- De Wereldreis van - Dicky en Dirrekie Durf DE VERKEERDE JONES. SLUITINGSAVOND WINKELWEEK. Kort verhaal Plaatselijk Nieuws. Naar het Amerlkaansch van CARRIE LOUISA SHAW (Nadruk verboden). De middagzon scheen vreedzaam in de eetkamer van Mr. Benson, toen deze met zijn wedajBhelft aan hun eerste Zondagslunch in Emsville zaten. „Het kan me niets schelen, Arthur", zei mevrouw Eenson op zeer gedecideerden toon." (Ze sprak tegen haar man meestal op gedecideerden toon) nu lk ge dwongen ben in dit onmogelijke gat te wonen, wil ik er tot tot de élite behooren," en met dezelfde beslist heid, als waarmee ze sprak, legde ze haar mes en vork neer. „Elite!", smaalde mr. Benson. „Dat woord is een voudig nonsens in een stad als deze. Waarom kun je om te beginnen niet met je buren omgaan? Ga dat kleine mevrouwtje eens opzoeken, dat den eersten dag bij je is geweest..." „Schei alstjeblieft uit!, was het snauwend-gegeven antwoord." Mijn natuur is ingesteld op de hoogere dingen In het leve»; kunst... muziek. Ik kin niet met banale menschen omgaan. Maar je schijnt me niet te begrijpen: je hebt me trouwens nooit begrepen." Ze zuchtte vermoeid. „Als ik maar vijftien jaar kon terugtellen!" Mr. Benson wist uit ervaring, dat deze woorden de ouverture vormden van een langen, maar ailes-behalve plezierige monoloog en tactvol bracht hij het gesprek op een ander onderwerp. „Kijk", zei hij, „de kerk gaat Juist uit." De belangstelling van de naar-hooger-strevende dame was gewekt. Ze wierp een vluchtlgen blik naar buiten, liep toen naar de kamerdeur en riep in de richting van de keuken: „Alice!" Een jonge negerin kwam vroolijk de kamer binnen. „Je moet me eens vertellen, wie daar zooal voor bijgaan", zei mevrouw Benson tegen haar zwarte go- dienstige. „Die daar is mevrouw Williams van hier naast, de vrouw van den rechter, die ken lk al, maar... „Kijk, mevrouw, gauw," viel de negermeid haar in de rede," die oude heer die daar voorbijgaat, dat is me neer Jones. De heel stad hoort van hem... dat zeggen ze tenminste." „Zoo, is dat advocaat Jones? Hij ziefcfrr niet uit alsof hij in dat mooie oude huis waar hij woont, thuishoort. Je kunt wel afruimen, Alice: we zijn klaar". Toen het meisje de kamer uit was, wendde mevrouw Benson zich naar haar man, een en al opwinding. „Arthur, we moeten op een of andere manier zien, dat hij een middag komt eten. Hij is een oude alleen wonende heer en het is dus heelemaal niet ongepast om hem te vragen. Dat zou een mooi begin zijn voor onze conversatie hier. Zie je geen kans om met hem in kennis te komen?" Benson aarzelde. „Ik wou, dat je die idiote ideeën maar uit je hoofd zette", mopperde hij tenslotte. „Het is net zoo goed in jouw belang als in het mijne", protesteerde mevrouw Benson verontwaardigd." Maar je hoeft je geen moeite te doen. Ik kan hier met de beste kringen in aanraking komen zonder Jouw mede werking!" Den volgenden middag kreeg ze haar kans. Ze had boodschappen gedaan en was op weg naar huis, beladen met een heirleger van groote en kleine paketten. Haar voet kwam in aanraking met een lossen steen in het plaveisel, ze struikelde bijna en een paar pakjes vielen op den grond. In een oogwenk had een oude man ze opgeraapt en hij overhandigd© haar haar bezittingen met een beleef de buiging. Het was de oude heer Jones; ze herkende hem onmiddellijk. „O, dank U zeer", zei mevrouw Benson poeslief. „Ik vind het erg vriendelijk van U." „O, dat is een ding van niks, mevrouw." Misschien kan ik Je wel een handje helpen met dragen; ik mot toch dezelfde kant uit. U bent toch mevrouw Benson, niet?" Mevrouw Benson vond dat de oude advocaat er een zonderlinge manier van praten op nahield, maar hij wis pen vreemde oude heer, had ze al gehoord. Ze beant woordde zijn -vraag met een bevestigende hoofdknik. Mevrouw Benson merkte op dat haar cavalier zeer onverzorgde om niet te zeggen slecht-gewasschen han den had en dat koffiedruppels een uitstapje hadden gemaakt naar de revers van zijn jas. Maar het bezit van een paar millioen dollar is voor sommige mon- schen een excuus voor slordigheid en slechte manieren en mevrouw Benson was een van deze menschen. Ze vond haar begeleider „een origineelen ouden heer". Een menigte gordijnen bewogen op een verdachte manier toen zij passeerden. Het was niets minder dan een triomftocht deze korte wandeling naar huls. bege leid door den rijksten man van de streek. Toen zij haar huis naderde, rende het kloine mevrouwtje Williams die het tweetal had zien aankomen, terwijl ze op de veranda stond, haastig naar binnen en even later be wogen haar gordijnen zoo heftig, dat die beweging on mogelijk door het zachte zomerbriesje dat er stond, veroorzaakt kon zijn. De oude man reikte zijn begeleidster de pakjes en bleef treuzelend staan, alsof hij nog iets verwachtte. „O, komt U binnen, dan kunnen we op de veranda een kopje thee drinken." animeerde mevrouw Benson. „U bent heel vriendelijk," zei de man, kennelijk bui tengewoon verrast en hij volgde haar de stoep op. Ze installeerde haar gast op de veranda; zóó, dat de buren en voorbijgangers het volle gezicht op hem had den en toen ging ze heen om Alice. die zich onledig hield met aardappelen schillen, instructies te geven. „Vooruit," haal het zilveren theeservies uit het buf fet en wrijf het goed af en zot theewater op. Schiet een beetje op alsjeblieft, meneer Jones zit bulten op de ver anda." Alice staarde haar meesteres in oprechte en eerbiedige verbazing aan. „Wel, mevrouw, dat hebt u ook vlug klaargespeeld," zei ze vertrouwelijk, „geen familie hier in de stad heeft »hem ooit zoover kunnen krijgen; het is zoo'n vreemde oude heer." Mevrouw Benson antwoordde met een superieur glim lachje. „Waarschijnlijk vindt hij geen van die menschen de moeite waard om mee om te gaan. En maak nu een beetje voort." 'Mevrouw Benson keerde naar de veranda terug om haar gast aangenaam bezig te houden. De conversatie vlotte wel niet bijzonder, maar de gastvrouw deed haar best. De spaarzame opmerkingen van meneer Jones waren niet bijster belangrijk; hij had het in het bijzon der over den prijs van de kropsla en over het weer. Na een pijnlijk hiaat in 't gesprek dat minstens drie minu ten duurde, vroeg mevrouw Benson, of meneer Jones haar vader niet gekend had, die in een naburige plaats als advocaat gevestigd was geweest. De oude man plukte peinzend aan zijn dunnen grij zen baard. „Laat eens kijken.... ja, lk geloof het wel dat ik me het herinner... Taylor... Bob Taylor... een glad gezicht... rood haar... „Ja, dat was mijn vader!" riep de gastvrouw stra lend. „Eigenaardig dat U hem gekend hebt. Ja, ja, de wereld is maar klein!" Toen Alice met het theeblad kwam, schrok ze zóó, dat ze alles bijna uit haar handen liet vallen en ze staarde den bezoeker zoo onbeleefd lang aan, dat haar meesteres haar een scherpe terechtwijzing gaf. Maar een oogenblik later had ze spijt van haar heftigheid; ze schreef Alice's verwarring toe aan het feit dat het meisje terecht onder den Indruk was geweest van het hooge bezoek. Ten laatste stond meneer Jones op om heen te gaan. Op dat oogenblik zat mevrouw Williams openlijk op haar eigen veranda en wierp uit den hoek van haar oog nieuwsgierige blikken naar het huls van haar buren. Mevrouw Benson nam met ostentatieve Intimiteit af scheid van haar bezoeker, maar zo was teleurgesteld, dat een uitnoodiging tot een bezoek aan het mooie, groote huis achtei'wege bleef. Nadat meneer Jones was heengegaan, hing ze nog wat op de veranda rond, ho pende op een gelegenheid om haar victorie uit te kraai en tegen haar buurvrouw. En de buurvrouw gaf haar de vurig begeerde gelegenheid. „Dag mevrouw Benson," riep ze. „Het is te mooi weer om binnen te zitten, nietwaar?" „Ja, hè" was 't antwoord. „Echt weer om buiten thee te drinken!" Ze wachtte een oogenblik. „Een eigenaardige oude heer, die meneer Jones, vindt u ook niet?" „Ik ken hem niet," antwoordde mevrouw Williams ge reserveerd. Mevrouw Benson meende smeulende jaloezie in den toon van haar buurvrouw te hooren en haastte zich om den vlam aan te blazen. „Hij was een groote vriend van mijn overleden vader Ze hebben van jongs af aan hetzelfde beroep uitgeoe fend en zijn daardoor natuurlijk kolossaal intiem ge worden." ,Ja." De stem van mevrouw Williams was zoo hard en koud als een ijsschots. Dit was het einde van de conversatie en met de op merking vol onbedoelde ironie dat het een beetje koel begon te worden, retireerde mevrouw Benson naar binnen. Toen ze In de huiskamer kwam, werd ze opgewacht door een zich hoogst-zondcrllng gedragende Alice, die er uitzag alsof ze barsten zou, als ze niet direct haar hart kon luchten. „Ik dacht dat U zei dat advocaat Jones bij U op de thee was?" verklaarde de negerin met iets van veront waardiging in haar stem. „Die was er Immers ook, je hebt hem met je eigen oogen gezien!" antwoordde mevrouw Benson verbaasd. „Die man die bij U op de veranda zat? Dat was de oude Pop Jones, de portier van de Credietbank. Hi, hi hi." grinnikte het negermeisje, toen ze het doodelijk ver schrikte gezicht van haar mevrouw zag. „En je hebt hem me gisteren aangewezen als den ouden advocaat Jones. Alice schudde energiek het hoofd. „Heusch niet, mevrouw. Dan moet U naar den ver keerden man hebben gekeken." En weet grinnikte ze, zoo hevig nu dat het verradelijk veel op een grijns leek. En grijzende negerinnen zijn verre van fraai. Met al de waardigheid waarover ze op dit tragische oogenblik beschikte, dat was niet overmatig veel, ver liet mevrouw Benson de kamer. Ze liet zich ergens in een stoel neervallen en begroef haar gezicht in de han- dne. O, wat een afschuwelijke vernedering! Die vreese- lijke, ongewassen en half-haveloozo oude man, met wien ze door de hoofdstraat had gewandeld in geanimeerde conversatie! En die bewegende gordijnen! En die thee- drinkerij op de veranda! Wat ze voor jaloezie in den toon van mevrouw Williams had gehouden, was natuur lijk niets anders dan een afwijzing van allen verderen omgang. En toen flitste het ergste van alles door me vrouw Bensons geheugen. Ze had haar buurvrouw ver teld dat haar vader en de oude Pop Jones collega's wa ren geweest van der jeugd af aan, en kolossaal intieme vrienden! De oude Jones, de ongewasschen, armoedig gekleede portier van dé „Credietbank". Ze haalde een blinkende dollar uit haar tasch en stevende naar de keuken. „Alice," zei ze streng, „Zeg er niets van tegen mijn man dat er vanmiddag bezoek is geweest En hier dat is voor jou!" En ze stopte het meisje den dollar in de band. DE GOEDMOEDIGE COLLEGA. (Lustige Sachse.) Maak je maar geen zorgen, Max. ik zal met je weduwe trouwen! HELP U ZELF. De ziektevereeniging „Help U Zelf' te Schagen ontving in het 3e kwartaal aan contributies f300.15, terwijl de uitgaven f307.70 bedroegen, een nadeelig saldo dus van f7.55. Bij 8 leden kwamen 255 ziektedagen voor, die eene uitgave van f251.25 vereischten. AUTO TE WATER. Donderdag geraakte nabij Tjaarsdorp door een stuurdefect de vee-auto der fa. A. Spoor te Dirkshorn te water. De motor van de auto bekwam wat water schade. De chauffeur trof geen letsel. Door den red dingswagen van de fa. Blaauboer en Kossen werd de auto weer op het droge gebracht. NEPERLANDSCHE MIDDENSTANDSSPAARBANK, KANTOOR SCHAGEN. Aan bovengenoemd kantoor werd in den loop der maand September 1929 op spaarbankboekjes inge legd f4540.71, terugbetaald f955.—, derhalve meer ingelegd dan terugbetaald f3585.71. Het aantal nieuw uitgegeven boekjes bedroeg 3. JAARLIJKSCHE FOKVEEDAG. In de heden te Schagen gehouden vergadering van afgevaardigden van de in omliggende gemeenten van Schagen gevestigde Rundveefokvereenigingen, werd besloten de jaarlijksche fokveemarkt en keu ring, waarvoor door de Vereoniging tot het houden van Paaschtentoonstellingen te Schagen, wederom f100 is toegezegd, te houden op Donderdag 31 Octo- ber 1929, en waarvoor bereids aan het Gemeentebe stuur van Schagen de beschikking van het terrein achter café „de Posthoornis aangevraagd. De keuring zal omvatten twee rubrieken, nl. een voor Stierkalveren en een voor Kuikalveren. Voor de fokveemarkt kunnen alle geregistreerde dieren worden, ingezonden; evenals voor de keuring moet hiervan aangifte worden gedaan met opgave van afstamming, met een melklijst, voor of op 24 Oc- tober e.k. aan den heer J. D. Klare te Schagen, op dat een volledige catalogus kan worden uitgegeven. Deze mededeeling is gericht aan de Rundveefok vereenigingen te Wieringerwaard, Wieringcn, Koe gras, Noord-Zijpe, Sint Maartensbrug, Dirkshorn, Nieuwe Niedorp en Barsingerhorn. THEATER ROYAJL. Deze week draalt in het theater Royal het filmwerk: „Na den Storm", welks titel reeds doet vermoeden, dat het hoogtepunt ervan is gelegen in den geweldigen ty phoon, die kapitein Dane's schip, de „Samson", overvalt en bijna doet vergaan. Kapitein Martin Dane is een vrouwenhater. „Bruin zwart of blond ik haat ze allemaal." zegt hij tegen zijn zoon Joe, den tweeden stuurman, waarom, dat zou hij hem later wel eens vertellen. Het bezoek van Joan Wells is hem dan ook niet aangenaam. Ondanks de bede van haar stervende moeder om het meisje mee te nemen naar verwanten in San Francisco, weigert hij haar als passagier© aan boord te nemen. In een goed hartige opwelling staat hij haar echter toe de reis medé te maken als hulp van den kok. Het is Dane een doorn in het oog te bemerken, dat Joan en zijn zoon Joe elkaar van het eerste oogenblik af liefhebben. Zijn tegenzin in een huwelijk tusschen hen lijkt uiterst onredelijk. Als Joe echter zijn zin wil doordrijven, komt het tot heftige botsingen tusschen vader en zoon, en eerstgenoemde besluit ten slotte Joe zijn levensgeheim te openbaren. Hieruit blijkt, dat kapitein Dane een alles behalve ge lukkigen levensloop achter den rug heeft, doch het heeft niet de verwachte uitwerking. Joe vlucht met Joan van het schip weg in een boot, nu hij de toestemming van zijn vader niet kan krijgen. Zij worden echter door een heftige orkaan overvallen, zoodat het kleine bootje weldra hulpeloos aan de golven ia overgeleverd en kapitein Dane, die van de vlucht der jongelieden gehoord heeft, zoekt hen tevergeefs aan den wal. Daar bemerkt hij, hoe zijn matrozen een vrouw wegdragen, die doodelijk gewond is door een ont wortelde palm. Hij komt naderbij en herkent tot zijn groote verbazing Molly O'Doone. In dit stervensuur be kent zij hem, dat niet Mary, maar zij degene is geweest, die hem aan de politie verraden heeft. Wroeging en angst voor het leven van Joan en Joe beklemmen hem. Aan boord teruggekeerd is het Hop, de kok, die de twee schipbreukelingen ontdekt. Krampachtig klampen zij zich vast aan de omgeslagen boot, doch lang kunnen zij het niet houden. Dan neemt de oude kapitein een kloek besluit met een touw om zijn middel gebonden springt hij overboord en redt zwemmende de twee vluchtelingen. Als de storm voorbij is en de elementen uitgeraasd, heeft een kleine plechtigheid plaats aan boord van de Samson. „Als Kapitein van dit schip verklaar Ik U man en vrouw" zijn de woorden, waarmede Martin Dane het huwelijk sluit tusschen Joe en Joan en overgelukkig drukt de oude vrouwenhater de handen van zijn zoon en dochter. Donderdagavond had de feestelijke sluiting plaats van de winkelweek 1929, waarvoor de commissie vrij entrée had verleend, zoodat het dan ook zeer vol was ln het Noord Hollandsch Koffiehuis. Nadat de Harmoniekapel onder leiding van den heer J. Dol met eenige vroolijke nummers de stemming erin had gebracht, opende de heer M. J. A E. Buiskool als voorzitter der winkelweekcommissie den avond. Hij heette allen hartelijk welkom en sprak er zijn groot ge noegen over uit dat de belangstelling die de Commissie dit jaar voor haar werk had ondervonden, tot het einde toe was gebleven, getuigè de groote opkomst van dezen avond. De Commissie was zeer goed te spreken over de ondervonden belangstelling, die gunstig afstak bij wat vorige jaren wel eens was gebleken, en ook nu zulten er wel weer geweest zijn, die het nut van een winkel week in twijfel trekken, haar doelloos en nutteloos vin den, maar spr. zal nu niet opnieuw betoogen, waarom de winkelweek goed ls, doch volstaan met te constatee- ren, dat we met groote tevredenheid op 't resultaat mo gen terugblikken. Spr. deelt nu mede, wat vanavond op 't programma staat, namelijk: mededeeling van den 59. Alle drie hollen ze naar beneden: Ludovlcus Lenig heid, Dicky en Dir. ekle. De agent heeft In zijn heele leven nog niet zoo hard geloopen. Hij zoü wel op zijn motorfiets gesprongen zijn, maar het is gevaarlijk om snel een bergweg af te rijden en de diender is geschrok ken van het ongeluk, dat juist voor zijn verbaasde blikken heeft plaats gegrepen Dicky en Dirrekie hollen ook zoo hard ze kunnen het bergpad af. Zou de auto heel gebleven zijn... en Gerrit? denkt Dicky. Het kar retje kan heel veel hebben, want het is vervaardigd van rubber, maar zou het óók bestand zijn tegen deze krachtproef? En Gerrit ls niet van rubber hij heeft armen en beenen als een gewoon mensch. Hoeveel zouden er nog heel gebleven zijn? Niet zoo erg hard, Dicky, huilt Dirrekie, die pro beert haar broer bij te houden. Als je zoo ver voor uitloopt weet ik den weg niet meer en dan gebeurt er misschien een ongeluk... Maar DIckey roept terug: Och domoor, loop je eigen neus maar achterna... Dan kom je altijd beneden... 60. Aan den voet van den berg ligt de omgekeerde auto. Die heeft zich in elk geval goed gehouden. Er is niets bijzonders aan te zien. Zelfs de wielen zitten er nog aan. Maar hoe zijn de slachtoffers eraan toe? Die liggen er natuurlijk onder. Diender Ludovicus be sluit om de auto aan den achterkant maar eens op te lichten. Dan kan hij allicht zien of de stukken nog heel gebleven zijn... Maar nauwelijks heeft hij het karretje wat opgetild of er klinkt een vroolijke stem: Siesau, ouwe jongen, nou is je kossle gekocht... Goa 61. Hartelijk gefilesanteerd, meneer Gochum, met hel reuzensucc^s eu alsdat Uwes er nog maar lang ple zier van mag hebben, zegt de diender Ludovlcus Lenig heid, terwijl hij Gerrit de hand drukt. Als ik Uwes rajen mag, dan zou ik zegge... Uwes mot voor de film gaan speulen... Ken Je geld as water verdienen... Haur es diender, antwoordt Gerrit diep bewogen... ik hep nou 'n reuzebaontje as eerste stuurman op hst fliegende segaorekiseie... Maor as 'k es werkelaus mocht worre dan sel 'k Uwes 'n anbevelinkl© laote maar soet mlt Gerrit mal, dan sel je faurlauplg galn swaontjea meer jaoge! Dat 1b de stem van Gerrit, roepen Dicky en Dirre- kle verheugd. Wat een wonder! Hij is er goed afge komen. En ja hoor... daar verschijnt eerst het benauwde gezicht van Simon Swaantjesjager. Dan komt ook Ger rit voor den dag. Hij heeft Simon nog altijd stevig te pakken en zij heele tronie lacht. Alleen Simon kijkt erg bedenkelijk. Hij vindt het geval heelemaal niet aardig. schrave voor de fillemmaotschapplj... Je kunt op mé rekenen, Gerrit, belooft de diender. Dan salueert hij deftig en brengt Simon naar de auto van den dieren dokter. De motorfiets wordt er ook opgeladen en het heele stel vertrekt naar het polltiebuerau. Gerrit, Dicky en Dirrekie, weer fijn ln hun eigen karretje, wulven den diender nog een laatst vaarwel toe: Ajuus fao> wel, tot wai-ai-ai-der..,siens, zingt Gerrit met een stem als een verkouden nijlpaard.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1929 | | pagina 14