De grootste boogbrug ter wereld. Van Alkmaar de Victorie! DE SLECHTAARD De verschrikkelijke bekentenis van een verborgen misdadiger. Tot een van de grootste werken, welke tot nu toe ondernomen werden, behoort voorze- 1 ker de aanleg van de brug over de haven van 1 Sydney. Reeds meer dan een eeuw geleden kwam men op het denkbeeld, om deze brug te bouwen, en de plannen voor de uitvoering van dit enorme werk vormden dikwijls ge schilpunten bij de plaatselijke verkiezingen. Tenslotte is dan toch uitvoering gegeven aan do plannen. Het werk wordt uitgevoerd door de groote staal- en ijzerfirma Dorman, Long and Co. Ltd. te Middlebourgh. De voorzitter van den Raad van Toezicht van deze firma, Sir Arthur Dorman, die kort geleden zijn 81- sten verjaardag vierde, zeide in een interview, dat dit wel het grootste werk was, dat de firma moest uitvoeren, hoewel zij reeds belangrijke contracten had verkregen voor bruggenbouw in Egypte, den Sou- dan en Oost-Afrika. In het bijzonder mag genoemd worden de brug over de Tyne. De aanbouw van de ge- denkbrug in Bangkok, dwingt de firma om op de beide oevers volgens contract lusttuinen aan te leggen. De brug over de haven van Sydney werd aanbesteed voor de som van ruim f 50.500.000. Sindsdien heeft bo vengenoemde firma tegenslagen gehad door stakingen, invoering van 44-urige arbeidsweek, processen enz. Het Arbitrage-Hof heeft tot nu toe reeds meer dan f 4.800.000 bijgedragen in de kosten van een en ander. De brug zal een totale lengte hebben van 1260 meter en zal rusten op 28 pijlers. Het middenstuk van de brug heeft de grootste, spanning, van 550 meter. Men is met den bouw van de brug aan weerszijden begonnen. Aan de zuid zijde (het Dawes Punt Sydney City) is een deel van de brug over 4 pijlers gereed, de vierde pijler zelf nog niet. Aan de noordzijde (Milsons Punt) is men reeds bezig met de spanning tusschen den 4den en öden pijler. On geveer een vierde gedeelte van het werk Is dus reeds gereed gekomen. Elke pijler heeft een gewicht van 5500 ton. Op het werk zijn twee reusachtige elevators opgericht, welke elk een gewicht hebben van 600 ton en een hefvermogen van 120 ton. De kranen zijn 75 meter boven den zeespie gel geplaatst en zijn zelf nog 27 meter lang. Het ge wicht van een halve boog van de brug bedraagt 17.000 ton. Voor het werk heeft men aan elke zijde van de brug 128 kabels noodig, welke elk f 12.000 kosten. De kosten van deze kabels bedragen dus alleen reeds f 3.072.000. De arbeiders, die aan deze brug werken, moe ten wel stalen zenuwen hebben, daar één misstap, een enkele onvoorzichtigheid hun het leven kan kosten. Reeds zijn 3 werklieden als slachtoffer aan dit reuze werk gevallen. Verschillende moeilijkheden hebben den vooruitgang van het werk in ernstige mate belemmerd, doch de uitvoerders haasten zich zooveel mogelijk om het binnen den vastgestelden tijd af te leveren. Op het einde van het volgende jaar of begin 1931 zal het voornaamste deel van het werk voltooid zijn; ter wijl de brug in 1932 officieel in gebruik zal worden ge nomen. Naar verluidt, zal een van de Engelsche Prin sen bij deze gelegenheid naar Nieuw Zuid Wales over komen, om deze plechtigheid te verrichten. De brug is erop berekend, dat per uur 168 electrische treinen, 6000 voertuigen en 40.000 voetgangers haar zullen kunnen passeeren. Als bizonderheid mag worden vermeld, dat over de brug geen tramlijnen zullen worden aangelegd. of Vrij naar het Engelsch bewerkt door SIROLF. (Nadruk verboden.) Wanneer ik deze vreeselijke dingen uit mijn leven neerschrijf, is dat niet alleen, omdat het mijn gewe ten verlicht, maar ook, opdat de jeugd er zich aan kan spiegelen en erdoor gewaarschuwd moge wor den. Daarom zal ik alles eerlijk en onverbloemd bloot leggen. Ik word dan op zeer jeugdigen leeftijd geboren, in hetzelfde huis waarin ik nu nog woon, en dat nu, dank zij harden arbeid in mijn latere leven, en de omstandigheid dat mijn vader het mij naliet, mijn eigendom is. Weinig kon ik in mijn prille jeugd den ken, dat ik later het zwarte schaap van mijn familie zou worden, en zoo in koelen bloede orde en recht met voeten treden. Soms denk ik, dat ik al deze vree selijke dingen in krankzinnigheid heb gedaan. Het scheen al vroeg in mij te zitten. Ik herinner me, dat ik als kleine jongen van zeven jaar een appel met mijn broertje moest deelen. Toen heb ik met voor bedachten rade en na rijp overleg de grootste helft voor mezelf gehouden! Sedert dien heb ik mij met mijn broeder verzoend. Hij woont nu in Florida en heeft een groote fruit- - Gezicht vanaf een der to rens (Dawes Punt) van de brug op de twee fundamentenwelke elk een gewicht van 20.000 ton moeien kunnen torsen. De aan nemer van dit reuzenwerk is de beroemde staal- en ijzerfirma Dorman, Long and Co Ltd. uit Middlebrough. De zuidzijde van de brug. Gezicht op de zuidelijke bogen. Men ziet hier een deel van het pad voor voetgangers, dat voor een gedeelte is gereed gekomen. De brug is berekend op een maxi mum passage per uur van 168 electrische treinen, 6000 voertui gen, en 40.000 voetgangers. Het ontwerp van de brug, tvelke men thans bouwt over de haven van Sidnèy, de hoofdstad van Nieuw Zuid Wales. De kosten van deze brug, welke in 1932 ge reed zal zijn, kunnen volledig worden gesteld op f 60.000.000. kweekerij. Ik he*b hem onlangs geschreven, hoe laag ik jegens hem handelde. En het is een groote troost voor mij, te weten, dat hij mijn euveldaad heeft ver geven. Een. dag of wat geleden kreeg ik een mooie brief van hem, waarin hij zei, dat we die geschiedenis nu maar moesten begraven. Van den appel naar iets ernstigers was slechts een enkele stap. Ik herinner me, hoe ik op een duiste ren, triesten dag mijns levens in het Vondelpark wan delde. ZoQ_diep was ik reeds gezonken, dat ik op een zeker óogenblik, ondanks de borden „Verboden op het gras- te loopen', met opzet en expres door het gras liep! Een paar dagen geleden heb ik dit misdrijf uit mijn jeugd aan het Vondelpark-bestuur bekend in oen brief, waarin ik mijn verontschuldigingen aanbood en ik ben erg blij, een heele mooie brief van ze te hebben ontvangen,'dife1 luidde: „Meneer, uw brief ont vangen. Van den inhoud namen wij nota. Hoogach tend, enz."* Eenmaal op het slechte pad, verviel ik van kwaad tot erger. Op zekeren dag plukte ik een bloem af van een struikje, dat mijn vader met veel moeite en zor gen in den tuin gekweekt had. Toen mijn vader het zag, bulderde hij tegen mij: „Wel voor den drommel dit-en-dat, wie heeft dat gedaan?" „Vader", zei ik, „Ik kan de waarheid niet zeggen, het was een ander jongetje!" Toen keek mijn vader mij met een waardeerende blik aan, klopte mij bemoedigend op den schouder en sprak: „Ik ben trotsch op je, mijn zoon; je kunt de waarheid niet zeggen, nietwaar? Wel, mijn jongen, eens zul je een groot politicus zijn." Toen ging het snel bergafwaarts. Ja, ik kwam zelfs zoover al is het moeilijk om te gelooven, toch is het de zuivere waarheid! dat ik op zekeren dag, toen ik nauwelijks twee en twintig jaar was, stiekum wegliep naar een boschje en een heele sigaret op rookte, zonder dat mijn vader het wist! En twee jaar later rookte ik zelfs een pijp! Toen ging het al snel ler en sneller omlaag in den poel des verderfs en ik kwam zoover, dat ik elke maand op een avond naar een herberg ging, waar ik mijn evenslechte kamera den ontmoette, en waar wij niet alleen sigaretten rookten, maar ons ook overgaven aan slechte spelen als kien, domino en „ik zie, ik zie, wat jij niet ziet!" Dan kwam er een dag, dat ik mijn meester bedroog. Ik was op een kantoor en-mijn baas ging dien mid dag vroeg naar huis. Het was mijn plicht van 's mor gens acht tot 's avonds zes op-het kantoor te zijn. Dien middag kon ik aan mijn zucht tot kwaad-doen geen weerstand bieden. En ik ging tien minuten vóór zessen al naar huis! EEN OPLOSSING. (Passing Show.) Laten we een andere straat gaan nemen, Bill, deze is veel te hard. IX. En Kabeljauw springt op en drukt de hand van den wakkeren van Teylingen. „Edel man, geen Spaansch krijgsknecht binnen de wallen, zoolang ik een rapier kan hanteeren, en gij naast mij staat." „En moeten nu." valt op eens van Houten in, „die twee mannen alleen den handdruk van trouw wisselen, en wij van verre staan. Neen, Burgemeester van Tey lingen, neen, gouverneur Kabeljauw, ik doe mee in uw verbond, ik deel ook in uw belofte en tot teeken, ziedaar ook mijn hand." Nu snellen ailen toe en belooven elkander trouw tot ln den dood. „Naar buiten, mijn heeren!" roept van Teylingen, „het volk moet ons eendrachtig zien en onze beslissing vernemen." „Ze komen buiten!" schreeuwen de burgers, die boven op den trap de beweging in de zaal gezien hebben, en het volk maakt ruim baan. Daar staan de vroedschap pen op den trap. 't Is een gejoel en geschreeuw, dat hooren en zien vergaat: nog erger dan op den 16 Juli 1.1., toen Noir- carmes de stad opeischte. Van Teylingen wenkt: 't is dadelijk alles stil. „Mannen en vrouwen van Alkmaar! we hebben een gewichtig besluit genomen. De Spanjaard verlangt binnen gelaten te worden, hij belooft genade, en toch we houden de poorten gesloten. We zullen ons verdedi gen. Bange dagen zullen er komen, onrustige nachten, waarin het krijgsrumoer ons uit den slaap wekt en naar de wallen roept, maar wij rekenen op u. Wij hebben met een handdruk ons verbond bezegeld: wij zijn eendrachtig, toont, dat gij het ook zijt, burgers en burgeressen van Alkmaar! Nogmaals wij rekenen vast op u, dat kunnen wy immers?" En het antwoord op die vraag? „Leve van Teylingen! leve Kabeljauw! leve de Burge meester!" galmt het door de straat. En de mannen dnfkken elkaar om strijd de hand; sommigen zwaaien hun bijlen boven het hoofd rond, en de geestdrift is algemeen. „Liever hongerlijden, dan overgeven!" roepen de vrouwen en uit den mond der kinderen hoort men „dood aan de Spanjaarden." Van Teylingen ls bewogen. „Zou het," spreekt hij, „geen schande zijn, zoo'n burgerij aan den Spanjaard over te leveren, gelijk een schaap ter slachtbank. We kunnen veel doen met zoo vele moedige mannen, met zoo vele beraden vrouwen, en het zal niet gemakkelijk vallen om dien hechten muur te verbreken." Van Teylingen en Kabeljauw, door een menigte bur gers gevolgd, begeven zich naar de Frieschepoort, waar de trompetter nog altijd toeft op antwoord. „Zeg aan uwen heer!" roept van Teylingen hem toe, „dat wij ons nooit overgeven." De trompetter gaat ijlings terug. „Dat is un," roept Kabeljauw, „de formeele oorlogs verklaring. Staat nu pal mannen." 't Is Dinsdag namiddag den len Sejrtember. We zien van der Meij huiswaarts gaan. De man loopt driftig. Tusschenbeiden blijft hij staan: 't is hem aan te zien, dat hij, of een gewichtig besluit moet nemen, of een gevaarlijke daad zal verrichten Maar zie reeds wordt hij bedaarder, en, als hij de deur zijner woning opent, doet hij dat op de gewone rustige manier. De storm in zijn hart, die ook op het gelaat zichtbaar was, is gestild en in zijn oogen leest ge weer de oude vast beradenheid. „Ha, daar heb ik je toch eindelijk van der Meij," zegt de ons bekende IJsbrandt Veerman van Nieuwpoort, „in hoe lang heb ik u niet toegesproken en geen woord van u gehoord." „In hoe langen tijd, vriend Veerma? En nu juist acht dagen geleden, heb ik u toen niet toegeroepen op de wallen." „O, j, maar toegeroepen is nog geen toespreken. Weet ge, wat mij toen verheugde, dat de jonge van Asperen met ons wacht hield. Hij herkende dien spaan3chen hopman dadelijk. „Veerman," riep hij mij toe, „daar komt weer een afgezant: hij wil zeker maar ik her ken hem." Ik dacht eerst, dat de jongeling ijlde, want slaap krijgt hij bijna niet, maar neen! Hij riep den hop man toe: „we willen naar u niet luisteren, gij zijt lui tenant Steenbach. die naar de Spanjolen zijt overge- loopen. Hopman Hennebert stond toen den overlooper te woord, en waarlijk ik mo«t zeggen, men leert bij de Spanjaarden spoedig de kunst van vleien en mooipra ten. „De Tonneschans", riep Steenbach, „ls reeds ver loren, een deel uwer manschappen, die ge toch niet meer houden kunt," en toen..." „Toen .vriend Veerman," valt van der Meij in. „hebt gij u kordaat gehouden. Ge zaagt dat Hennebert luis terde naar den hopman; toen hebt gij de stad gered. Gij hebt de burgers bij elkaar geroepen en het verlei delijk mondgesprek werd afgebroken." „Introuwe van der Meij, gij kunt ook vielen. Maar zie de eere, die ge mij geeft, komt aan van Asperen toe: ook hij zag het weifelen van Hennebert. en riep ons toe: dat ls de hopman, die Haailem heeft verraden! en toen was het immers niet moeilijk om een besluit te nemen!" „Hoe het zij, Veerman! de bui is gelukkig weer over, en ik vind het een flink verbod van Kabeljauw, dat niemand den vijand meer te woord mag staan. Die nu nog zijn ooren niet kan sluiten voor het zoet venijn, heeft kans aan den lijve gestraft te worden." „Hebt ge," vraagt Veerman, „den voorslag van Dirk Duyvel gehoord?" „Helaas ja," antwoordt van der Meij, „maar 't is zaak. om daar niet veel ruchtbaarheid aan te geven. En toch dat voorstel, om alles wat er van waarde in de stad is mee te nemen en dan door den vijand heen te slaan, getuigt niet van vreeze. Duyvel is kort van stof en valt liever den vijand te lijf, dan af te wachten en zich te verschansen. Ik wil het gaarne gelooven, dat een veste verdedigen niet zijn werk is. en hij liever den Spanjool op zee ontmoet en dan aanzeilt, entert, over springt en rondzwaait met zijn slagzwaard, alles in een oogenblik, maar het voorstel van hem konden we toch niet aannemen. We kunnen toch niet alles den Span jaard prijs geven, en..." „Maar Duyvel zal toch niet den verrader spelen van der Meij! Hij is te flink en te dapper tom zoo iets te kunnen bestaan." „Integendeel! hij heeft in de groote vergadering, die op het stadhuis gehouden werd. toen hij merkte, dat zijn voorstel weinig ingang vond, plechtig beloofd, de stad te verdedigen en dat geen Spanjaard binnen de veste zal komen dan over zijn lijk. En die belofte zal hy houden, reken er op!" „De Spanjaard hoopt evenwel nog de stad met mooie praatjes te krijgen, waarom anders verleden Woensdag weer drie herauten naar de stad gezonden? Toen heeft het woord van u. van der Meij, goed gedaan. Dat... „denkt aan Haarlem," was juist ter snede; de Span jolen spoedden zich voort gedreven dooi de uitroepen der burgers en het lossen der roeren." „Nu op mijn beurt Veerman! Die eere niet aan my, maar aan u. Dat... denkt aan Haarlem! hebt gij het eerst uitgeroepen. Maar om op iets anders te komen. Zijt gij bereid een gevaarlijk werk te ondernemen en te leiden ten gunste der burgerij." ..Ja van der Mey, mijn leven heb ik veil. Wat moet ik doen?" ..Laat de zaak voorloopig een geheim blijven. Zorg tien flinke mannen bij elkaar te krijgen, die heden te middernacht goedgewapend bijeenkomen by den Pie terstoren over de Kwakkelbrug." „Ik zal," antwoordt Veerman, „zorgen, dat we er zijn. Uw woord is my genoeg; ten beste der burgery, geef ik mij aan uw leiding over. Indien ik Dirk Kater. Arent Dolling, van Asperen, Kitman eerst maar vroeg." „O, voor de manschappen," zegt van der Meij. „zult gij wel zorgen, die vier, die ge daar noemt, zyn flinke kerels. Nog vijf zulke, en dan zijn we klaat." „Dan stap ik op, van der Mey, om de noodige be schikkingen te nemen dus tot klokke twaalf."

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1929 | | pagina 21