De Gascorruptie te Schagen. DE KOE ALS HUWELIJKSMAKELAAR. Groote brand in een Poolsche vliegtuigen- fabriek. Brand op een Duitsche werf. Mr. J. Buiskool contra Mr. W. C. Bosman. 'dat de boot lek was, zoodat het water binnendrong. De bemanning 13 man passagiers waren niet aan boord had het vliegtuig vóór dien tijd kunnen verlaten. De bergingswerkzaamheden zijn in vollen gang. Men hoopt de boot binnen niet al te langen tijd naar Travemünde terug te kunnen brengen. Hierna zal een onderzoek plaats vinden. De vlieg- boot, waarde ongeveer 1 millioen mark, is niet ver zekerd, maar men neemt aan dat de schade niet zeer groot is. 22 VLIEGTUIGEN DOOR DE VLAMMEN VERWOEST. Een schade van ongeveer 10 millioen zloty. V.D. vernam d.d. Donderdag uit Warschau: Naar uit Posen wordt gemeld, is gistermorgen in de vliegtuigfabriek Samolot brand uitgebroken. Hoewel al het bluschmateriaal terstond uitrukte, was het tengevolge van de groote hitte en de ontploffende ben zine- en olievoorraden niet mogelijk de brandende gebouwen te bereiken. Het blusschingswerlc bleef derhalve beperkt tot het voorkomen van verdere uit breiding. Voor zoover thans vaststaat zijn er 22 vlieg tuigen door de vlammen verwoest, terwijl boven dien een groot gedeelte van den fabrieksinventaris een prooi der vlammen werd. Naar verluidt bedraagt de schade ongeveer 10 millioen zloty. De oorzaak van den brand kon nog niet worden vastgesteld. VERSCHEIDENE MOTOREN DOOR HET VUUR VERNIELD. Geweldige schade aangericht. Donderdagmiddag is na het sluiten van den werk tijd, te 5.20 uur, een geweldige brand uitgebroken op de Germania Werf van Friedrich Krupp te Kiel. Het vuur ontstond in een der groote, onmiddellijk aan de haven gelegen hallen, waarin zich motoren bevonden. De vlammen, grepen snel om zich heen en -legden de hal volkomen in asch en uit andere hallen 'sloegen reeds vlammen. Een geweldige rook golfde over de haven en dui zenden menschen kwamen aangeloopen om het 1 grootsche schouwspel te zien. Ook van een vlak bij de plaats van den brand staande twintig meter hqoge kraan vatten de hou- ten deelen vlam. Brandweerlieden maakten het hout- r werk van het ijzeren geraamten los en wierpen het j in de haven waar het sissend zonk. K Alle plaatselijke beroepsbrandweren onder leiding Van den brandweercommandant Sibe, geholpen door V'eon drijvende brandspuit en door de vrijwillige brand- ^fweer, zijn met het blusschingswerk bezig. Gelukkig f bevond zich geen schip op dit gedeelte van de werf in reparatie. Een nader H. N.-telegram uit Kiel meldt: De brand ontstond in een groote hal en breidde zich, daar het hout met olie was doordrenkt, zeer snel uit. De telefoon was dan ook onbruikbaar, toen imcn de brandweer wilde waarschuwen. Het dak van de hal is voor het grootste gedeelte ingestort. Kort na het uitbreken van den brand hadden twee kleine ontploffingen plaats, vermoedelijk van twee cylinders met samengeperste lucht. Voor de brandweer was de toestand af en toe zeer gevaarlijk, daar zich op het terrein ook een opslag plaats van carbid bevond, die beschermd moest worden. Tegen 7 uur was echter het voornaamste gevaar bedwongen, hoewel uit enkele brandhaarden af en toe nog vlammen opstegen. Twaalf Dieselmotoren, die voor Manilla bestemd waren, zijn zwaar bescha digd en gedeeltelijk geheel vernield. De schade is nog niet te overzien, doch wordt in de millioenen marken geraamd. De oorzaak is vermoe delijk kortsluiting of zelfontbranding van materiaal. JUWEELENDIEFSTAL TE BERLIJN. Uit Berlijn, 12 September: In den afgeloopen nacht is in de Kantstrasse te Charlottenburg een groote juweelendiefstal gepleegd. De daders wisten zich voor een waarde van ongeveer 20.000 Mk. aan sieraden toe te eigenen en konden ontkomen. De brandkast was met behulp van een zuurstofapparaat opengebroken. In de vergadering van den Raad van Vrijdagavond, waarvan in dit nummer een uitvoerig verslag is op genomen, is o.a. aan de orde geweest het voorstel van de raadsleden Bakker en Lookman, om het raadsbesluit, waarbij den gasdirecteur inzake do genoten z.g. steekpenningen zijn finantieele straf werd kwijtgescholden, in te trekken. Zooals bekend is over deze kwestie door B. en W. een advies gevraagd aan Mr. W. C. Bosman te Alkmaar, waartegen thans op verzoek van enkele raadsleden Mr. J. Buiskool te Schagen een contra-advies heeft inigebracht. Hoe Mr. Bosman er over denkt. Namens Uw College Is door Uw Burgemeester in mij ne handen gesteld het geheele dossier inzake den Di recteur uwer lichtbedrijven, W. Blaeser, met verzoek daaromtrent als practiseerend advocaat te dienen van advies. Burgemeester en Wethouders hebben in December 1927 aan den Raad der Gemeente een voordracht ge daan, waarbij zij ten aanzien van den directeur der Lichtbedrijven zijn gekomen tot de volgende conclu sies: I. De houding van den directeur tijdens het onder zoek was niet sympathiek. De wethouders, die zich waarschijnlijk méér dan de feiten en omstandigheden gedoogden door humane gevoelens lieten leiden, heb ben zeer zeker recht gehad een eerlijker houding van den directeur tegenover zich te vinden. II. De door de justitie in een tweetal gevallen bij leveranciers in beslag genomen boeken, leveren zoo danige gegevens, dat geen andere indruk mogelijk is dan dat de door v. d. Stel genoemde percentsgewijs berekende retourcommissies werkelijk in de praktijk worden uitgekeerd. III. De bekentenissen van den directeur gaan blijkbaar juist zoover, als hij meende dat bij het ver dere onderzoek toch zou uitkomen. IV. Doordat de inbeslagname van boeken door de justitie beperkt bleef tot de gevallen Wilson en Gautsch is buiten het geval Berghuys' Kolenhandel, geen bewijs aanwezig, dat van nog meerdere firma s retourcommissies, opzetgelden, of douceurs zijn ont vangen. Het is echter zeer moeilijk aan te nemen, dat de corruptieve handelingen aan onze Gasfabriek zich precies tot de drie genoemde leveranciers zouden be palen. V. De bekentenissen van den directeur en de uit komsten van het justitioneele onderzoek geven recht als bewezen te beschouwen het toucheeren door den directeur van de volgende retourcommissies: van Wilson's Gasmeterfabriek f 919.50 Van Gautzsch Indust. Maatschappij f 317.60 van Berghuys' Kolenhandel f 1028.75 Totaal f 22G6.85 VI. De gemeente is in den loop der jaren door het systeem der retourcommissies zonder twijfel voor be langrijke bedragen benadeeld. Het feit dezer benades- ling is niet weg te praten door te wijzen op de alge meenheid van het systeem; dit kan voor den indivi dueel en gasdirecteur hoogstens als verzachtende om standigheid gelden. Noch door te wijzen op vaste ver koopprijzen. Er valt niet te twijfelen aan een zoo danige algemeenheid van het kwaad, dat de retour commissies eenvoudig een geijkt onderdeel van kost prijs of verkoopprijs zijn geworden. Deze conclusies hebben Burgemeester en Wethou ders aanleiding gegeven het volgende voorstel aan den Raad te doen: a. den directeur thans niet te ontslaan; b. het in conclusie V gemelde bedrag ad f2266.85 op den directeur te verhalen, met dien verstande dat uiterlijk binnen 10 jaar na 1 Januari 1928 het totale bedrag in de kas van het gasbedrijf moet zijn gestort en dat bij eventueel eerder ontslag of eindiging van het dienstverband op andere wijze, het eventueel dan nog resteerende bedrag op de bestaande borgstelling zal worden verhaald; c. den directeur schriftelijk zeer ernstig te beris pen, met de mededeeling dat in geval later blijkt dat nog of wederom retourcommissies, douceurs of opzet gelden worden getoucheerd, ongeacht tot welke be dragen, onmiddellijk eervol ontslag zal kunnen vol gen; d. een nieuwe instructie voor den directeur der Lichtbedrijven vast te stellen, waarin voor zooveel noodig en mogelijk het sub b en c bedoelde wordt om schreven en welke instructie door den directeur voor accoord moet worden geteekend; e. bij weigering van den directeur om het bedrag ad twee duizend twee honderd zes en zestig gulden vijf en tachtig cent (f2266.85) aan het bedrijf te resti- tueeren, hem oneervol te ontslaan en gemeld bedrag voor zooveel mogelijk op de bestaande borgstelling te verhalen. Dit voorstel is door den Raad aangenomen en aan dit raadsbesluit is uitvoering gegeven, onder meer door vaststelling van een nieuwe instructie voor den directeur, welke door dezen is onderteekend voor „ge zien en accoord bevonden." In deze instructie is in art. 20 opgenomen de vol gende civielrechtelijke regeling, die tusschen de ge meente en hem is overeengekomen: „Voor den tegenwoordigen titularis, den heer W. „A. P. F. L. Blaeser, gelden nog bijzonderlijk de na volgende bepalingen: „a. Hij betaalt wegens genoten retourcommissies „enz., aan het gasbedrijf terug een bedrag van Twee „duizend twee honderd zes en zestig gulden vijf en „tachtig cent (f2266.85) en wel ieder jaar 1/10 van ge- „noemd bedrag, met dien verstande, dat uiterlijk „binnen tien jaar na 1 Januari 1928 genoemd bedrag „in totaal in de kas van het gasbedrijf moet zijn ge- „stort en dat, bij eventueel eerder ontslag of eindi ging van het dienstverband op andere wijze, het „eventueel dan nog resteerende bedrag op de be staande borgstelling zal worden verhaald; „b. enz." In eene instructie behoorde deze civielrechtelijke regeling tusschen de gemeente en den heer Blaeser niet thuis; zij had in afzonderlijke overeenkomst vastgelegd moeten worden. Nu zij eenmaal daarin staat is zij niettemin als een civielrechtelijke over eenkomst op te vatten. Waaruit dan deze gevolgtrek king is op te maken, dat met de betaling door Blae ser van de f2266.85 alle verdere aanspraken van de gemeente op het veel grooter bedrag, dat Blaeser ongetwijfeld in den loop der jaren heeft geincas- seerd, zijn vervallen. Bij de behandeling van deze zaak is te veel nadruk gelegd op het justitieel onderzoek en uit het oog verloren, dat dit niet onontbeerlijk was om de knoeierijen van den directeur te bewijzen. Het strafrechterlijk onderzoek en de strafrechter lijke vervolging staan op een geheel andere basis. Daar is het alléén de vraag, of een bepaald artikel van de Strafwet is overtreden. Is dat niet het geval, of is het bewijs daarvan twijfelachtig, dan kan de Ambtenaar van het Openbaar Ministerie besluiten niet tot vervolging voor den Strafrechter over te gaan. De Strafwet bepaalt alleen bepaalde handelingen, niet in het algemeen oneerlijkheid, valschheid, mis draging, onrechtmatige handelingen, benadeeling of wat verder in de samenleving afkeurenswaardig wordt geacht. Iemand kan een groote schurk zijn en toch niet strafbaar voor den Strafrechter. Het niet vallen onder het bereik van den Strafrechter be wijst allerminst, dat iemand is een eerlijk en onbe rispelijk mensch of ambtenaar. In dit bijzonder geval springt dit onderscheid scherp in het oog. De ontrouwe ambtenaar, die steekpenningen heeft aangenomen, is alleen dan strafbaar door den Rech ter, wanneer zijne handelingen vallen onder artikel 362 of artikel 363 van het Wetboek van Strafrecht. Art. 362 luidt: De ambtenaar die eene gift of belofte aanneemt, wetende dat zij hem gedaan wordt tenein de hem te bewegen, om, zonder daardoor in strijd met zijn plicht te handelen, in zijne bediening iets te doen of na te laten, wordt gestraft met gevangenis straf van ten hoogste drie maanden of geldboete van ten hoogste drie honderd gulden. Art. 363 luidt: Met gevangenisstraf van ten hoogste vier jaren wordt gestraft de ambtenaar: le. die eene gift of belofte aanneemt, wetende dat zij hem gedaan wordt ten einde hem te bewegen om, in strijd met zijn plicht, in zijne bediening iets te doen of na te laten; 2e. die eene gift aanneemt, wetende dat zij hem gedaan wordt ten gevolge of naar aanleiding van hetgeen door hem, in strijd met zijn plicht, in zijne bediening is gedaan of nagelaten. Voor toepassing van het eerste artikel is noodig het bewijs: le. dat hem (den ambtenaar) een gift of be lofte wordt gedaan, om hem te bewegen iets te doen of na te laten. 2e. dat de ambtenaar de strekking van deze be doeling kent; 3e. dat hij, wetende die bedoeling, toch de gift aanneemt. Het bewijs van die bedoeling van den gever en van de wetenschap van den begiftigde is natuurlijk zeer moeilijk te leveren. De eischen van het tweede artikel, 363 S.R., zijn nog veel zwaarder. Nu heeft het strafrechterlijk, zoowel als het civiel- Kort verhaal Naar het Engelsch van A. A. THOMSON. (Nadruk verboden.) Een stier in een porcelein-winkel, is een spreekwoor- delijk-onaangename bezoeker, maar wat Phyllis dien zomerochtend ontdekte, was bijna even erg. Een koe in de garage! Het was een heel kleine, onaanzienlijke ga-, rage en het was een erg groote koe. Het beest lag In de deuropening van de kleine schuur, die huisvesting verleende aan Phyllis' two-seatertje, een gammel, twee dehands voertuig, dat ze voor een koopje gekocht had van een zwager die in auto's deed. Little Friaby, het gehucht, waar ze het landhuisje had gehuurd, dat eens een armelijk boerderijtje was geweest, lag op vijf mij len afstand van het naatste station en dus beschouwde zij ,den wagen" als een onontbeerlijk bezit. Een koe in de garage! U moet niet denken dat Phyllis bang voor koeien was; Phyllis was een modern meisje met kort haar en kortgeknipte moderne meisjes zijn voor niets ter wereld bang! „Ga weg!" riep Phyllis verontwaardigd. De koe van haar kant was echter heelemaal niet verontwaardigd. Ze staarde het meisje aan met een vriendelijke uitdrukking in haar groote, goedige oogen, maar maakte absoluut geen aanstalten om te vertrek ken. „Ik zal binnen een stok gaan halen," dreigde Phyllis," ais je niet..." „Ik hoop," klonk plotseling een goedmoedlg-protestee- rende stem, „dat U niet onvriendelijk bent tegen Su san." Phyllisk keek in de richting van het hek, dat het geen eens het erf van de boerderij' was geweest, afsloot, en zag een jongeman eroverheen kijken. Hij had een prettig gezicht, een beetje bleek alleen. „Susan?" herhaalde Phyllis verwonderd. „Ja, de koe," antwoordde de jongeman. „Vindt U Su san geen aardige naam voor een koe?" „O, is het Uw koe?" vroeg Phyllis een beetje scherp, „wilt u mij dan misschien vertellen wat ze in mijn ga rage uitvoert?'* %- „Ze brengt een bezoek aan haar vroegere woning. Uw garage heeft niet altijd zoo'n moderne bestemming ge had. Het is een gepensionneerde koestal." „Misschien wilt u dan wel zorgen dat het beest weg gaat," verzocht Phyllis, „ik wou..." De Jongeman deed het hek open, kwam op Susan toe en klopte het dier op den breeden nek. „Vooruit, oude dame", zei hij, „mee naar huis. Je woon hier niet meer tegenwoordig." Gehoorzaam kwam de koe overeind en liep goedig den weg over naar de wel, die bij het landhuisje aan den overkant hoorde.. „Ik kocht Susan," legde de eigenaar uit" van de menschen, die hier woonden voor U kwam en ze heeft de aandoenlijke gewoonten om bedevaarten te onderne men naar de oorden van haar kindschheid". „Ik hoop, dat U haar In het vervolg op Uw terrein zult houden," zei Phyllis. De jongeman haalde de schouders op. „Ik zal het probeeren," beloofde hij. „Maar de tegen woordige geest van onrust schijnt zelfs de koeien 'te hebben aangegrepen. Susan is ook al een exemplaar van „de moderne vrouw", en je kunt er nooit een peil op trekken wat een moderne vrouw het volgend oogenblik van plan is." „U hebt zeker een diepgaande studie gemaakt van de moderne vrouw," spotte het meisje. „O, neen," was het antwoord, „ik ga op algemeene in drukken af. Ik houd er erg ouderwetsche ideeën op na. Ik vind dat de moderne meisjes het te druk hebben en te onrustig heen en weer draven om echt vrouwelijk te zijn; ik hoop zelfs dat U dit stille huisje hebt gehuurd om ouderwetsche, rustige tradities in eere te houden. Misschien dat uw familie..." „Ik heb geen familie," viel Phyllis hem in de rede. „Ik ga hier heel alleen wonen. Ik... ik wil onafhanke lijk zijn. Daarom heb lk dit huisje gehuurd. Ik ga hier aan 't werk; ik wil me zelf een weg banen. Ik zie niet in, waarom een meisje dat niét zou kunnen." „Wel allemachtig, daar heb je dien ongegelukkige mo derne theoriën weer!" Phyllis lachte luidkeels. Die man was in een woord ridicuul. „Waarom zou een meisje niet voor zichzelf mogen werken?" vroeg ze uitdagend. „Werk op het land is veel te zwaar voor een meisje," meende Susan's eigenaar. „Ik denk er niet aan om op het land te gaan werken. Ik ben schrijfster. Ten minste; dat wil ik worden. Ver schillende tijdschriften hebben verhalen van mij aan genomen „Goeie hemel!" riep de jongeman verschrikt „Dat is nu juist iets wat vrouwen heelemaal niet moesten doen! Vrouwelijke auteurs zijn 'n verschrikkelijk soort wezens, Vrouwelijke advocaten, vrouwelijke doktoren, vrouwelij ke chauffeurs zijn al erg genoeg, maar vrouwelijke auteurs, brrr..." De spreker brak even af en vervolgde, toen zijn buur vrouw niets tegen zijn woordenstroom inbracht: „Maar enfin, de meisjes kunnen tegenwoordig alles. Letterlijk alles." Hij lachte opgewekt. „Maar er is toch één ding dat ze niet kunnen." „En dat is?" Informeerde Phyllis belangstellend. „Een koe wegkrijgen uit een garage!" En glimlachend wandelde de jongeman weg. Phyllis wilde tenslotte toch maar liever niet met haar autotje uitgaan vanochtend. Ze zou aan het werk gaan, schrijven. Ze moest zich heelemaal op haar werk concentreeren en bewijzen hoe idioot die theorieën over de superiorielt van den man waren. Ze wilde zich door praatjes van dien jongen niet van dé wijs laten bren gen; daarvoor had ze haar kantoorbetrekking in Lon den niet opgegeven en haar tenten in dezen eenzamen uithoek opgeslagen! Het Idee om schrijfster te worden, had haar altijd buitengewoon aangetrokken en toen ze nog typiste was in de city niet zoo lang geleden had ze novellen gestuurd naar verschillende redacties van tijdschriften. Een paar waren aangenomen en ze had hevig verlangd om haar baantje er aan te geven en zich aan de kunst te wijden." Een onverwachte, bescheiden erfenis van een verwij derd familielid, had dit plotseling mogelijk gemaakt en ze had zich vast voorgenomen, dat ze succes zou heb ben in haar nieuwe loopbaan. Phyllis zette zich met koortsachtigen ijver aan het werk en in de nu volgende weken gingen er verschei dene verhalen in zee. Dagelijks zag ze den jongeman van den overkant, terwijl hij zijn tuin harkte of zijn kuikens voederde en steeds groette hij haar met een soort humoristische, maar toch welgemeende vriende lijkheid. Bij een van die ontmoetingen riep hij haar over den weg toe: „Als het groote succes komt, ben ik toch zeker de eerste dien u het komt vertellen?" Maar dat succes liet lang op zich wachten. De meeste inzendingen kwamen even hard terug, als ze verzon den waren. Maar kómen zou het succes, dat wist Phyllis zeker en naar mate het langer duurde, zou haar triomf grooter zijn. In haar vurig verlangen om het vernieti gende oordeel van haar buurman te logenstraffen, ging zij meer belang in hem stellen dan zij onder andere om standigheden misschien gedaan zou hebben, maar ze kon niets over hem gewaar worden dan... door bemid deling van de werkvrouw... het Xeit dat hij David Rodd heette. rechterlijk onderzoek, volkomen aangetoond en be wezen het aannemen door den directeur van steek penningen. Dit heeft hij ook geenszins ontkend, al heeft hij den raad gekregen niets te erkennen. Maar bij het verhoor voor Burgemeester en Wethouders heeft hij zijn ontkenning niet kunnen volhouden, althans voor de bedragen, waaromtrent Burgemees ter en Wethouders reeds van eldeis bewijs hadden, In plaats van het onderzoek door te zetten hebben Burgemeester en Wethouders zich bij het erkend cij fer van f2266.85 neergelegd. En ook de Raad der gemeente Schagen heeft daarmede genoegen geno men. De Directeur is dus wel zeer verschoonend be handeld. Dit aannemen van steekpenningen op zichzelf is echter niet strafbaar. De Strafwet eischt daarenbo ven nog het bewijs, dat het geven van die pennin gen den directeur heeft bewogen bepaalde dingen te doen of te laten, die hij anders niet zou hebben gedaan en tevens dat de gever hem daartoe wilde omkoopen. Dit laatste is niet gebleken en zal ook wel niet het geval geweest zijn. Het geven van steek penningen was een constant gebru:k of misbruik, waartoe de leveranciers, dikwijls door buitenland- sche concurrentie, genoopt werden. Wanneer zij het niet deden, dan raakten zij er uit en kreeg een an der waarschijnlijk de levering. Bewijsbaar naar den eisch van rechten is dit laat ste wel bijna nooit; hoewel ieder ervaren mensch, in de maatschappij levende, weet, dat het zoo is. Het ingestelde justitieel onderzoek heeft geleid tot de slotsom, dat door den Officier van Justitie aan den beklaagde Blaeser is medegedeeld, dat „hij", Of ficier van Justitie, ter zake van het feit, waarop het gerechtelijk vooronderzoek betrekking had, niet ver der zal vervolgen". Is dat een bewijs van goed gedrag, gelijk Blaeser, in groote vrijmoedigheid, aan Uw Raad schijnt te willen wijsmaken? Geenszins. Het is alleen een ver klaring, dat de Officier met de strafvervolging niet verder gaat. Het is onwaar, wat in het verzoekschrift van Blae ser staat, dat aan hem zou zijn medegedeeld, „dat geen termen voor verdere Vervolging aanwezig ge acht worden." Ook alle verdere gevolgtrekkingen, die in het re kest gedaan worden omtrent de beteekenis van de niet verdere vervolging, zijn onwaar. Dat tijdens het justitieel onderzoek van benadee ling der gemeente „absoluut niets is gebleken" is eene bewering die door niets wordt gestaafd, maar die niet ter zake dienende is, daar voor de toepas sing van de Strafwet die benadeeling niet werd ver- eischt. Daarover liep dus niet het justitieel onderzoek. Dat het cijfer van f2268.85 door den Strafrechter niet is vastgesteld, spreekt vanzelf, omdat er geene vervolging is ingesteld. Of er niets van gebleken is in de instructie zou alleen uit het strafrecht-dossier zijn op te sporen, wat door de Justitie geheim wordt gehouden. Dit is echter niet van de minste waarde, daar het bedrag civielrechtelijk volkomen vast staat. Dat de afloop van het justitieel onderzoek zou hebben bewezen, dat de in het rapport aangenomen stellingen niet juist zijn, is eene misleidende en on ware bewering. Die afloop heeft alléén niet geleid tot een terechtstelling; dat is alles. Dat, wanneer benadeelinig der gemeente had plaats gehad, Blaeser strafbaar zou zijn, is onwaar. Alleen dan zou hij strafbaar zijn, wanneer hij een der boven vermelde artikelen der Strafwet, art. 362 of 363, had overtreden. Het geheele verzoekschrift is niets dan eene po ging tot mystificatie, teneinde den Raad wijs te maken, dat, nu hij, directeur is ontkomen aan de openbare terechtzitting voor strafzaken, hij ook de meest onschuldige mensch is die men zich denken kan, en dat al zijne dwalingen omtrent de aanne ming van steekpenningen maar een booze droom zijn geweest. De directeur schijnt te meenen dat de Raad zoo onnoozel zal zijn op die drogredenen in te gaan. Ik sluit hier nog bij in het model van eene Kennis geving, zooals dat door den Officier van Justitie wordt gebezigd voor de kennisgeving van niet ver der vervolgen, waarop adressant zich beroept. Mijn advies in deze luidt derhalve, dat uw College den Raad voorstelle afwijzend op het verzoek van den directeur Blaeser te beschikken. De meening van Mr. Buiskool. Aan E. A. Heeren Burgemeester, Wethouders en Leden van den Raad der Gemeente Schagen. Edelachtbare Heeren, Gezien het op verzoek van eenige Leden Uwer Raad in afschrift ter kennis der Raadsleden gebracht advies van Mr. W. C. Bosman te Alkmaar, heb ik de eer aan het verlangen van meerdere Raadsleden te voldoen door U hierbij een contra-advies te doen toekomen, dat naar ik vertrouw, U zal mogen doen inzien, dat het door Mr. W. C. Bosman voornoemd uitgebracht advies een conclusie bevat, welke niet alleen eenzijdig, maar zelfs onjuist genoemd moet worden. Maar ten laatste kwam het succes dan toch. Den ochtend dat de blijde tijding kwam, had Phyllis juist vier groote enveloppen opengemaakt, die teruggezonden verhalen bevatten, begeleid door beleefde redactioneele spijtbetuigingen. De vijfde brief, dien ze het laatst open de, was afkomstig van de redactie van de „Kensing- ton Magasine." Toen ze den brief gelezen had, voerde Phyllis een soort rondedans uit om haar eenzame ontbijttafel. De redacteur schreef dat hij aangenaam getroffen was door de frischheid en de originaliteit van haar verhalen-serie, dat hij die achtereenvolgens zou plaatsen en dat hij graag meer werk van haar zou ontvangen. Dat moet ze dien aanmatigende meneer Rodd eens gauw gaan vertellen. Maar ze zou niet laten merken hoe geweldig verrukt ze was! Ze zou het hem onver schillig-weg zeggen, alsof haar succes iets was, dat vol komen vanzelf sprak. Ze bedacht dat ze een paar boodschappen had in den dorpskruidenierswinkel en ze nam zich voor dat ze even over zijn tuinhek zou kijken als ze Jangs het huisje aan den overkant ging. Ze hoefde niet lang naar haar buurman te zoeken; toen ze de deur uitstapte met haar hengselmand aan den arm, zag ze zijn hoofd en schou ders boven de haag van zijn tuintje uitsteken. Hij was bezig bij de kippen en zag haar oiraak „Goeden morgen," begroette hij haar opgewekt, „Hoe gaat het met de schrijverij?" „Uitstekend, dank u," antwoordde ze koel. „Ik heb bewondering voor uw doorzettingsvermogen,'* vervolgde David Rodd, „maar ik weet het zoo net niet, ik geloof dat u toch niet zooveel succes met uw werk hebt als u wel graag zou willen. U bent me tenminste niets van een succes komen vertellen. Ik wil niet on bescheiden zijn, maar ik vind dat dat alleen-zijn toch niet alles is voor een meisje." „Waarom zou een meisje niet alleen kunnen zijn? Wat zijn jullie mannen toch vreeselijk dwaas." „Vindt u het dan ook niet beter dat een meisje ge trouwd is?" „Getrouwd?" echode Phyllis. „Heb je ooit van je le ven!" „Ik niet, maar een heeleboel menschen wel. En die hebben zich er heel wel bij bevonden. Maar u vindt het missohien een erg ouderwetsch idee en ik veronderstel ook dat u wel niet met mij zult willen trouwen, niet waar?" Phyllis Het een ongeloovig lachje hooren. „Trouwen?" riep ze uit. „Met TJ? Ik geloof dat u niet goed wijs bent. Waarom zou ik met u trouwen?" „Omdat ik van u houd," was het kalme antwoord,

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1929 | | pagina 10