u De Wereldreis van Dicky en Dirrekie Durf SPORT-RECORD. HET ONDEUGENDE JONGETJE UIT HET JAAR 1970 WETENSWAARDIGHEDEN. Aan elk woord, welbewust gesproken of geschreven, hangt een verantwoordelijkheid. Voor elk woord, wel bewust gesproken of geschreven, kan van ons reken schap worden verlangd, niet minder dan voor onze daden. Laten wij nooit vergeten, welk een macht over elkander, ten goede en ten kwade ons met de gave dos woords gegeven is. t o Hoe de wind van 't lot ook waait, Langs ieders pad, in ieders leven Is 't zaad van liefde uitgezaaid. EEN „DESKUNDIG" OORDEEL. (Everybody's Weekly.) Hij: Wat vind je verkeerd in mijn schilderij? Zij: Wel, er staat geen vroolijke mop onder! Een toekomstblik van SIROLF. (Nadruk verboden alle rechten voorbehouden.) Het kleine éóndekkertje kwam met een woest ge brom aanvliegen, en dook, zonder eerst nog even bo ven het huis rond te cirkelen, meteen omlaag en landde loodrecht in het kleine achtertuintje van de middenstandswoning in één van de dichtbevolkte bui tenwijken van Amsterdam, in de buurt van de streek, waar in vroeger jaren het plaatsje Beverwijk had gelegen. Amsterdam had zich reeds lang uitgebreid tot Alkmaar en Hoorn in het Noorden, en naar het Zuiden tot Aalsmeer cn Hoofddorp. Alles wat daar- tusschen lag, was nu volgebouwd met moderne wo ningen, met platte daken en kleine tuintjes, ten einde ihct opstijgen van vliegtuigen en Zeppelientjes in de tuintjes mogelijk te maken. Verkeerswegen waren er niet meer, aangezien er zich natuurlijk geen voer tuigen meer over den weg voortbewogen en alle ver keer door de lucht plaats vond. Uit het éóndekkertje kwam schoorvoetend een jon getje gekropen, met zijn schooltasch in de hand, cn toen hij zijn verbolgen pa in een hoek van het tuintje op zich zag komen afstevenen, kreeg hij een kleur en sloeg de oogen neer. „Hoeveel keer heb ik je dat nu al verboden", riep de Pa woedend uit, terwijl hij driftig op den grond .stampte, „hoeveel keer heb ik je nu al gezegd, dat je eerst rond moet cirkelen voor je daalt, kwajongen?! Om op zoon onbesuisde manier maar uit de lucht te komen vallen! Als nu jo moeder d'r Zeppelientje eens in den tuin had gestaan, wat dan? Dan had het weer brokkenwerk geworden, hè, als je cr boven op was gedaald met dat akelige, ordinaire ééndekkertje van jou, is 't niet zoo? Je weet toch drommels goed, dat je moeder d'r Zeppelientje pas geschilderd is?! Denk je dat het geld me op mijn rug groeit? Is het niet mooi genoeg, dat ik je een eigen ééndekkertje heb gegeven, om mee naar school te gaan?! Andere jongens kunnen met de luchtomnibus gaan eiken morgen!" „Nou ja, pa, maar bijna alle jongens uit do klak hebben een vliegmachientje. Alleen Freekie Snuppers komt maar met de luchtbus. Omdat z'n -pa pas fail liet is 'gegaan. En dat nare ééndekkertje van mij is net zoo oud. Alle jongens houden me voor den gek, omdat ik er niet eens mee locpen kan. Henkie Bot heeft gisteren voor zijn verjaardag van zijn pa een spiksplinternieuwe 800-paards race-vlicgboot ge kregen, waarmee hij zeshonderd kilometer in het uur kan halen, llè toe pa, krijg ik cr ook één? Ze zijn niet eens zoo duur en in de Fransche bazar hebben ze net zulke mooie, hè, toe pa, geef met nou een race-vlieg- bootje van 800 paard!" „Als je niet ophoudt, zal ik je een driedubbele één mans draai om je ooren geven, ondankbare aap!", riep pa dreigend uit. En hij vervolgde: „Jij bent ze ker nu al vergeten, waar we van den zomer in de vacantie naar toe zijn geweest, hè? Jij weet zeker niet meer dat-je eerst pootje gebaaid hebt in de Noor delijke IJszee en dat we daarna met de nieuwe fa milie-Zeppelin naar Yokohama gevlogen zijn, omdat jij met alle geweld je schoolvriendje Tsjing Tsjang Tsjoe wilde opzoeken, nietwaar? En dat we drie keer de aarde hebben om moeten vliegen, omdat die dek- selsche Chinees aldoor precies vertrokken was, als wij aankwamen, nietwaar? Jij vergeet, dat ik je in Batavia mee naar de Artis heb genomen en dat we nog een week in het drijvende Oceaanhotel halfweg EuropaAmerika hebben gelogeerd! Denk je soms, dat dat niets kost? Denk je soms, dat ik alles maar kan betalen van mijn ongelukkige ambte- narensalarisje, wat jou in je hoofd opkomt? De fa- milie-Zeppelien is nog niet eens half afbetaald! Voor uit, vouw je ééndekkertje op, want ik hoor wat brom men, ik geloof dat je moeder er aankomt met d'r Zeppelientje. Die is wezen winkelen, vanmiddag. Wie weet, wat me nu weer boven me hoofd hangt! Als ze naar Fifth Avenue in New York of Oxfordstreet in Londen is geweest, ben ik nog niet gelukkig!" „Ja, pa, het is móéder, ik hoor het aan d'r linker motor, die slaat aldoor over, zeker een vuile bougie", zei het jongetje, dat zijn ééndekkertje netjes had op gevouwen en in een hoekje gelegd, terwijl hij met zijn zakdoek den motor afveegde. Vader en zoon keken omhoog en jawel, daar daalde snel en eenigszins waggelend een helblauw Zeppelientje. Mevrouw wuif de al zenuwachtig naar omlaag, en nauwelijks had ze haar luchtscheepje aan de antenne-paal van de radio gemeerd, of ze sprong uit den gondel en riep opgewonden: „O, mannie, ik heb zoo zalig gewin keld 1" ,Dat zie ik", zei pa, niet erg geestdriftig, „je Zep pelientje is aan alle kanten gedeukt cn geschaafd!" „O ja, mannie", zei mevrouw en wuifde zich koelte toe met een Chineesch zijden doekje, „het was ook zoo druk voor de Groote Bazar in Tokio, en ze hadden er zulke snoezige badpakjes. Ik heb er twee dozijn weten te bemachtigen. Een repzenkoopje, maar drie Universaaldollars per dozijn! O, en zeg mannie.... ik ben volgende week jarig, mag ik een wensch doen?" „Hm," bromde pa, en keek zuinig, „als ik het niet dacht, laat ik me villen. Wat wil je hebben, een nieuwe linkermotor aan je Zeppelientje?" „Hè, nee", pruilde mevrouw, „wat is dat nou voor een snertcadeautjc? Dat geef je aan een luc'htbus- conducteur voor een fooitje. Nee; zeg, mannie, ik zag bij de Bijenkorf toch zoo'n snoezig modem Zeppe- rientjtt, een echt dames-Zcppelïcntje, licht rose, ge garneerd met lichtblauwe gondels en zilvergrijze mo tortjes. O, een snoesje, en spQtgoedlcoop, driedui zend universaaldollartjes maar en je kon 'm in vier jaar afbetalen. En dan gravecren ze er gratis mijn naam in. Hè, toe, mannie, wees nu eens lief voor je vrouwtje „En de familiezeppelin dan?", protesteerde meneer zwakjes. „Och, dat ding houd ik dan voor tusschenbeide, om boodschappen mee te doen en zoo. En dan houd ik dat snoesje van een dames-zeppelientje voor best. Ja, krijg ik 'm?" „We zullen zien", zei meneer flauwtjes' „dan zal ik maar met de luchtbus naar kantoor gaan." En zuchtend ging hij naar binnen, terwijl mevrouw verrukt in de lucht staarde, waar ze zich in haar verbeelding al met haar licht rose zeppelientje zag zweven.... Is het U bekend: d a t in Australië meer dan 2000 tennisvelden van verlichting zijn voorzien, teneinde bij avond te spe len? dat de jninah", een kleine Indische vogel, alle papegaaien moet overtreffen in het nabootsen van de menschelijke spraak? dat er in New York meer dan 39.000 taxi's zijn? dat tot voor ongeveer 70 jaar alle papier gemaakt werd van katoenen en linnen vodden? dat een Duitsch kunstvlieger het record houdt voor het onderste boven vliegen? dat de Noordelijke IJszee gedurende 10 maan den des jaars wegens ijs ontoegankelijk is? dat Werchojansk (Siberië) de koudste plaats ter aarde is, en dat daar de temperatuur in Januari tot meer dan 60 graden Celsius onder nul daalt? EEN LASTIG PROBLEEM (Buen Humor.) Verstrooide filmarti6t: Kon ik me nou maar herinneren waarom ik dien knoop heb gelegd! DE ROYALE. (Brummer.) Maar je kunt die sigaret toch niet meer rooken, nu ze in den modder is gevallen. Neen, maar ik zal ze weer in het doosje doen om ze een vriend te offreeren. 't Maatschappelijk leven eischt snelheid en moed, De eerste te zijn zit den mensch in het bloed! We houden van kracht en vereeren de sport, Maar het hoogste van al is een stevig record, Dan wordt je beroemd en je komt in de krant, Dan ben je de held en het merg van je land, En wat j' ook presteert in het leven ten leste Kampioen is het beste!! Het start-schot weerklinkt en je draaft er vandoor, Het klopt in je keel en het suist in je oor, Plet gaat niet om sport, maar het gaat om den tijd, Zij hijgen en puffen, jij hijgt, maar je leidt! Je ziet in gedachten je glorie omlijnd, De finish, wild staat de tribune overeind, Je brak ©en record in deez' plechtige stonde Eén tiende (0.1) seconde!! De spieren gespannen, het komt er op aan, Die anderen hebben 't ook vaker gedaan! Je streelt cr de biceps, je stoot en hoera!! Dat doet er niet eentje voorloopig je na. De megafonist schreeuwt je naam over 't veld, Je vrienden omstuwen 'je lijf als een held, Z ij stootten de kogel, maar j ij stootte beter Drie honderste (0.03 Meter!! De ruggen gekromd, het gelaat op het stuur, Zoo tollen ze rond langs den levenden muur Van menschen, geschaard langs de hellende baan, Waarlangs d© motoren al daverend gaan.. Daar spurt een naar voren, de anderen opzij, De eindstreep, hij haalt het hij gaat ze voorbij, En men loeit van ontroering, dat die 'et 'em flikte... Eén vierde (1/4) banddikte!! Sportieve vereerders, ziet toe, maar wordt wijs, De waarlijke sport stelt een andere eisch, Vergaapt U niet steeds aan 'n eenzijdig record, Waardeert stelselmatig de sport om de sport! Weet, dat men van 't leven dit saldo verwacht: Een werklust-record door alzijdige kracht!! Want, wat j' ook presteert op het sport-veld ten leste Energie is het beste!! (Nadruk verboden.) October 1929. KROES. 63. I3egrim de wolf hoort ln de verte gerucht en zijn fijne neus ruikt het malsche menschenvleesch van Dicky en Dirrekie. ende sappige biefstukken van Gerrit Gochum. Dus heft Isegrim een gehuil aan dat iemand koude rillingen over zijn rug jaagt. Dirrekie hoort het gehuil en ze bibbert heelemaal van angst. Bibberend met haar tongetje stottert ze: „h... h... h... hoor je 't... een w...w...wolf..." Ook Dicky is ongerust. Hij is maar klein en de wolf heeft een groote muil. Als hij Rood kapje met één hap kon verslinden, dan behoeft hij voor Dicky heusch geen twee happen te nemen. Maar Gerrit, voor op de auto, draait zich om, grinnikt fees telijk en zegt: Haur jullie 't auk...? Daar is ferempel sou'n wollefie op de vlakte... Wait je, wat je doen mot? Je mot em es ls saan neus kietele mlt 'et soeklichle... Denk je dat het helpt? vraagt Dickey nog een beetje benauwd. As 'n segoar, verzekert Gerrit. En waarempel, als Isegrim plotseling het felle licht in zijn oogen krijgt, geeft hij een gil van angst en gaat er van door met zijn staartje tusschen zijn achterpootjes. Het valt hem zelfs mee, dat hij nog niet dood is,.. lailijke bokking hebbe. Ken Je niet auferstaike ach ter ons segaorekis-ie inplaats van flak d'r faur? Is dat spotte mit je laife? Foei, je most je schaome... Wat souwa je frouw en je kindertjes segge, azzie in zes mootjes thuiskwam? Faurult, maok dat je uit me straotje kompt... en gauw maar wat... Baas Haas heeft de preek in allebei zijn lange ooren opgevangen. Nau welijks is Gerrit uitgesproken of hij kart er vandoor, nog harder dan de motorfiets van Luciovicus Lenigheid. Grinnekend kruipt Gerrit weer op zijn oude plekje en commandeert: Sie sau, raad maar door, de baon is weer fra... uit te gaan denkt hij. Een stukje rauw vleesch zou me goed doen... Maar niet alleen Isegrim loert in de struiken; er is ook nog ander gevaarlijk gezelschap. Drie ontzaglijke roovers bewaken den eenigen weg door het bosch. Ze hebben een boom dwars over het pad gelegd en ieder rijtuig, dat er vóór komt, moet stoppen Dan springen plotseling de drie bandieten uit het struik gewas en roepen: je geld of je leven. Zoo hebben ze al een heel fortuin bij elkaar geroofd. Drie dikke geldbuidels hebben ze in het bosch liggen. Als we nog één goede vangst doen, kunnen we dit gevaarlijke leven vaarwel zeggen en eerzaam gaan rentenieren als orde- 64. Een poosje gaat alles gewoon. Alleen wordt het hoe langer hoe donkerder, nu de auto in het midden van het bosch komt Plotseling wipt er een haas over den weg. Hij wil enkel maar oversteken, maar hij wordt onderweg gegrepen en vastgehouden door het felle licht. Vlak voor de auta blijft hij zitten alsof hij zeggen wou: rijdt'me maar over, ik kan toch niet wegkomen! Maar Gerrit roept haastig: „stoppen" en als de auto vlak voor den haas stilstaat gaat Gerrit naar hem toe en geeft hem een geduchte uitbrander: Ja kent de raigels van de wig niet, mannetje, waarschuwt hij. Azzie sau J£urtgaot sè je op 'n choeje dag nog es 'n 62. De auto van Gerrit, Dicky en Dirrekie nadert nu een groot bosch. De zon zinkt al onder de horizon. In het bosch schemert het. Straks zal het heelmaal donker zijn. Isegrim, de wolf, die lekker getukt heeft ln het warme zonnetje, wordt wakker, rekt zich uit en voelt zijn maag knorren. Het wordt tijd om op roof llevende burgers, spreekt de hoofdman Rlnaldo Rinal- dini tot zijn vrienden Mlsaldo Mlssaldinl en Pipaldo Pipaldinl... Dat zet er dus slecht uit voor de arme Dicky en Dirrekie, met hun vriend Gerrit. Zal hij goochem genoeg zijn, om zich daar uit te redden?

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1929 | | pagina 22