Jac. Zomerdijk T Moet weer een openbare school f verdwijnen? De verwoesting van Delft in 1654. Ingezonden Stukken. Vliegen. Ulsters, Jekkers, Regenjassen, Winterjassen, HET ADRES: Wanneer ik trotsch ban Hollander te zijn. Uit onze omgeving. WARMENHUIZEN. ALS HET SPIJTZWAMVERSCHKFNSEL OPTREEDT. Indertijd is te Oostdijk in Zuid-Beveland aldus schrijft men uit Zeeland aan het „Hsbl.", een O. L. school ge sticht voor gemeenschappelijke rekening van Krabben- dijke en Kruiningen, ten gerieve van de bewoners van Oostdijk en de omwonende boeren, daar de afstand naar beide gemeenten te groot werd geacht, De kleine school voldeed goed, maar het splijtzwamverschijnsel trad op: van kerkelijke zijde werd bewerkt, dat er een bijz. school zou komen en een gedeelte»der O. L. S. moest daar voor worden ontruimd. De openb. school bleef, hoewel zeer gedund en nu het hoofd dier school elders is be noemd, zou dé school zelve wel kunnen verdwijnen. Krabbendijke had besloten tot opheffing, maar Kruinin gen niet. Evenwel is sedert het laatste raadsbesluit van Kruiningen, van het bestuur der bijzondere school een schrijven gekomen om alsnog dit besluit in te trekken en over te gaan tot opheffing omdat sedert het getal ,leerlingen die de O. L. S. trouw bleven, is gedaald van £L3 op 11. Het vrijkomende lokaal zou dan afgestaan moe ten worden aan het bestuur der Oud Geref. School. De voorzitter van den raad wees er op, dat het niet aan gaat op een besluit teriig te komen, als er geen nieuwe gezichtspunten zijn, maar een der leden meende dat t èn het besluit van Krabbendijke èn het verminderen \van het aantal scholieren wel motieven zijn en er werd [besloten de quaestie te behandelen. Voor- en tegenstan ders kwamen aan het woord en het slot was dat met 4 tegen 4 stemmen dus door staking van stemmen geen besluit werd genomen. In een volgende zitting zal op nieuw gestemd worden. Er waren twee raadsleden af wezig en er is een vacature. Met belangstelling wordt een en ander gevolgd, omdat ook hier weer sprake is Van den ondergang eener O. L. school. DE BUSKRUITTOREN IN DE LUCHT GESPRONGEN. Meer dan 50 bewoners onmiddellijk gedood. Vandaag, den 12den October is het juist 275 Jaar geleden, dat door het springen van het kruithuis te Delft een groot gedeelte van de stad werd verwoest. tDe geschiedschrijver J. P. Arend verhaalt ons hier omtrent: „Hot was in den ochtend van 12 October 1654, dat de commies Soetens, die met het toezicht in den welgewulden kruittoren van het „Pulver ofte Buslcruyt- Magazijn" te Delft was belast, dien toren inging om er jachtkruit te halen, doch... daaruit niet weer te voor schijn kwam, daar door een steeds onopgehelderde oor- ;-zaak, even later (het geschiedde tusschen 10 en 11 uur (voormiddag) het geheele buskruitmagazijn ontplofte, zoodat geen steen op den andere bleef. Het was een .ontploffing, zooals te voren nog niet was beleefd. Tal van huizen en gebouwen in den omtrek van het bus kruitmagazijn werden eveneens .geheel verwoest; meer dan 50 inwoners werden onmiddellijk gedood, onder wie ook de talentvolle kunstschilder Karei Fabricius. Als leen merkwaardigheid vertelt de geschiedschrijver, hoe Niettegenstaande in de Nieuwe Kerk verschillende Wapenschilden en sieraden door de ontploffing vernield werden, de grafzerk van Willem den Zwijger geheel ongeschonden bleef, terwijl alle vensterruiten stukge slagen wei-den. Ook bleven sommige personen op schier wonderbaarlijke wijze gespaard. Grijsaards, die 70 en 80 jaren oud waren, kwamen „na uren delvens nog behou den voor den dag en een vrouw, die drie of vier dagen later uit de puinhoopen van een huis te voorschijn werd gehaald, vroeg in haar verbijstering of wellicht de wer reld was vergaan. Zij kreeg tot hare geruststelling ten antwoord, dat alleen maar de buskruittoren in de lucht was gesprongen". ze hem gezien hebben? Hij dacht van niet. Hij was door het struikgewas goed verborgen geweest. Opeens drong het tot hem door dat het meisje hem gewaarschuwd had dat de ruiters naderden en hij ikeek haar verwonderd aan. eZ sloeg de oogen neer onder zijn blik, maar bloosde hevig. Hij dacht snel na. Onder deze omstandigheden had hij geen recht om dit slange-teere kind-meisje, dat zoo vastig in zijn armen lag^anger bij hem te houden. „Ik geloof, dat we hier maar afscheid moeten ne- imcn", zei hij. „Maar ze zullen me uithooren, welke richting je bent uitgegaan", protesteerde ze. Weer keek No. S406 haar met stomme verbazing aan. Ze scheen geen spoor van boosheid te voelen tegen den man die haar gewelddadig ontvoerd had, integendeel, ze scheen eerder geneigd om hem te helpen zijn vrijheid te krijgen. Er kwam een warm gevoel voor haar in zijn hart. „Daar is niets aan te doen", zei hij in antwoord op haar laatste opmerking. Ze zullen je weer gevangen nemen als ze weten waar je bent heengegaan." „Ik heb nog kansen genoeg om weg te komen." „Ik ben niet van plan om van je weg te gaan", klonk het bteslist. No. 8604 verborg zijn verbazing achter een onbe- weegelijk masker en overzag snel den toestand. Mis schien was het tenslotte zoo wel het beste. Hij was niet in conditie voor een wilde jacht. Hij wist dat er aan zijn linkerhand een weinig-gebruikte weg tus schen het opgaand hout was en hij begreep dat het dwaasheid was om met haar te gaan redetwisten, met de vervolgers uit Peaksville op hun hielen. Hij wendde zijn paard van den weg af en volgde den windenden loop van de voren. Het struikgewas tusschen de hoornen was er juist dun genoeg om den doortocht mogelijk te maken en toen de aandonke- rende schemering hem aan het oog van alle vervol gers onttrok, steeg hij af en leidde het paard be hoedzaam aan den toom, tot den maan opgekomen was en een helder licht verspeidde. Twee uur gingen zoo voorbij, twee uren die niet bovenmate onplezierig waren voor no. 8408. Hij stel de zijn gezelschap op prijs! Waarom had het meisje geweigerd van hem weg te gaan? Omdat zij, als ze dit deed, misschien de oorzaak zou zijn van zijn gevangenneming? Hij liet de maand, dat hij inge deeld was geweest bij de ploeg op het binnenplein van de gevangenis, aan zijn geestesoog voorbijgaan en hij herinnerde zich weer hoe vriendelijk ze hem altijd had aangekeken, ofschoon dat toen niet veel indruk op zijn half versuft brein had gemaakt. Hij keek haar in de oogen en ze lachte vroolijk, alsof het, avontuur van dezen avond haar buitengewoon amuseerde. Hij glimlachte terug en zijn hart werd plotseling vervuld van een vreemde emotie, die alle bitterheid scheen uit te wisschen. Een wilde hoop ging er door hem heen. Als hij maar een getuige nis zou kunnen persen uit Tub Powers! Nu bleef hij stilstaan. Ergens aan den overkant van de rivier 'lag den weg dien hij hebben moest. Er was maar één manier om de rivier ovr te ste ken, maar het meisje kon daarna niet langer bij hem blijven; hij mpest nu toch heusch zien dat ze veilig naar de stad terugkwam! „Kleine meid", zei hij, terwijl hij zijn buis uit trok en hukte om zijn schoenen los te maken' „het ziet er naar uit alsof we de rivier moeten overzwem men. Als we aan den overkant zijn, zal het paard je naar huis rijden. Het eenige wat je te doen hebt om thuis te komen, is je aan hem vast te houden!" Voor de eerste maal dien avond scheen het meisje bang te zijn. Warmenhuizen, 11 October 1929. Mijnheer de Redacteur, Beleefd verzoek Ik voor het volgende eenige plaats ruimte. In de raadsvergadering van Warmenhuizen is gespro ken over een adres betreffende een Esperanto-cursus. De heer Slot heeft er eenige waardeerende woorden voor over, maar de heer Swan interesseert zich er blijkbaar heelemaal niet voor. Nu is dat op zichzelf zoo erg niet, maar dan moet de heer Swan de dingen niet verkeerd voorstellen. De heer Swan maakt zich er bezorgd voor dat het met het esperanto den zelfden weg zal opgaan als met zoovele dialecten. Met deze woorden maakt hij een glad verkeerde uitdrukking, betreffende het espe ranto. Een dialect n.1. Is een taal die gebonden is aan een bepaalde landstreek. Het esperanto is bedoeld als de wereld-hulptaal. Dat het esperanto aldus in toepassing gebracht, groote diensten aan de menschen kan bewij zen is voor een ieder duidelijk. Ook de heer Swan zal het met me eens zijn dat een dialect versnippering te weeg brengt en esperanto verbroedering der menschen in de hand kan werken in de toekomst. De rest van den raad van Warmenhuizen zwijgt In alle talen over dit onderwerp, wat heel jammer is. Als bij het jonge geslacht het esperanto opgang zou maken dan konden over, zeg een kwarteeuw, de menschen el kaar onderling veel beter gaan begrijpen en verstaan baar maken. Met dank voor de plaatsing Hoogachtend, G. GROET. OP DEN UITKIJK. Een geestig schrijver liet voor een goede tien jaar terug een oude kraai tot een jonge zeggen, terwijl ze beiden op 'n tak van 'n boom naar de evoluties van een ouderwetsche tweedekker zaten te kijken: „Ik lach me 'n aap; moet je me die menschen daar met die linnenkast zien wurmen; dat noemen ze nu vliegen! Dat zal jij beter doen hé, al kom je pas uit den dop!" De ouwe kraai had gelijk, het was toen wurmen wat die eerste aviateurs met hun onbeholpen toestellen deden in een element waar zij niet voor geschapen waren. En nog, al is er van het stuntelig begin wetnlg meer oevrgebieven, vraagt men zich na een nieuwe ramp weer af: zou het niet beter zijn geweest dat men de vliegkunst overgelaten had aan de vogels en insecten. De resultaten die Oceaan-, wereld- en wedstrijdvliegers weten te bereiken zijn verbluffend, maar wanneer men nuchter de zakelijke uitkomsten beziet, gezwegen nog van de slachtoffers, dan stuit men dadelijk op na- deelige saldo's. Geen enkele vllegdienst kan zichzelve bedruipen; alleen met millioenen subsidies weet men ze in het leven te houden. Ook de K.L.M., die de vorige week haar 10-jarig bestaan vierde, zou ondanks haar puike organisatie, haar bekwame vliegers en uitste kend materiaal gedoemd zijn om te verdwijnen, wanneer men geldelijke winst van haar lijnen verlangde. Is er dan toch rede om te jubileeren? Wij meenen van wel. Zeker de K.L.M. heeft ons land millioenen gekost, maar zij bleek een der weinige luchtvaartmaatschappijen waar het geld niet aan weg geworpen was, meer er iets beters voor terug gaf. Door de uiterste voorzorgsmaat regelen te treffen, door te streven naar het technisch volmaaktste kon de K.L.M. veel wagen en alles wlnneA zonder dat ze iets waagde. Dit bezorgde haar dien klin kenden naam in de wereld; tienmaal grootere rijken moeten de meerderheid van het kleine Nederland op dit gebied erkennen. Zoo'n onbloedige overwinning, zoo'n vreedzame triomf is wel eenige geldelijke offers waard. Er is echter nog meer: de K.L.M. haar grootste ver dienste is geweest, dat zij door haar koenen onderne- mlngsdurfen uitstekende voorbereiding, de verre kolo- „Ik kan niet zwemmen,', stamelde ze. „Dat is ook niet noodig, kleine meid. Blijf maar op het paard zitten en hou je goed vast; het beest vindt vanzelf den weg. Het is een eerste klas zwem mer. Ik blijf bovendien vlak bij je". Hij had den heelen dag zijn zenuwen tot het uiter ste ingespannen en nu werd hij opeens aangegrepen door een aanval van zwakte. Maar na een oogenblik ging het weer over en hij liet het paard in de rivier stappen. Toen ze in diep water kwamen, uitte het meisje een gilletje van schrik en greep zich vast aan de manen van het paard. „Dat is goed; hou je maar stevig vast", moedigde hij aan. Ilij zwom naast den kop van het dier en hield een wakend oog op het meisje. Ze bereikten het midden van den stroom en de andere oever leek al heel dichtbij. Terwijl hij voor zich uit keek, hoorde hij een plof en tegelijk een rauwen gil van het meisje. Het paard sprong halverwege uit het water omhoog en schudde zijn kop wild heen en weer, terwijl het heftig snoof en brieschte van angst en schrik. Met zijn ontbloote tanden gaf het no. 8406 een harden stoot, die een die pe bloedende wond veroprzaakte boven zijn voor hoofd. Een houten balk die snel en diep door den stroom werd voortgedreven, was tegen den schouder van het paard gebotst en had dien gebroken. Half bewusteloos door den stoot van het paard, zag no. 8406 het meisje van den rug van het steigerende dier glijden in het nu wild-bewegende water. De balk stootte nog eens tegen de borst van het paard, al ■was het dan ook met veel minder kracht dan bij de eerste botsing en nu trapte het dier woest met alle vier poolen en het meisje liet een kreet van rade- loozen angst hooren, die eindigde in een gerochel toen het water haar mond vulde. No. 8406 was al bezig weg te zinken, maar de doods angst van haar stem wekte het laatste restje van zijn kracht. Boven water gehouden door haar klee- ren, dreef ze zijn richting uit en hij slaagde erin om haar bij de haren te grijpen. Toen begon een wanhopige, wilde worsteling, maar tenslotte trok hij haar op den oever en uitgeput viel hij naast haar neer. Er verliepen verscheidene minuten, voor het ge kreun van het meisje hem uit zijn verdooving deed ontwaken. Woest bonsde en hamerde het in zijn hoofd toen hij overeind ging zitten en verward keek hij om zich heen. liet paard was verdwenen. „Wat is er?" zei hij met zwakke stem tegen het meisje. „Mijn arm", kreunde ze, „mijn arm'\ Werktuigelijk tastte hij naar het gebroken li chaamsdeel. „Genadige hemel!" barstte hij uit. „Gebroken en goed ook!" Als geëlectriceerd door ontsteltenis, kwam hij on middellijk in actie, zijn eigen hevige pijnen verge tend. Hij rukte de mouw van den arm, die op ver schillende plaatsen stukgeslagen was door de hoe ven van het wild-geworden paard. In razende haast zocht hij onder een boom die vlak bij stond, tot hij een dooden tak vond, die hij in kleinere stukken brak. Teruggekomen bij het meisje, trok hij haar mouw in breede reepen cn de stukje hout als spalken ge bruikend, verbond hij de gebroken arm stevig, terwijl het meisje voortdurend aanmerkelijk kreunde. Toen hij het geïmproviseerde verband klaar had, veegde hij wezenloos het bloed van zijn voorhoofd, dat nu gloeide van koorts, alsof hij zijn eigen onuitstaanbare pijn wilde wegvegen. Hij zat op den grond en trachtte te denken, maar niën een heel eind dichter bij het moederland bracht. De winst, welke hiermede behaald werd, zal niet uit de balansen der K.L.M. blijken, zal ook op ander terrein moeilijk te realiseeren zijn, maar wij gelooven zeker dat die winst moreel en materieel, wel opweegt tegen de zichtbare schadeposten. Dat de K.L.M. op deze be proefde en veilige wijze voortga! Hoogzijde E 21 - SCHAGEN. De vloot, die zegen inbrengt. Schepen onder Hollandsche vlag, die zich kunnen meten met de beste ter wereld. In de jongste aflevering van „Op Reis" geeft Ratskln een bijzonder belangwekkende beschouwing over onze enorme handelsvloot. Het is wel eens interessant iets te vernemen omtrent de handelsvloot, die ons in verhouding tot andere groote zee-mogendheden kleine land bezit, en op dit gebied een lang niet geringe plaats inneemt. Wie nog maar den geringsten twijfel mocht koesteren of wij Hollanders Inderdaad wel meeleven met 'n wel en wee van onze handelsvloot, of wij inderdaad nog zijn, die kinderen van de zee, door zoo menig vaderland3ch dichter bezongen, hij wone eens eens een tewaterlating bij van een dier zeekasteelen door onze Hollandsche Maatschappijen dn de laatste jaren aan hare vloten toe gevoegd. Nu doel ik niet allereerst op de officieel ge- noodigden, al zijn er ongetwijfeld ook onder dezen velen, die bij de vervulling van hun hoffelijken plicht het hart sneller voelen kloppen als de laatste beletselen zijn weggenomen en het nieuwe schip den weg naar zijn element begint af te leggen... En ook heel begrij pelijk is het, dat zoo'n tewaterlating voor de werf en allen, dit daarbij belang hebben, van hoog tot laag, tot een ware feestelijkheid wordt, waarop vrouwen en deren en talrijke familieleden worden uitgenoodlgd. Neen, mij treft telkenmale weer het sterkst de groote belangstelling van buiten, zooals die de vorige maand bij twee van deze gebeurtenissen weder tot uiting kwam. Te Amsterdam werd van de helling der Nederland- sche Scheepsfoouw-Maatschappij de nieuwe aanwinst ge lanceerd van de Stoomvaart-Maatschappij „Nederland", de „Johan van Oldebarneveld"; te Rotterdam van die der Etablissementen Feijenoord, de „Baloeran" van de Stoomvaart-Maatschappij „Rotterdamsche Lloyd", daar gebouwd in samenwerking met de Scheepsbouw-Maat- schappij „de Schelde". Edele wedijver tusschen twee gelijkwaardige „meeliggers". En voor de leiders dezer Hollandsche bedrijven moet het een groote voldoeniug zijn, wanneer zij den blik naar buiten wenden, te mo gen ontwaren, dat èn Amsterdam èn Rotterdam ten volle mededleven met hare rederijen en het aan de „overzijde" inderdaad zwart ziet van de belangstellen den. Voor wie met deze maatschappijen voer nog geen twintig jaar geleden, toen schepen als b.v. de „Ko ningin Wilhelmina" der „Nederland" of de „Kawi" van den „Rotterdamschen Lloyd" als voorbeelden golden van scheepsbouw, zijn de zeekasteelen in de bouwplan nen, zooals deze de laatste jaren worden uitgevoerd, ware openbaringen. Het zou mij te ver voeren, in dien ik een volledige beschrijving gaf van alle snufjes der techniek, die bij deze trotsche bodems zijn toegepast. Een paar cijfers niettemin mogen een denkbeeld geven zijn hersens waren verward en telkens had hij het geyoel alsof hij het bewustzijn zou verliezen. Maar hij slaagde er in zijn dooreenwarreldende gedachten een beetje te concentreeren en één allesoverheer- schend denkbeeld kwam steeds weer terug. Hij had dit meisje ontvoerd en nu ze gewond was en dul- delooze pijnen uitstond, was het zijn plicht om haar terug te brengen. Als hij haar alleen hier achterliet, zou dat zoo goed als zeker haar dood tengevolge heb ben. Maar wat zou de vervulling van deze taak voor hemzelf beteckenen? Hij had het gevoel alsof zijn keel dichtgeschroefd was. De rest van ziin leven in de gevangenis! En de vrijheid had zoo dichtbij geschenen. En nu betee- kende zijn vrijheid het leven van het meisje en het leven van he( meisje het eind van zijn vrijheid! Met een onderdrukten jammerkreet stond hij op en wankelde naar den kant van de rivier, waar hij knielde en zijn voorhoofd bette. Toen ging hij over eind staan en staarde als betooverd naar de heu vels, de heuvels waarnaar zijn heele wezen verlang de. Daarop, met een gebaar als van onderwerping aan het noodlot, bande hij uit zijn dooreenwarrelende ge dachten en ging weer op het meisje toe. Zij stond nu ook overeind, haar tanden in pijn op eengeklemd, maar haar gekreun had opgehouden. „We moeten terug gaan, kleine meid", mompelde hij. Weer kwam het gevoel alsof hij zou flauw vallen en zijn heeL lichaam scheen een oven vol gloeiend metaal. Hij zwaaide heen en weer op zijn boenen. Met haar vrije hand greep het meisje zijn arm, doodelijk verschrikt keek ze naar hem. „We moetenbegon hij met een dikke tong; toen sloeg hij voorover op den weg. No. 8406 keerde langzamerhand uit de wereld der vergetelheid terug. Hij sloeg de ^»gen op en staarde naar een zoldering die hij niet kmide. Toen kwamen geleidelijk de schokkende gebeurtenissen van zijn ont snapping als een geordend geheel in zijn geest terug. Maar verder dan het oogenblik dat hij den terugweg naar de gevangenis aanvaard had met het gewonde meisje, reikte zijn herinnering niet. Hij hoorde beweging dicht bij zich en hij verwon derde zich over de inspanning die het hem kostte om zijn hoofd oan te draaien. Maar zijn oogen begonnen te schitteren toen hij het.meisje in een gemakkelijken rieten stoel zag zitten; haar arm in een groot ver band. Ze vloog naar het bed en haar oogen glansden van blijdschap om het feit, dat zijn bewustzijn terugge keerd was. „Ssssst.... je bent nog niet sterk genoeg om te pra ten", vermaande ze. „Waar ben ik ergens?" mompelde hij met een on derzoekenden blik om zich heen. „Bij mij thuis". „In de stad?" „Neen. Ik ben in de stad alleen maar in pension", antwoordde ze, terwijl ze deed alsof ze de dekens van het bed recht legde. „Als je beloofd rustig te blijven liggen, zal Ik je zeggen hoe je hier gekomen bent." Hij knikte. „Er is natuurlijk een hoop te vertellen", begon ze aarzelend. „Toen je dien avond zoo opeens neerviel, wist iik niet wat ik beginnen moest. Maar het ge lukte me om je achter een boschje van dicht struik gewas te sleepen en toen ging ik op weg naar huis. Mijn arm deed verschrikkelijk pijn, maar ik kwam veilig hier." „Hoe ver was het loopen?" „Een mijl of zeven, acht langs de rivier", antwoord- van wat dergelijke drijvende hotels beteekenen. De „Johan van Oldenbarneveld", met een lengte van 183 Meter en een breedte van 22.71 Meter, zal kunnen voeren 301 eerste klasse, 274 tweede klasse en 64 derde klasse passagiers. De bemanning zal bedragen 344 per sonen, zoodat totaal 1115 opvarenden op dat schip kun nen worden gehuisvest, inclusief de vierde klasse pas sagiers. De „Johan van Oldenbarneveld" zal het eerste schip zijn der „Nederland" met zwembad en personen lift. Aan boord zijn 79 badkamers en 69 W.C.'s. De snelheid zal tot ongeveer 18 mijl per uur kunnen worden opgevoerd. De „Baloeran", metende 17.000 bruto regis- tertonnen, is lang 175 Meter, breed 21.34 Meter. De aan tallen passagiers, die op dit schip accommodatie zullen kunnen vinden, bedragen voor de eerste klasse 238 (waaronder 82 eenpersoonshutten), voor de tweede klasse 280, voor de derde klase 70. De bemanning zal bedragen 330 personen, zoodat totaal 1100 opvarenden zullen kunnen worden gehuisvest, vierde klasse passa giers inbegrepen. Evenals de „Johan van Oldenbarne veld" zal de „Balaroen" beschikken over een zwembad en twee personenliften. Het aantal badkamers zal 82 bedragen en het aantal W.C.'s 123. Een bijzonderheid van de „Balaroen" is nog, dat alle eerste klas hutten delchutten zijn. De snelheid zal ongeveer I8V2 mijl be dragen. Wat oevrigens voor de behoeften van passagiers en bemanning van schepen van dusdanige capaciteit noodig is, wordt wel scherp gedemonstreerd door de behoeft b.v. aan drinkwater, dat in een hoeveelheid van meer dan 1% millioen Liter wordt medegevoerd. Zoo worden tonnenmaat en passagiers-accommodatie met rustige zekerheid uitgebreid en worden onder de Hol landsche vlag gebracht schepen, dit zich kunnen meten met de beste ter wereld. Noem het geen valsch sentt- ment, als ik U beken, dat bij gelegenheden als deze, mijn gedachten teruggaan naar de ontmoetingen met onze eigen schepen in buitenlandsche havens, waarbij immer het hart mij zwol, als ik in den wirwar van het rumoe rige havenleven een dier blanke stoomers zag liggen, de Hollandsche driekleur fier uitwaaiend. Dan was ik trotsch Hollander te zijn. En als ik zie, hoe deze Hol landsche Maatschappijen naast haar eigen personeelen aan duizenden werkgelegenheid schenken; wanneer ik de etablissementen beschouw, waar deze zeereuzen, be stemd voor de verbinding tusschen Moederland en Ko loniën, worden gebouwd, dan ben ik opnieuw trotsch Hollander te zijn. Zondag 6 October gaf de Bioscoopondernemer A. van Loenen te Warmenhuizen een schitterende voorstelling in de zaal van den heer Slikker, met als hoofdnummer „Berouw", welke film niet alleen prachtig, maar ook leerzaam is. Jammer, dat niet aan het verzoek van den ondernemer werd voldaan, om niet te rooken, wat altijd strekt tot onaangenaamheden voor andere bezoekers en den operateur steeds In moeilijkheden brengt. Dinsdagavond trad voor het Departement van de Maatschappij tot Nut van 't Algemeen alhier op den heer J. Wester, h.d.s. te Ter Apel, met als onderwerp: „Mijn vancantlereis met de Monte Olivia naar Noor wegen en de Middernachtzon. Des middags was deze reis eenigszins verkort behan deld voor de hoogste klassen der O.L.S., die hiermede een mooien en leerzamen middag bezorgd werd. Voor een talrijk opgekomen publiek behandelde de geachte spreker des avonds zijn reis naar het Noorden. Voornamelijk werd Noorwegen behandeld en bleek spr. enthousiast te zijn over de grootsche en machtige na tuur van dat land. Spreker had gestaan aan de mooie Italiaansche meren, was geweest in het Zwitsersche bergland, kortom had van Europa vele en mooie plek ken bezocht, doch niets had zoo'n diepen indruk op hem gemaakt als Noorwegen met zijn eenig mooie fjorden, zijn ontelbare watervallen, met zijn gletschers de ze luchtig' „Het was een halve cirkel. Je bent nu noordelijk van de stad." „Genadige hemel!" dacht hij, „Acht mijl door den nacht met een bijna verbrijzelden arm!" „Het was niet zoo verschrikkelijk ver", zei ze, zijn gedachten radend. Het kostte mij geen moeite om den weg te vinden. Ik heb hier, altijd in de streek ge woond." Ze pauzeerde even en vertelde toen verder: „Toen ik thuis kwam stuurde ik vader direct naar de plaats waar ik je achtergelaten had. Hij vond je achter dat boschje en bracht je hierheen; brandend van koorts. Tegen den ochtend reed hij mij naar den rand van de stad en ik vertelde ze daar dat je me bij de rivier had achtergelaten en alleen verder was gegaan. Ze zoeken in de heuvels naar je en niemand heeft een flauw idéé dat ie hier bent. Nadat de dok ter mijn arm gezet had, ben ik weer naar huis ge gaan. Dat was een weck geleden." „Een week!" hijgde hij. Nu drong het tot het besef van no. 8406 door dat het meisje, zelf ernstig gewond, hem en zijn vrijheid had gered en hem had verpleegd tot hij weer op den weg van herstel was. En toen wist hij dat het warme gevoel voor haar in zijn hart, niets anders dan lief de was, heerlijke, warme liefde. „Hoe kwam je er toe om dat voor mij te doen?", vroeg hij zacht. „Wel, Dickik heb altijd aan je gedacht als Dickik las de stukken over je in de gevangenis", antwoordde ze met een vuurroode kleur", en ik was overtuigd dat je niet schuldig kon zijn aan een laffen moord." Deze bekentenis van vertrouwen in hem, verwarm de zijn hart en maakte hem sterker. „Kleine meid, ik ben net zoo onschuldig als jij. Als ik een week als een vrij man de heuvels kon ingaan, zou ik den man mee terugbrengen, die den moord gepleegd heeft." „Dat is wat je moet doen, Dick. Je moet je on schuld bewijzen." „En dan?" vroeg hij zacht. Haar lange wimpers maakten de verwarring in haar oogen onzichtbaar voor hem, en ze gaf geen antwoord. „Maar ik vraag je niets vóór mijn onschuld be wezen is", vervolgde hij met iets stugs in zijn stem. „Is het noodig dat je wat vraagt?", zei ze open hartig, nu met een ondeugenden glimlach in haar oogen. Hij keek haar verlangend aan. „Ik weet niet eens hoe je heet, kleine meid!" „Martha", antwoordde ze verlegen en ze haastte zich om een lepel medicijn voor hem gereed te ma ken. De bazige manier waarop ze hem dwong het bittere drankje in te nemen, amuseerde hem buiten gewoon en hij slurpte het gewillig op. „Nu moet ie gaan slapen", beredderde ze. „Je hebt al veel te veel gepraat. Je gezicht is heelemaal gloeiend." „Het jouwe ook", klonk het opgewekt. Hij sloot de oogen, maar toen hij haar ÜDpen onder het verband op zijn voorhoofd voelde, opende hij ze weer. „Martha", fluisterde hij, „ik zal wel gauw weer heter zijn. En zoodra ik mijn krachten weer terug heb, trek ik de heuvels in en als ik dan weer bij je terugkom, meisje, breng ik den man mee, die mijn onschuld zal bewijzen. En dan De zwakke stem stierf weg. „Ja, liefste", fluisterde ze zacht.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1929 | | pagina 18