n
Alititti Nieuws
GEESTELIJK LEVEN.
EEN VR00LIJKE
ROMANCE
"Snircsal-L
Uitgevers: N.V. v.h. TRAPMAN Co., Schagen.
Eerste Blad.
Eea verhaal voor alle tijden.
Kloosterbalsem
Zaterdag 5 October 1929.
72ste Jaargang No. 8540
Dit blad verschijnt viermaal per week: Dinsdag, Woensdag, Donder
dag en Zaterdag. Bij inzending tot 's morgens 8 uur, worden Adver-
tentiën nog zooveel mogelijk in het eerstuitkomend nummer geplaatst.
POSTREKENING No. 23330. INT. TELEF. No. 20.
Prijs per 3 maanden f 1.65. Losse nummers 6 cent. ADVERTEN-
TIcN van 1 tot 5 regels f 1.10, iedere regel meer 20 cent (bewijsno.
inbegrepen). Grootere letters worden naar plaatsruimte berekend.
DIT NUMMER BESTAAT UIT ZES BLADEN.
De vrijzinnige Noord-Hollander leest zelden cf
nooit in den bijbel. De kennis van den inhoud der
bijbelboeken is zeer gering. De oudere menschen
herinneren zich nog het een cn ander uit hun cate-
chisatietijd, maar de jongeren weten in den regel
niets. Als volksboek, wat hij vroeger was voor den
protestantschen Nederlander, heeft de bijbel thans
in moderne kringen voor goed afgedaan.
Dit is begrijpelijk om verschillende redenen, maar
tegelijkertijd is het jammer, omdat daardoor vele
schatten van geestelijke waarde, die toch ongetwij
feld in de bijbelboeken zijn te vinden, voor duizen
den verborgen blijven. Want dit blijft een onaan
vechtbare waarheid: in den bijbel is bijeengebracht
wat wijsheid en vroomheid in vele eeuwen als het
beste aan de menschen heeft geschonken.
Ik vind, als ik dat oude, gewijde boek opensla, al
tijd iets, dat me treft, ontroert, beschaamt.
Ileel dikwijls ook, gebeurt het mij, dat ik ineens
getroffen word door de rijke beteelcenis van een of
ander verhaal, wat ik al van mijn jeugd af gekend
heb, maar waarin ik nooit d&t had gevonden, wat
ik er dan in zie.
Zoo las ik onlangs op goed geluk af in het Oude
Testament. Mijn aandacht werd getrokken door het
verhaal van de roeping van Samuel. Al lezende ging
mij als 't ware plotseling een licht op en ik zeide in
me zelf: wat is dè,t mooi en wat is dè,t waarl
Ik heb hierboven geschreven: „een verhaal voor
alle tijden". Ja, want dat is 't me geworden, en daar
om ga ik er over schrijven.
Het liefst zou ik willen dat nu de lezers der Scha-
ger Courant even de moeite namen om het bedoelde
verhaal te lezen. Het is te vinden in het eerste boek
van Samuel en daarvan het derde hoofdstuk.
Maar ik hoor 't den man al zeggen: Weet jij waar
de bijbel is, vrouw? En zij haalt de schouders op on
kijkt haar echtvriend in stomme verbazing aan: Wat
moet je daarmee doen? Ik weet niet, waar dat ding
beland is.
Ik acht het al kost 't wat plaatsruimte daar
om veiliger om het verhaal hier even mede te dee-
len.
De jonge Samuel, die door zijn ouders aan den God
Jahve was gewijd en daarom bij den priester Eli in
huis was, hoorde eens des nachts hoe hij bij name
geroepen werd. Het was in den tijd toen het woord
van Jahve schaarsch was en men niet hoorde van
gezichten.
Toen nu Samuel zich bij zijn naam hoorde roepen,
FEUILLETON
door
P. G. WODEHOUSE.
36.
Freddie had ook verdriet. Maar verlangde Allne Freddie
te troosten? Neen. Integendeel, zij had reeds spijt van
haar belofte, hem vóór de lunch zoo onbedacht gedaan,
dat zij 's middags bij hem zou komen zitten. Een sterk
gevoel van misnoegen dat hij de domheid begaan had
van de trap te vallen en zijn enkel te verzwikken, was
het voornaamste gevoel dat zij jegens Freddie koesterde.
George Emerson zette zijn heen en weer wandeling
voort, en Aline bleef hem gadeslaan. Ten slotte kon zij
het niet langer verdragen. Zij pakte haar brieven bij
elkaar, smeet ze in een lade van haar toilettafel, en
ging naar buiten.
George had het uiteinde van het terras bereikt en
keerde weer om, toen zij de steenen stoeptreden van de
voordeur begon af te dalen. Zoodra hij haar zag ver
snelde hij zijn tred. Hij bleef voor haar staan en zag
haar met sombere blikken aan.
„Ik heb op je loopen wachten," zei hij.
„En daar ben ik nu. Zet een vroolijk gezicht, George.
Wat scheelt er aan? Ik heb in mijn kamer naar je zitten
kijken, en je hebt eenvoudig je gemoed loopen opeten.
Wat voor verkeerds is er?"
„Alles."
„Hoe bedoel je dat, alles?"
„Precies wat ik zeg. Ik ben er kapot van. Lees dit eens.'
Aline nam een strook geel papier van hem aan.
„Een telegram," zei hij. „Ik kreeg het vanmorgen,
Uit mijn kamers te Londen nagezonden. Lees maar."
„Dat heb ik al geprobeerd. Ik kan er niet uit wijs
worden."
George lachte grimmig.
„Ik kan er best uit wijs worden."
„Hoe kan je dat nu zeggen, „Meredith olifant
kangeroe..."
„Officieel code-schrift. Dat vergat ik. „Olifant" be-
teekent „ernstig ziek en niet in staat dienst te doen."
Meredith is mijn plaatsvervanger tijdens mijn verlof."
zeide hij terstond: „hier ben ik" en hij ging naar
den reeds hoogbejaarden Eli om te vragen, waarom
hij geroepen had. Eli echter zeide, dat hij niet had
geroepen en voegde er de vermaning aan toe: leg u
weder neer. Maar nauwelijks heeft Samuel zich weer
te slapgn gelegd of wederom hoort hij „Samuel!" roe
pen. Opnieuw gaat hij naar Eli en zegt: hier ben ik,
gij hebt mij immers geroepen. Doch Eli verzekert
nogmaals dat hij niet heeft geroepen en geeft Samuel
weer den raad zich neder te leggen. En beteekenis-
vol wordt er dan aan toegevoegd: „Samuel nu had
Jahve nog niet leeren kennen."
Toen riep Jahve ten derden male. Weer gaat Sa-
mpel tot Eli en clan begrijpt de oude priester dat
het Jahve was, die den knaap riep. En daarom zegt
hij tot Samuel: ga u nederleggen cn wanneer men u
weder roept, zeg dan: Spreek Jahve, want Uw dienst
knecht hoort.
Samuel gehoorzaamt. En dan hoort hij weer de
stem, die spreekt: Samuel, Samuel! En terstond ant
woordt hij zeggend: Spreek Jahve, want uw dienst
knecht hoort.
Daarna sprak Jahve aldus: „Zie, ik ga iets doen
in Israël, waarvan ieder, die het hcort de beide ooren
zullen tniten; dan zal ik aan Eli al wat ik over zijn
huis heb gesproken in vervulling doen gaan van het
begin tot het Êinde. Gij moet hem aankondigen, dat
ik voor goed zijn huis ga richten, omdat hij weet
dat zijne zonen de godheid te schande maken en hij
hen niot heeft bestraft. Daarom zweer ik het huis
van Eli: Nooit, in der eeuwigheid zal de schuld van
Eli's huis door offer of gave verzoend worden.
Den volgenden morgen vroeg Eli aan Samuel
wat Jahve had gezegd. En dan overwint Samuel zijn
schroom en deelt het harde Godswoord aan den
ouden Eli mede. En dan spreekt Eli vol berusting:
„Hij is Jahve: bij doe wat goed is in zijn oog".
Ik heb enkele gedeelten vet laten drukken, omdat
ik daarop in 't bijzonder de aandacht wil vestigen
bij de behandeling van het verhaal en ik verzoek
den lezers dit in acht te nemen.
Wat is nu het mooie van dit verhaal, waarom is
het van waarde voor alle tijden?
Omdat het een altijd zich herhalend gebeuren be-
teekent in de geschiedenis der menschheid!
Dit wordt ons duidelijk, als wij de handelende per
sonen niet beschouwen als historische figuren, maar
als typen.
En dan zie ik in Eli den vertegenwoordiger van
een geslacht dat sterver gaat, geen leefkracht meer
bezit, omdat zijn levensbeschouwing is verouderd:
den vertegenwoordiger van een klasse, welke ge
doemd is ten ondergang. Maar hij is sympathiek, hij
„O, wat jammer! En is het erg naar met hem? Houd
je zoo vreeselijk veel van Mijnheer Meredith?"
„Meredith is een beste kerel en ik mag hem graag,
maar als hij alleen ziek was, zou ik het me niet zoo
erg aantrekken. Helaas beteekent „kangeroe" „kom
zonder mankeeren per eerstvolgende boot terug."
„Moet je per eerstvolgende boot terug?"
Aline keek hem aan met oogen waarin een langzaam
begrijpen van den toestand te lezen stond.
„O," zei zij eindelijk.
„Ik zou aan een kernachtiger uitdrukking de voorkeur
geven," zei George.
„Maar... de eerstvolgende boot... wanneer vaart dien?"
„Woensdagmorgen. Ik moet hier morgen vandaan."
De oogen van Aline rustten op de blauwe heuvels
aan gene zijde van het dal, maar zij zag ze niet. Er
hing een nevel voor. Zij voelde zich verdrietig en slecht
behandeld en eenzaam. Het was net alsof George reeds
weggegaan was en haar alleen in een vremd land ach
tergelaten had.
„Maar, George," zei zij.
Om zich tegen het onvermijdelijke te verzetten kon
zij geen andere woorden vinden.
„Het is een echte wanbof," zei George kalm. „Maar
het zou mij niet verwonderen als het feitelijk het beste
was dat mij overkomen kon. Het plaatst mij eenvoudig
voor een feit, in plaats van de dingen op hun beloop te
laten en ons beiden rampzalig te maken. Als dit tele
gram niet gekomen was, zou ik zijn blijven tobben en
piekeren tot aan je trouwdag toe. Ik zou me tot het
allerlaatste oogenblik verbeeld hebben dat er nog kan?
voor me bestond. Maar dat is nu ineens uit. Het maakt
me af. Ik weet niet eens of ik fut genoeg overgehouden
heb om een wonder te verrichten vóór de trein morgen
afrijdt. Ik moet me er zoo goed mogelijk in schikken.
Als wij elkaar ooit weer ontmoeten zul je een getrouwde
vrouw zijn. Mijn hypnotiseerende krachten werken niet
op langen afstand. Ik zal geen invloed op je kunnen
uitoefenen door middel van telepathie."
Hij stond naast haar over de balustrade geleund, en
had met kalme, overlegde stem gesproken.
„Dit," zei hij, „is tot mij gekomen als een schok, over
viel mij als een donderslag bij helderen hemel Mere
dith is de laatste man op aarde van wien men veronder
stellen zou dat hij ziek kan worden; toen ik hem het
laatst zag was hij zoo gezond als een visch maar
het heeft me toch een soort van besef bijgebracht. Gek,
dat ik er nooit eerder aan gedacht heb. maar ik houd
me voor den grootsten ezel die ooit op Gods aardbodem
roadgeloopen heeft Waarom ik mij ging verbeelden dat
is de nobele representant van een verdwijnende ge
neratie en van een levensopvatting tevens, welke
niet meer kan inspireeren tot geestdrift, omdat zij
geen idealen meer schept..
In Eli's zonen (Hofni en Pinehas goheeten) zie ik
de jongeren, die zich nog rekenen te behooren tot
het geslacht der Eli's, maar toch naar den geest
zich daarvan hebben losgemaakt. De antieke opvat
tingen van vader Eli voldoen hun niet. Bij Eli was
het geloof nog echt en gaaf, zij lachen er om en zij
spotten er mee. Maar zij hebben geen andere overtui
ging daarvoor in de plaats gekregen. Daarom zijn
ze verwilderd, losbandig, stuurloos. In Eli is het oude
nog sympathiek, doet het nog weldadig aan; in zijn
zonen heeft het al zijn vroegere schoonheid verloren.
In Samuel zie ik den vertegenwoordiger van den
nieuwen mensch, die, los van de oud9 levensbe
schouwing, de wereld ingaat vol idealisme, met het
besef die wereld te bezielen met jong, hoog-willend
leven, met de roeping de samenleving te louteren, te
herscheppen, opdat zij worde een gemeenschap van
menschen in rechtvaardige, broederlijke verhouding.
Zóó opgevat, kunnen we het verhaal beschouwen
als geschreven voor alle tijden, dus ook voor onzen
tijd. Ja, voor onzen tijd in het bijzonder, omdat wij
juist nu een periode doorleven minstens even be
langwekkend als het tijdperk van het wordende
Christendom of als dat van de opkomende hervor
ming in het begin der 16de eeuw. Want voor iederen
goeden waarnemer moet het duidelijk zijn, dat er is
een oude bedachtenwereld, die past bij de econo
mische toestanden, waaronder we leven, dat daar
naast een nieuwe gedachtenwereld opkomt., welke
ook economisch tot uitdrukking wil komen en dat
tusschen deze beide in het gebied is der beginselloos
heid, der onverschilligheid, het dorre gebied, waar
geen geestdrift, geen enthousiasme, geen idealisme
kan tieren.
En nu stel ik u, mijne lezers, voor om met het
gezegde voor oogen, het verhaal eens nader te be
kijken. Al schrijvende, heb ik gemerkt, dat dit niet
in één keer zal gaan. Geen bezwaar; dan maken wij
er twee artikelen van. Te groote beknoptheid zou mij
beletten om het mooie en ware voldoende te doen
uitkomen.
Wij keeren derhalve tot het verhaal terug.
De venijnige steken
van spit in den rug
overvallen U onverwachts. Grijp
dadelijk naar Akker's Kloosterbal
sem, welke tot diep in de weefsels
doordringt, de pijn stilt, ophoo-
pende ziektestoffen doet verdwij
nen, snel en grondig verlicht.
,,Ceen goud
zoo goed"
er een soort van onweerstaanbare aantrekkingskracht
van mij uitging, voldoende om je je verloving te laten
verbreken en je daarvoor beloond te zien door een hu
welijk met mij, weet ik waarachtig niet Ik vermoed
dat het iemand een schok geeft als hij inziet wat hij
werkelijk verrichten kan. Ik kon onmogelijk beter van
je denken dan ik reeds deed, maar als het kon, zou de
manier waarop je mij aangehoord, hoop gegeven, en
aangekeken hebt, dit bewerkt hebben. Je hebt je be
wonderenswaardig getoond."
Aline kon niet spreken. Zij had het gevoel alsof de
heele wereld bninen het laatste kwartier onderst boven
gekeerd was. Dit was een nieuwe George, een George,
die men onmogelijk uitlachen kon, een hoogst aantrek
kelijke George. Haar hart klopte snel. Zij kon niet hel
der denken, maar zij gaf er zich vaag rekenschap van
dat hij een bres geschoten had in haar eigen schans, en
dat zij veel openlijker als ooit aan een aanval bloot
stond. Stijfhoofdigheid, het werktuigelijk verlangen den
aandrang te weerstaan van een wil die haar eigen wil
dreigde tc verdringen, hadden haar den laatsten tijd het
hoofd bij elkaar laten houden. Aan despotisme had zij
het hoofd weten te bieden. Maar nederigheid was iet3
anders.
Weekheid van hart was de grootste zwakheid van
Aline. Zij had het nooit willen erkennen, maar toen zij
Freddie aannam, had medelijden daarbij een groote rol
gespeeld. Hij had er tijdens 5ie herfstdagen waarin zij
elkaar voor het eerst ontmoet hadden, zoo ongelukkig
en bedroefd uitgezien. Do voorzichtigheid vermaande
haar dat er vreemde dingen konden gebeuren als zij
aan haar medelijden met George Emerson toegaf.
Het stilzwijgen bleef voortduren. Aline kon niets ver
zinnen om te zeggen. In haar stemming van het oogen
blik was*»6preken gevaarlijk.
„Wij hebben elkaar zoo lang gekend," zei Emerson,
„en ik heb je zoo dikwijls gezegd dat ik je bemin, dat
het bijna gekheid geworden is, als deden wij een spel
letje. Het komt toevallig zoo uit dat het in onzen aard
ligt de dingen als gekheid op te vatten. Maar ik her
haal het nu nog eens, al schijnt het een soort van stop
woord te worden. Ik bemin je. Ik ben verzoend met het
feit dat ik het moet afleggen, dat ik niet verder aan
den wedloop kan deelnemen, en dat je met iemand an
ders zult trouwen; maar ik kan niet ophouden met je
te beminnen. Het is niet de kwestie of ik gelukkiger zou
zijn als ik je vergat. Ik kan het niet Het is eenvoudig
een onmogelijkheid, en ziedaar alles wat ik er aan doen
kan. Wat ik ook mag zijn van jou, jij bent een deel van
mij, en zult altijd een deel van mij blijven. Ik kon even
Trekkingen en
Spierkrampen
in ledematen en ge-j
wrichten zijn de voor-J
boden van rheuma-j
'tiek. Niet zoolang tal-J
men, tot het lijden/"
sleepend is geworden. F
Het beste is direct J
inwrijven met
oplossing
Reukeloos en spaar
zaam in het gebruik.
Bij apothekers en drogisten verkrijgbaars
In de dagen, toen Eli stond over Israël was het
woord van Jahve schaarsch, men hoorde niet van ge
zichten.
Het woord van Jahve werd vertolkt door de pro
feten, zij waren de zieners, die hun blik vooruit
wierpen en den menschen bezieling poogden bij te
brengen, opdat zij zouden doen wat Jahve vroeg.
Wij zouden het dus, heel populair, aldus kunnen
zeggen: het was een dooie boel, er was geen sterk
geestelijk leven meer, geen streven naar iels anders
en hoogers.
Maar hoe is het nu? Is daar niet een klasse van
menschen, aangeduid met den naam van bour
geoisie, waarvan hetzelfde gezegd kan worden? Dat
zijn de menschen van het behoud, die leven zonder
bezieling en wier eenige streven is de maatschappij,
waarin zij leven, in stand te houden. Zij hebben hun
godsdienst, waarvan zij geen afstand kunnen doen;
maar het levende Godswoord, dat hen drijft en
stuwt, kennen ze niet. Visioenen van een schoone
toekomst zijn hun vreemd. De oude generatie heeft
het droomen verleerd. Eens trad zij op in de historie
om nieuw leven te brengen en zij beukte neer wat
verouderd en vermolmd was. Is er niet geweest de
Fransche revolutie, welke, ondanks al haar buiten
sporigheden en wreedheden, toch een uiting was van
geweldig idealisme, onweerstaanbaar in haar storm
loop tegen het ancien régime (het oude stelsel)?
Eeuwenoude voorrechten werden vernietigd, de bur
gerlijke vrijheid werd gegrondvest.
Diezelfde klasse echter heeft nu haar geestdrift
verloren. Ze is, als Eli, oud geworden.
Maar een nieuw, jong geslacht komt op.
Bij Eli was Samuel in huis en deze werd op zeke
ren nacht geroepen en hij meende dat Eli de roeper
was.
Wordt hiermede niet gezegd, dat er is een jonge
generatie, welke vaag beseffen gaat een roeping te
hebben in de wereld? Vaag; want ze begrijpt dikwijls
nog niet ten volle haar taak en is zich er niet van
bewust vanwaar die roeping komtzij is groot
gebracht in de oude leer, heeft steeds haar voorgan
gers en leidslieden beschouwd als onfeilbare gidsen
en zij meent nu dat deze haar roept om haar werk
voort te zetten.
goed probeeren in het leven te blijven zonder adem te
halen, als in het leven Slijven zonder je te beminnen."
Hij zweeg en richtte zich op.
„Dat is alles.Ik wil dezen volmaakten Lentedag niet
voor je bederven door tragisch te worden. Ik moest dat
alles zeggen, maar 't is voor den laatsten keer. Het zal
niet weer gebeuren. Als ik morgen in den trein stap,
zal er geen treurspel opgevoerd worden. Bestaat er
eenige kans dat je me aan het station misschien vaar
wel komt zeggen?"
Aline knikte.
„Doe je het? Prachtig! Nu ga ik pakken en mijn
gastheer zeggen dat ik hem verlaten moet. Ik wed dat
hij verbaasd zal zijn dat ik hier ben. Ik betwijfel of hij
mij van aangezicht kent."
Aline bleef staan op de plek waar hij haar achterliet
en boog zich over de balustrade.
Langzamerhand drong de herinnering tot haar door
dat zij Freddie beloofd had dien middag na de lunch
bij hem te komen zitten.
In een purperen pyjama gehuld, en door tal van kus
sens gesteund, lag de Hoogwelgeboren Freddie in zijn
bed „Gridley Quayle, Detective" te lezen. De binnenkomst
van Aline vond juist plaats toen hij een bizonder span
nend gedeelte van het verhaal tegengekomen was, wat
hem het gevoel gaf als daalde hij uit den hemel plolsa-
ling op aarde neer. Het gebeurt niet dikwijls dat eea
schrijver zoo fortuinlijk Is een lezer te boeien, zooal»
Freddio door Gridley Quayle geboeid werd.
Een van de gevolgen van zijn verstrooidheid was dat
hij Allne een nog onverschilliger welkomstgroet schonk
dan anders. Zijn oogen puilden van nature reeds een
weinig uit, en in den overspannen toestand waarin haar
gesprek met George Emerson haar gebracht had, leek
Allne dat zij haar aankeken als die van een slak. Een
man ziet er In bed zelden op zijn voordeeligst uit, en
Aline, die hem voor de eerste maa' In deze ongunstige
omstandigheden zag, vond den Hoogwelgeboren Freddie
bepaald afstootend. Met een gewaarwording van afgrij
zen vroeg zij zich af of hij haar zou kussen.
Maar Freddei deed zulk een poging niet. Hij behoor-
de niet tot die aanstellerige minnaars. Hij stelde zich
tevreden met zich in zijn bed om te draaien en zijn
mond open te laten vallen.
„Hé, ben jij daar, Aline."
Aline zette zich oj*den rand van het bed.
„Jawel, Freddie."
Haar verloofde bracht eenige verbetering in zijn
uiterlijk aan door zijn onderkaak weer op te trekken.
Als vond hij dat bet een te zwaar werk zou zijn, sloot