- De Wereldreis van - Dicky en Dirrekie Durf De aankomst van Willem van Oranje te Dillenburg. WETENSWAARDIGHEDEN. WARE WOORDEN. Een geestigheid op het juiste oogenblik. Een reusachtig schilderstuk aldaar onthuld in het nieuwe raadhuis. door Dr. C. DöNGES. De fabrikant G. Fey te St. Margarethen (Zwitser^ land) heeft een groote som geld geschonken, om in de raadzaal van het nieuwe stadhuis van zijn vader stad Dillenburg, een wandschildering van 13 M. lengte ten geschenke te geven. Het lag in de bedoeling om in de voorstelling van het schilderij de algemeene wereldgeschiedenis met de plaatselijke geschiedenis te verbinden, en naar dit motief kwam op de eerste plaats een voorstelling van een episode uit het leven van Willem van Oranje, den grooten zoon van de stad Dillenburg, ter sprake. Willem, die op 24 April 1533 in het slot te Dillenburg werd geboren, was door den dood van zijn neef Renatus van Oranje in 1544 erfgenaam geworden van de rijke Nederlandsche en Fransche bezittingen. Hij werd opgevoed aan het Hof van Keizer Karei de Vijfde, waar hij tot gunsteling, vriend en veldheer van zijn keizerlijken heer op groeide. Bij de afzwering van Karei V en de overgave van de regeering aan zijn zoon Philips van Spanje op 25 October 1555, werd Willem uit het leger terug geroepen. Toen begon de onderdrukking van de reli gieuze en politieke vrijheid van de Hollanders. Toen in 1567 Hertog Alva uit Spanje kwam, waar schuwde Willem zijn vrienden Hoorn en Egmont, dat ook hun leven in gevaar was. Hij noodigde hen uit zich bij hem op het slot van zijn broeder Johan te Dillenburg terug te trekken. Het vertrouwen van de vrienden in hun hoogo bescherming werd bitter teleur gesteld; zooals bekend werden zij onthoofd. Willem verliet op 11 April 1567 met zijn familie Antwerpen, en reisde over Bensberg, Freundenberg en Siegen naar Dillenburg, waar hij op 7 Mei 1567 met ongeveer 100 personen aankwam. Gedurende de jaren 1567 1572 was Dillenburg het „Centrale punt van alle acties" en het „middenpunt van de wereld". Dage lijks kwamen er vorsten en gezanten, oversten en hoofdmannen. Boden kwamen en gingen naar de Ne derlanden, naar Catherina de Medicis in Frankrijk, naar de Koning van Denemarken, naar het keizer lijke hof in Weenen, naar de Evangelische vorsten en Hoven van Saksen, Hessen, Palz, Mccklenburg, Schwarzburg, Brandenburg en Würtemberg. In Dillen burg ontving Willem op 14 April 1568 onder den thans nog bloeiende „Wilhelmslinde' het hulpeischen- de gezantschap van Nederland. Het staat geschiedkun dig vast, dat, zonder de groote offers van goed en bloed van de Dillenburgsche landen en de onder steuningen van zijn broeder Johan, Nederland zich nooit van de Spaansche tirannie had kunnen bevrij den en vrijheid in godsdienst- en politieke zaken had kunnen verkrijgen. Het geschiedkundig oponthoud van Willem te Dil lenburg begint met zijn ontvangst op het slot op 7 Mei 1567. Dit vooral heeft de kunstschilder George Poppe van het Stedelijk Kunstinstituut op den westwand van de Dillenburgsche raadzaal in olieverf vastgelegd. Met genialiteit is de stof door den schilder behandeld. In het midden staat de edele figuur van den 34-jarigen Willem van Oranje. Na de begroeting van zijn moeder Juliana van Stolberg wendt hij zich tot zijn broeders Johan, Lodewijk, Adolf en Hendrik. Achter hem wachten de hofbedienden; rechts te midden van de groep vrouwen herkennen wij zijn echtgenoote en. haar zusters. De nevenfiguren zijn bekende persoon lijkheden uit den Raad, alsmede de schenker van het schilderij, en zijn vrouw en de schilder. Alles leeft op het schilderij; iedere persoon heeft iets bijzonders ie doen; alles spreekt tot ons. Het kleurenrijke schilderij in het nieuwe Raadhuis is een kunstwerk, een meesterwerk van zeldzame waarde. Er ging een deur open, achter in het zaaltje, een deur, die blijkbaar naar een woonkamer leidde. Onwillekeurig keek de man op. Hij schokte recht, keek met starre oogen naar de figuur in de helder verlichte deuropening Want daar stond het meisje, als een vleeschgewordeu herinnering... hetzelfde meisje uit zijn jeugd. Toen ?.e langzaam op hem toekwam, zag bij, dat de jaren haai slechts licht beroerd hadden. Ze legde een licht trillen ie warme hand op de zijne en zei niet anders dan: „Eindelijk... jongen." Het meisje in de witte schort keek verbaasd, toen de vreemde heer met de „jufrfouw" in de woonkamer ver dween. Daar zat de man in een fauteuil, behaaglijk de handen warmend bij een knetterend haardvuurtje in de kleine, comfortabel gemeubeide kamer. En tegenover hem zat het meisje, vrouw gewerden nu, en vertelde zacht, terwijl ze in het vuur staarde: „Je zult het misschien vreemd vinden, jongen, maar ik heb nooit kunnen gelooven, dat je me op had gege ven. Ik kende je veel te goed. Ik begreep, dat je me niet meer durfde schrijven, omdat je geen fortuin maakte. Maar ik hield van je... ik mag dat nu wel zeg gen, nietwaar? na zooveel jaren... en ik dacht, wel, als ik hem niet mag hebben, dan wil ik ook niemand an ders... En ik stel me voor, hoe jc ééns, op een koudo-1 winteravond weer voor me zou staan, onverwacht. Mijn ouders stierven, lieten me een aardig kapitaaltje na. Maar jij was nergens te vinden. En ik stelde me je voor, zwervend ln den vreemde. Toen kreeg ik de idee. om een zaak te beginnen, zooals hier. Niet dat ik het noodig had, o, neen. Maar hoe gek je het misschien ook zult vinden, Ik wilde iets hebben, om voor te zorgen, zoo'n gezellig, warm, veilig haventje, waar een vermoei de, verkleumde reiziger op koude, gure herfst- en winter dagen komt binnenvallen, om zich te warmen, wat te verkwikken. Het kan hier zoo bar zijn, aan de rivier, weet je wel? En lk dacht zoo ja, het is natuurlijk erg gek, lk weet het wel als lk zoo een late, eenzame rei ziger, die in ons stadje verdwaald was, de warmte en de bescherming van mijn kleine huis bocd, en hem ver zorgde en voor een oogenblik een warm gevoel van „thuis" gaf, dat er dan ergens in de wijde wereld net zoo Iemand zou zijn, die voor jou op je zwerftochten, een beetje vriendelijkheid, wat warmte en hartelijkheid Saf. Ik weet natuurlijk wel, dat het eigenlijk erg dwaas was, om dat te denken, maar toch... bet maakte m? blij. En nu ben Je gekomen, jongen... Net zooals ik al tijd gedacht had. Alleen duurde het lang... erg lang Er drupte een traan uit de gemeelde oogen van den man op zijn gevouwen handen. En hij zei schor; ben oud geworden, kind; vijftien jaren 's een heole tijd... kijk eens, zie Je die zilveren draden door mijn haren loopen... herfstdraden..." „O, maar dat hindert niets, mijn arme jongen. Nu is imemrs alles goed? Herfstdraden"' Nu goed, en al was dat zoo... Dan zijn we immers nog pas op de helft? Dan komt er nog herfst en winter, jongen. En ik houd er zoo van, een veilig, warm haventje te geven aan een vermoeide, verkleumde reiziger, die komt binnenvallen op een guren herstavond..." zei de vrouw en streelde zacht het hoofd van den man, met de zilveren drnd Toen blonk er een nieuw, helder licht in de oogen van den man. De zwerver was thuisgekomen. ZE HAD GELIJK. (Buen Humor.) Er bestaat geen eerlijkheid meer in de wereld. Gisteren is cr mijn dienstbode van. door geagan met mijn besten mantel. \Velke? Die wsarvoor ik beboet werd omdat ik geen invoerrecht betaalde toen ik uit Brus. sel terugkeerde. Is het U bekend: dat sterrenkundigen gelooven, dat de werkelijke kleur van de maan bruin is? d a t het snelste passagiersschip ter wereld is het Duitsche s.s. Bremen? dat dit 50 millioen gulden gekost heeft? dat het 2200 passagiers kan vervoeren? dat het eerste papieren geld in Europa werd uit gegeven in de 15e eeuw in Spanje? dat Thomas A. Edison 11 Februari 1847 geboren werd? dat een nieuw metaal, bekend onder den naam van Columbium, en dat er uitziet als platina, slechts 1/1Ó kost van den prijs van dat dure metaal? dat meer dan 5000 scholen in Engeland nu voor zien zijn van radiotoestellen, ten einde gebruik te maken van per radio uitgezonden lessen? dat de De Witt Clinton High School te New-York da grootste hoogere Burgerschool ter wereld is, en namelijk 0000 leerlingen kan plaatsen? dat Frankrijk meer gezanten in de Europeesche hoofdsteden heeft, dan eenig ander land? d a t er van de 572 beroepen in Amerika slechts 35 zijn, waarin geen vrouwen werkzaam zijn? Als gij den arbeid opvat en neerlegt volgens lust eri afkeer van het oogenblik, zult gij nooit iets tot stand brengen. o Bij de opvoeding moeten wij bovenal trachten den wil te versterken. Het is uit gebrek aan wilskracht dat zoovele blijkbaar geen karakter h8bben. Richt uw gelaat steeds naar de zon en de schadu wen zullen achter u vallen! Behoed uw hart boven al wat te bewaren is, want vandaaruit zijn de uitgangen des levens. Wie het geld als den hoogsten maatstaf van voor treffelijkheid beschouwt, kan zeer rijk worden en toch een arm schepsel blijven. Getrouw zijn in kleine dingen vormt den grond slag voor groote. Wanneer men kleine plichten goed volbrengt, zal men ook groote evenzoo doen. o Tracht beter te begrijpen; dan zullen uw liefde en uw medegevoel krachtiger ontwaken. Renala BorgaHi naar Holland. 53. Weldra trekken Gerrit, Dicky en Dirrekie met hun drieën aan het touw. „Sau gaot le goed, Sau gaot ie goed, Sau gaot ie beter Azzie weesse moet." zingt Gerrit. En ja, het karretje van den goeden dieren dokter wordt met vereende krachten naar de tweedo bocht van den weg gesleept. Daar willen Dicky en Dirrekie wat uitblazen, maar Gerrit geeft er hun de kans niet voor. 't Is nog geen fekansie, zegt hij. Eerst motte we nog een ferdiepinkie hauger... Asse we op de fliering sitte maggie faur maan part mit je dulme gaon sitte speule. Zoo wordt de auto opnieuw omhoog gesjouwd langs het tweede bergpaadje, naar de bocht van den weg. Dat ls me een hijsch, hoor! Me tong hangt op me laorze, klaagt Gerrit, maar Dirrekie heeft geen medelijden met hem. Dat is maar goed, zegt ze, dan hoef je je schoenen niet te poetsen. Is dat een kind laten sjouwen. Foei! Je moest je schamen! 54. Nauwelijks is de auto boven op de tweede verdie ping of Gerrit gaat plat op den weg liggen met zijn hoofd over den rand van den afgrond. Ilc sie die raore saasjeslaamer in ons toffe karretje, fluistert hij. En de smeris komp nog wel honderd meter achter hem an. Zaan vies heit geen asem meer en ha sellef auk n'et W azzie effe reuze, dat waa het kippetjestrappie gc- naume hebbe? Sig, Dicky en Dirrekie, ou motte jullie dalijk niet schrikke, haur. As die lefgauzer mit zijn ruit- jespit hieronder gekomme is, spring ik hem bauve op z'n haufie... Dat ra e e n je toch niet, Gerrit, vraagt Dicky ver schrikt. En Dirrekie voegt erbij: Dan breek je je hals, je nek en je nieren. Och wat, smaalt Gerrit. Ik heb niks gebrauke toe jullie me ladder omverreje... En dat kwam heele- mael onverwachts... Let maar op, haur! Ik gao 'n reuze- duikie neme. Daar zal die snaabaun beneje van op- frisache... Neg maor één augenblikke geduld... Onder auspiciën der N.V. Internationale Concert- directie Ernst Krauss zal de beroemde Italiaan- sche pianiste Renata Borgatti (de dochter van den grooten tenorzanger aan de Scala te Milano) een vijftal concerten in ons land geven en wel op 3 en 10 October in Diligentia, Den Haag; 5 en 9 October ln het Concertgebouw te Amster dam, en 7 October in de groote Nutszaal te Rot terdam. EEN DUEL, DAT IN EEN LACHBUI EINDIGDE. De om zijn geestigheid indertijd beroemde Parijsche advocaat Cremont troefde in een proces den advocaat der tegenpartij, Papier, op een zoo geestige en af doende wijze, dat hij het proces niet alleen won, maar den advocaat Papier ook aan den lachlust der aan wezigen blootstelde. Deze was daarover zoo veront waardigd, dat hij, zooals toen gebruikelijk was, zijn collega een uitdaging zond, die ook werd aangeno men. Men kwam overeen, met pistolen te duelleeren, omdat Papier aan de rechterzijde eenigszins ver lamd was en dus den degen niet kon hanteeren. Als plaats voor het duel was een klein bosch uitgekozen, dat aan een straatweg lag. Een mijlpaal stond juist in de nabijheid en de beleedigde liet door een zijner secondanten vragen, of de tegenpartij er iets tegen had, wanneer hij met het oog op zijn verlamming, te gen den mijlpaal leunde. Volstrekt niet, luidde het gulhartig gegeven antwoord. Nu werd de afstand gemeten, de pistolen werden geladen en Papier leunde reeds tegen zijn mijlpaal, toen zijn tegenstander door zijn secondant de vraag tot hem richtte, of hij hem ook een verzoek wilde toestaan. Ongetwijfeld! sprak de beleedigde argeloos, zeg maar welk. Dat gij mij veroorlooft tegen den volgenden mijlpaal te leunen, als we op elkander schieten, zei de geestige advocaat. Deze vraag lokte zulk een hartelijk gelach van beide partijen uit, dat de beleedigde zijn wrok ver gat en zich onmiddellijk met den beleediger ver-" zoende.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1929 | | pagina 18