Laatonstoch Uwwaschdoen
De Ambtenarenwet.
Een voetreis door Albanië.
AlflUItl NitllS-
LH
Wasscherij S. KROM - Alkmaar.
Uitgevers: N.V. v.h. TRAPMAN Co., Schagen.
Eerste Blad.
DE R00DE -
VINGERAFDRUK.
Woensdag 30 October 1929.
72ste Jaargang No. 8554
1
Dit blad verschijnt viermaal per week: Dinsdag, Woensdag, Donder
dag en Zaterdag. Bij inzending tot 's morgens 8 uur, worden Adver-
tcntiën nog zooveel mogelijk in het eerstuitkomend nummer geplaatst.
POSTREKENING No. 23330. INT. TELEF. No. 20.
Prijs per 3 maanden fl.65. Losse nummers G cent. ADVLBTLN-
TIöN van 1 tot 5 regels f 1.10, iedere regel meer 20 cent (bewijsno.
inbegrepen). Grootere letters worden naar plaatsruimte berekend.
DIT NUMMER BESTAAT ÜIT TWEE BLADEN.
Op 23 October 1.1. werd door de Tweede Kamer aan
genomen het ontwerp-Ambtenarenwet, d.1. het bij Kon.
Boodschap van 21 Juli 1928 ingediende ontwerp, hou
dende regelen betreffende den rechtstoestand van
ambtenaren.
De regeling van den rechtstoestand der ambteanren
ikan men onderscheiden in de regeling van het mate-
r i e e 1 e recht (rechten en plichten van den ambtenaar)
en het f o r m e e 1 e recht (benoeming, bezoldiging, ont
slag enz. van den ambtenaar).
Reeds in 1920 werd een ontwerp betreffende den
rechtstoestand van ambtenaren bij de Staten-Generaal
ingediend. Dit ontwerp bevatte een volledige regeling
zoowel van het materieele als van het formeele ambte
narenrecht Tegen dit ontwerp, dat later is ingetrok
ken, rezen verschillende bezwaren. Men vreesde, dat
het ontwerp op het rijk, zoowel als op de lagere corpo
raties lasten zou leggen, die zij niet zouden kunnen
dragen.
Het ontwerp van 1920 bracht niet alleen een formeel
en materieel ambtenarenrecht; zij werd tevens gedragen
door de gedachte van de centralisatie, zoowel der for
meel- als der materieelrechtelijke regeling. De rechts
verhouding van alle ambtenaren zou door de bepalin
gen der ontworpen wet worden beheerscht,- onverschil
lig of zijn in dienst van den Staat of van eenig ander
lichaam stonden. Dit systeem kan den toets der kritiek
ïiiet doorstaan, het rekent niet met de differentiatie,
die de verscheidenheid der diensten en hun algemeen
of locaal karakter nadert Dat werd reeds, toen het
ontwerp-1920 aan de orde kwam, gevoeld. Zelfs In de
kringen der ambtenaren was men niet blind voor de
consequenties, waartoe een straf doorgevoerde unifor
miteit op het gebied van het materieele recht zou kun
nen voeren. Het thans door de Tweede Kamer aange
nomen ontwerp gaat daarom, voor zoover dit recht
betreft, van het tegenovergestelde standpunt uit. Het
ziet er van af naast het formeede recht ook het mate-
Tieele geheel te regelen. Maar daarom laat het niet na
ten aanzien van het materieele recht de vereischte voor
zieningen te treffen. In die gedeelten, welke, omdat zy
met het algemeene burgerlijke recht samenhangen, al
leen door den. wetgever kunnen worden geregeld, wordt
rechtstreeks voorzien door opneming van bepalingen
omtrent de middelen tot bewaring en verwerkelijking
van recht, t.w. bezoldiging, inhouding van bezoldiging,
beslag op bezoldiging, korting op bezoldiging, overdracht
van het recht op bezoldiging of pensioenen, in-pand-
geving en soortgelijke handelingen.
Daarnaast bevat het ontwerp bepalingen van materi
eel recht, welke inhouden, dat voor de overige gebie
den van materieel ambtenarenrecht, voorzoover ten
aanzien daarvan niet reeds door het bevoegd gezag een
regeling is tot stand gebracht, vanwege het Rijk en
de locale lichamen voorschriften moeten worden vast
gesteld. De onderwerpen, waarop hier gedoeld wordt,
betreffen aanstelling, ontslag, schorsing, bezoldiging,
wachtgeld, diensttijden, verlof en vacantie en aanspra
ken van ziekte, overige rechten en verplichtingen der
ambtenaren, disciplinaire straffen, enz.
Aldus is volgens den Minister een waarborg gescha
pen, dat spoedig voor alle ambtenaren in openbaren
dienst een met de uiteenloopende behoeften der
diensten en der betrokken lichamen rekenend ma
terieel zal worden in het leven geroepen. Hiermede zal
bereikt zijn, wat zoowel het belang van den ambte
naar als het belang van de overheid nadert: gediffe-
rentiëerde regelen zullen hunne verhouding bepalen.
Het tegenwoordige ontwerp vormt daarom een slui
tend geheel, door een logischen opzet gedragen. De
FEUILLETON
Uit het Duitsch van
M ATT Hl AS BLANK.
HOOFDSTUK I.
Deze twee menschen moesten elkaar hier nu eigen
lijk heelemaal niet ontmoeten.
Wie? Een verbaasde blik, een hoofd werd omhoog
gericht en een paar borstelige wenkbrauwen werden
naar elkaar toegetrokken.
Daarginds! Ziet U dat door de zon verbrande ge
zicht met de grijs-blauwe oogen
Bobbie von Matrel?
Kent U hem meneer Friesen?
Hij is immers de broer van Else von Matrei?
Och, ja, ik dacht er niet aan. Ik heb er van ge
hoord. Dus het is waar dat u met juffrouw von Matrei
verloofd bent?
Dat kan ik niet ontkennen, maar officieel wachten
we nog een paar weken.
Ik begrijp het, het wordt zeker een Paaschbood-
schap?
Over het bleeke, smalle gezicht van den officier van
justitie doctor Ernst Friesen, trok een tevreden lachje,
dat als antwoord moest dienen, en Herbert Strugulin
vervolgde
Dan zal ik mijn gelukwenschen nog maar wat uit
stellen. Maar kijk, nu zijn ze vlak bij elkaar. Hoe zou
den ze elkaar begroeten?
Die slanke dame met dat goudblonde haar en met
het gezicht dat zoo doorzichtig blank is?
Mevrouw Kitty Langenbach.
De vrouw van den Consul-Generaal? vroeg dr.
Friesen.
Hij kreeg geen antwoord, doch hij voelde de hand van
procedure in ambtenarenzaken wordt volledig geregeld,
de vaststelling van materieele voorschriften wordt,
voorzoover zij alleen rechtstreeks door den wetgever
kan geschieden, in deze wet gegeven en overigens aan
de daartoe bevoegde organen opgedragen. Dat die or
ganen onderling afwijkende regelingen zullen kunnen
tot stand brengen, wordt door de regeering gaarne er
kend. Die vrijheid moet worden gelaten, zal het mate
rieele ambtenarenrecht niet aan starre eenvormigheid
komen te lijden. Voorzoover de locale regelingen wille
keurige verschillen zouden vertoonen, kan het centrale
gezag eindelijk altijd tegen ongemotiveerde bijzonder
heden maken.
Onder ambtenaar ln den zin van het ontwerp wordt
verstaan hij, die is aangesteld in openbaren dienst om
hier te lande werkzaam te zijn.
Tenzij het tegendeel blijkt, zijn onder ambtenaren ook
gewezen ambtenaren begrepen. Buiten toepassing blij
ven zij, met wien een arbeidsovereenkomst naar burger
lijk recht is gesloten; hun positie wordt beheerscht door
de bepalingen omtrent het arbeidscontract. Voorts blij
ven buiten toepassing degenen die hoewel overigens
ambtenaren in den zin der wet uitdrukkelijk van de
toepassing van het formeele ambtenarenrecht zijn uit
gezonderd, n.1. ministers, leden van Raad van State,
krachtens grondwet of wet voor hun leven aangestelde
ambtenaren en militairen als zoodanig.
Aan den ambtenaar als zoodanig, zijn nagelaten be
trekkingen en rechtverkrijgenden, wordt een beroep op
den administratieven rechter toegekend tegen besluiten,
handelingen of weigeringen (om besluiten te nemen,
bijv.) door een administratief orgaan genomen, ver
richt of uitgesproken. De geheele .rechtsbetrekking tus-
schen overheid en ambtenaren wordt door het ontwerp
als publiekrechtelijk beschouwd, waaruit voortvloeit,
dat de burgerlijke rechter zich voortaan van de ken
nisneming van geschillen, tusschen ambtenaren en
overheid rijzend, heeft te onthouden. De behandeling
van ambtenarenzaken zullen worden opgedragen aan
de ambtenarengerechten en in hooger beroep
aan den Centralen Raad van Beroep te Utrecht De
ambtenaren zullen dezelfde standplaats en hetzelfde
rechtsgebied hebben als de Raden van beroep van de
ongevallenverzekering.
De regeling van het proces berust op dezelfde ge
dachte als die, welke in de Beroepswet is neergelegd.
De organen, die daartoe thans reeds de bevoegdheid
hebben, zijn verplicht het materieele recht hunner amb
tenaren (aanstelling, schorsing, ontslag, bezoldiging,
wachtgeld, etc.) voor zoover dit niet reeds bij of krach
tens de wet is geregeld, vast te stellen en wel binnen
één jaar na de invoering van het bewuste wetsartikel
(125) dat deze verplichting oplegt.
Het door de Tweede Kamer aangenomen ontwerp-
Ambtenarenwet voorziet ongetwijfeld in een behoefte.
Het waarborgt niet slechts, dat het materieele ambte
narenrecht, overal waar dit het geval is, volledig zal
worden geregeld, doch het opent daarnaast den ambte
naren de mogelijkheid hun veronderstelde grieven tegen
te hunnen aanzien genomen besluiten, enz., van admi
nistratieve organen aan het oordeel van een onpar-
tijdigen rechter te onderwerpen. Vooral deze laatste
mogelijkheid zal, ook buiten de gevallen, dat het oordeel
van den ambtenarenrechter werkelijk wordt Ingeroepen,
het gevoel van rechtszekerheid onder de ambtenaren
verhoogen.
A. OVER.
zijn metgezel die hem in opwinding vastgreep, op zijn
arm.
De officier van justitie, doctor Friesen en Herbert
Strugulin, een ineengedoken, breedgeschouderd man met
een kaal geschoren schedel, die door verscheidene lit-
teeken3 den vroegeren corpsstudent verried, stonden bij
den ingang van den wintertuin in het gastvrije huis van
den grooten handelsman Richard von Meister. De win
tertuin was van de salons gescheiden door een breede
gang, met palmen en andere exotische planten aan
weerszijden en daartusschen waren electrische lampjes
opgehangen, zoodat er een gedempt schemerlicht
heerschte die de verlichting van de verderafgelegen ver
trekken des te helderder deed schijnen. En juist in de
volgende kamer, het was de bibliotheek, zagen de beide
heeren de scherpe omtrekken van twee gestalten, door
zijlicht beschenen alsof zij op het tooneel stonden.
Tegen een clubstoel stond de krachtige, pezige figuur
van een man met een gebruind gezicht, wiens huid als
van gelooid leer scheen, en waarmee de hel-blauwe,
energieke oogen een eigenaardig contrast vormden. De
lippen waren smal en dun en stevig op elkaar gedrukt,
het haar was bruin en licht krullend, de krachtige, ge
spierde rechterhand hield nog een boek vast, waarin
Bobbie von Matrei zoo juist gebladerd had en dat hij
nu tegen den rugleuning van een clubstoel gedrukt hield
Uit de deur die naar de muziekkamer leidde, kwam
als in een droom een slanke, jonge vrouw de bibliotheek
binnen; het scheen alsof zij een rustig plaatsje zocht.
Haar gedachten schenen elders en haar groole bruine
oogen zagen alleen het dikke tapijt, waarin haar voe
ten wegzonken. Haar smal gezicht had de matte tint
van oud ivoor, aan de slapen teekenden zich de blauwe
aderen af. het haar was blond als rijp koren. Het ge
zicht had een droomerige, zachte uitdrukking, alleen
een haast onmerkbaar trekken van de mondhoeken ver
ried dat de gedachten van de vrouw niet van opgewek-
ten aard waren.
Een schaduw viel op haar pad, zoodat zij verschrikt
bleef staan, en toen zij opkeek zag zij den eenzamen
man in de bibliotheek die zich blijkbaar uit het gewoel
van de salons teruggetrokken had. Hun blikken ont
moetten elkaar; de twee toeschouwers zagen dat het
Ivoor-kleurige gezicht der trotsche, koude vrouw vuur
rood werd, doch onmiddellijk daarop werd het zoo wit
alsof de laatste droppel bloed er uit verdwenen was. On
OP REIS ZONDER GOEDE KAART. EEN PRIMI-
TIVE WEG. VERDWAALD. DE ALBA
NEES, DIE ONS TERECHT BRACHT.
DE OVERTOCHT OVER DE
RIVIER DE AZZEN. - EEN
KOUDE NACHT BIJ 'T
BIVAK VUUR.
(Particuliere correspondentie.)
Ergens In de Albaneesche bergen, Oct.
We moesten verder naar het zuiden, richting Grlek-
sche grens. Een goede kaart van Albanië bleek niet te
krijgen. Dus moest ik op informatie. Een kaart van de
weinige maar uitstekende automobielwegen baatte me
niet want we wilden niet meer den automobielweg vol
gen. Deze voert van Tirane met een grooten omweg over
Durazzo en dan verder in noordoostelijke richting naar
Elbasan. Tusschen Tirane en Elbasan bestaat ook een
directe verbinding, voor een deel langs een ouden Ro-
meinschen weg. Deze route is volkomen onbegaanbaar,
niet slechts voor automobielen, doch voor alle voertui
gen, zelfs voor ossenwagens. Alleen lastdieren en niet
voor een klein geruchtje vervaarde voetgangers kunnen
deze route volgen. Men waarschuwde ons liever den
omweg over Durazzo te maken, doch ik wilde het minst
bekende deel van het land ook ieeren kennen. Water
zouden we overal genoeg vinden, zelde men ons en le
vensmiddelen waren overal tusschen Tirane en Elbasan
te koop, maar niet overal waren over de rivieren brug
gen, en daar moesten we dan een doorwaadbare plaats
zoeken. Het beste was aan zoo'n rivier te wachten tot
er een Albanees overging en dan te zien, hoe hij ging
en hoe diep in het water. Van alle menschen, die me in
formaties gaven, had niet één ooit zelf den tocht ge
maakt, die zelfs voor de bewoners van Tirane doorgaat
voor een zeer moeilijke onderneming. De weg steeg tot
1000 M., hoe groot de afstand tot Elbasan was, wist
echter niemand met zekerheid. De schattingen liepen
vnn 15 tot 75 K.M.
Het was reeds laat ln den namiddag, toen we alle
formaliteiten voor de verdere reis hadden vervuld (we
moesten een Albaansch en een Grieksch visum hebben),
dat we besloten niet langer te wachten en dadelijk den
tocht te aanvaarden. Mijn reismakker droeg onze we
der tot een rugzak omgevormde bagage. Aan zijn voeten
had hij de halfschoenen, waarmede hij reeds vanaf Joe-
go-Slavië had gemarcheerd. Voor deze gelegenheid wa
ren ze opnieuw bezoold en met vele kleine nagels be
slagen. Bergschoenen had hij niet willen hebben en ik
lachte hem uit om deze halfschoenen met ijzer en hij
lachte om mijn schoenen die volgens hem veel te zwaar
en te weinig elastisch waren. En hij kreeg gelijk. vDe
Albaneezen dragen bij hun bergtochten, zooals me bleek,
sandalen, van onder zoo dicht met kleine spijkertjes
dan zult U beslist
tevreden zijn.
willekeurig deed ze een paar stappen achteruit en hief
afwerend de armen op. Of tegelijkertijd een woord over
haar lippen kwam, konden de beide onwillekeurige ge
tuigen van dit Incident niet hooren; zij keken als ge
boeid naar de scène die hen een tafereel uit een sterk-
dramatische pantomime leek.
De hand van Bobbie von Matrei klemde het boek te
gen de rugleuning van den stoel, zijn smalle lippen
schenen nog smaller te worden; toen maakte hij een
buiging, alsof hij zich wilde verontschuldigen, maar bei
den schenen op dit oogenblik als betooverd. Het scheen
wel of ze geen van tweeën een verlossend woord konden
vinden, alsof zij elkaar wilden ontvluchten en niet kon
den.
Een derde gestalte kwam uit een aangrenzend ver
trek te voorschijn, met snelle schreden, die van onrust
getuigden, kwam het vertrek binnen.
Dat is de Consul-Generaal, fluisterde doctor Frie
sen tegen z'n metgezel.
De man, die de bibliotheek binnenkwam, was klein,
hij had een gladgeschoren gezicht en een frisch uiterlijk.
Zijn gelaat deed eenigszina denken aan het masker van
een tooneelspeler, de schouders waren smal, zijn gang
had Iets wiegends. Hij ging op de jonge vrouw toe en
zei een paar woorden tegen haar, die de twee toeschou
wers niet konden verstaan. Toen wendde hij zich naar
Bobbie von Matrei, boog beleefd, maar met een spot
tende trek om de volle lippen; hij bood zijn vrouw den
arm en zij legde de smalle hand luchtig op den rechter
arm van haar echtgenoot en verliet met hem de biblio
theek.
Toen het tweetal uit het vertrek vertrokken was,
wierp Bobbie von Matrei het boek in den clubstoel, zijn
vuisten balden zich, maar slechts voor een paar secon
den, daarna streek hij met de rechterhand over het voor
hoofd, alsof hij een paar kwellende gedachten wilde weg
strijken, waarna hij in een schellen lach uitbarstte. Toen
liep hi] met snelle schreden de andere deur uit.
De bibliotheek lag nu verlaten; de pantomime was uit.
Doctor Friesen was de eerste van de twee die woorden
vond. Dat is een merkwaardige ontmoeting! Maar
wat heeft dat allemaal te beteekenen? Kunt u mij dat
vertellen?
Weet u dat niet?
Neen! De spelers ln dit drama zijn mij bekend, maar
wat er tusschen hen voorgevallen is, daarvan weet ik
beslagen, dat de zool bijna geheel van ijzer en toch vee-
rend is.
Dien eersten marschdag. die heel laat in den namid
dag aanving, wilden we benutten om zoover mogelijk
te komen, doch ln elk geval wilden we, voor het duister
viel, nog over den Arzen zijn, de breede rivier, die we
moesten doorwaden. Vertrouwend op de onze gedane
mededeelingen, dat we onderweg overal voedsel zouden
kunnen koopen, hadden we slechts een kleine hoeveel
heid levensmiddelen genoeg voor één maaltijd, medege
nomen.
Hoewel het laat in den namiddag was. brandde de zon
nog fel toen we Tirane verlieten. Dozijnen boeren met
witte muts en rooden gordel gingen met hoog beladen
lastdieren dezelfde richting als wij. De eerste tien kilo
meters zagen we nog overal arbeiders werken aan een
nieuwen automobielweg, want Tirane en Elbasan zullen
ook door een directen automobielweg worden verbon
den. Binnen enkele jaren hoopt men met dezen arbeid
gereed te zijn.
Den bestaanden weg, dien wij volgden, begon als een
zandpad door heuvelland. Op enkele plaatsen zat dood
rustig onder een kleurige parasol een Mohammedaan
en verkocht meloenen, die bij de hier heerschende tem
peratuur een weldaad en daarbij niet duur zijn (op het
land ongeveer één cent per pond).
Hoe verder we van Tirane kwamen, hoe verlatener
de weg werd, zoodat we tenslotte niemand meer von
den om de goede richting'te vragen, wat noodig zou
zijn geweest, daar telkens de weg zich splitste en w:y-
wijzers zijn er natuurlijk niet. Toen we een keiweg uit
den Romeinsohen tijd vonden, meenden we zeker te
zijn van onze zaak. De avond begon langzaam te vallen
en naar onze berekening moesten we langzamerhand
toch aan de rivier de Arzen komen. Er was niemand
meer te zien, alleen hoorden we in de verte het beige-
klingel van een kudde schapen. Trouw volgden we den
Romeinschen weg. tot deze plotseling ophield. We
stonden voor een maïsveld. De weg was hier misschien
reeds eeuwen geleden opgebroken docr een boer.
We waren verkeerd, maar hoe nu? Niemand was er
om het te vragen. We wendden onze schreden en volg
den den eersten zijweg, niet meer dan een pad voor
lastdieren, dat ongeveer in zuidelijke richting, die van
Elbasan. ging. Waren we op den goeden weg? We wis
ten het niet, maar vermoedden het.
De weg daalde en in de steeds dichter wordende
schemering stonden we eensklaps voor een breede zil
veren rivier. Dat moest de Arzen zijn. Waar echter
was een doorwaadbare plaats? Weifelend liepen we
langs den oever van het snel stroomende water. Mijn
reismakker, die een uitstekend zwemmer Is, besloot
een overgang te zoeken. Half ontkleedde hij zich en
weldra was hij aan den anderen oever met bagage en
al. Er was een goed doorwaadbare plaats. In het zilveren
schemerlicht kon ik hem nog juist zien staan. Hij
schreeuwde me ook half uit te kleeden en hem wadend
na te komen. Moeizaam begon ik mijn beenkappen los
te maken. De marsch met de kilogrammen zware
schoenen, die mijn voeten aan alle zijden pijn begonnen
te doen, had me al vermoeid. Mijn reismakker ging
het niet snel genoeg en hij schold in vele talen tegelijk.
Op dat oogenblik verscheen er tusschen de struiken
aan den oever een Albanees te paard en hem vroeg ik
den weg naar Elbassan. We waren verkeerd en moes
ten een halven kilometer terug en dan een anderen
weg nemen. Dit schreeuwde lk mijn Deenschen metgezel
die zich aan de andere zijde van den stroom reeds
voor den verderen tocht weder had aangekleed, toe.
Hij moest zich nu weder half ontkleeden om door den
stroom terug te komen, dat hij deed onder een stort
vloed van verwenschingen ln vele talen aan het adres
van alle rivieren, van alle Albaneezen en nog wat. Ik,
aan den oever, lag op mijn rug en lachte, schaterlachte,
wat hem nog boozer maakte.
niets.
Heeft juffrouw von Matrei u dan niets verteld van
de geschiedenis van haar broer?
Ik weet alleen dat hij pas een paar dagen geleden
van een ontdekkingsreis dwars door Brazilië is terug
gekeerd, dat hij veel succes heeft gehad en omvangrijke
wetenschappelijk materiaal verzameld heeft hij heeft
er al verschillende onderscheidingen voor gekregen,
maar dat staat toch zeker niet in verband met de mooie
vrouw van den Consul-Generaal?
In zekeren zin wel. Onze gastheer van vanavond
schijnt er ook niets van geweten te hebben, anders had
hij hen zeker niet beiden uitgenoodigd. Tenslotte is het
gebeurde geen geheim, zoodat ik U dat' best vertellen
kan zonder onbescheiden te zijn, vooral omdat hij Uw
aanstaande zwager is. Maar laten we er bij gaan zitten.
Herbert Strugulin wees naar een divan, die half ver
scholen stond achter groote varens en palmen en toen
zy plaats genomen hadden, begon hij zijn verhaal:
Het is een jaar of drie geleden gebeurd, ik diende
toen als officier in hetzelfde regiment als Bobbie von
Matrei. We lagen in een klein garnizoen aan den Rijn.
Op een keer kwam Bobbie von Matrei van verlof terug,
hij was zoo dol en uitgelaten, dat hy al zyn kameraden
fuifde; hy wist van overmoed niet wat hij doen moest;
er mocht alleen maar champagne gedronken worden en
vroeg in den morgen vertelde hij de oorzaak van zyn
dolle stemming; hij had zich tydens zyn verlof met Kitty
van Felthin verloofd. Zijn overmoed toonde ons hoe zijn
geluk hem bedwelmd had, hy betaalde meer dan duizend
mark enkel aan wijn. Gespeeld heeft hy ook, maar zon
der ook maar een pfenning te winnen, integendeel,
maar zyn verlies scheen hem nog gelukkiger te maken,
want hy zei maar steeds: „Ongelukkig in het spel. ge
lukkig in de liefde.' Telkens weer moesten we op de
gezondheid van Kitty von Feltlin drinken. Toe solide
Bobbie von Matrei anders ook was. dien nacht heeft d9
vreugde hem lichtzinnig gemaakt. Ik zal nooit vergeten
hoe hy lachte als hij over haar sprak, en hoe dikwyls
hij een paar duizend mark-biljetten in het spel gooide,
om ze direct weer kwyt te raken. We mochten hem alle
maal graag lijden en begrepen zijn stemming. Hij moest
zyn geweldige vreugde nu eenmaal, uitvieren! Veertien
dagen later hoorden we ln het garnizoen dat Kitty von
Feltln zich met den rijken Consul-Generaal Richard
Langenbach verloofd had.
I