Alfuiii Niiiis- Mmitiiit- Liiliiillil UIT HET DAGBOEK - VAN EEN MELAATSCHE Uilgevers: N.V. v.h. TRAPMAN Co, Schagen. Eerste Blad. Arrondissements Rechtbank te Alkmaar. Woensdag 16 October 1929. CHAG 72ste Jaargang No. 8546 Dit blad verschijnt viermaal per week: Dinsdag, Woensdag, Donder dag en Zaterdag. Bij inzending tot 's morgens 8 uur, worden Adver- tenticn nog zooveel mogelijk in het eerstuitkomend nummer geplaatst POSTREKENING No. 23330. INT. TELEF. No. 20. Prijs per 3 maanden fl.G5. Losse nummers 6 cent- ADVLRTEN- TleN van 1 tot 5 regels f 1.10, iedere regel meer 20 cent (bcwijsno. inbegrepen).. Grnntere letters worden naar plaatsruimte berekend. DIT NUMMER BESTAAT UIT TWEE BLADEN. YOOR DEN POLITIERECHTER. Zitting van 14 October 1929. ADIEU WIJ MOETEN ELKANDER GROETEN... Deze zitting, bestaande uit 15 diverse zaken en lang als de litanie van alle Heiligen, werd geopend met het feuilletonproces tegen mej. Trijntje K. met de voor haar niet onvoordeelige slotscène, dat zij tot 2 maanden voorwaardelijk met 2 jaar proeftijd werd veroordeeld. Voorts wordt zij geïnterneerd in een vrome stichting tot bescherming van R.K. meisjes, alwaar alle genade middelen haar ten dienste zullen staan om weder stand te kunnen bieden aan de verlokkingen der be dorven wereld. NICO WORDT OOK EENS TERDEGE UITGE STOOMD. Nico K. uit Noordscharwoude, het handige boere- joggie, dat op de kermis aan den Hengstman te Heer- hugowaard 'n damestaschje achteroverdrukte, werd be den opgeknapt met 2 louteringsjaren en voorts gesteld onder de R.K. Reclasseering te Alkmaar. Als hij zich „gnap" houdt, gebeurt hem niks, maar met dansen, pimpelen en biljarten is het finaal afgeloopen. DA'S EINDELIJK OOK VOOR MEKAAR. Meneer P. J. S, uit Wormerveer, 'n reclassant, die zijn zwakke zenuwen cureerde met Heineken's pils en het ledige glas misbruikte om een ander nachtpitje op zij test te slaan, is eindelijk na lang aarzelen tot f 20 boete of 20 dagen veroordeeld. De Haarlemsche recht bank moet nu maar zien of zij dezen voorwaardelijk getrafte, die zich ver van voorbeeldig gedraagt, naar den sukkela-molen wil verwijzen. Onze politierechter wascht zijne blanke handen als wijlen Pilatus, ln on schuld. DE GROF MISKENDE DETAILHANDELAAR. Ten huize van den uitgever Kalkman te Uitgeest ver voegde zich onlangs een oude heer, die zich hulde in voornaam stilzwijgen, doch met welsprekend gebaar zijn hand uit stak, en niet schroomde de daar in door mevrouw Kalkman gestorte aalmoes genadiglijk tot zich te nemen. De veldwachter Bornebroek nam nota van dezen pel grim en was zoo vrij hem in te rekenen en hem wegens bedelarij naar Alkmaar op transport te stellen met 't resultaat, dat het oudje, de 63-jarige, meermalen ver oordeelde ex-slagersknecht Jan R. heden terecht stond. Het verblijf in het huis van bewaring en de genoten versterkende rats en bruine boontjes met spek en stroop, hadden Jan weer in goede conditie gebracht. Hij pochte nu weer geweldig op zijn bloeiende handel in carbol- blokken en naphtaline-balletjes. Iemand, die een pak kan koopen van 40 pop en dagelijks zijn biertje genoot was voorzeker geen waardeloozen bedelaar. Toen hij daar zoo duchtig stond te zwetsen dach ik: Zoo direct vraagt hij den politierechter nog om hem in te willen FEUILLETON door J. SCHAAP. (Nadruk verboden). Van dien dag kende ik de rampzaligheid, de verla tenheid van mijn leven. Ik werd de uitgestootene. Mijn moeder was de eerste; ik had gedacht, dat zij de laat ste zou zijn. Hoe zouden de anderen nu wel voor mij zijn? Ik heb vroeger gedacht, dat de melaatschen zich zelf verban den, zich uit zichzelf afzonderden. Maar dat doen de menschen. Hun vrees, ons aan te raken, toonen zij overal. Voor zichtig vaak om ons niet te krenken, maar toch zicht baar voor ons. Zij, die een gebrek, een ziekte ronddra gen. worden fijngevoeliger, zien scherper dan anderen. Zij letten er voortdurend op, hoe de anderen zich tegen over hun gebrek, hun ziekte gedragen en de houding van de anderen bepaalt de hunne. „Weg uit deze maatschappij", klinkt ons toe uit alles. Uit het even terugwijken van de menschen, als wij ze naderen, uit de aarzeling, waarmede ze ons tegemoet treden, uit hun afwenden van het gelaa.t als zij met ons spreken, uit de vrees ons aan te raken. De hand, vroeger joviaal toegestoken, wordt geweigerd, niet bot weg geweigerd, maar toch zichtbaar voor ons. Ons gezelschap, eertijds gezocht, wordt gemeden, Nooit beleedigend, maar toch begrijpelijk voor ons. Weg uit deze maatschappij, gij rampzalige, verbreek alle banden van liefde cn vriendschap, zegt vaarwel al je hoop en verlangens. Sluit je op, of maak er een einde aan." Maak er een einde aan...! Ik heb er vaak aan ge dacht en vaak stond ik gereed om weg te nemen, met mijn leven, al mijn leed, mijn droefenis en mijn ellende Maar dan zag ik de zon, de vroolijke zonnestraal, die gezonden en zieken bestraalt; en ik had niet den moed! Ik zag den sterrenhemel, ik hoorde de stemmen van den nacht, ik voelde de vreedzaamheid, welke zoo ge lukkig aan kan doen; en ik had niet den moed. Waar om eigenlijk niet? Kon ik van dit alles niet eensklaps scheiden, was ik nog niet voorbereid voor zulk een scheiding, of was het schrijven in het handelsregister van den Kamer van Koophandel. Dit gebeurde echter niet, maar wel wordt hij ingeschreven voor 3 dagen hechtenis en opzending naar de boerderij op Veenhuizen voor den tijd van 6 maanden. Jan nam direct genoegen met dit billijke aanbod en vertrok onmiddellijk om zijn koffers te pak ken. DAT ZAL GAUW 'N OUWE MOPPERPOT WORDEN. De 20-jarige krullige roskleurharige letterzetter Cornelis K. te Zuidscharwoude, schijnt al heel gauw de zon niet meer in 't water te kunnen zien schijnen, al thans maakte hij zich op 21 Juli zoo driftig op een in 't bleekveld zijn's broers spelend 9-jarig meiske, dat hij het kind een gevaarlijke schop tegen de lies toe bracht, zoodat het mishandelde kind van pijn bijna niet kon loopen en de geraakte plek sporen van een onder- huidsche bloedstorting vertoonde. Het zoo spoedig tot schoppen geneigde jongmensch stond heden terecht, ontving een vaderlijke vermaning en werd tot f 25 boete of 25 dagen veroordeeld. DE EEN WAS UIT VISSCHEN EN DE ANDER TABAK HALEN. In de zaak tegen zekeren meneer J. F A. B. was geen verdachte noch getuige present. De een is zwervende en de ander kermisreiziger. De heeren hopen op Maandag 4 November meer succes te hebben. TWEE RIDDERS VAN DE ZWARTE LIJST IN ACTIE. De heeren Gebroeders Jaap en Kees G., beiden uit Grootebroek, brandstoffenhandelaars, loonploegers en maaiers en beproefde liefhebbers van 'n hartig neutje, zoodat zij als blijk van bijzondere onderscheiding op de zwarte lijst zijn gecalligrapheerd, kregen in den nacht van 22 Juni 'n reuzeheibel met den gemeenteveldwachter Willem Wokke van Hoogkarspel. Nadat zij dien amb tenaar op alle manieren op stang hadden gejaagd, gin gen zij hem tenslotte eendrachtig te lijf, waarop Wokke, die zich natuurlijk niet liet kisten door deze eereburgers van „Grand Pantalon" hen met de gummiknuppel van repliek diende. De heeren gebroeders stonden thans en- famile terecht en werden op passende wijze toegespro ken door den politierechter en elk veroordeeld tot f 50 boete of 50 dagen. Mocht het nog eens voorkomen, dan zal de Politierechter hen in de gelegenheid stellen ken nis te maken met het versterkende menu in het Hotel „De Houten Lepel" (uitstekende referentiën, Heek is er niets bij). MOEDER WAS HEELEMAAL VAN STREEK. De 52-jarige mej. Antje de J., geboren H., 'n eerzame huismoeder te Graft, toonde zich dezer dagen uiter mate verbitterd op den gemeente-veldwachter Hendrik- se, toen deze haar plichtmatig kwam mededeelen, dat haar man een proces-verbaal had opgeloopen, omdat hij na ontvangen waarschuwing, twee hem toebehoorende kwaadaardige honden, ■die de Graftenaren in hun wel gevulde kuiten beten, niet had vastgehouden. De goede vrouw begon te blazen als een nijdige kat en deelde den ontstelden rustbewaarder mede, dat hij naar haar mee ning 'n gemeene schooier, 'n stinker en 'n viezerik was. Heden voor al die fraaie qualificaties, die terecht als beleedigingen werden beschouwd, terecht staande, schoof zij het geheele relletje op rekening van haar overspan nen zenuwen en werden die opstandige zenuwen tot f 10 boete of 10 dagen veroordeeld. EEN WAARDIG SLOT VAN EEN GENOEGELTJKE KERMIS. De kermisreiziger Keetman uit St.-Maarten had met zijn negotiekraam ook de kermis in het Waarland mee de hoop, dat toch wellicht een verandering ten goede zal komen? Ja, God, ik, die niet berust, ik heb nog de eenige lichtstraal in de duisternis van mijn leven: de hoop. Och, ik ben nog zoo jong, ik ben nog krachtig van lichaam, mij wachten wellicht nog vele, vele jaren! Misschien vindt een geleerde een middel, dat genezing zal brengen aan de lepra-lijders en kan ik nog genezen. Het is misschien dwaasheid te hopen? Nee, de hoop laat ik mij niet ontnemen. Ik wil wachten. Ik heb eerst gedacht, dat de menschen wreed zijn. En zij zijn wreed, maar vaak onbewust Wreed uit angst voor besmetting, uit vrees zelf slachtoffer te worden. Die angst, die vrees verbannen ons. Wij zijn niet sterk genoeg om dien afschuw te verdragen. Wij vluch ten, vluchten weg in de eenzaamheid of naar hen, die zelf melaatsch, geen afschuw voor ons behoeven te hebben en geen angst en geen vrees. Vroeger droegen de leprozen een schel, welke aankon digde, dat een lepralijder in de buurt was; dan vlucht ten de gezonden. Nu vluchten wij voor hun afschuw, omdat tot ons doordringt de toon van hun angst en vrees. Ik heb. toen ik het met mij eens was, dat ik naar de kolonie moest gaan, afscheid van mijn geliefde ge nomen. Ik had mij eerst afgevraagd, of ik dat niet schriftelijk moest doen om haar en mij zulk een ont moeting te besparen. Maar toen meende ik, dat ik haar moest ontmoeten. Uit haar houding zou ik kunnen zien, dat ik goed deed weg te gaan. En toch, nu kan ik bekennen, dat iets mij hoop gaf, dat zij het zou zijn, die mij tegen zou houden. Wij hebben bij die laatste bijeenkomst niet veel woorden gewisseld. Al dadelijk zag ik. hoe haar houding was. „Nel, heb je het gehoord...?" „Ja,... ik heb zoo'n medelijden met je!" Ze schreide. Zou het uit medelijden met mij zijn, of om het verlies, dat zij leed, omdat ze niet met mij. die als een goede partij te boek stond, zou kunnen trou wen! Ze bleef op een afstand van me staan. Vroeger kon ze, ln een vreugdekreet, mij met open armen tege moet treden. Nu zag ik haar bangheid. Ik keek haar aan. Wat was ze toch mooi. O, wat her innerde ik me nu den avond van onze eerste ontmoe ting. Het was in Concorla (Militaire sociëteit te Welte vreden). Gerharz speelde een wals, een van die oude meesleepende walsen van den ouden Strauss, die her inneringen aan. jeugd en vreugde, die opwekken het "verlangen een mooie vrouw in de armen te nemen, ver getende de menschen om je heen. Ik heb altijd van wal sen gehouden. De eenige dans van hartstocht, de eenige dans die vergeten doet Ik zou, als ik een dochter had gemaakt en maakte zich al gereed in den nacht van 24 Juli na sluiting om 3 uur gereed om de kas op te ma ken, toen hij op onaangename wijze werd gestoord door 'n clubje herrieschoppers, die zich tot taak schenen te hebben gesteld om zijn kraam eens in elkaar te heng sten. Vooral onderscheidde zich de 2S-jarige dikhoof- dige landkrabber Jan K, die de heele deur uit de kraam rukte en den geplaagde Piet Keetman zoo rebelsch maakte, dat deze 'n ijzeren pen greep om Jan daarmede eens af te troeven. Doch ook Jan bleef niet werkeloos, hij gTeep 'n soort paal en gaf daarmede Piet een ge voelige tik op zijn zclder-etage, r.»et gevolg dat Jan als verdacht van mishandeling, heden de zondaarsbank sierde en, mede op grond van zijn niet geheel smetteloos verleden, werd veroordeeld tot f 50 boete of 50 dagen. Voorts werd hem beloofd: Nog eens zoo'n pretje en Jan sukkelt de kiekeboe in. DE BAAS WERD DE SIGAAR De metselaarsassistent Gerard V. uit Katwijk bevond zich op 1 Juli met zyn jeugdigen werkgever Blom op de Heldersche kermis. Men amuseerde zich bovenmate, ook in de bekende autotent. De baas had de portemonnaie en stelde zijn knecht aan als kassier belast met de uit gaven. Deze kweet zich met veei ijver van deze taak en was zoo vrijpostig toen hij de vertering betalen moest, om tegelijk voor zijn moeite en de eer van zijn aangenaam gezelschap een bankje van f 40 achterover te drukken. Hij is inmiddels, toen hij nattigheid voelde naar het buitenland vertrokken en zal bij eventueele te rugkomst wel eenige voorzorgen mogen nemen, er ar de politierechter hem heden tot 2 maanden lik!: heeft veroordeeld. ZIJN IDIAAL NOG NIET BEREIKT. De 28-jarige metaalbewerker Jacob M. te Alkmaar, is een proletariër, wien3 maatschappelijke opvatting niet gedogen, dat hem eenig wettelijk gezag wordt opgelegd. En toen in den laten avond van 27 Juli een agent van politie hem waarschuwde dat hij een overtreding be ging, door een tweeden persoon te vervoeren op een rijwiel, dat daarvoor niet is ingericht, nam hij in zijn gezagsverachting daarvan geen notitie, wat den agent noopte, ook wat krachtdadiger op te treden. Het gevolg was een knokpartij, waarbij de agent die zijn handen vol had aan den stevigen Communist, kwam te vallen en mishandeld werd. Echter kwam assistentie opdagen eh cie recalcitrante metaaldraaier arriveerde aan het politiebureau in ook niet bepaald ongerepten toestand. Heden stond hij terecht en werd, onder waarschuwing dat bij herhaling gevangenisstraf zou worden opgelegd, veroordeelt tot f 40 boete of 40 dagen. EEN BOER MET MOKER JATTEN. De stekelepikker Corenlis H. had in den avond van 28 Juli op den Middelweg te Heerhugowaard fietsend, de treurige aardigheid een der dikke spiegelruiten van een autobus der firma Kok en Tuinman met zijn be paald keiharde knuist in te meppen. De glasscherven verwondden een in de bus aanwezig jongetje, zoo gewel dig dat een slagader werd doorgesneden en alleen spoe dig medisch ingrijpen hem voor doodbloeden behoedde. De baldadige ruitentikker stond heden terecht en werd tot f 30 boete of 30 dagen veroordeeld. FAMILIEVERKWIKKE- ONVERKWIKKELLJKE LING. De heer Carel H. Cl. B.. automonteur te Amsterdam stond terecht wegens het niet alledaagsche feit, dat hy op 18 Juli zijn 22-jarige zuster Rika die te Schagen als op 18 Juli zyn 22-jarige zuster Rika die in die dagen te ...arme kerel, ik een dochter... haar niet den wals laten dansen met den eerste den beste. In den wals zie ik een overgave. Ik heb met haar gedanst dien avond. Vele keeren. En ik heb haar weer ontmoet. Vele keeren. Eens hadden wij met een gezelschap van familieleden een tocht gemaakt naar de Papandajan (Vulkaan bij Garoet). Heel vroeg ln den ochtend vertrokken wij. Nog was er de nacht, nog stond de Tjikorai zwart tegen den don ker blauwen sterrenhemel. De nachtstilte was om ons en de koele nachtwind, die van de bergen kwam. Nog was het gesnerp der krekels, het' luidruchtig gekwaak van de kikvorschen in de sawahs, die van den voet van den berg tot in het dal zijn gegleden. Gidsen met fakkels gingen ons voor. De duisternis week voor ons uit, voer het licht der flambouwen. Dreigend stond de Papandajan. Donker als ineenge vloeid met den hemel. Door het nachtstille dorp Tsjise- roepan trokken wij bergopwaarts. Zij reed naast me, haar paard door een staljongen vastgehouden. Gehuld in haar mantel, klonk haar lach telkens op, als haar paard even struikelde op den weg. vol groote steenen. Wat gek! Ik heb altijd gehouden van vrouwen in wollen kleeding of mantels gehuld. Ik herinner het me nog toen ik in Holland was. Ik heb altijd het verlangen, als ik vi ouwen in mantels zie, beschutting zoekende tegen de koude, om ze in mijn armen te nemen, om ze te verwar men. Een warmte-zoekende vrouw geeft iets intiems. Vooral hebt ge dat verlangen, als ge de vrouw lief hebt. Komt dan niet het gevoel in U op om haar te beschermen en te beschutten en vindt ge niet, dat ge dat het best doen met je sterke mannenarmen? Zij had den mantel omgeslagen en telkens keek ik naar haar. Ik had haar lief en ik zocht een middel om het haar te zeggen een gelegenheid, waarin ik zou kunnen spreken van mijn liefde. Wat dacht zij op dien nachte- lijken tocht, waarbij wjj de anderen achter ons ha xlcn gelaten? Wat dacht zij, als zy telkens zag, dat ik naar haar keek, haar oogen zocht? „Heerlijk niet, zóó die tocht?" zeide ze in verrukking. „Ben je niet bang", vroeg ik om ook wat te zeggen. „De anderen zijn ver achter. Ben je niet bang zoo alleen met mij?" Ze keek me aan en lachte. Toen meende ze me zeker iets aangenaams te moeten zeggen: „Met jou ben lk niet bang". Ik dacht aan die woorden, toen zij voor mij, den me- laatsche, haar angst niet verborgen kon houden. In dagen van leed, in dagen van ongeluk, herinnert men zich heel goed de woorden, in dagen van geluk ge sproken. De donkere nacht, die onze paarden voorzichtig den berg deed opgaan, omhulde ons met een intimiteit, met Schagen verblijf hield, een blauw oog had geslagen of gestompt. liet meisje had haar oudsten broer, die belast is met de regeling der nalatenschap der overleden ouders, daarover een minder aangename, om niet te zeggen be- leedigende brief geschreven en de heer B. kwam, ver gezeld van zyn 'beide broeders Qerard en Maarten Bos naar Schagen om zus Rika daarover eens ter verant woording te roepen. Die conferentie had tot resultaat een hevige woordenwisseling, waarbij broer Karei alle courtoisie üit hét oog verloor en zijn zuster een stevige watjekou toe diende. De zus ook geen poesje om oage- handschoend op je knie te nemen, liet zich aftuigen en deed klachten wegens mishandeling, waarop heden de familieruzie in de rechtzaal nog eens meer dan dunne tjes werd overgedaan. De politierechter had althans 'n reuze karwei om baas te blijven en het scheelde maar 'n haar of de opgewon den en hevig debatteerenda en cxpliceerende broeder Karei was uit de zaal gezet.' Aangezien echter de zuster ook niet geheel correct was opgetreden, werden verzachtende omstandigheden in acht genomen en verdachte tot slechts f 7 boete of 7 dagen veroordeeld. Meneer ging echter met dit milde vonnis absoluut niet accoord. Hij scheen van oordeel te zijn, dat de politierechter hem eigenlijk had behooren te feliciteeren met zijn manier om zijn opstandige zuster op haar plaats te zetten en hij verdween al protestee- rend uit de zaal, om onmiddellijk hooger beroep aan te teekenen. Het is echter sterk te betwijfelen of hij daar veel plezier van zal beleven. ER HEERSCHT NIET ALTIJD EEN KLUNDER EN THEUNISSENSTEMMING IN HET HAVEJDOZE PA LEIS VAN JUSTITIE! MINISTER DOI\VER TEN DIEPSTE GEKWETST. De gewetenlooze kermisgast Simon B. was op 3 Juli zoo ongemanierd, zijn ex. minister Donner een gevaar lijke zenuwschok toe te brengen, door te Helder, ter ge legenheid van het kermisfeest, in de Spoorstraat de aanwezigen te animeeren, deel te nemen aan een schan delijk hazardspel door middel van dobbelsteenen en een blikken dobbe'.beker! Hij wist zelfs met duivelachtige slimheid twee roeke- looze personen te bewegen aan dit spel der ongerech tigheid deel te nemen en de zaligheid hunner ziel in ge vaar te brengen. Maar gelukkig naderde spoedig agent de Gloppcr en wist dit ijdele spel der boosheid en listen des duivels al ras te beeindlgen, door de onwaardige voorwerpen in beslag te nemen en den snooden Simon op den bon te kwakken. Met het verblijdende resultaat, dat de booswicht en snoodaard, het onnoozel menschdom belagende met dobbelsteen en dobbelkroes, heden tot f 25 boele of 25 dagen werd veroordeeld. DE HOOFDGETUIGE WAS VOOR ALTIJD VER TROKKEN. Op 4 Augustus ontstond in het café van den heer van Schaik te Koedijk een ruzie tusschen den 19-jarigen polderwerker G. A. uit Emmen ln Drente, welke per soon werkzaam was aan de wegverbetering, en den 33- jarigen arbeider Hendrik v. Diepen uit Warmenhuizen, waarbij de poestige Drentenaar zijn mes trok en van Diepen een bloedende wonde in de wang toebracht. De wond was niet zoo heel gevaarlijk, doch had een nood lottig verloop, daar van Diepen in het ziekenhuis te Alkmaar aan infectie overleed. De dader, die heden terecht moest staan, was niet ver schenen. De officier vorderde met het oog op den ernst van het feit 1 maand gev„ doch de politierechter, in het licht stellend, dat de dood van den gewonde in geen verband stond met de verwonding, achtte verdachte, die overigens gunstig bekend stond, genoeg gestraft, met f 50 boet of 50 dagen. het gevoel bij elkaar te behooren. En ik had niet den moed haar te zeggen, hoe lief ik haar had. Toch begreep ik, dat ik haar niet onverschillig was en vroolijk door die zekerheid, zette ik de koelies tot vlugger gaan aan. In een drafje namen wij een zware helling en lachten om onzen durf. Beneden ons hoorden wij, in den stillen nacht, de stemmen van de anderen. Zoo trokken wij verder, tot wy de scherpe zwavellucht ro ken en aan den voet van den ouden krater van onze paarden sprongen. Vóór ons ging de gids; de koelies en de paardenjongens bleven achter. Zoo strompelden we tegen den weg op, bezaaid met stukken steen en brokken lava. Wij zagen eindelijk voor ons de sissende, de suizende kraters van den Papadanjan, we hoorden het geraas als van een onderaardsche smidse en zagen de gele zwaveldampen opstijgen. Toen keerden wij ons om, in vermoeden, dat daar wel het dal zou zijn. En achter te Tjikoeral (berg tegenover de Papadajan) zagen wij het licht van den komenden dag. Vóór ons lag het geweldige landschap nog in schemering. In zach te tinten verkleurde de hemel. Het waa grootsch en overweldigend. Bij zulk een panorama, waar aan den horizont de bergen oprijzen, waar de ochtenddampen ln grillige vormen optrekken, langzaam vluchtende voor het warme zonnelicht, dan voelt men zich in aandoe ning. In aandpening om de schoonheid... dan voelt men tot zich komen een levensgeluk om de wonderlijke schoonheid van de natuur. Ik denk er vaak aan als ik 's morgens over de ber gen, welke de kolonie der melaatachen omringen, den dag zie ontwaken. Een machtige aandoening greep me aan. Ik wist me, gelukkig, niet alleen te zijn en ik greep haar hand. Z« liet dat toe. Ik wist, dat ze me Hef had en ik was g®» lukkig. We bleven, hand aan hand als kinderen. Ui zwijgende bewondering kijken. Niemand durfde, door de hand terug te trekken, die heerlijke momenten ver storen. Eindelijk vulde zich het dal met licht, met schitte rend zonnelicht. De zon was achter de bergen opge komen. Geliefde" zei ze. Toen legde ze haar hoofd, met de glanzende lokken, waarin zonnelicht werd weerkaatst, op mijn schouder. Wij gaven elkaar den eersten kus van liefde. Achter ons was het geraas als van een stoompijp van de Papandajan. Wat heb ik mij dien dag gelukkig, gevoeld! Wordt vervolgd.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1929 | | pagina 1