Rond het 3e Eeuwfeest van den Polder Heerhugowaard. bouw was met wat goeden wil te gebruiken en zoo zag men het gebeuren, dat kasteelen, kazern e sen gevangenissen dienst gingen doen als jeugd herbergen. De autoriteiten steunden deze beweging en reeds ln 1911 werd aan genoemden Schirrmann opgedragen de regelen te ontwerpen, waarop een organisatie van Jeugdherbergen kon worden opgebouwd. Onze oostelijke buren houden nu eenmaal van deugdelijk werk en als ze iets aanpakken, bepalen zij zich niet tot halve maat regelen. Natuurlijk was men niet zoo ver gekomen zonder hulp van de pers. Reeds in 1910 had Schirrmann de belang stelling van de groote bladen weten te wekken en door hun machtigen steun was ook de overheid gewonnen. Toen de groote oorlog begon, telde Dultschland reeds 200 jeugdherbergen en in principe was de zaak beklon ken. Tijdens de oorlogsjaren was er natuurlijk geen voor uitgang. Het was niet dit beschavingswerk alleen, dat dreigde vernietigd te worden! Nauwelijks was echter de vrede gesloten, of Schirr mann hervatte zijn propaganda en met weergalooze energie heroverde de jeugd, wat haar een tijd lang was onthouden. Met sprongen ging het getal jeugdherbergen omhoog en het scheen wel, of ze ln alle deelen van het Rijk, in de steden en daarbuiten, als paddestoelen uit den grond schoten. In 1926 was het getal 2200 bereikt en daaromheen schommelt het nu nog. Wel worden er telkens nieuwe gesticht, maar ook worden er oude gesloten, omdat ze toch eigenlijk al te primitief zijn. Het gebruik dat er van gemaakt wordt, klimt jaar op jaar. Terwijl in 1913 het aantal overnachtingen nog niet «neer beliep dan 17000, vermeldt het jaarverslag over 1928 er 3.200.000. Leerlingen van de lagere school onder gelelde van hun onderwijzes vormen één vierde deel der bezoekers, terwijl de leerlingen der middelbare scholen en studen ten het bijna tot 35 pet. brengen. Ruim 32 pet der gasten beneden 21 jaar behoort niet tot de scholleren en bijna 7 pet is ouder dan 21 jaar. Deze ouderen hebben slechts toegang, voor zoover er plaats is. Niemand wordt toegelaten zonder kaart, Auswels zegt men in Dultschland. Voor jongens kost die mark, voor ouderen 3 mark. Komt men in een jeugdherberg, dan moet men zijn kaart, voorzien van portret, hapdteekening en signale ment inleveren. Vertrekt men, dan krijgt men ze terug, al s men zichgoedheeft gedragen. Is dat niet het geval, dan is men de kaart kwijt en de kans opeen nieuweisvoor altijd verkeken. De maatregel is kras, maar voor alles wil de leiding zorgen, dat de goede naam der jeugdherbergen onaan getast blijft Zoo ergens, dan geldt bij dit soort instellingen, dat een goede naam meer waard is dan goede olie. Er komen immers ook meisjes en als nu iets noodig is, dan is het dit dat de ouders zonder eenige angst ook hun dochters aan de Jeugdherbergen moeten kunnen toevertrouwen. Van elke tien bezoekers zijn er reeds 3 meisjes. Haar bezoek staat dus nog achter bij dit der jongens. Lang zamerhand wordt de verhouding echter wel beter, al zal het zeker nooit tot gelijkheid komen. En nu de kosten. Hierover zijn we echter niet zoo spoedig uitgepraat en daarom bewaren we dit punt, en nog enkele andere, maar liever tot een volgend nr. Th. Een klein brokje plattelands- geschiedenis. Uit een oud notulenboek der voormallae ne- meente „Veenhuysen". Toen de wateren van de Zuijdcr Waert nog langs den tegenwoor- digen z.g. Groene Dijk kabbel den. Vergane glorie van een onde Heerlijkheid. Waar de Polder Heerhugowaard binnen eenige dagen het feest van zijn 300-jarige drooglegging zal vieren en men overal plakkaten en opschriften ziet met het op schrift: Derde Eeuwfeest van den Polder Heerhugo waard, is het wel eens typisch na te gaan hoe ln dien Polder de gemeente Heerhugowaard zich als zelfstan digheid heeft ontwikkeld. Werden eerst n.1. de gemeen- tezaken ook door het Polderbestuur afgehandeld, in den Franschen tijd werd hieraan van boven af een einde gemaakt en zien we de gemeenten Veenhuizen, Oter- leek en Heerhugowaard tot een municipaliteit vereenigd worden onder de Maire de Lange, die in Alkmaar woon de sprak men van Heerhugowaard, Oterleek en Veen- huizen. Lang duurde deze vereeniging niet en daarna werden de verschillende bescheiden weer naar hun oude plaatsen overgebracht en kwam ieder der drie ge meenten weer onder een eigen bestuur. Art 5. Het eerste derde gedeelte der leden van dien Raad treedt af met den eersten Dingsdag van September 1855; de eerste helft der Wethouders met den eers ten Dinsdag van September 1857, Art 6. De dag der eerste vergadering van dien Raad wordt bepaald door de Gedeputeerde Staten van Noordholland. Op dien dag komt de vereeniging tot stand. Art. 7. De belastingen welke bij de afkondiging dezer wet in elk der beide gemeenten worden geheven, kunnen tot en met den 31sten December 1855 ten behoeve der vereenigde gemeenten worden inge vorderd. De acten van den burgerlijken stand worden over het jaar 1854 in de loopende registers ingeschreven. Art. 8. Deze wet is verbindend met den dag har.er af kondiging. Lasten en bevelen, dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministrieeeie Depar tementen, Autoriteiten, Collegien en Ambtenaren, wien zulks aangaat aan de naauwkeurige uitvoering de hand zullen houden. Gegeven op het Loo, den 13en April 1854. Willem. De Minister van Binnenlandsche Zaken van Reenen. Uitgegeven den twintigsten April 1854. De Directeur van het Kabinet des Konings. De Koek. Intusschen voor Veenhuizen zou dit niet blijvend zijn, want slaan we het Staatsblad van 1854 open dan vinden wij daar in No. 36: Wet van den 13en April 1854. tot vereeniging der gemeenten Heerhugowaard en Veenhuizen. Wij Willem III bij de Gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje Nassau, Groot Her tog van Luxemburg, enz. enz. enz.. Allen die deze zullen zien of hooren lezen, salut' doen te weten. Alzoo Wij in overweging genomen hebben, dat het noodzakelijk is de gemeente Heerhugowaard en Veenhuizen (provincie Noord holland) te vereenigen. Zoo is het, dat Wij den Raad van State gehoord en met gemeen overleg der Staten Generaal, heb ben goedgevonder en verstaan, gelijk Wij goedvin den en verstaan bij deze: Art. L De gemeenten Heerhugowaard en Veenhuizen wor den vereenigd. Art. 2. De vereenigde gemeente draagt den naam van Hee rhugo waar d. Art 3. Alle bezittingen en lasten der beide gemeenten komen geheel ten voor- en nadeele der vereeniging. Art 4. De eerste keuze van leden van den Raad der ver eenigde gemeente geschiedt op den eersten Dings dag van Mei 1854 in de gemeente Heerhugowaard. Het bureau van stemopneming voor deze keuze bestaat uit den voorzitter en twee leden van den Raad der gemeente Heerhugowaard, door dezen te benoemen. Gezicht op Veenhuizen, dat dit Jaar juist drie kwart eouw geleden nog een zelfstan dige gemeente was Hoedanig men in Heerhugowaard over deze vereeni ging heeft gedacht, daarover staan ons momenteel geen bescheiden ten dienste, doch in Veenhuizen was men daarover niet bijster gesticht, wat blijkt uit de notulen eener vergadering van Burgemeester en Wethouders dier gemeente uit het jaar 1851 van den volgenden in houd. Maandag den 22 December 1851. Present C. Groot, K. Blom, S. Bijvoet. Wordt gelezen eene missive van Zijne Exc. den Heer Staatsraad, Commissaris des Konings in deze Provincie van den 4 December j.1. No. 23, houdende kennisgeving van het plan der Ged. Staten dezer provincie tot vereeniging dezer gemeente met de Heerhugowaard, verzoekende het gevoel van dit collegie betrekkelijk deze vereeniging te mogen ver nemen. Het Collegie verklaart zich eenparig tegen eenige vereeniging met een andere gemeente, op grond dat de gemeente ten allen tijde getoond heeft hare eigene huishouding zeer goed te kunnen waarne men. Dat eene vroegere vereeniging met de Heerhugo waard voor haar niet dan nadeelige gevoigen gehad heeft. Dat hare finantleele toestand sedert 1816 en voor al in de laatste 10 jaren zeer vooruit is gegaan. Dat zij ten allen tijde ruimschoots in de behoeften harer armen heeft voorzien. Dat het Collegie in de volste overtuiging verkeert, dat ieder ingezetene evenzoo denkt en stellig tegen eene vereeniging gestemd ia. Na deze deliberaten wordt besloten Extract dezer op te zenden aan Zijne Excellentie den heer Staats raad, Commissaris des Konings in deze Provincie, met het verzoek, dat het Zijn Ed. Gr. Achtb. moge behagen, de voorgestelde vereeniging niet ten uit voer te leggen. Geresumeerd en goedgekeurd den 22 Dec. 1851. In kennisse van ons. (w.g.) Cs. Groot. Gedurende de eerste maanden van 1852 gaat men rustig door de gewone kleine dingen af te doen; een nieuwe President Armenvoogd wordt benoemd; de Com missie van Repartitie voert het kohier van den Per- soneelen Omslag op tot 631 gulden, dat na 14 dagen ter visie te hebben gelegen in een volgende vergadering door den Raad gearresteerd wordt op een bedrag van zeshonderd en een en dertig gulden, aangezien geen reclamen tegen hetzelve zijn ingekomen, en wordt be sloten hetzelve 7 dagen ter visie te leggen voor ieder ten huize van den Burgemeester. De Commissie tot loting voor de Schuttert} vervolgt hare werkzaamheden door de twee ingeschreven schut ters voor het contingent van 1852 te laten loten en be sluit het werk der schutterij door C. Schipper toe te wijzen. Den 6en September nog houdt het Polderbestuur aan besteding van het gewone jaarlijksche kroos werk, wat voor 27.75 gulden uit der hand gegund wordt, doch daar de slooten genoegzaam droog zijn wordt de schouw be paald op den 2 October, in afwachting van eenigen regen. Op Woensdag den 27 October 1852 d.a.v. wordt ech ter een buitengewone vergadering bijeengeroepen waar op benevens alle leden van den Raad, bovendien nog present zijn C. Slot, J. Beers, J. Groenveld, P. v. d. Dam, J. de Boer, J. Groot en S. Groot, alle grondeigenaren in deze Provincie woonachtig. a. De Voorzitter maakt der vergadering bekend, dat het doel dezer bijeenkomst is: Kennis te nemen van een ontwerp van vereeniging, waarbij deze gemeente wordt vereenigd met de gemeente Heerhugowaard. b. Wordt gelezen eene missive van Zijne Exc. enz. d.d. 16 September 1852 No. 4, waarbij wordt toegezonden een ontwerp voor de vereeniging van deze gemeente, met verzoek dit ontwerp aan het oordeel van den Raad te onderwerpen. c. wordt gelezen het bedoelde ontwerp van vereeni ging- d. wordt gelezen art. 41 van het reglement op het be stuur ten plattelande, waarna de voorzitter verzoekt, dat Ieder lid der tegenwoordige vergadering zijn ge voelen daaromtrent zal uiten, welk gevoelen hierop ne- derkomt: De leden van den Raad zijn eenparig van ge voelen, dat: na al het voorgevallene, betrekkelijk deze vereeniging eene tegenkanting van geen nut zal zijn, dat zij derhalve hoe ongaarne ook, zich lijdelijk daarin zullen moeten schikken en het toe gezonden ontwerp voor kennisgeving kunnen aan merken. De leden der Commissie van grondeigenaars zijn mede eenparig van hetzelfde gevoelen, waarom be sloten wordt van deze bijeenkomst procesverbaal op te maken, overeenkomstig art. 41 van het Re glement op het Bestuur ten plattelande. Niet meer aan de orde zijnde enz. Nog eenmaal nadien, en wel op den 30 November zal door Burgem. Groot een volledige vergadering gepresi deerd worden, waarin het besuit \^ordt genomen, dat de gemeente tegen vergoeding van betrekkelijk geringe kosten in de yoordeelen deele van het detachement hulpmarechaussee, dat te Alkmaar gestationeerd zal worden. Dan, in de op Donderdag den 17 Maart 1853 gehouden vergadering, waarin alle leden present zijn, en nadat de notulen der vorige vergadering onveranderd zijn goed gekeurd: a. wordt gelezen een missive van Zijne Exc. enz. van den 10 Maart j.1. No. 63/2005, houdende kennisgeving aan den Raad: Dat het Z. M. bij besluit van den 2en Maart j.1. No. 44 heeft behaagd eervol ontslag te verlee- nen als Burgemeester dezer gemeente aan C. Groot en als zoodanig in zijne plaats te benoemen D. de Boer, ten einde die betrekking te vereenigen met dien van Burgemeester van Heerhugowaard. Na de resumtie hiervan neemt de wethouder J. Bij voet het presidium op zich en neemt C. Groot zitting als lid van den Raad. Donderdag den 31 Maart 1853 vergadert de Raad voor de eerste maai onder voorzitterschap van den nieuwen Burgemeester, waarvan het volgende is te vinden: De Nieuwbenoemde Burgemeester D. de Boer doet zijn intrede in de vergadering en wordt op een minzame wijze ontvangen, waarna hij het presidium op zich neemt Viermaal vinden we diens handteekening onder Je notulen, de laatste maal onder die van de Raadsverga dering gehouden den 10 Maart 1854. Als laatste besluit wordt vermeld, dat het kohier van den Personeelen omslag tot een bedrag van 650 gulden 14 dagen ter visie van het publiek zal legger. Dan volgen nog slechts bladen ongerept oud-hollandsch papier in het boek, waarvan de omslag vermeldt: Notu len Boek van den Raad van Veenhuizen. En met smart kunnen we wel eens denken aan dc vergane glorie van de oude Heerlijkheid, die eens een eigen Rechtbank had en waarvan we in oudere Reso lutieboeken telkens weer tegenkomen de uitdrukking „Steede". Toen de wateren van de Zuijder Waert nog langs den tegenwoordigen z.g. Groene Dijk kabbelden, zijn onge twijfeld hare inwoners daarop dikwijls aan het spele varen geweest, toch zullen ze ook wel eens met be vreesde blikken op dien zelfden dijk hebben staan kij ken als de waterwolf, door een Zuidwester storm op gedreven trachtte verder naar het Noorden door te dringen. En in het jaar waarin de Polder Heerhugowaard zijn derde eeuwfeest viert is het juist drie kwart eeuw geleden dat de belde gemeenten vereenigd werden. ONZE KOLONIcN. He gilde der „eeuwige logé's". Dank zij de breed opgezette en doorgezette reclame in het Buitenland voor Java en Bali, neemt de stroom van toeristen elk jaar gestadig toe, aldus meldt men uit Singaradja aan het Soer. Hb. Bali verheugt zich de laatste jaren speciaal in het bezoek van zéér vele internationale schilders en personen, die zich daarvoor uitgeven. En met introductie-brieven gewa pend, wordt dan getracht gratis te logeeren bij de met dergelijke presentkaasjes opgescheepte geadresseer den der brieven. Nu is de doorsnee-Hollander in de Oost goedhartig en gastvrij en vaak genegen een bi hem aanbevolen hulp eji onderdak te verleenen, wat in normale gevallen zeer zeker als een deugd is aan te merken. Helaas echter, dat hiervan al te vaak het grofste misbruik wordt gemaakt. Ons persoonlijk zijn 4 gevallen bekend, dat den gastvrijheid bieden den aan wie een of twee weken gastvrijheid was verzocht, na 6 weken en vaak langer verblijf, geen ander middel overbleef, dan den man eenvoudig met koffers en al uit huis te zetten; van een der hierbo ven bedoelde gevallen gebeurde dit met denzelfden persoon liefst tweemaal, op Java en de tweede maal op Bali. En hoe achteraf dan over de gastvrijheid- verleenenden vaak nog smalend gesproken wordt. Een onzer bekenden te Batavia maakte het mede, dat GEEtf ZEKERHEID. (Karikaturen, Oslo.) Minnaar: Als je me trouwt, zal ik een groote levensverzekering afsluiten, om alle zorgen voor de toekomst van je weg te ne* men. Zij: En als je nu niet eens dood gaat?— in ©en kring zoo'n schilder zich uitliet: „Och kijk, ik heb 6 weken bij de familie X. gelogeerd, maar U begrijpt, dergelijke burgerlijke menschen zijn natuur lijk erg vereerd, dat een kunstenaar als ik daar wil neer strijken." De door ons bedoelde bekende, die met de familie goed bevriend was, stond op en ver zocht den schilder den kring onmiddellijk te verla ten. Velen dezer schilders ontpoppen zich als hande laars in oudheden en curiositeiten en treden met groote vrijmoedigheid in de kampongs bij het na speuren van oudheden op. Zij loopen eenvoudig de huizen maar binnen tot op het achtererf toe, terwijl zij de taal natuurlijk niet verstaan. De inlander is meestal niet mans genoeg en te beleefd om hem weg te jagen. Ook zijn er onder deze presentkaasjes, die tegenover andere Europeanen alle fatsoen over boord gooien; wij bedoelen het hier in breeden kring bekende geval van een schilder, die te Boeleleng tij delijk wonend, vaak in zijn voorgalerij zat te schil deren met enkel een sarong aan, dus met naakt bo venlijf, en dat aan een hoofdweg, waar geregeld da mes in auto's passeeren. De geschiedenis van het sigarenbandje. Het Bat. N. gekscheert over de zonderlinge con- currentie-methode bij sommige Indische bladen, en parodieërt daarover als volgt: Er was eens een cou rant in een ver land, die van meening dat de mensch dankbaar is voor elke kleine gave bekend maakte, dat een iegelijk, die een kleine advertentie inzond als gift een sigarenbandje zou ontvangen. Maar in dat zelfde verre land verschenen nog meer dere couranten en die zagen met leede jogen den vernuftigen inval aan. En een dei zusteren, niet willende onderdoen in vernuft, maakte den volgen den dag bekend, dat zij niet alleen een sigaren bandje beschikbaar stelde, voor een iegelijk, die ten annonce aanbood, maar de daarbij passende sigaar zou schenken als een bewijs harer hoogachting. Dat deed een derde publiciteits-zuster in toprn ontsteken. Wat, aldus riep zij uit, zal ik achterstaan bij de anderen in goedgeefschheid tegenover de menschen?, En zij annonceerde den volgenden dag, dat zij niet alleen een sigarenbandje en de daarbij behoorende sigaar, doch ook een nieuw kunstgebit beschikbaar stelde, om dezelve in vast te grijpen. Dat verdroot de eerste courant, en deze verkondigde in een gloed vol artikel, dat waar de oorspronkelijke idéé van haar was uitgegaan, zij het als een plicht beschouwde, niet bij de anderen achter te blijven, weshalve zij niet alleen een sigarenbandje met sigaar en kunstge bit, maar daarenboven een heelen mensch ten ge schenke aanbood, man dan wel vrouw. De andere couranten maar het verhaal zou eentonig wor den! Het gevolg van de royale aanbiedingen was ten slotte, dat er in dat verre land heele huizenreeksen en menschen en sigaren en sigarenbandjes werden weggeschonken, zoodat daar weldra een geheel nieu we nederzetting ontstond, genaamd: „Luilekkerland", waarvan de bewoners leefden in een zalig niets doer, gesteund door de gaven, welke van al de couranten in dat verre land binnenstroomden. En evenals in alle andere sprookjes, leefden allen zeer lang en zeer gelukkig. Drama op een rnbberonderneming in Djember. Aneta seint uit Soerabaja, d.d. 12 September: Hedenmorgen is op de onderneming Doerdjo van de Djember Rubber Estates Limited, wier zetel te Londen gevestigd is, een Britsche planter, de heer R. A. Heming, vermoord door een Madoereeschen koelie. De moord werd gepleegd raet een mes, dat de koelie den heer Heming plotseling in diens rug stak na een korte woordenwisseling tusschen hem ©n den planter. De reden tot de daad is niet bekend. De heer Heming vond nog de kracht zijn revolver te trekken en zich te verdedigen. Hij loste een schot op den koelie, waardoor deze zeer ernstig gewond werd. Terwijl hij reeds zieltoogde, verklaarde de heer Heming aan den administrateur van de onderneming: „Ik heb hem niets gedaan". De heer Heming was reeds acht jaar werkzaam in Djember. Omtrent hem was niets onaangenaams be kend. Hij laat een weduwe en kind achter op de onderneming. Een kampong afgebrand. Een schade van twee ton. In een slachterij te Marbau is, naar de „Sum. Post" meldt, een brand uitgebroken, tengevolge waarvan de geheele kampong in de asch is gelegd. Er zijn ruim honderd kedehs afgebrand, en eenige honderden bewoners, meerendeels Chineezen, dak loos geworden. Van de voorraden der kedehs kon slechts een ge ringe hoeveelheid gered worden: vrijwel alles ging in de vlammen op, waardoor een schade van ongeveer f200.000 is aangericht. Alle pogingen, in het werk gesteld om het vuur te stuiten, bleven vruchteloos, aangezien de brand een gretig voedsel vond in de houten met nipah bedekte gebouwtjes. Deze brand verwekte begrijpelijkerwijs groote con sternatie onder de Inlandsche bevolking, voornamelijk bij de Chineesche handelaren, die hun have en goed in de vlammen zagen opgaan, zonder dat, ook we gens gebrek aan brandbluschmiddelen. het gevaar kon worden gestuit. DE ARTIEST. (Sondagsnisse Strix,)

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1929 | | pagina 12