Alfuiii Niiiis-
Mmitiiit- Liiliiillil
UIT HET DAGBOEK -
VAN EEN MELAATSCHE
Uilgevers: N.V. v.h. TRAPMAN Co, Schagen.
Eerste Blad.
Arrondissements Rechtbank
te Alkmaar.
Woensdag 16 October 1929.
CHAG
72ste Jaargang No. 8546
Dit blad verschijnt viermaal per week: Dinsdag, Woensdag, Donder
dag en Zaterdag. Bij inzending tot 's morgens 8 uur, worden Adver-
tenticn nog zooveel mogelijk in het eerstuitkomend nummer geplaatst
POSTREKENING No. 23330. INT. TELEF. No. 20.
Prijs per 3 maanden fl.G5. Losse nummers 6 cent- ADVLRTEN-
TleN van 1 tot 5 regels f 1.10, iedere regel meer 20 cent (bcwijsno.
inbegrepen).. Grnntere letters worden naar plaatsruimte berekend.
DIT NUMMER BESTAAT UIT TWEE BLADEN.
YOOR DEN POLITIERECHTER.
Zitting van 14 October 1929.
ADIEU WIJ MOETEN ELKANDER GROETEN...
Deze zitting, bestaande uit 15 diverse zaken en lang
als de litanie van alle Heiligen, werd geopend met
het feuilletonproces tegen mej. Trijntje K. met de voor
haar niet onvoordeelige slotscène, dat zij tot 2 maanden
voorwaardelijk met 2 jaar proeftijd werd veroordeeld.
Voorts wordt zij geïnterneerd in een vrome stichting
tot bescherming van R.K. meisjes, alwaar alle genade
middelen haar ten dienste zullen staan om weder
stand te kunnen bieden aan de verlokkingen der be
dorven wereld.
NICO WORDT OOK EENS TERDEGE UITGE
STOOMD.
Nico K. uit Noordscharwoude, het handige boere-
joggie, dat op de kermis aan den Hengstman te Heer-
hugowaard 'n damestaschje achteroverdrukte, werd be
den opgeknapt met 2 louteringsjaren en voorts gesteld
onder de R.K. Reclasseering te Alkmaar. Als hij zich
„gnap" houdt, gebeurt hem niks, maar met dansen,
pimpelen en biljarten is het finaal afgeloopen.
DA'S EINDELIJK OOK VOOR MEKAAR.
Meneer P. J. S, uit Wormerveer, 'n reclassant, die
zijn zwakke zenuwen cureerde met Heineken's pils en
het ledige glas misbruikte om een ander nachtpitje op
zij test te slaan, is eindelijk na lang aarzelen tot f 20
boete of 20 dagen veroordeeld. De Haarlemsche recht
bank moet nu maar zien of zij dezen voorwaardelijk
getrafte, die zich ver van voorbeeldig gedraagt, naar
den sukkela-molen wil verwijzen. Onze politierechter
wascht zijne blanke handen als wijlen Pilatus, ln on
schuld.
DE GROF MISKENDE DETAILHANDELAAR.
Ten huize van den uitgever Kalkman te Uitgeest ver
voegde zich onlangs een oude heer, die zich hulde in
voornaam stilzwijgen, doch met welsprekend gebaar
zijn hand uit stak, en niet schroomde de daar in door
mevrouw Kalkman gestorte aalmoes genadiglijk tot
zich te nemen.
De veldwachter Bornebroek nam nota van dezen pel
grim en was zoo vrij hem in te rekenen en hem wegens
bedelarij naar Alkmaar op transport te stellen met
't resultaat, dat het oudje, de 63-jarige, meermalen ver
oordeelde ex-slagersknecht Jan R. heden terecht stond.
Het verblijf in het huis van bewaring en de genoten
versterkende rats en bruine boontjes met spek en stroop,
hadden Jan weer in goede conditie gebracht. Hij pochte
nu weer geweldig op zijn bloeiende handel in carbol-
blokken en naphtaline-balletjes. Iemand, die een pak
kan koopen van 40 pop en dagelijks zijn biertje genoot
was voorzeker geen waardeloozen bedelaar. Toen hij
daar zoo duchtig stond te zwetsen dach ik: Zoo direct
vraagt hij den politierechter nog om hem in te willen
FEUILLETON
door
J. SCHAAP.
(Nadruk verboden).
Van dien dag kende ik de rampzaligheid, de verla
tenheid van mijn leven. Ik werd de uitgestootene. Mijn
moeder was de eerste; ik had gedacht, dat zij de laat
ste zou zijn.
Hoe zouden de anderen nu wel voor mij zijn? Ik heb
vroeger gedacht, dat de melaatschen zich zelf verban
den, zich uit zichzelf afzonderden. Maar dat doen de
menschen.
Hun vrees, ons aan te raken, toonen zij overal. Voor
zichtig vaak om ons niet te krenken, maar toch zicht
baar voor ons. Zij, die een gebrek, een ziekte ronddra
gen. worden fijngevoeliger, zien scherper dan anderen.
Zij letten er voortdurend op, hoe de anderen zich tegen
over hun gebrek, hun ziekte gedragen en de houding
van de anderen bepaalt de hunne.
„Weg uit deze maatschappij", klinkt ons toe uit alles.
Uit het even terugwijken van de menschen, als wij ze
naderen, uit de aarzeling, waarmede ze ons tegemoet
treden, uit hun afwenden van het gelaa.t als zij met
ons spreken, uit de vrees ons aan te raken. De hand,
vroeger joviaal toegestoken, wordt geweigerd, niet bot
weg geweigerd, maar toch zichtbaar voor ons.
Ons gezelschap, eertijds gezocht, wordt gemeden,
Nooit beleedigend, maar toch begrijpelijk voor ons.
Weg uit deze maatschappij, gij rampzalige, verbreek
alle banden van liefde cn vriendschap, zegt vaarwel al
je hoop en verlangens. Sluit je op, of maak er een einde
aan."
Maak er een einde aan...! Ik heb er vaak aan ge
dacht en vaak stond ik gereed om weg te nemen, met
mijn leven, al mijn leed, mijn droefenis en mijn ellende
Maar dan zag ik de zon, de vroolijke zonnestraal, die
gezonden en zieken bestraalt; en ik had niet den moed!
Ik zag den sterrenhemel, ik hoorde de stemmen van
den nacht, ik voelde de vreedzaamheid, welke zoo ge
lukkig aan kan doen; en ik had niet den moed. Waar
om eigenlijk niet?
Kon ik van dit alles niet eensklaps scheiden, was ik
nog niet voorbereid voor zulk een scheiding, of was het
schrijven in het handelsregister van den Kamer van
Koophandel. Dit gebeurde echter niet, maar wel wordt
hij ingeschreven voor 3 dagen hechtenis en opzending
naar de boerderij op Veenhuizen voor den tijd van 6
maanden. Jan nam direct genoegen met dit billijke
aanbod en vertrok onmiddellijk om zijn koffers te pak
ken.
DAT ZAL GAUW 'N OUWE MOPPERPOT WORDEN.
De 20-jarige krullige roskleurharige letterzetter
Cornelis K. te Zuidscharwoude, schijnt al heel gauw de
zon niet meer in 't water te kunnen zien schijnen, al
thans maakte hij zich op 21 Juli zoo driftig op een in
't bleekveld zijn's broers spelend 9-jarig meiske, dat
hij het kind een gevaarlijke schop tegen de lies toe
bracht, zoodat het mishandelde kind van pijn bijna niet
kon loopen en de geraakte plek sporen van een onder-
huidsche bloedstorting vertoonde. Het zoo spoedig tot
schoppen geneigde jongmensch stond heden terecht,
ontving een vaderlijke vermaning en werd tot f 25 boete
of 25 dagen veroordeeld.
DE EEN WAS UIT VISSCHEN EN DE ANDER
TABAK HALEN.
In de zaak tegen zekeren meneer J. F A. B. was geen
verdachte noch getuige present. De een is zwervende en
de ander kermisreiziger. De heeren hopen op Maandag
4 November meer succes te hebben.
TWEE RIDDERS VAN DE ZWARTE LIJST IN
ACTIE.
De heeren Gebroeders Jaap en Kees G., beiden uit
Grootebroek, brandstoffenhandelaars, loonploegers en
maaiers en beproefde liefhebbers van 'n hartig neutje,
zoodat zij als blijk van bijzondere onderscheiding op de
zwarte lijst zijn gecalligrapheerd, kregen in den nacht
van 22 Juni 'n reuzeheibel met den gemeenteveldwachter
Willem Wokke van Hoogkarspel. Nadat zij dien amb
tenaar op alle manieren op stang hadden gejaagd, gin
gen zij hem tenslotte eendrachtig te lijf, waarop Wokke,
die zich natuurlijk niet liet kisten door deze eereburgers
van „Grand Pantalon" hen met de gummiknuppel van
repliek diende. De heeren gebroeders stonden thans en-
famile terecht en werden op passende wijze toegespro
ken door den politierechter en elk veroordeeld tot f 50
boete of 50 dagen. Mocht het nog eens voorkomen, dan
zal de Politierechter hen in de gelegenheid stellen ken
nis te maken met het versterkende menu in het Hotel
„De Houten Lepel" (uitstekende referentiën, Heek is er
niets bij).
MOEDER WAS HEELEMAAL VAN STREEK.
De 52-jarige mej. Antje de J., geboren H., 'n eerzame
huismoeder te Graft, toonde zich dezer dagen uiter
mate verbitterd op den gemeente-veldwachter Hendrik-
se, toen deze haar plichtmatig kwam mededeelen, dat
haar man een proces-verbaal had opgeloopen, omdat hij
na ontvangen waarschuwing, twee hem toebehoorende
kwaadaardige honden, ■die de Graftenaren in hun wel
gevulde kuiten beten, niet had vastgehouden. De goede
vrouw begon te blazen als een nijdige kat en deelde den
ontstelden rustbewaarder mede, dat hij naar haar mee
ning 'n gemeene schooier, 'n stinker en 'n viezerik was.
Heden voor al die fraaie qualificaties, die terecht als
beleedigingen werden beschouwd, terecht staande, schoof
zij het geheele relletje op rekening van haar overspan
nen zenuwen en werden die opstandige zenuwen tot f 10
boete of 10 dagen veroordeeld.
EEN WAARDIG SLOT VAN EEN GENOEGELTJKE
KERMIS.
De kermisreiziger Keetman uit St.-Maarten had met
zijn negotiekraam ook de kermis in het Waarland mee
de hoop, dat toch wellicht een verandering ten goede
zal komen? Ja, God, ik, die niet berust, ik heb nog de
eenige lichtstraal in de duisternis van mijn leven: de
hoop. Och, ik ben nog zoo jong, ik ben nog krachtig
van lichaam, mij wachten wellicht nog vele, vele jaren!
Misschien vindt een geleerde een middel, dat genezing
zal brengen aan de lepra-lijders en kan ik nog genezen.
Het is misschien dwaasheid te hopen? Nee, de hoop laat
ik mij niet ontnemen. Ik wil wachten.
Ik heb eerst gedacht, dat de menschen wreed zijn.
En zij zijn wreed, maar vaak onbewust Wreed uit
angst voor besmetting, uit vrees zelf slachtoffer te
worden.
Die angst, die vrees verbannen ons. Wij zijn niet
sterk genoeg om dien afschuw te verdragen. Wij vluch
ten, vluchten weg in de eenzaamheid of naar hen, die
zelf melaatsch, geen afschuw voor ons behoeven te
hebben en geen angst en geen vrees.
Vroeger droegen de leprozen een schel, welke aankon
digde, dat een lepralijder in de buurt was; dan vlucht
ten de gezonden. Nu vluchten wij voor hun afschuw,
omdat tot ons doordringt de toon van hun angst en
vrees.
Ik heb. toen ik het met mij eens was, dat ik naar
de kolonie moest gaan, afscheid van mijn geliefde ge
nomen. Ik had mij eerst afgevraagd, of ik dat niet
schriftelijk moest doen om haar en mij zulk een ont
moeting te besparen. Maar toen meende ik, dat ik haar
moest ontmoeten. Uit haar houding zou ik kunnen
zien, dat ik goed deed weg te gaan. En toch, nu kan
ik bekennen, dat iets mij hoop gaf, dat zij het zou zijn,
die mij tegen zou houden. Wij hebben bij die laatste
bijeenkomst niet veel woorden gewisseld. Al dadelijk
zag ik. hoe haar houding was.
„Nel, heb je het gehoord...?"
„Ja,... ik heb zoo'n medelijden met je!"
Ze schreide. Zou het uit medelijden met mij zijn, of
om het verlies, dat zij leed, omdat ze niet met mij. die
als een goede partij te boek stond, zou kunnen trou
wen! Ze bleef op een afstand van me staan. Vroeger
kon ze, ln een vreugdekreet, mij met open armen tege
moet treden. Nu zag ik haar bangheid.
Ik keek haar aan. Wat was ze toch mooi. O, wat her
innerde ik me nu den avond van onze eerste ontmoe
ting. Het was in Concorla (Militaire sociëteit te Welte
vreden). Gerharz speelde een wals, een van die oude
meesleepende walsen van den ouden Strauss, die her
inneringen aan. jeugd en vreugde, die opwekken het
"verlangen een mooie vrouw in de armen te nemen, ver
getende de menschen om je heen. Ik heb altijd van wal
sen gehouden. De eenige dans van hartstocht, de eenige
dans die vergeten doet Ik zou, als ik een dochter had
gemaakt en maakte zich al gereed in den nacht van 24
Juli na sluiting om 3 uur gereed om de kas op te ma
ken, toen hij op onaangename wijze werd gestoord door
'n clubje herrieschoppers, die zich tot taak schenen te
hebben gesteld om zijn kraam eens in elkaar te heng
sten. Vooral onderscheidde zich de 2S-jarige dikhoof-
dige landkrabber Jan K, die de heele deur uit de kraam
rukte en den geplaagde Piet Keetman zoo rebelsch
maakte, dat deze 'n ijzeren pen greep om Jan daarmede
eens af te troeven. Doch ook Jan bleef niet werkeloos,
hij gTeep 'n soort paal en gaf daarmede Piet een ge
voelige tik op zijn zclder-etage, r.»et gevolg dat Jan
als verdacht van mishandeling, heden de zondaarsbank
sierde en, mede op grond van zijn niet geheel smetteloos
verleden, werd veroordeeld tot f 50 boete of 50 dagen.
Voorts werd hem beloofd: Nog eens zoo'n pretje en Jan
sukkelt de kiekeboe in.
DE BAAS WERD DE SIGAAR
De metselaarsassistent Gerard V. uit Katwijk bevond
zich op 1 Juli met zyn jeugdigen werkgever Blom op de
Heldersche kermis. Men amuseerde zich bovenmate, ook
in de bekende autotent. De baas had de portemonnaie
en stelde zijn knecht aan als kassier belast met de uit
gaven. Deze kweet zich met veei ijver van deze taak
en was zoo vrijpostig toen hij de vertering betalen
moest, om tegelijk voor zijn moeite en de eer van zijn
aangenaam gezelschap een bankje van f 40 achterover
te drukken. Hij is inmiddels, toen hij nattigheid voelde
naar het buitenland vertrokken en zal bij eventueele te
rugkomst wel eenige voorzorgen mogen nemen, er ar de
politierechter hem heden tot 2 maanden lik!: heeft
veroordeeld.
ZIJN IDIAAL NOG NIET BEREIKT.
De 28-jarige metaalbewerker Jacob M. te Alkmaar, is
een proletariër, wien3 maatschappelijke opvatting niet
gedogen, dat hem eenig wettelijk gezag wordt opgelegd.
En toen in den laten avond van 27 Juli een agent van
politie hem waarschuwde dat hij een overtreding be
ging, door een tweeden persoon te vervoeren op een
rijwiel, dat daarvoor niet is ingericht, nam hij in zijn
gezagsverachting daarvan geen notitie, wat den agent
noopte, ook wat krachtdadiger op te treden. Het gevolg
was een knokpartij, waarbij de agent die zijn handen
vol had aan den stevigen Communist, kwam te vallen
en mishandeld werd. Echter kwam assistentie opdagen
eh cie recalcitrante metaaldraaier arriveerde aan het
politiebureau in ook niet bepaald ongerepten toestand.
Heden stond hij terecht en werd, onder waarschuwing
dat bij herhaling gevangenisstraf zou worden opgelegd,
veroordeelt tot f 40 boete of 40 dagen.
EEN BOER MET MOKER JATTEN.
De stekelepikker Corenlis H. had in den avond van
28 Juli op den Middelweg te Heerhugowaard fietsend,
de treurige aardigheid een der dikke spiegelruiten van
een autobus der firma Kok en Tuinman met zijn be
paald keiharde knuist in te meppen. De glasscherven
verwondden een in de bus aanwezig jongetje, zoo gewel
dig dat een slagader werd doorgesneden en alleen spoe
dig medisch ingrijpen hem voor doodbloeden behoedde.
De baldadige ruitentikker stond heden terecht en werd
tot f 30 boete of 30 dagen veroordeeld.
FAMILIEVERKWIKKE-
ONVERKWIKKELLJKE
LING.
De heer Carel H. Cl. B.. automonteur te Amsterdam
stond terecht wegens het niet alledaagsche feit, dat hy
op 18 Juli zijn 22-jarige zuster Rika die te Schagen als
op 18 Juli zyn 22-jarige zuster Rika die in die dagen te
...arme kerel, ik een dochter... haar niet den wals laten
dansen met den eerste den beste. In den wals zie ik
een overgave. Ik heb met haar gedanst dien avond. Vele
keeren. En ik heb haar weer ontmoet. Vele keeren.
Eens hadden wij met een gezelschap van familieleden
een tocht gemaakt naar de Papandajan (Vulkaan bij
Garoet).
Heel vroeg ln den ochtend vertrokken wij. Nog was
er de nacht, nog stond de Tjikorai zwart tegen den don
ker blauwen sterrenhemel. De nachtstilte was om ons
en de koele nachtwind, die van de bergen kwam. Nog
was het gesnerp der krekels, het' luidruchtig gekwaak
van de kikvorschen in de sawahs, die van den voet van
den berg tot in het dal zijn gegleden.
Gidsen met fakkels gingen ons voor. De duisternis
week voor ons uit, voer het licht der flambouwen.
Dreigend stond de Papandajan. Donker als ineenge
vloeid met den hemel. Door het nachtstille dorp Tsjise-
roepan trokken wij bergopwaarts. Zij reed naast me,
haar paard door een staljongen vastgehouden. Gehuld
in haar mantel, klonk haar lach telkens op, als haar
paard even struikelde op den weg. vol groote steenen.
Wat gek! Ik heb altijd gehouden van vrouwen in wollen
kleeding of mantels gehuld. Ik herinner het me nog toen
ik in Holland was. Ik heb altijd het verlangen, als ik
vi ouwen in mantels zie, beschutting zoekende tegen de
koude, om ze in mijn armen te nemen, om ze te verwar
men. Een warmte-zoekende vrouw geeft iets intiems.
Vooral hebt ge dat verlangen, als ge de vrouw lief
hebt. Komt dan niet het gevoel in U op om haar te
beschermen en te beschutten en vindt ge niet, dat ge
dat het best doen met je sterke mannenarmen? Zij
had den mantel omgeslagen en telkens keek ik naar
haar. Ik had haar lief en ik zocht een middel om het
haar te zeggen een gelegenheid, waarin ik zou kunnen
spreken van mijn liefde. Wat dacht zij op dien nachte-
lijken tocht, waarbij wjj de anderen achter ons ha xlcn
gelaten? Wat dacht zij, als zy telkens zag, dat ik naar
haar keek, haar oogen zocht?
„Heerlijk niet, zóó die tocht?" zeide ze in verrukking.
„Ben je niet bang", vroeg ik om ook wat te zeggen.
„De anderen zijn ver achter. Ben je niet bang zoo alleen
met mij?"
Ze keek me aan en lachte. Toen meende ze me zeker
iets aangenaams te moeten zeggen: „Met jou ben lk
niet bang".
Ik dacht aan die woorden, toen zij voor mij, den me-
laatsche, haar angst niet verborgen kon houden. In
dagen van leed, in dagen van ongeluk, herinnert men
zich heel goed de woorden, in dagen van geluk ge
sproken.
De donkere nacht, die onze paarden voorzichtig den
berg deed opgaan, omhulde ons met een intimiteit, met
Schagen verblijf hield, een blauw oog had geslagen of
gestompt.
liet meisje had haar oudsten broer, die belast is met
de regeling der nalatenschap der overleden ouders,
daarover een minder aangename, om niet te zeggen be-
leedigende brief geschreven en de heer B. kwam, ver
gezeld van zyn 'beide broeders Qerard en Maarten Bos
naar Schagen om zus Rika daarover eens ter verant
woording te roepen. Die conferentie had tot resultaat
een hevige woordenwisseling, waarbij broer Karei alle
courtoisie üit hét oog verloor en zijn zuster een stevige
watjekou toe diende. De zus ook geen poesje om oage-
handschoend op je knie te nemen, liet zich aftuigen en
deed klachten wegens mishandeling, waarop heden de
familieruzie in de rechtzaal nog eens meer dan dunne
tjes werd overgedaan.
De politierechter had althans 'n reuze karwei om baas
te blijven en het scheelde maar 'n haar of de opgewon
den en hevig debatteerenda en cxpliceerende broeder
Karei was uit de zaal gezet.'
Aangezien echter de zuster ook niet geheel correct
was opgetreden, werden verzachtende omstandigheden
in acht genomen en verdachte tot slechts f 7 boete of
7 dagen veroordeeld. Meneer ging echter met dit milde
vonnis absoluut niet accoord. Hij scheen van oordeel te
zijn, dat de politierechter hem eigenlijk had behooren
te feliciteeren met zijn manier om zijn opstandige zuster
op haar plaats te zetten en hij verdween al protestee-
rend uit de zaal, om onmiddellijk hooger beroep aan te
teekenen. Het is echter sterk te betwijfelen of hij daar
veel plezier van zal beleven.
ER HEERSCHT NIET ALTIJD EEN KLUNDER EN
THEUNISSENSTEMMING IN HET HAVEJDOZE PA
LEIS VAN JUSTITIE! MINISTER DOI\VER TEN
DIEPSTE GEKWETST.
De gewetenlooze kermisgast Simon B. was op 3 Juli
zoo ongemanierd, zijn ex. minister Donner een gevaar
lijke zenuwschok toe te brengen, door te Helder, ter ge
legenheid van het kermisfeest, in de Spoorstraat de
aanwezigen te animeeren, deel te nemen aan een schan
delijk hazardspel door middel van dobbelsteenen en een
blikken dobbe'.beker!
Hij wist zelfs met duivelachtige slimheid twee roeke-
looze personen te bewegen aan dit spel der ongerech
tigheid deel te nemen en de zaligheid hunner ziel in ge
vaar te brengen. Maar gelukkig naderde spoedig agent
de Gloppcr en wist dit ijdele spel der boosheid en listen
des duivels al ras te beeindlgen, door de onwaardige
voorwerpen in beslag te nemen en den snooden Simon
op den bon te kwakken. Met het verblijdende resultaat,
dat de booswicht en snoodaard, het onnoozel menschdom
belagende met dobbelsteen en dobbelkroes, heden tot
f 25 boele of 25 dagen werd veroordeeld.
DE HOOFDGETUIGE WAS VOOR ALTIJD VER
TROKKEN.
Op 4 Augustus ontstond in het café van den heer van
Schaik te Koedijk een ruzie tusschen den 19-jarigen
polderwerker G. A. uit Emmen ln Drente, welke per
soon werkzaam was aan de wegverbetering, en den 33-
jarigen arbeider Hendrik v. Diepen uit Warmenhuizen,
waarbij de poestige Drentenaar zijn mes trok en van
Diepen een bloedende wonde in de wang toebracht. De
wond was niet zoo heel gevaarlijk, doch had een nood
lottig verloop, daar van Diepen in het ziekenhuis te
Alkmaar aan infectie overleed.
De dader, die heden terecht moest staan, was niet ver
schenen. De officier vorderde met het oog op den ernst
van het feit 1 maand gev„ doch de politierechter, in het
licht stellend, dat de dood van den gewonde in geen
verband stond met de verwonding, achtte verdachte, die
overigens gunstig bekend stond, genoeg gestraft, met
f 50 boet of 50 dagen.
het gevoel bij elkaar te behooren. En ik had niet den
moed haar te zeggen, hoe lief ik haar had.
Toch begreep ik, dat ik haar niet onverschillig was en
vroolijk door die zekerheid, zette ik de koelies tot vlugger
gaan aan. In een drafje namen wij een zware helling
en lachten om onzen durf. Beneden ons hoorden wij,
in den stillen nacht, de stemmen van de anderen. Zoo
trokken wij verder, tot wy de scherpe zwavellucht ro
ken en aan den voet van den ouden krater van onze
paarden sprongen. Vóór ons ging de gids; de koelies
en de paardenjongens bleven achter. Zoo strompelden
we tegen den weg op, bezaaid met stukken steen en
brokken lava.
Wij zagen eindelijk voor ons de sissende, de suizende
kraters van den Papadanjan, we hoorden het geraas
als van een onderaardsche smidse en zagen de gele
zwaveldampen opstijgen.
Toen keerden wij ons om, in vermoeden, dat daar wel
het dal zou zijn.
En achter te Tjikoeral (berg tegenover de Papadajan)
zagen wij het licht van den komenden dag. Vóór ons
lag het geweldige landschap nog in schemering. In zach
te tinten verkleurde de hemel. Het waa grootsch en
overweldigend. Bij zulk een panorama, waar aan den
horizont de bergen oprijzen, waar de ochtenddampen ln
grillige vormen optrekken, langzaam vluchtende voor
het warme zonnelicht, dan voelt men zich in aandoe
ning. In aandpening om de schoonheid... dan voelt men
tot zich komen een levensgeluk om de wonderlijke
schoonheid van de natuur.
Ik denk er vaak aan als ik 's morgens over de ber
gen, welke de kolonie der melaatachen omringen, den
dag zie ontwaken.
Een machtige aandoening greep me aan. Ik wist me,
gelukkig, niet alleen te zijn en ik greep haar hand. Z«
liet dat toe. Ik wist, dat ze me Hef had en ik was g®»
lukkig. We bleven, hand aan hand als kinderen. Ui
zwijgende bewondering kijken. Niemand durfde, door
de hand terug te trekken, die heerlijke momenten ver
storen.
Eindelijk vulde zich het dal met licht, met schitte
rend zonnelicht. De zon was achter de bergen opge
komen.
Geliefde" zei ze. Toen legde ze haar hoofd, met de
glanzende lokken, waarin zonnelicht werd weerkaatst,
op mijn schouder. Wij gaven elkaar den eersten kus
van liefde.
Achter ons was het geraas als van een stoompijp van
de Papandajan.
Wat heb ik mij dien dag gelukkig, gevoeld!
Wordt vervolgd.