beest lag In
de deuropening van de kleine schuur, die huisvesting
verleende aan Phyllis' two-seatertje, een gammel, twee
dehands voertuig, dat ze voor een koopje gekocht had
van een zwager die in auto's deed. Little Friaby, het
gehucht, waar ze het landhuisje had gehuurd, dat eens
een armelijk boerderijtje was geweest, lag op vijf mij
len afstand van het naatste station en dus beschouwde
zij ,den wagen" als een onontbeerlijk bezit.
Een koe in de garage! U moet niet denken dat Phyllis
bang voor koeien was; Phyllis was een modern meisje
met kort haar en kortgeknipte moderne meisjes zijn
voor niets ter wereld bang!
„Ga weg!" riep Phyllis verontwaardigd.
De koe van haar kant was echter heelemaal niet
verontwaardigd. Ze staarde het meisje aan met een
vriendelijke uitdrukking in haar groote, goedige oogen,
maar maakte absoluut geen aanstalten om te vertrek
ken.
„Ik zal binnen een stok gaan halen," dreigde Phyllis,"
ais je niet..."
„Ik hoop," klonk plotseling een goedmoedlg-protestee-
rende stem, „dat U niet onvriendelijk bent tegen Su
san."
Phyllisk keek in de richting van het hek, dat het
geen eens het erf van de boerderij' was geweest, afsloot,
en zag een jongeman eroverheen kijken. Hij had een
prettig gezicht, een beetje bleek alleen.
„Susan?" herhaalde Phyllis verwonderd.
„Ja, de koe," antwoordde de jongeman. „Vindt U Su
san geen aardige naam voor een koe?"
„O, is het Uw koe?" vroeg Phyllis een beetje scherp,
„wilt u mij dan misschien vertellen wat ze in mijn ga
rage uitvoert?'* %-
„Ze brengt een bezoek aan haar vroegere woning. Uw
garage heeft niet altijd zoo'n moderne bestemming ge
had. Het is een gepensionneerde koestal."
„Misschien wilt u dan wel zorgen dat het beest weg
gaat," verzocht Phyllis, „ik wou..."
De Jongeman deed het hek open, kwam op Susan toe
en klopte het dier op den breeden nek.
„Vooruit, oude dame", zei hij, „mee naar huis. Je woon
hier niet meer tegenwoordig."
Gehoorzaam kwam de koe overeind en liep goedig
den weg over naar de wel, die bij het landhuisje aan
den overkant hoorde..
„Ik kocht Susan," legde de eigenaar uit" van de
menschen, die hier woonden voor U kwam en ze heeft
de aandoenlijke gewoonten om bedevaarten te onderne
men naar de oorden van haar kindschheid".
„Ik hoop, dat U haar In het vervolg op Uw terrein
zult houden," zei Phyllis.
De jongeman haalde de schouders op.
„Ik zal het probeeren," beloofde hij. „Maar de tegen
woordige geest van onrust schijnt zelfs de koeien 'te
hebben aangegrepen. Susan is ook al een exemplaar van
„de moderne vrouw", en je kunt er nooit een peil op
trekken wat een moderne vrouw het volgend oogenblik
van plan is."
„U hebt zeker een diepgaande studie gemaakt van
de moderne vrouw," spotte het meisje.
„O, neen," was het antwoord, „ik ga op algemeene in
drukken af. Ik houd er erg ouderwetsche ideeën op na.
Ik vind dat de moderne meisjes het te druk hebben en
te onrustig heen en weer draven om echt vrouwelijk te
zijn; ik hoop zelfs dat U dit stille huisje hebt gehuurd
om ouderwetsche, rustige tradities in eere te houden.
Misschien dat uw familie..."
„Ik heb geen familie," viel Phyllis hem in de rede.
„Ik ga hier heel alleen wonen. Ik... ik wil onafhanke
lijk zijn. Daarom heb lk dit huisje gehuurd. Ik ga hier
aan 't werk; ik wil me zelf een weg banen. Ik zie niet
in, waarom een meisje dat niét zou kunnen."
„Wel allemachtig, daar heb je dien ongegelukkige mo
derne theoriën weer!"
Phyllis lachte luidkeels. Die man was in een woord
ridicuul.
„Waarom zou een meisje niet voor zichzelf mogen
werken?" vroeg ze uitdagend.
„Werk op het land is veel te zwaar voor een meisje,"
meende Susan's eigenaar.
„Ik denk er niet aan om op het land te gaan werken.
Ik ben schrijfster. Ten minste; dat wil ik worden. Ver
schillende tijdschriften hebben verhalen van mij aan
genomen
„Goeie hemel!" riep de jongeman verschrikt „Dat is
nu juist iets wat vrouwen heelemaal niet moesten doen!
Vrouwelijke auteurs zijn 'n verschrikkelijk soort wezens,
Vrouwelijke advocaten, vrouwelijke doktoren, vrouwelij
ke chauffeurs zijn al erg genoeg, maar vrouwelijke
auteurs, brrr..."
De spreker brak even af en vervolgde, toen zijn buur
vrouw niets tegen zijn woordenstroom inbracht:
„Maar enfin, de meisjes kunnen tegenwoordig alles.
Letterlijk alles." Hij lachte opgewekt. „Maar er is toch
één ding dat ze niet kunnen."
„En dat is?" Informeerde Phyllis belangstellend.
„Een koe wegkrijgen uit een garage!"
En glimlachend wandelde de jongeman weg.
Phyllis wilde tenslotte toch maar liever niet met
haar autotje uitgaan vanochtend. Ze zou aan het werk
gaan, schrijven. Ze moest zich heelemaal op haar werk
concentreeren en bewijzen hoe idioot die theorieën over
de superiorielt van den man waren. Ze wilde zich door
praatjes van dien jongen niet van dé wijs laten bren
gen; daarvoor had ze haar kantoorbetrekking in Lon
den niet opgegeven en haar tenten in dezen eenzamen
uithoek opgeslagen! Het Idee om schrijfster te worden,
had haar altijd buitengewoon aangetrokken en toen ze
nog typiste was in de city niet zoo lang geleden
had ze novellen gestuurd naar verschillende redacties
van tijdschriften. Een paar waren aangenomen en ze
had hevig verlangd om haar baantje er aan te geven
en zich aan de kunst te wijden."
Een onverwachte, bescheiden erfenis van een verwij
derd familielid, had dit plotseling mogelijk gemaakt en
ze had zich vast voorgenomen, dat ze succes zou heb
ben in haar nieuwe loopbaan.
Phyllis zette zich met koortsachtigen ijver aan het
werk en in de nu volgende weken gingen er verschei
dene verhalen in zee. Dagelijks zag ze den jongeman
van den overkant, terwijl hij zijn tuin harkte of zijn
kuikens voederde en steeds groette hij haar met een
soort humoristische, maar toch welgemeende vriende
lijkheid. Bij een van die ontmoetingen riep hij haar over
den weg toe:
„Als het groote succes komt, ben ik toch zeker de
eerste dien u het komt vertellen?"
Maar dat succes liet lang op zich wachten. De meeste
inzendingen kwamen even hard terug, als ze verzon
den waren. Maar kómen zou het succes, dat wist Phyllis
zeker en naar mate het langer duurde, zou haar triomf
grooter zijn. In haar vurig verlangen om het vernieti
gende oordeel van haar buurman te logenstraffen, ging
zij meer belang in hem stellen dan zij onder andere om
standigheden misschien gedaan zou hebben, maar ze
kon niets over hem gewaar worden dan... door bemid
deling van de werkvrouw... het Xeit dat hij David Rodd
heette.
rechterlijk onderzoek, volkomen aangetoond en be
wezen het aannemen door den directeur van steek
penningen. Dit heeft hij ook geenszins ontkend, al
heeft hij den raad gekregen niets te erkennen. Maar
bij het verhoor voor Burgemeester en Wethouders
heeft hij zijn ontkenning niet kunnen volhouden,
althans voor de bedragen, waaromtrent Burgemees
ter en Wethouders reeds van eldeis bewijs hadden,
In plaats van het onderzoek door te zetten hebben
Burgemeester en Wethouders zich bij het erkend cij
fer van f2266.85 neergelegd. En ook de Raad der
gemeente Schagen heeft daarmede genoegen geno
men. De Directeur is dus wel zeer verschoonend be
handeld.
Dit aannemen van steekpenningen op zichzelf is
echter niet strafbaar. De Strafwet eischt daarenbo
ven nog het bewijs, dat het geven van die pennin
gen den directeur heeft bewogen bepaalde dingen
te doen of te laten, die hij anders niet zou hebben
gedaan en tevens dat de gever hem daartoe wilde
omkoopen. Dit laatste is niet gebleken en zal ook
wel niet het geval geweest zijn. Het geven van steek
penningen was een constant gebru:k of misbruik,
waartoe de leveranciers, dikwijls door buitenland-
sche concurrentie, genoopt werden. Wanneer zij het
niet deden, dan raakten zij er uit en kreeg een an
der waarschijnlijk de levering.
Bewijsbaar naar den eisch van rechten is dit laat
ste wel bijna nooit; hoewel ieder ervaren mensch,
in de maatschappij levende, weet, dat het zoo is.
Het ingestelde justitieel onderzoek heeft geleid tot
de slotsom, dat door den Officier van Justitie aan
den beklaagde Blaeser is medegedeeld, dat „hij", Of
ficier van Justitie, ter zake van het feit, waarop het
gerechtelijk vooronderzoek betrekking had, niet ver
der zal vervolgen".
Is dat een bewijs van goed gedrag, gelijk Blaeser,
in groote vrijmoedigheid, aan Uw Raad schijnt te
willen wijsmaken? Geenszins. Het is alleen een ver
klaring, dat de Officier met de strafvervolging niet
verder gaat.
Het is onwaar, wat in het verzoekschrift van Blae
ser staat, dat aan hem zou zijn medegedeeld, „dat
geen termen voor verdere Vervolging aanwezig ge
acht worden."
Ook alle verdere gevolgtrekkingen, die in het re
kest gedaan worden omtrent de beteekenis van de
niet verdere vervolging, zijn onwaar.
Dat tijdens het justitieel onderzoek van benadee
ling der gemeente „absoluut niets is gebleken" is
eene bewering die door niets wordt gestaafd, maar
die niet ter zake dienende is, daar voor de toepas
sing van de Strafwet die benadeeling niet werd ver-
eischt.
Daarover liep dus niet het justitieel onderzoek.
Dat het cijfer van f2268.85 door den Strafrechter
niet is vastgesteld, spreekt vanzelf, omdat er geene
vervolging is ingesteld. Of er niets van gebleken is in
de instructie zou alleen uit het strafrecht-dossier
zijn op te sporen, wat door de Justitie geheim wordt
gehouden. Dit is echter niet van de minste waarde,
daar het bedrag civielrechtelijk volkomen vast staat.
Dat de afloop van het justitieel onderzoek zou
hebben bewezen, dat de in het rapport aangenomen
stellingen niet juist zijn, is eene misleidende en on
ware bewering. Die afloop heeft alléén niet geleid
tot een terechtstelling; dat is alles.
Dat, wanneer benadeelinig der gemeente had
plaats gehad, Blaeser strafbaar zou zijn, is onwaar.
Alleen dan zou hij strafbaar zijn, wanneer hij een
der boven vermelde artikelen der Strafwet, art. 362
of 363, had overtreden.
Het geheele verzoekschrift is niets dan eene po
ging tot mystificatie, teneinde den Raad wijs te
maken, dat, nu hij, directeur is ontkomen aan de
openbare terechtzitting voor strafzaken, hij ook de
meest onschuldige mensch is die men zich denken
kan, en dat al zijne dwalingen omtrent de aanne
ming van steekpenningen maar een booze droom
zijn geweest. De directeur schijnt te meenen dat de
Raad zoo onnoozel zal zijn op die drogredenen in te
gaan.
Ik sluit hier nog bij in het model van eene Kennis
geving, zooals dat door den Officier van Justitie
wordt gebezigd voor de kennisgeving van niet ver
der vervolgen, waarop adressant zich beroept.
Mijn advies in deze luidt derhalve, dat uw College
den Raad voorstelle afwijzend op het verzoek van
den directeur Blaeser te beschikken.
De meening van Mr. Buiskool.
Aan
E. A. Heeren Burgemeester, Wethouders
en Leden van den Raad der Gemeente
Schagen.
Edelachtbare Heeren,
Gezien het op verzoek van eenige Leden Uwer Raad
in afschrift ter kennis der Raadsleden gebracht advies
van Mr. W. C. Bosman te Alkmaar, heb ik de eer aan
het verlangen van meerdere Raadsleden te voldoen door
U hierbij een contra-advies te doen toekomen, dat naar
ik vertrouw, U zal mogen doen inzien, dat het door
Mr. W. C. Bosman voornoemd uitgebracht advies een
conclusie bevat, welke niet alleen eenzijdig, maar zelfs
onjuist genoemd moet worden.
Maar ten laatste kwam het succes dan toch. Den
ochtend dat de blijde tijding kwam, had Phyllis juist
vier groote enveloppen opengemaakt, die teruggezonden
verhalen bevatten, begeleid door beleefde redactioneele
spijtbetuigingen. De vijfde brief, dien ze het laatst open
de, was afkomstig van de redactie van de „Kensing-
ton Magasine."
Toen ze den brief gelezen had, voerde Phyllis een
soort rondedans uit om haar eenzame ontbijttafel. De
redacteur schreef dat hij aangenaam getroffen was door
de frischheid en de originaliteit van haar verhalen-serie,
dat hij die achtereenvolgens zou plaatsen en dat hij
graag meer werk van haar zou ontvangen.
Dat moet ze dien aanmatigende meneer Rodd eens
gauw gaan vertellen. Maar ze zou niet laten merken
hoe geweldig verrukt ze was! Ze zou het hem onver
schillig-weg zeggen, alsof haar succes iets was, dat vol
komen vanzelf sprak.
Ze bedacht dat ze een paar boodschappen had in den
dorpskruidenierswinkel en ze nam zich voor dat ze
even over zijn tuinhek zou kijken als ze Jangs het huisje
aan den overkant ging. Ze hoefde niet lang naar haar
buurman te zoeken; toen ze de deur uitstapte met haar
hengselmand aan den arm, zag ze zijn hoofd en schou
ders boven de haag van zijn tuintje uitsteken. Hij was
bezig bij de kippen en zag haar oiraak
„Goeden morgen," begroette hij haar opgewekt, „Hoe
gaat het met de schrijverij?"
„Uitstekend, dank u," antwoordde ze koel.
„Ik heb bewondering voor uw doorzettingsvermogen,'*
vervolgde David Rodd, „maar ik weet het zoo net niet,
ik geloof dat u toch niet zooveel succes met uw werk
hebt als u wel graag zou willen. U bent me tenminste
niets van een succes komen vertellen. Ik wil niet on
bescheiden zijn, maar ik vind dat dat alleen-zijn toch
niet alles is voor een meisje."
„Waarom zou een meisje niet alleen kunnen zijn?
Wat zijn jullie mannen toch vreeselijk dwaas."
„Vindt u het dan ook niet beter dat een meisje ge
trouwd is?"
„Getrouwd?" echode Phyllis. „Heb je ooit van je le
ven!"
„Ik niet, maar een heeleboel menschen wel. En die
hebben zich er heel wel bij bevonden. Maar u vindt het
missohien een erg ouderwetsch idee en ik veronderstel
ook dat u wel niet met mij zult willen trouwen, niet
waar?"
Phyllis Het een ongeloovig lachje hooren.
„Trouwen?" riep ze uit. „Met TJ? Ik geloof dat u niet
goed wijs bent. Waarom zou ik met u trouwen?"
„Omdat ik van u houd," was het kalme antwoord,